TOELICHTING
I. Algemeen
1. Inleiding
Met de onderhavige regeling wordt uitvoering gegeven aan de breed gedragen politieke
en maatschappelijke wens om inwoners van de provincie Groningen die overlast hebben
ervaren als gevolg van de gaswinning in het Groningenveld tegemoet te komen. Het maakt
onderdeel uit van het Meerjarenprogramma Aardbevingsbestendig en Kansrijk Groningen1, zoals deze is opgesteld door de Nationaal Coördinator Groningen (NCG). Dit meerjarig
programma bevat alle voorgestelde maatregelen en voorzieningen om de opgave in Groningen
zoals vastgelegd in de diverse relevante bestuurlijke akkoorden op een goede manier
in te kunnen vullen. Het gaat daarbij om concrete maatregelen voor schadeherstel en
het bouwkundig versterken van woningen, monumenten en andere gebouwen; maar ook het
in combinatie hiermee verduurzamen van woningen, het verbeteren van de leefbaarheid
in de dorpen en maatregelen voor de versterking van de regionale economie. Bouwkundig
versterken betekent dat de constructie van een woning structureel sterker wordt en
beter bestand is tegen aardbevingen. Het gaat om maatregelen als het versterken van
de verbindingen tussen de vloeren en wanden, het versterken van vloeren en muren,
het vervangen van muren of het versterken van de fundering.
De NCG is in 2016 een inspectie- en versterkingsprogramma gestart in de kern van het
aardbevingsgebied. Om de versterking goed aan te pakken, moet eerst duidelijk zijn
of en in hoeverre de woningen in een bepaald gebied versterkt moeten worden. Daarom
zijn inspecties van woningen nodig. Op basis van deze inspecties wordt berekend welke
woningen moeten worden versterkt om ze aardbevingsbestendig te maken. De maatregelen
die nodig zijn om de woning te versterken, worden beschreven in een versterkingsadvies.
Dit advies kan ook sloop en nieuwbouw betreffen, omdat dit in bepaalde gevallen een
beter alternatief kan zijn dan het uitvoeren van versterkingsmaatregelen aan de bestaande
woning. De eigenaar van een woning besluit uiteindelijk zelf of de versterkingsmaatregelen
worden uitgevoerd. Als de eigenaar besluit tot uitvoering van de versterking dan wordt
dit vastgelegd in een overeenkomst voor het versterken van de woning tussen de eigenaar
van de woning en de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM).
Op 29 maart 2018 heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat de Tweede Kamer
geïnformeerd dat het kabinet de gaswinning uit het Groningenveld binnen afzienbare
tijd volledig zal beëindigen (Kamerstukken II 2017/18, 33 529, nr. 457). De gevolgen van de afbouw van de gaswinning voor het veiligheidsrisico en de daarmee
samenhangende versterkingsopgave worden geanalyseerd en berekend door de relevante
onderzoeks- en kennisinstellingen. Tevens heeft de minister de Mijnraad verzocht om
voor de zomer van 2018 een advies uit te brengen met een nadere duiding van de rapporten
van deze instellingen. Deze adviezen zullen leiden tot inzicht in de omvang van de
nieuwe versterkingsopgave. Bovendien worden de versterkingsaanpak en de bijhorende
bestuurlijke afspraken aangepast aan de nieuwe situatie met een dalende gaswinning.
Uiteraard staat hierbij ook weer de veiligheid van de Groningers voorop. Het kabinet
heeft bij brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 24 april 2018
aan de Tweede Kamer ook aangekondigd dat het in de tussentijd door wil gaan met de
versterking van gebouwen waarvan de versterking onomkeerbaar is. Dit betekent dat
voor die huizen waarvoor geldt dat de inwoners al een versterkingsadvies hebben ontvangen
of waar de uitvoering van de versterking al gestart is, de lopende versterking in
beginsel zal worden voortgezet.
De onderhavige regeling biedt compensatie voor de overlast veroorzaakt door het uitvoeren
van maatregelen in het kader van het versterkingsprogramma van woningen, die noodzakelijk
zijn als gevolg van de gaswinning in het Groningenveld. Sloop en nieuwbouw maakt deel
uit van het versterkingsprogramma en valt derhalve onder de regeling. De regeling
draagt tevens bij aan een hoofddoel van het meerjarenprogramma, namelijk het toekomstbestendig
maken van de gebouwde omgeving en het ruimtelijk gebied door de energieprestaties
te verbeteren.
De regeling gaat uit van een subsidie van maximaal € 7.000,– per te versterken woning,
in te zetten voor energiebesparingsmaatregelen of een maatwerkadviesrapport. De ambitie
op het gebied van de verduurzaming is dat – indien een woning wordt versterkt – van
de gelegenheid gebruik gemaakt wordt om de woning tegelijkertijd te verduurzamen.
De versterkingsopgave biedt daar immers een goede gelegenheid voor.
Er is € 41,5 miljoen beschikbaar voor de regeling (inclusief uitvoeringskosten). De
mate waarin van de regeling gebruik zal worden gemaakt, is in belangrijke mate afhankelijk
van het aantal te versterken woningen.
De regeling wordt uitgevoerd door het Samenwerkingsverband Noord Nederland (SNN).
Dit is een samenwerking tussen de provincies Groningen, Fryslân en Drenthe, die is
vastgelegd in de vorm van een gemeenschappelijke regeling. SNN was eerder belast met
de uitvoering van de Interimregeling waardevermeerdering van de provincie Groningen
en is belast met de uitvoering van de Regeling waardevermeerdering woningen gaswinning
Groningenveld van de Minister van Economische Zaken en Klimaat.
2. Hoofdlijnen van de regeling
2.1. Doelgroep regeling
De regeling is bedoeld voor eigenaren van woningen die vallen onder het bouwkundig
versterkingsprogramma van woningen als gevolg van de gaswinning in het Groningenveld
en ook daadwerkelijk worden versterkt. Het gaat hier om gebouwen die bestemd zijn
voor bewoning. Een woning die bestemd is voor recreatie is dat niet, zodat voor dergelijke
gebouwen geen subsidie kan worden verkregen. Dit onderscheid wordt gerechtvaardigd
doordat bij permanente bewoning overlast als gevolg van versterking van een andere
orde is, dan bij recreatief gebruik van het gebouw. Van het gebouw dat wordt versterkt,
komt voorts alleen dat gedeelte dat bestemd is voor bewoning in aanmerking voor subsidie.
Ondernemers, zijnde verhuurders van woonruimte, kunnen alleen gebruik maken van de
onderhavige regeling indien zij een de-minimis verklaring kunnen overleggen (zie paragraaf
4). In de praktijk zullen alleen kleinere verhuurders hieraan kunnen voldoen, zodat
woningcorporaties en andere grotere verhuurders geen of slechts in beperkte mate gebruik
kunnen maken van de onderhavige regeling. Wel kunnen zij via de Stimuleringsregeling
energieprestaties huursector (STEP) in aanmerking komen voor een tegemoetkoming voor
energiebesparingsmaatregelen.
2.2. Openstelling en subsidieplafond
Zoals hierboven aangegeven, heeft de regeling een meerjarig karakter. Subsidieplafonds
voor latere kalenderjaren worden voor ingang van het desbetreffende kalenderjaar bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016 is een horizonbepaling
opgenomen. Gekozen is voor de maximale termijn van vijf jaar, waardoor de regeling
vervalt per 28 mei 2023. Zie voorts de artikelsgewijze toelichting bij artikel 9.
Voor 2018 kunnen aanvragen worden ingediend van 28 mei 2018 tot en met 31 december
2018. Evenwel is het mogelijk dat het subsidieplafond in deze periode eerder wordt
bereikt dan op 31 december en dat er om die reden in dat jaar geen subsidie meer verstrekt
kan worden. Het is slechts toegestaan om één aanvraag te doen om de maximale subsidie
van € 7.000,– per woning te verkrijgen.
Het subsidieplafond voor 2018 wordt vastgesteld op € 14 miljoen.
2.3. Omvang subsidie
Het subsidiebedrag is 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 7.000,–
per woning.
2.4. Lijst van subsidiabele maatregelen
De regeling stimuleert de aanschaf, ingebruikname en het uitvoeren van energiebesparende
maatregelen (artikel 3). Deze maatregelen worden uitgevoerd aan de woning, maar kunnen,
afhankelijk van het type maatregel, ook plaatsvinden in het kader van een lokaal energieproject.
Deze ruimte wordt geboden enerzijds omdat de woning van de aanvrager zich niet altijd
leent voor het treffen van de energiebesparingsmaatregelen en anderzijds omdat ook
lokale energieprojecten, waar de aanvrager aan deelneemt, een belangrijke bijdrage
kunnen leveren aan duurzame energieopwekking. Een lokaal energieproject is een project
dat wordt uitgevoerd in een postcodegebied als bedoeld in artikel 47, eerste lid,
onderdeel z, van de Wet belastingen op milieugrondslag. Dit is een gebied (ook wel
postcoderoos genoemd) waarbinnen de postcodes in het postcodesysteem beginnen met
eenzelfde getal van vier cijfers, alsmede de direct aangrenzende gebieden waarbinnen
de postcodes in het postcodesysteem (het systeem, bedoeld in artikel 2, eerste lid,
onderdeel j, van de Postwet 2009, dat wordt gebruikt door de verlener van de universele
postdienst, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel g, van de Postwet 2009) eveneens
beginnen met eenzelfde getal van vier cijfers. Naast bovenstaande maatregelen wordt
subsidie verstrekt voor een maatwerkadvies door een gecertificeerd adviseur. Bij het
opstellen van de lijst met subsidiabele maatregelen is, waar mogelijk, aansluiting
gezocht bij bestaande rijksregelgeving op dit terrein. Dit zijn het subsidie-instrument
investeringssubsidies voor kleine installaties voor duurzame energieproductie (ISDE)2, de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis en de Regeling waardevermeerdering
woningen gaswinning Groningenveld. De maatregelen uit de ISDE zijn zelfs identiek
aan die in de onderhavige regeling, om welke reden in artikel 3 deels wordt verwezen
naar dit subsidie-instrument. Wijzigingen in de ISDE werken dan ook automatisch door
in deze regeling. De maatregelen zijn voorts voor een belangrijk deel vergelijkbaar
met die uit de Regeling waardevermeerdering woningen gaswinning.
2.5. Eenvoudige uitvoering
De regeling is zodanig vormgegeven dat deze tot zo min mogelijk administratieve lasten
voor aanvragers leidt. Tegelijkertijd zijn, zoals te doen gebruikelijk, wel afdoende
waarborgen tegen mogelijk misbruik opgenomen. Aanvragen worden ingediend bij het Samenwerkingsverband
Noord-Nederland (SNN), Postbus 779, 9700 AT Groningen of digitaal met gebruik van
het digitale loket op de website www.snn.eu. Het streven is om de aanvragers hierbij zo veel als mogelijk te ondersteunen, bijvoorbeeld
door via een machtiging namens hen de aanvraag in te dienen. Bij een digitale aanvraag
melden aanvragers zich aan in het E-Loket (elektronisch aanvraagloket) van SNN. Particulieren
melden zich aan met behulp van DigiD. Aanvragers anders dan particulieren melden zich
aan met behulp van E-Herkenning. Aanvragers kunnen hun aanvragen met andere aanvragen
bundelen en op hetzelfde moment indienen, zodat er, zoveel als mogelijk, tegelijkertijd
op deze aanvragen zal worden beslist. Ook bij een digitale aanvraag wordt deze mogelijkheid
geboden. Dit wordt mogelijk gemaakt omdat bijvoorbeeld deelnemers in een lokaal energieproject
er, gelet op de voortgang van het project, belang bij hebben dat op hetzelfde moment
duidelijk wordt of de aanvragen van de verschillende deelnemers worden gehonoreerd.
De procedure gaat na indiening van de aanvraag als volgt:
-
– In het aanvraagformulier wordt aangegeven welke maatregelen getroffen worden.
-
– Op een subsidieaanvraag wordt op grond van artikel 26 van het Kaderbesluit nationale
EZ-subsidies uiterlijk acht weken na ontvangst van de volledige aanvraag een beschikking
gegeven.
-
– Op grond van artikel 45, tweede lid, gelezen in combinatie met artikel 47, eerste
en derde lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies, wordt binnen twee weken
na de datum van de beschikking tot subsidieverlening een voorschot verstrekt van 100%
van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 7.000,– per woning.
-
– Een energiebesparingsmaatregel waarvoor subsidie is verleend, moet binnen achttien
maanden na de datum van de beschikking tot subsidieverlening zijn aangebracht of geïnstalleerd
en in gebruik genomen. Het maatwerkadviesrapport moet binnen deze termijn zijn opgeleverd.
Dit volgt uit artikel 7 van de regeling. Als aanvragers de maatregelen niet binnen
deze termijn aanbrengen of installeren en in gebruik nemen, dan wel indien het maatwerkadviesrapport
niet binnen deze termijn is opgeleverd, zijn zij op grond van artikel 36a van het
Kaderbesluit nationale EZ-subsidies verplicht dit te melden aan de minister. Achteraf
kan worden gecontroleerd of de maatregelen tijdig zijn aangebracht of geïnstalleerd
en in gebruik genomen, dan wel dat het maatwerkadviesrapport is opgeleverd, bijvoorbeeld
door het opvragen van bewijzen.
-
– De subsidie wordt na achttien maanden na verlening van de subsidie ambtshalve vastgesteld.
Hiervoor is geen aparte aanvraag tot subsidievaststelling nodig. Dit volgt uit artikel
50, negende lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies aangezien in de regeling
geen andere wijze van vaststelling is opgenomen. Dit is in lijn met artikel 7 van
de Regeling van de minister-president, minister van Algemene Zaken, van 15 december
2009, houdende vaststelling van Aanwijzingen voor subsidieverstrekking3 en het daarop gebaseerde Raamwerk uitvoering subsidieregelingen dat subsidies van
minder dan € 25.000,– worden verstrekt via het ‘one touch’-principe. Na de aanvraag
voor subsidie volgt de verlening en nadien de ambtshalve vaststelling van de subsidie.
-
– Indien daartoe aanleiding is, kan na ambtshalve vaststelling overeenkomstig artikel
4:49 van de Algemene wet bestuursrecht tot terugvordering worden overgegaan.
2.6. Afwijzingsgronden
De regeling kent, in aanvulling op de gronden uit het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies,
drie aanvullende afwijzingsgronden. Indien voor dezelfde woning reeds subsidie is
verstrekt op grond van de onderhavige regeling, kan voor die woning niet opnieuw een
subsidie worden verkregen. Het is slechts toegestaan om één aanvraag te doen om de
maximale subsidie van € 7.000,– per woning te verkrijgen. Voorts komen gebruikte installaties
niet voor subsidiëring in aanmerking, omdat deze onvoldoende bijdragen aan de energiebesparingsdoelen
van deze regeling. Tot slot moet de aanvraag binnen een jaar na afronding van de versterking
zijn ingediend. Indien de versterking reeds heeft plaatsgehad voor de inwerkingtreding
van deze regeling (28 mei 2018), geldt hiervoor een termijn van twee jaar na afronding
van de versterking.
2.7. Cumulatie
Subsidie voor energiebesparingsmaatregelen op grond van de onderhavige regeling kan,
op grond van deze regeling, gecombineerd worden met subsidies die op grond van andere
regelingen zijn verstrekt. Dit kunnen zowel rijksregelingen als regelingen van andere
overheden zijn. Voor de rijksregelingen kan in het bijzonder worden gedacht aan de
reeds in paragraaf 2.4 genoemde ISDE, Subsidieregeling energiebesparing eigen huis
en Regeling waardevermeerdering woningen gaswinning Groningenveld. Dit wil zeggen
dat de onderhavige regeling er niet aan in de weg staat dat voor de getroffen maatregelen
ook subsidie is verkregen op grond van een andere regeling. Of de andere regeling
eveneens een dergelijke cumulatie toelaat, zal moeten blijken uit de desbetreffende
regeling.
De samenloop kan er in ieder geval niet toe leiden dat meer subsidie kan worden verkregen
dan 100% van de subsidiabele kosten. Dit is verzekerd door artikel 6 van het Kaderbesluit
nationale EZ-subsidies. Het bovenstaande geldt ook voor fiscale regelingen op grond
van de Wet belastingen op milieugrondslag.
3. Regeldruk
De regeling is beschikbaar voor woningeigenaren (particulier of verhuurders). Deze
regeling levert administratieve lasten op voor aanvragers van de subsidie. Aanvragers
kunnen de subsidie aanvragen nadat zij de versterkingsovereenkomst, bedoeld in artikel
2, eerste lid, overleggen waaruit blijkt dat zij binnen de versterkingsopgave vallen
en de versterking ook wordt uitgevoerd. Dit stuk is reeds beschikbaar, zodat dit geen
extra administratieve lasten oplevert. Voorts dient bij de aanvraag onder meer de
onderbouwing van in het aanvraagformulier vermelde kosten te worden overgelegd, blijkende
uit een door de aanvrager en de aannemer of leverancier aanvaarde offerte of opdrachtbevestiging
met daarop vermeld de datum van aanvang van de werkzaamheden, respectievelijk levering
van de installatie, van maximaal twee maanden oud, respectievelijk een factuur en
daarbij behorend betalingsbewijs. Inzake het maatwerkadviesrapport moet worden overgelegd
een door de aanvrager aanvaarde offerte of een opdrachtbevestiging van een gecertificeerd
adviseur met daarop vermeld de datum van oplevering van het maatwerkadviesrapport,
van maximaal twee maanden oud, respectievelijk een factuur en het daarbij behorende
betalingsbewijs. De aanvraag van de subsidie kan digitaal gebeuren. Het doen van de
subsidieaanvraag, inclusief het lezen van de informatie op de website van SNN, kost
de aanvrager ongeveer 120 minuten. Bij een standaard tarief voor burgers van € 15,–
per uur en voor bedrijven van € 37,– per uur kost dit de aanvrager derhalve € 30,–
respectievelijk € 74,–.
De verwachting is dat zich in 2018 maximaal 2.000 aanvragers zullen melden. Hiervan
zal ca. 1% (derhalve 20 aanvragers) niet-particuliere aanvragers betreffen. De totale
administratieve lasten van de subsidieaanvraag komen daarmee op € 60.880,– (1.980
maal € 30,– = € 59.400,– plus 20 maal € 74,– = € 1.480,–). Dat is 0,4% van het totaal
beschikbaar gestelde subsidiebedrag in 2018.
4. Staatssteun
De onderhavige subsidie kan, indien deze wordt verstrekt aan een onderneming, hetgeen
bij een verhuurder het geval zou kunnen zijn, worden aangemerkt als staatssteun. Deze
subsidie kan evenwel op grond van de de-minimisverordening tot een bepaald maximum
wel worden verstrekt indien de aanvrager/ondernemer bij de aanvraag een de-minimisverklaring
overlegt, waaruit blijkt dat de aangevraagde subsidie geheel of gedeeltelijk kan worden
verleend zonder dat sprake zal zijn van overtreding van de voorschriften van de Europese
Unie ter zake van de verstrekking van overheidssteun (zie artikel 8, tweede lid).
In het algemeen geldt dat per zelfstandige onderneming over een periode van drie achtereenvolgende
belastingjaren maximaal € 200.000,– de-minimissteun ontvangen mag worden.
II. Artikelsgewijs
De artikelen in deze regeling worden hieronder waar nodig toegelicht.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Artikel 1 bevat begripsomschrijvingen. Deze gelden in aanvulling op de begripsomschrijvingen
uit artikel 1 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies.
Artikel 2. Subsidie voor energiebesparingsmaatregelen en maatwerkadviesrapport
Op grond van artikel 2 van de Kaderwet EZ-subsidies kan de minister krachtens ministeriële
regeling subsidie verstrekken op – onder meer – het terrein van energie en duurzaamheid.
Deze regeling strekt daartoe. In artikel 2 van deze regeling is de bevoegdheid van
de minister neergelegd om subsidie te verstrekken voor energiebesparingsmaatregelen
en een maatwerkadviesrapport aan eigenaren van woningen die vallen onder het bouwkundig
versterkingsprogramma van woningen als gevolg van de gaswinning in het Groningenveld
en ook daadwerkelijk worden versterkt.
Artikel 3. Subsidiabele kosten
Subsidie voor een energieadvies wordt alleen verstrekt als dit in de vorm is van een
officieel maatwerkadviesrapport. Een maatwerkadviesrapport wordt gegeven door een
bedrijf dat gecertificeerd is volgens de Beoordelingsrichtlijn (BRL) 9500, deel 02.
Dit bedrijf (de certificaathouder) laat de opname van de woning doen door een gecertificeerd
EPA-adviseur. Dit is een persoon die voldoet aan de eisen van vakbekwaamheid zoals
opgenomen in de beoordelingsrichtlijn.
Artikel 10, tweede lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies bevat de hoofdregel
dat vóór indiening van de aanvraag door de subsidieontvanger gemaakte kosten niet
voor subsidie in aanmerking komen. Op grond van artikel 15 van het Kaderbesluit nationale
EZ-subsidies kan hiervan bij ministeriële regeling worden afgeweken. Hiervan is gebruik
gemaakt in artikel 3, tweede lid, waardoor ook kosten voor subsidie in aanmerking
komen die vóór indiening van de aanvraag zijn gemaakt, mits wordt voldaan aan artikel
3, tweede lid. Dit artikellid bepaalt dat de kosten die zijn gemaakt ter voldoening
aan een contractuele verplichting die is aangegaan na de datum van ondertekening van de versterkingsovereenkomst, bedoeld in artikel 2,
eerste lid, maar vóór indiening van de aanvraag, ook subsidiabele kosten zijn. Indien
de versterkingsovereenkomst bijvoorbeeld is ondertekend op 1 december 2017 en de subsidieaanvraag
wordt ingediend op 1 mei 2018, komen ook de kosten in aanmerking die zijn gemaakt
ter voldoening aan een contractuele verplichting die is aangegaan in de periode van
1 december 2017 tot en met 1 mei 2018. De ratio hiervan is dat het na het moment van
de ondertekening van de versterkingsovereenkomst voor de aanvrager duidelijk kon zijn
dat er aanspraak zou ontstaan op subsidie op grond van de onderhavige regeling, die
reeds was aangekondigd. Hierdoor houdt een contractuele verplichting die na die datum
is aangegaan verband met de onderhavige regeling, zodat de kosten die daaruit voortvloeien
voor subsidie in aanmerking kunnen worden gebracht.
Op grond van artikel 10, vierde lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies,
worden de kosten in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien de
subsidieontvanger die de kosten heeft gemaakt, omzetbelasting niet in aftrek kan brengen.
Zie voorts paragraaf 2.4 van deze toelichting.
Artikel 4. Hoogte van de subsidie
Zie hiervoor paragraaf 2.3 van deze toelichting.
Artikel 5. Afwijzingsgronden
Afwijzingsgronden zijn reeds vastgesteld in de artikelen 22 en 23 van het Kaderbesluit
nationale EZ-subsidies. Op grond van artikel 25 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies
kunnen bij ministeriële regeling andere afwijzingsgronden worden opgenomen. In artikel
5 zijn aanvullende afwijzingsgronden opgenomen.
Zie hiervoor ook paragraaf 2.6 van deze toelichting.
Artikel 6. Subsidieplafond
In artikel 6, tweede lid, is de wijze van verdeling van het subsidieplafond geregeld.
Deze verdeling gebeurt op volgorde van binnenkomst van de aanvragen. In artikel 27,
eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies is geregeld dat in dat geval
de aanvraag die het eerst is binnengekomen, het eerst voor subsidie in aanmerking
komt. Een aanvraag geldt als binnengekomen op het moment waarop de aanvraag volledig
is (artikel 27, tweede lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies). Door de
keuze van de wijze van verdeling van het subsidieplafond is tevens geregeld dat de
termijn waarbinnen de minister een beschikking afgeeft overeenkomstig artikel 26 van
het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies acht weken is.
Indien op de dag dat het subsidieplafond wordt bereikt meer dan één aanvraag wordt
ontvangen, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel
van loting (artikel 27, derde lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies).
Op grond van artikel 4:25, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt een
subsidie geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond
zou worden overschreden.
Zie voorts paragraaf 2.2 van deze toelichting.
Artikel 7. Verplichtingen van de subsidieontvanger
De verplichtingen van de subsidieontvanger zijn reeds neergelegd in hoofdstuk 11 van
het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies. De verplichtingen neergelegd in het Kaderbesluit
nationale EZ-subsidies, kunnen bij de beschikking tot subsidieverlening nader worden
uitgewerkt. Op grond van artikel 44 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies kunnen
bij ministeriële regeling andere verplichtingen worden opgelegd en verplichtingen
uit hoofdstuk 11 niet van toepassing worden verklaard. In aanvulling op de zorgplicht
voor een verantwoord gebruik van de uit de gesubsidieerde activiteiten voortvloeiende
resultaten, opgenomen in artikel 40 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies wordt
in artikel 7 bepaald dat een energiebesparingsmaatregel waarvoor subsidie is verleend,
binnen achttien maanden na de datum van de beschikking tot subsidieverlening moet
zijn aangebracht of geïnstalleerd en in gebruik genomen. Het maatwerkadviesrapport
moet binnen deze termijn zijn opgeleverd.
Het is redelijk dat de aanvrager binnen een niet te lange termijn na het verlenen
van de subsidie de werkzaamheden waarvoor de subsidie is verleend, daadwerkelijk uitvoert.
De aanvrager krijgt immers ook binnen twee weken na de verlening van de subsidie de
beschikking over de subsidiemiddelen door middel van betaling van een voorschot van
100%. Het is voorts wenselijk deze termijn niet te lang te maken, omdat er na afloop
van deze termijn ook controle door SNN kan plaatsvinden op de naleving van de regeling.
De aanvragers zullen in die periode de beschikking moeten hebben over bewijsmiddelen.
De uitvoeringstermijn is achttien maanden na het verlenen van de subsidie. Voor deze
ruime termijn is gekozen omdat de uitvoering van de maatregelen, afhankelijk van de
maatregelen die de woningeigenaar wenst te treffen, beïnvloed kan worden door het
tempo van de uit te voeren versterking. De verwachting is dat de versterking in de
meeste gevallen ruim binnen de termijn van achttien maanden zal zijn uitgevoerd.
Mocht de versterking echter onverhoopt toch vertraging oplopen, dan voorziet de regeling
in de mogelijkheid van verlenging van de uitvoeringstermijn voor het treffen van de
energiebesparingsmaatregelen. Hiertoe moet de aanvrager een verzoek indienen. De uitvoeringstermijn
wordt in dat geval zes maanden vanaf de datum van afronding van de versterking.
Ook in aanvulling op de zorgplicht wordt bepaald dat een energiebesparingsmaatregel
niet binnen twaalf maanden na de subsidievaststelling mag worden vervreemd. De subsidieontvanger
die subsidie heeft ontvangen ter zake van een lokaal energieproject, vervreemdt de
deelneming aan een lokaal energieproject waarvoor subsidie is verleend niet binnen
vijf jaar na de datum van de subsidievaststelling.
Artikel 8. Informatieverplichtingen
Een subsidie moet op grond van artikel 19 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies
worden aangevraagd met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar
gesteld wordt. De minister kan nadere eisen aan de aanvraag stellen. In artikel 8
zijn deze regels gesteld ten aanzien van de gegevens die ten minste in de aanvraag
opgenomen moeten zijn.
Omdat zowel subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die nog moeten plaatsvinden,
als voor activiteiten die al hebben plaatsgevonden (zulks met inachtneming van artikel
3, tweede lid), kan een onderbouwing van de kosten blijken uit een door de aanvrager
aanvaarde offerte of opdrachtbevestiging van de aannemer of leverancier met daarop
vermeld de datum van aanvang van de werkzaamheden, respectievelijk levering van de
installatie, van maximaal twee maanden oud, respectievelijk een factuur en betalingsbewijs.
De offerte kan ook onderdeel uitmaken van de versterkingsovereenkomst. Inzake het
maatwerkadviesrapport moet worden overgelegd een door de aanvrager aanvaarde offerte
of een opdrachtbevestiging van een gecertificeerd adviseur met daarop vermeld de datum
van oplevering van het maatwerkadviesrapport, van maximaal twee maanden oud, respectievelijk
een factuur en het daarbij behorende betalingsbewijs. Tevens moet worden overgelegd
een kopie van een actueel bankafschrift of een bankpas ter verificatie van het bankrekeningnummer.
Artikel 9. Staatssteun
Zie paragraaf 4 van deze toelichting.
Artikel 10. Horizonbepaling
Met het opnemen van een vervaltermijn in artikel 9 wordt gehandeld overeenkomstig
artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016. Hierin is geregeld dat een
subsidieregeling vervalt binnen vijf jaar na inwerkingtreding van de regeling. Dat
wil niet zeggen dat na ommekomst van die termijn niet opnieuw een vergelijkbare subsidieregeling
kan worden vastgesteld, maar daarvoor moet dan de procedure van artikel 4.10, zesde
lid, van de Comptabiliteitswet 2016 in acht worden genomen. Hiertoe moet een ontwerp
van die subsidieregeling ter kennis worden gebracht aan de Tweede Kamer en kan deze
eerst dertig dagen nadien worden vastgesteld.
Artikel 11. Inwerkingtreding
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de regeling.
De regeling treedt in werking met ingang van 28 mei 2018, hetgeen geen vast verandermoment
is als bedoeld in aanwijzing 4.17, tweede lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.
Voorts wordt afgeweken van de regel dat tussen de publicatiedatum en het tijdstip
van inwerkingtreding een termijn van minimaal twee maanden in acht wordt genomen.
Deze afwijkingen worden gerechtvaardigd doordat de doelgroep van deze regeling gebaat
is bij een spoedige inwerkingtreding, waarvoor afwijking volgens aanwijzing 4.17 wegens
de eerste uitzonderingsgrond van het vijfde lid in dit geval is toegestaan.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes