Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 4 mei 2018, WBV 2018/2, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf B1/6.2.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

6.2.1. Hoofdverblijf

De IND beoordeelt of de vreemdeling het hoofdverblijf, als bedoeld in artikel 18, eerste lid, aanhef en onder a, Vw, heeft verplaatst aan de hand van feiten en omstandigheden van feitelijke aard.

De IND neemt in ieder geval aan dat sprake is van verplaatsing van het hoofdverblijf buiten Nederland als één van de volgende gevallen zich voordoet:

  • a. de vreemdeling heeft bij zijn vertrek uit Nederland gebruikgemaakt van een remigratieregeling, waaronder een regeling van de Remigratiewet;

  • b. de vreemdeling heeft meer dan zes achtereenvolgende maanden buiten Nederland verbleven, tenzij hij aannemelijk maakt dat de overschrijding van deze zes maanden te wijten is aan omstandigheden die buiten zijn schuld zijn gelegen; of

  • c. de vreemdeling heeft voor het derde achtereenvolgende jaar meer dan vier achtereenvolgende maanden buiten Nederland verbleven, tenzij hij aannemelijk maakt dat het centrum van zijn activiteiten niet naar het buitenland is verlegd.

Ad b.

De IND merkt verblijf buiten Nederland als gevolg van detentie aan als een omstandigheid die te wijten is aan de vreemdeling, mits de detentie het gevolg is van een daadwerkelijke rechterlijke veroordeling voor het plegen van een strafbaar feit. Bij lagere strafoplegging door een hogere rechterlijke instantie wordt het gedeelte van de straf dat ten onrechte is opgelegd, buiten beschouwing gelaten.

De IND merkt verblijf buiten Nederland als gevolg van detentie niet aan als een omstandigheid die te wijten is aan de vreemdeling als de detentie het gevolg is van een veroordeling wegens een gedraging die in Nederland niet strafbaar is gesteld.

De IND neemt aan dat geen sprake is van verplaatsing van het hoofdverblijf buiten Nederland als de vreemdeling:

  • a. een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd heeft in het kader van studie aan het hoger onderwijs en in het kader van de voltooiing van zijn studie in Nederland tijdelijk hoger onderwijs in het buitenland gaat volgen. Tijdelijkheid wordt niet aangenomen als de periode van het volgen van hoger onderwijs in het buitenland langer is dan een jaar aaneengesloten;

  • b. een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd heeft in het kader van studie aan het hoger onderwijs en bij de IND is gemeld dat er sprake is van mobiliteit binnen de Europese Unie waarbij de vreemdeling ten hoogste 360 dagen per lidstaat een deel van de studie in één of meerdere tweede lidstaten volgt in het kader van de voltooiing van zijn studie in Nederland;

  • c. een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd heeft voor het verrichten van arbeid die geheel of gedeeltelijk buiten Nederland plaatsvindt;

  • d. de echtgenoot/partner is van een ambtenaar, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 8, derde of vierde lid, van het reglement van dienst van het Ministerie van BUZA, die uitgezonden is (geweest) naar een Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland;

  • e. is achtergelaten in het land van herkomst en zich zo snel mogelijk tot de Nederlandse overheid (gemeente, diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging, IND of Vreemdelingenpolitie) heeft gewend om naar Nederland te kunnen terugkeren;

  • f. Nederland heeft verlaten voor de vervulling van de militaire dienstplicht en binnen zes maanden na beëindiging van de dienstplicht naar Nederland is teruggekeerd;

  • g. een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘arbeid als kennismigrant’ heeft en niet langer dan acht maanden arbeid buiten Nederland verricht mits de vreemdeling aan de voorwaarden van de verblijfsvergunning blijft voldoen;

  • h. een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘wetenschappelijk onderzoek in de zin van richtlijn 2005/71/EG’ of ‘onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801’ heeft en bij de IND is gemeld dat er sprake is van mobiliteit binnen de Europese Unie waarbij de vreemdeling een deel van het onderzoek in één of meerdere tweede lidstaten uitvoert en de gastovereenkomst met de Nederlandse onderzoeksinstelling als bedoeld in artikel 10 van richtlijn (EU) 2016/801 geldig blijft;

  • i. een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘vermogende vreemdeling’ heeft en niet langer dan acht maanden buiten Nederland verblijft mits de vreemdeling aan de voorwaarden blijft voldoen;

  • j. een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder de beperking ‘overplaatsing binnen een onderneming’ heeft en op basis van die vergunning voor korte- of lange-termijnmobiliteit verblijft in een andere lidstaat van de Europese Unie; of

  • k. een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid’ heeft en bij de IND is gemeld dat er sprake is van mobiliteit binnen de Europese Unie waarbij de vreemdeling als gezinslid de onder h. genoemde onderzoeker vergezelt wanneer deze een deel van het onderzoek in één of meerdere tweede lidstaten uit gaat voeren, of de onder j. genoemde werknemer vergezelt wanneer deze voor lange-termijnmobiliteit verblijft in een andere lidstaat van de Europese Unie.

Ad d.

Wat ‘zo snel mogelijk’ is, beoordeelt de IND per geval, waarbij de IND rekening houdt met de moeilijkheden die de positie van de achtergelaten vreemdeling met zich heeft meegebracht.

B

Paragraaf B2/2.4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.4. Europees Vrijwilligerswerk

Nederland heeft zich in Europees verband gecommitteerd aan de uitvoering van het uitwisselingsprogramma ‘Youth in Action’, waarvan Europees vrijwilligerswerk deel uitmaakt. In het kader van Europees vrijwilligerswerk kunnen jongeren – waaronder jongeren afkomstig van buiten de EU – voor ten hoogste 1 jaar vrijwilligerswerk doen in Nederland. Het Nationaal Agentschap voor het Europees vrijwilligerswerk is ondergebracht bij het Nederlands Jeugdinstituut (NJi). De uitwisselingsorganisatie moet erkend zijn door de IND. De aanvraag voor een verblijfsvergunning wordt ingediend door de erkende uitwisselingsorganisatie. De IND neemt aan dat de jongere die in Nederland verblijft, niet zelfstandig in zijn levensonderhoud kan voorzien als bedoeld in artikel 3.24a VV als een beroep wordt gedaan op de algemene middelen.

C

Paragraaf B2/4.4 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden:

4.4. Europees vrijwilligerswerk

De IND beschouwt een door de uitwisselingsorganisatie en de vreemdeling ondertekende overeenkomst als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling voldoet aan de voorwaarde als bedoeld in artikel 3.43, vierde lid, Vb. In de overeenkomst moeten de onderdelen uit artikel 3.24, vijfde lid, VV zijn opgenomen.

D

Hoofdstuk B3 Studie Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

B3. STUDIE

1. Inleiding

In dit hoofdstuk zijn de beleidsregels opgenomen die gelden voor vreemdelingen die in Nederland willen verblijven voor het volgen van een opleiding aan een onderwijsinstelling voor:

  • hoger onderwijs;

  • middelbaar beroepsonderwijs; of

  • voortgezet onderwijs.

De beleidsregels zijn een aanvulling op of een uitwerking van de volgende artikelen uit het Vb en VV:

  • artikel 3.3, 3.41, 3.87a, 3.91b en 4.47 Vb;

  • artikelen 3.21, 3.22, 3.23, 4.20 en 4.24 VV.

De beleidsregels over mobiliteit binnen de Europese Unie van studenten zijn een aanvulling op of een uitwerking van de artikelen 8 en 12 uit de Vw.

2. Beleidsregels
2.1. Hoger onderwijs

De IND verstaat onder geaccrediteerd onderwijs in de zin van artikel 3.41 Vb onderwijs conform artikel 5.2 van de Gedragscode internationale student hoger onderwijs.

Mobiliteit binnen de Europese Unie van studenten

Binnen deze vorm van mobiliteit voor studenten is een onderscheid te maken tussen:

  • Uitgaande mobiliteit, waarbij de IND aan de vreemdeling een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘Studie’ heeft verleend en Nederland de eerste lidstaat is; of

  • Inkomende mobiliteit, zoals bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, Vb, waarbij aan de vreemdeling een verblijfsvergunning voor studie is verleend door een andere lidstaat binnen de Europese Unie en Nederland de tweede lidstaat is.

Bij mobiliteit voor studenten moet altijd sprake zijn van een uniaal of multilateraal programma met mobiliteitsmaatregelen of een overeenkomst tussen twee of meer instellingen voor hoger onderwijs op grond waarvan de vreemdeling voor de duur van maximaal 360 dagen per tweede lidstaat of lidstaten mag verblijven zoals bedoeld in artikel 31, eerste lid van richtlijn (EU) 2016/801.

Uitgaande mobiliteit

De erkende referent is verplicht om, indien de vreemdeling in het bezit is van een door de IND afgegeven verblijfsvergunning regulier voor studie en hij een deel van het onderwijsprogramma gaat volgen in één of meerdere tweede lidstaten, uiterlijk vier weken voor aanvang van de uitgaande mobiliteit alle volgende informatie te melden bij de IND:

  • De verwachte duur van de mobiliteit met de verwachte begin- en einddatum;

  • In welke tweede lidstaat of lidstaten de vreemdeling een deel van het onderwijsprogramma gaat volgen;

  • Of de vreemdeling aansluitend terugkeert naar Nederland als eerste lidstaat en zo ja, wanneer hij verwacht terug te keren; en

  • Van welk uniaal of multilateraal programma met mobiliteitsmaatregelen of overeenkomst tussen twee of meer instellingen voor hoger onderwijs de vreemdeling gebruik maakt.

Inkomende mobiliteit

De IND verschaft na ontvangst van een kennisgeving, als bedoeld in artikel 4.47, eerste lid, Vb respectievelijk artikel 4.47 vierde lid, Vb, desgevraagd een verblijfssticker waaruit het rechtmatig verblijf blijkt, mits aan de voorwaarden voor inkomende mobiliteit is voldaan:

  • De vreemdeling is in het bezit van een geldige door een andere lidstaat van de Europese Unie afgegeven verblijfsvergunning vanwege studie;

  • Het verblijf van de vreemdeling in Nederland valt onder een uniaal of multilateraal programma met mobiliteitsmaatregelen of onder een overeenkomst tussen twee of meer instellingen voor hoger onderwijs;

  • De kennisgeving is voorzien van alle relevante stukken als genoemd in paragraaf B3/5 Vc ingediend door een hiertoe gemachtigde erkende onderwijsinstelling in Nederland of de vreemdeling zelf;

  • De mobiliteit is voor de duur van maximaal 360 dagen en past binnen de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning zoals afgegeven door de eerste lidstaat;

  • De vreemdeling gaat een deel van de studie in Nederland volgen aan een krachtens artikel 2c van de Vw als referent erkende onderwijsinstelling; en

  • Er zijn geen bewijzen of ernstige en objectieve redenen om vast te stellen dat het verblijf van de vreemdeling andere doelen dient of zou dienen als bedoeld in artikel 3.3, zesde lid, Vb.

Indien niet langer aan de voorwaarden voor inkomende mobiliteit wordt voldaan, maakt de IND bij de gemachtigde onderwijsinstelling en/of de vreemdeling kenbaar dat het verblijfsrecht in kader van de inkomende mobiliteit is geëindigd. Hierop is artikel 62a, derde lid, Vw van toepassing.

2.2. Middelbaar beroepsonderwijs en voortgezet onderwijs

Nederland het meest aangewezen land

De IND wijst de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het volgen van middelbaar beroepsonderwijs of voortgezet onderwijs in ieder geval af op grond van artikel 3.41, eerste lid, aanhef en onder b, Vb als de vreemdeling de opleiding of een soortgelijke opleiding in het land van herkomst of het land van bestendig verblijf kan volgen.

Voor zover de vreemdeling de opleiding of een soortgelijke opleiding niet in het land van herkomst of het land van bestendig verblijf kan volgen, wijst de IND de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd af op grond van artikel 3.41, eerst lid, aanhef en onder b, Vb als niet aan ten minste twee van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • de vreemdeling is afkomstig uit en heeft de nationaliteit van Suriname, Indonesië of Zuid-Afrika;

  • de vreemdeling heeft familiebanden met rechtmatig in Nederland verblijvende personen; of

  • de vreemdeling is de Nederlandse taal machtig.

Positieve bijdrage aan het eigen land

De IND wijst de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd af op grond van artikel 3.41, eerste lid, aanhef en onder b, Vb als de opleiding niet van wezenlijke betekenis is voor de arbeidsmarkt van het herkomstland of land van bestendig verblijf.

Bijzondere categorieën

De IND neemt aan dat aan artikel 3.41, eerste lid, aanhef en onder b, Vb in ieder geval wordt voldaan als de vreemdeling:

  • in het bezit is van een verblijfsdocument voor geprivilegieerden verstrekt door het Ministerie van Buitenlandse Zaken; en

  • op het moment van indienen van de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd een opleiding in Nederland volgt en deze hier te lande wil afronden.

De IND neemt aan dat aan artikel 3.41, eerste lid, aanhef en onder b, Vb in ieder geval wordt voldaan als de vreemdeling:

  • de opleiding gaat volgen aan een onderwijsinstelling die voldoet aan de in artikel 1.9 VV genoemde voorwaarden; en

  • het Internationaal Baccalaureaat Diploma Programma volgt.

2.3. Pilot ‘Inkomende mobiliteit mbo4’

De IND neemt aan dat aan artikel 3.41, eerste lid, aanhef en onder b, Vb wordt voldaan als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • de vreemdeling volgt (of gaat volgen) een Engelstalige opleiding aan het middelbaar beroepsonderwijs niveau 4;

  • de onderwijsinstelling waaraan de vreemdeling gaat studeren is aangesloten bij de Gedragscode ‘Inkomende mobiliteit mbo4’ en opgenomen in het bijbehorende register;

  • de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor de vreemdeling valt binnen de criteria voor de pilot zoals opgenomen in artikel 8.1 van de Gedragscode ‘Inkomende mobiliteit mbo4’;

  • de vreemdeling is 18 jaar of ouder; en

  • de vreemdeling heeft een minimale score behaald van 4.5 bij het International English Language Testing System (IELTS) of heeft de vooropleiding in het Engels genoten.

2.4. Middelen van bestaan

In aanvulling op artikel 3.22 VV en paragraaf B1/4.3 beschouwt de IND de middelen van bestaan uit de volgende inkomensbronnen als zelfstandig in de zin van artikel 3.73 Vb:

  • een inkomen uit een studiebeurs;

  • een inkomen uit periodieke betalingen uit sponsorgelden of anderszins; of

  • een bedrag dat op een ten name van de vreemdeling gestelde bankrekening in Nederland beschikbaar is.

Op grond van artikel 3.75, vierde lid, Vb en artikel 3.22 VV beschouwt de IND middelen van bestaan als duurzaam als:

  • deze op het tijdstip waarop de aanvraag regulier voor bepaalde tijd is ontvangen of de beschikking wordt gegeven, voor een jaar of zoveel korter als de voorgenomen studie in Nederland duurt, beschikbaar zijn; of

  • naar het oordeel van Onze Minister voldoende zekerheid is verschaft over het ongestoorde verloop van de periodieke geldstroom als het verblijf en de studie van de vreemdeling in Nederland met periodieke betalingen wordt bekostigd.

3. Beperking, arbeidsmarktaantekening en geldigheidsduur

Beperking

Op grond van artikel 3.4, eerste lid, aanhef en onder m, Vb verleent de IND de verblijfsvergunning onder de beperking: ‘Studie’.

De IND vermeldt op het verblijfsdocument: ‘Studie, mobiliteit cf. aanvullend document’. Als de vreemdeling gebruik gaat maken van mobiliteit binnen de Europese Unie ontvangt hij van de IND een aanvullend document waarop het onderwijsprogramma met mobiliteitsmaatregelen vermeld staat.

Arbeidsmarktaantekening

Op grond van artikel 3.1, derde lid, aanhef en onder c, VV luidt de arbeidsmarktaantekening op het verblijfsdocument: ‘TWV vereist voor arbeid van bijkomende aard, andere arbeid in loondienst niet toegestaan’.

De werkgever kan pas in het bezit worden gesteld van een TWV voor een vreemdeling nadat deze in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning voor ‘Studie’. Een verblijfssticker in het paspoort van de vreemdeling is onvoldoende voor afgifte van de TWV.

De werkzaamheden mogen verricht worden zonder TWV als de vreemdeling:

  • in het bezit is van een verblijfsvergunning voor studie en arbeid als zelfstandige verricht; of

  • als stagiair wordt tewerkgesteld in het kader van zijn studie.

Ook de vreemdeling die in het kader van inkomende mobiliteit voor studenten in Nederland verblijft, mag werkzaamheden verrichten. Evenzeer heeft te gelden dat een TWV is vereist voor arbeid van bijkomende aard en andere arbeid in loondienst niet is toegestaan. Het aantonen van het verblijfsrecht in kader van mobiliteit binnen de Europese Unie alsmede een verblijfssticker in het paspoort van de vreemdeling is voldoende voor afgifte van de TWV.

Voorschrift

Op grond van artikel 3.7, eerste lid, onder c, Vb is aan de afgifte van de verblijfsvergunning het voorschrift verbonden dat de vreemdeling voldoende is verzekerd tegen ziektekosten.

De vreemdeling die jonger is dan 30 jaar en uitsluitend om studieredenen in Nederland verblijft, is niet verzekeringsplichtig in het kader van de Zorgverzekeringswet (Zvw). De vreemdeling kan dan geen basisverzekering afsluiten in Nederland.

Een (buitenlandse) ziektekostenverzekering volstaat bij studie, mits deze voldoende dekking biedt in Nederland. Een (buitenlandse) ziektekostenverzekering waarin een uitsluitingsclausule is opgenomen voor nog niet bekende kwalen wordt niet geaccepteerd, omdat deze onvoldoende dekking biedt.

Wanneer de vreemdeling naast de studie (vrijwilligers)werk gaat verrichten (niet zijnde stage in het kader van de studie), is de vreemdeling verzekeringsplichtig in het kader van de Zvw en moet hij een basisverzekering in Nederland afsluiten.

Geldigheidsduur

Op grond van artikel 3.58, eerste lid, aanhef en onder m, Vb verleent de IND de verblijfsvergunning met een geldigheidsduur gelijk aan de duur van de opleiding vermeerderd met maximaal één jaar voor een voorbereidende opleiding, en drie extra maanden voor de administratieve afronding van de opleiding, met een maximum van 5 jaar. De IND verstaat onder voorbereidend onderwijs ook een schakeljaar.

De IND verleent de verblijfsvergunning in het kader van de pilot ‘Inkomende mobiliteit mbo4’ voor de duur van maximaal twaalf maanden.

4. Verlenging en intrekking

Verlenging

Op grond van artikel 3.58, eerste lid, aanhef en onder m, Vb verlengt de IND de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor de resterende duur van de opleiding vermeerderd met drie maanden voor de administratieve afronding van de opleiding. Dit is niet van toepassing op de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning verleend in het kader van de pilot ‘inkomende mobiliteit mbo4’.

De IND verlengt de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning verleend in het kader van de pilot ‘Inkomende mobiliteit mbo4’ niet.

Intrekking

Op grond van artikel 3.91b, eerste lid, aanhef en onder b, Vb trekt de IND de verblijfsvergunning in als de vreemdeling na het volgen van maximaal één jaar voorbereidend onderwijs niet is ingeschreven voor de daadwerkelijke opleiding voor het hoger onderwijs.

5. Bewijsmiddelen

Algemeen

De IND beschouwt als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling is ingeschreven aan de onderwijsinstelling binnen twee weken nadat hij rechtmatig verblijf heeft in de zin van artikel 8 Vw, of het voorbereidend jaar heeft afgerond, één van de volgende bescheiden:

  • een voorlopig bewijs van inschrijving;

  • een definitief bewijs van inschrijving; of

  • een verklaring van de onderwijsinstelling dat de vreemdeling een uitwisselingsprogramma volgt.

Mobiliteit binnen de Europese Unie van studenten

De gemachtigde en krachtens artikel 2c van de Vw als referent erkende onderwijsinstelling of de vreemdeling stuurt met de kennisgeving, als bedoeld in artikel 4.47, vierde lid, Vb, de volgende bewijsmiddelen mee naar de IND:

  • Een ingevuld en ondertekend machtigingsformulier waarmee de vreemdeling de erkende onderwijsinstelling in Nederland machtigt;

  • Een verklaring van de gemachtigde onderwijsinstelling dat de vreemdeling voldoet aan alle voorwaarden voor toelating bij mobiliteit;

  • Een kopie van de geldige verblijfsvergunning voor studie zoals afgegeven door de eerste lidstaat als bedoeld in paragraaf B3/2.1 Vc;

  • Een kopie van een geldig document voor grensoverschrijding op naam van de vreemdeling; en

  • Een door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring.

Indien de vreemdeling geen gebruik maakt van de mogelijkheid om de onderwijsinstelling te machtigen, dan is de vreemdeling zelf verantwoordelijk voor het tijdig indienen van de kennisgeving voorzien van alle relevante bewijsmiddelen zoals hierboven van de gemachtigde erkende onderwijsinstelling gevraagd, met uitzondering van de verklaring van de gemachtigde onderwijsinstelling dat de vreemdeling voldoet aan alle voorwaarden voor toelating bij mobiliteit.

In dat geval wordt van de vreemdeling gevraagd dat de kennisgeving, in aanvulling op de hierboven reeds genoemde bewijsmiddelen, vergezeld gaat van:

  • Een bewijs van (voorlopige) inschrijving bij de onderwijsinstelling;

  • Een bewijs dat het verblijf van de vreemdeling in Nederland onder een uniaal of multilateraal programma met mobiliteitsmaatregelen of onder een overeenkomst tussen twee of meer instellingen voor hoger onderwijs valt;

  • Een bewijs dat de mobiliteit voor de duur van maximaal 360 dagen is en binnen de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning past;

  • Een bewijs dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan zoals genoemd in paragraaf B3/2.4 Vc; en

  • Een bewijs dat de vreemdeling voldoende is verzekerd tegen ziektekosten zoals genoemd in paragraaf B3/3 Vc.

De IND staat geen mobiliteit toe aan de vreemdeling indien de kennisgeving niet is voorzien van alle relevante bewijsmiddelen gelet op de termijn van 30 dagen als bedoeld in artikel 31, zevende lid van richtlijn (EU) 2016/801.

Middelbaar beroepsonderwijs en voortgezet onderwijs

De IND beschouwt een verklaring van de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) of een verklaring van de bevoegde autoriteiten uit het land van herkomst als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling de opleiding niet in zijn land van herkomst of zijn land van bestendig verblijf kan volgen.

De IND beschouwt een verklaring van de bevoegde autoriteiten uit het land van herkomst als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de opleiding van de vreemdeling van betekenis is voor de arbeidsmarkt van zijn land van herkomst.

De IND beschouwt een verklaring van de onderwijsinstelling als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat:

  • de vreemdeling een Internationaal Baccalaureaat Diploma Programma (IBDP) opleiding volgt aan een door de Internationale baccalaureaatorganisatie (IBO) geaccrediteerde onderwijsinstelling; en

  • de onderwijsinstelling deel uitmaakt van een internationale organisatie waarbij een uitwisseling van leerlingen over de wereld plaatsvindt en het land van plaatsing wordt bepaald door landelijke comités van deze internationale organisatie of de onderwijsinstelling zijn leerlingen plaatst in een internaat.

Pilot ‘Inkomende mobiliteit mbo4’

De IND beschouwt een verklaring van de onderwijsinstelling als bewijsmiddel:

  • wanneer uit deze verklaring blijkt dat de vreemdeling het voltijds vierde studiejaar middelbaar beroepsonderwijs (inclusief de mogelijkheid tot een stage) volgt;

  • wanneer het onderwijs wordt gevolgd aan een onderwijsinstelling, die is opgenomen in het register van de Gedragscode middelbaar beroepsonderwijs; en

  • dit in overeenstemming is met de voorwaarden voor de pilot ‘Inkomende mobiliteit mbo4’.

De IND beschouwt een verklaring van IELTS als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling voor het Engelstalig onderwijs minimaal een ‘score’ van 4.5 op alle onderdelen heeft behaald.

Indien de vreemdeling zijn vooropleiding heeft genoten in het Engels en is vrijgesteld van de verplichting om een taaltest af te leggen, moet dat blijken uit een verklaring van de onderwijsinstelling.

E

Paragraaf B4/2.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.3. Bewijsmiddelen

De IND beschouwt een advies van het UWV dat ten behoeve van de vreemdeling is afgegeven als bewijsmiddel dat:

  • met de aanwezigheid van de vreemdeling een wezenlijk Nederlands belang wordt gediend; en

  • dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan.

De IND beschouwt als bewijsmiddel voor de adviesaanvraag bij het UWV, waaruit moet blijken dat de vreemdeling relevante werkervaring opdoet in het kader van zijn studie buiten Nederland, de bijlage Gegevens (over noodzaak) lerend werken in het kader van studie, met toegevoegd:

  • gegevens over de arbeidsplaats;

  • gegevens over het eerder verblijf en toekomstig woonadres in Nederland;

  • een stageovereenkomst met een beschrijving van het stageprogramma;

  • indien de vreemdeling studeert: een bewijs van inschrijving en een verklaring van de onderwijsinstelling waaruit de noodzaak van de stage blijkt;

  • indien de vreemdeling is afgestudeerd (alleen bij stagiairs die een HBO/WO-opleiding hebben afgerond): een diploma waaruit blijkt dat de vreemdeling niet langer dan 2 jaar geleden is afgestudeerd.

De IND beschouwt een door de bevoegde autoriteiten gewaarmerkt afschrift van het diploma voor hoger onderwijs als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling op het moment van de aanvraag niet langer dan 2 jaar geleden is afgestudeerd.

De IND beschouwt als bewijsmiddel voor de adviesaanvraag bij het UWV, waaruit moet blijken dat de vreemdeling relevante werkervaring opdoet in het kader van zijn arbeid buiten Nederland, de bijlage Gegevens (over noodzaak) lerend werken in het kader van arbeid, met toegevoegd:

  • gegevens over de arbeidsplaats;

  • gegevens over het eerder verblijf en toekomstig woonadres in Nederland;

  • een praktikantenovereenkomst;

  • een leerplan; en

  • een terugkeerverklaring.

Actieprogramma van de Europese Unie

De IND beschouwt als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling werkervaring opdoet in het kader van zijn studie op grond van een actieprogramma van de Europese Unie:

  • gegevens over de arbeidsplaats;

  • gegevens over het eerder verblijf en toekomstig woonadres in Nederland;

  • de bijlage Gegevens (over noodzaak) van lerend werken in het kader van studie;

  • een stageovereenkomst;

  • een beursverklaring; en

  • indien de vreemdeling studeert: een verklaring van de onderwijsinstelling dat de stage plaatsvindt in het kader van een actieprogramma van de Europese Unie; of

  • indien de vreemdeling is afgestudeerd: (alleen bij hoger opgeleide stagiairs die een HBO/WO-opleiding hebben afgerond): een diploma waaruit blijkt dat de vreemdeling niet langer dan 2 jaar geleden is afgestudeerd.

De IND beschouwt als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling werkervaring opdoet in het kader van arbeid op grond van een actieprogramma van de Europese Unie:

  • gegevens over de arbeidsplaats;

  • gegevens over het eerder verblijf en toekomstig woonadres in Nederland;

  • de bijlage Gegevens (over noodzaak) van lerend werken in het kader van arbeid;

  • bewijsmiddelen waaruit blijkt dat de arbeid plaatsvindt in het kader van een actieprogramma van de Europese Unie;

  • een praktikantenovereenkomst; en

  • een terugkeerverklaring.

Young Workers Exchange Program

De IND beschouwt als bewijsmiddel voor de adviesaanvraag bij het UWV, waaruit moet blijken dat de vreemdeling relevante werkervaring opdoet in het kader van zijn studie buiten Nederland:

  • gegevens over de arbeidsplaats;

  • gegevens over het eerder verblijf en toekomstig woonadres in Nederland;

  • de bijlage Gegevens (over noodzaak) van lerend werken in het kader van studie met toegevoegd een:

    • stageovereenkomst;

    • studieverklaring en een

    • stageprogramma.

De IND beschouwt een geldig document voor grensoverschrijding als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling Canadees onderdaan is en ten minste 18 jaar en niet ouder dan 30 jaar is.

De IND beschouwt een bewijs van inschrijving uit de openbare registers in Canada als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling woonachtig is in Canada.

De IND beschouwt een bewijs van inschrijving aan een onderwijsinstelling voor hoger onderwijs als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling studeert.

De IND beschouwt een door de bevoegde autoriteiten gewaarmerkt afschrift van het diploma als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling op het moment van de aanvraag niet langer dan twaalf maanden geleden is afgestudeerd.

F

Paragraaf B6/1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

1. Inleiding

In dit hoofdstuk zijn de beleidsregels opgenomen die gelden voor vreemdelingen die in Nederland willen verblijven voor de volgende verblijfsdoelen:

  • het zoeken naar en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst;

  • arbeid als kennismigrant;

  • onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801;

  • arbeid als zelfstandige;

  • houder van een Europese blauwe kaart in de zin van richtlijn 2009/50/EG; of

  • overplaatsing binnen een onderneming.

De beleidsregels zijn een aanvulling op of een uitwerking van de volgende artikelen uit het Vb, het Buwav en het VV:

  • artikelen 3.3, 3.23b, 3.30, 3.30a, 3.30b, 3.30d, 3.32, 3.33 en 3.42, 3.89b, 3.91c, 4.43 en 4.47 Vb;

  • artikel 1d, 1h, 1n en 1i Buwav;

  • artikelen 3.20a, 3.20b, 3.20c, 3.20d, 4.24 en 4.36 VV.

De beleidsregels over kortermijnmobiliteit binnen de Europese Unie van onderzoekers en diens gezinsleden zijn een aanvulling op of een uitwerking van de artikelen 8 en 12 uit de Vw.

G

Paragraaf B6/2.4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.4. Onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801

Promovendi en onbezoldigd onderzoekers

De IND verstaat onder onderzoekers in de zin van richtlijn (EU) 2016/801 ook promovendi en onbezoldigd onderzoekers zoals bursalen en ontvangers van stipendia.

Onderzoekers kunnen voor twee verblijfsbeperkingen in aanmerking komen:

  • als onderzoeker in de zin van richtlijn (EU) 2016/801; of

  • als kennismigrant conform de gelijknamige regeling (zie hoofdstuk B6/2.3 Vc).

Gastovereenkomst

Uit een gastovereenkomst als bedoeld in artikel 3.33, eerste lid, Vb moet in ieder geval blijken dat aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • het onderzoeksproject is goedgekeurd door de onderzoeksinstelling;

  • de vreemdeling beschikt over een passend diploma van hoger onderwijs waarmee toegang bestaat tot een doctoraatprogramma; en

  • de rechtsbetrekking en de arbeidsvoorwaarden van de vreemdeling zijn opgenomen in de gastovereenkomst.

Ontbreken passend diploma hoger onderwijs

Een diploma van hoger onderwijs geeft toegang tot doctoraatprogramma’s om onderzoek te mogen doen in de zin van richtlijn (EU) 2016/801.

In afwijking hiervan kan een vreemdeling in aanmerking komen voor verblijf in Nederland om onderzoek (PHD) te verrichten en hiervoor een verblijfsvergunning te verkrijgen zonder al in het bezit te zijn van een passend diploma van hoger onderwijs, mits de erkende onderzoeksinstelling verklaart dat op individuele gronden is aangetoond dat de vreemdeling over het benodigde niveau beschikt.

De IND beschouwt deze vreemdeling als een student die in het bezit is van een passend diploma van hoger onderwijs, mits de erkende onderzoeksinstelling waarbij de student onderzoek gaat doen bereid is om hem voor dit doel toe te laten.

De vreemdeling die dan onderzoek mag verrichten en gelijktijdig een masterprogramma volgt, valt in dat geval onder de beleidsregels voor onderzoek in de zin van de richtlijn (EU) 2016/801.

Middelen van bestaan

In aanvulling op B1/4.3 beschouwt de IND de middelen van bestaan uit de volgende inkomensbronnen als zelfstandig in de zin van artikel 3.73 Vb:

  • een inkomen uit een (studie)beurs, voor zover de vereiste premies en belastingen zijn afgedragen;

  • een inkomen uit een stipendium, voor zover de vereiste premies en belastingen zijn afgedragen;

  • een inkomen uit periodieke betalingen uit sponsorgelden of op andere wijze, voor zover de vereiste premies en belastingen zijn afgedragen; of

  • een op een ten name van de vreemdeling gestelde bankrekening in Nederland beschikbaar bedrag.

Mobiliteit binnen de Europese Unie van onderzoekers

Richtlijn (EU) 2016/801 maakt twee vormen van mobiliteit mogelijk voor onderzoekers en diens gezinsleden, te weten:

  • 1. Kortetermijnmobiliteit, zoals opgenomen in artikel 3.3, vierde lid, Vb; en

  • 2. Langetermijnmobiliteit, zoals opgenomen in artikelen 29 en 30 van richtlijn (EU) 2016/801, waarvoor de voorwaarden zijn opgenomen in artikel 3.33 Vb.

Binnen deze twee vormen van mobiliteit is een onderscheid te maken tussen:

  • Uitgaande mobiliteit, waarbij de IND aan de vreemdeling een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801 heeft verleend en Nederland de eerste lidstaat is; of

  • Inkomende mobiliteit, waarbij aan de vreemdeling een verblijfsvergunning voor onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801 is verleend door een andere lidstaat binnen de Europese Unie en Nederland de tweede lidstaat is.

1. Kortetermijnmobiliteit

Uitgaande mobiliteit

De erkende referent is verplicht om, indien de vreemdeling in het bezit is van een door de IND afgegeven verblijfsvergunning regulier voor onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801 en hij tevens onderzoek gaat verrichten in één of meerdere tweede lidstaten, uiterlijk vier weken voor aanvang van de uitgaande mobiliteit alle volgende informatie te melden bij de IND:

  • De verwachte duur van de mobiliteit met de verwachte begin- en einddatum;

  • In welke tweede lidstaat of lidstaten de vreemdeling onderzoek gaat verrichten; en

  • Of de vreemdeling aansluitend terugkeert naar Nederland als eerste lidstaat en zo ja, wanneer hij verwacht terug te keren.

Inkomende mobiliteit

De IND verschaft na ontvangst van een kennisgeving, als bedoeld in artikel 4.47, eerste lid, Vb respectievelijk artikel 4.47 vierde lid Vb, desgevraagd een verblijfssticker waaruit het rechtmatig verblijf blijkt, mits aan de voorwaarden voor inkomende mobiliteit is voldaan:

  • De vreemdeling is in het bezit van een geldige door een andere lidstaat van de Europese Unie afgegeven verblijfsvergunning voor onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801;

  • De vreemdeling is in het bezit van een gastovereenkomst met de Nederlandse onderzoeksinstelling, als bedoeld in artikel 10 van richtlijn (EU) 2016/801;

  • De kennisgeving is voorzien van alle relevante stukken als genoemd in paragraaf B6/4.4 Vc ingediend door een hiertoe gemachtigde erkende onderzoeksinstelling in Nederland of de vreemdeling zelf;

  • De mobiliteit is voor de duur van maximaal 180 dagen in een periode van 360 dagen en past binnen de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning zoals afgegeven door de eerste lidstaat;

  • De vreemdeling gaat in Nederland onderzoek verrichten aan een krachtens artikel 2c van de Vw als referent erkende onderzoeksinstelling; en

  • Er zijn geen bewijzen of ernstige en objectieve redenen om vast te stellen dat het verblijf van de vreemdeling andere doelen dient of zou dienen als bedoeld in artikel 3.3, zesde lid, Vb.

De gezinsleden van de vreemdeling hebben op grond van artikel 3.3, vierde lid, onder b, Vb het recht om de vreemdeling tijdens de inkomende kortetermijnmobiliteit te vergezellen. De onderzoeker dient als referent de kennisgeving, zoals genoemd in artikel 30, tweede lid, juncto artikel 28, tweede lid, van richtlijn (EU) 2016/801, in voor diens gezinsleden.

De IND verschaft na ontvangst van een kennisgeving desgevraagd een verblijfssticker waaruit het rechtmatig verblijf blijkt, mits aan de voorwaarden voor inkomende mobiliteit is voldaan:

  • De vreemdeling is, als gezinslid van de onderzoeker, in het bezit van een geldige door een andere lidstaat van de Europese Unie afgegeven verblijfsvergunning;

  • De kennisgeving is voorzien van alle relevante stukken als genoemd in paragraaf B6/4.4 Vc ingediend door de onderzoeker als referent;

  • De mobiliteit is voor de duur van maximaal 180 dagen in een periode van 360 dagen en past binnen de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning zoals afgegeven door de eerste lidstaat; en

  • Er zijn geen bewijzen of ernstige en objectieve redenen om vast te stellen dat het verblijf van de vreemdeling andere doelen dient of zou dienen als bedoeld in artikel 3.3, zesde lid, Vb.

Indien niet langer aan de voorwaarden voor inkomende kortetermijnmobiliteit wordt voldaan, maakt de IND bij de gemachtigde onderzoeksinstelling en/of de vreemdeling kenbaar dat het verblijfsrecht in kader van de inkomende kortetermijnmobiliteit is geëindigd. Hierop is artikel 62a, derde lid, Vw van toepassing.

2. Langetermijnmobiliteit

Uitgaande mobiliteit

De erkende referent is verplicht om uiterlijk vier weken voor aanvang van de uitgaande mobiliteit alle informatie te melden bij de IND zoals genoemd bij de uitgaande kortetermijnmobiliteit voor onderzoekers.

Inkomende mobiliteit

De erkende referent dient bij inkomende langetermijnmobiliteit als onderzoeker, namens de vreemdeling een aanvraag in bij de IND in voor een verblijfsvergunning regulier bepaalde tijd onder de beperking onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801. Om voor inwilliging in aanmerking te komen moet in ieder geval aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

  • De vreemdeling is in het bezit van een geldige door een andere lidstaat van de Europese Unie afgegeven verblijfsvergunning voor onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801;

  • De vreemdeling is in het bezit van een gastovereenkomst met de Nederlandse onderzoeksinstelling, als bedoeld in artikel 10 van richtlijn (EU) 2016/801;

  • De mobiliteit is voor de duur van meer dan 180 dagen en past binnen de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning zoals afgegeven door de eerste lidstaat;

  • De vreemdeling gaat in Nederland onderzoek verrichten aan een krachtens artikel 2c van de Vw als referent erkende onderzoeksinstelling; en

  • Het onderzoeksprogramma bevat mobiliteitsmaatregelen in het kader waarvan de vreemdeling in Nederland onderzoek gaat verrichten.

De gezinsleden van de vreemdeling hebben op grond van artikel 30, derde en vierde lid van richtlijn (EU) 2016/801 het recht om de vreemdeling tijdens zijn mobiliteit te vergezellen.

De gezinsleden die de onderzoeker willen vergezellen, dienen bij inkomende langetermijnmobiliteit een aanvraag in bij de IND (zie hoofdstuk B7 Vc). De onderzoeker dient als referent de aanvraag in voor diens gezinsleden.

H

Paragraaf B6/3.1.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

3.1.3. Onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801

Op grond van artikel 3.4, eerste lid, aanhef en onder i, Vb verleent de IND een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, onder de beperking: ‘Onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801’.

Op grond van artikel 3.103a, zesde lid, Vb vermeldt de IND aanvullend op het verblijfsdocument: ‘Onderzoekersmobiliteit’.

I

Paragraaf B6/3.2.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

3.2.3. Onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801

Op grond van artikel 3.1, derde lid, aanhef en onder a, VV luidt de arbeidsmarktaantekening op het verblijfsdocument: ’Arbeid vrij toegestaan, TWV niet vereist’.

Ook de vreemdeling, die als gezinslid in het kader van inkomende langetermijnmobiliteit de onderzoeker vergezelt en in Nederland verblijft, mag werkzaamheden verrichten. Hiervoor geldt dat arbeid vrij is toegestaan en een TWV niet vereist is (zie paragraaf B7/4 Vc).

J

Paragraaf B6/3.3.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

3.3.3. Onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801

Op grond van artikel 3.58, eerste lid, aanhef en onder j, Vb verleent of verlengt de IND de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning:

  • voor de duur van de arbeidsovereenkomst, aanstelling, gastovereenkomst of werkzaamheden;

  • voor ten hoogste de duur van de opleiding als de kennismigrant als arts in opleiding tot specialist staat ingeschreven in een opleidingsregister; of

  • voor de duur van de registratie als de vreemdeling voor een beperkte periode in het BIG-register staat geregistreerd.

Mobiliteit binnen de Europese Unie van onderzoekers

De vreemdeling kan een aanvraag indienen voor de verlenging van de inkomende langetermijnmobiliteit. Verlenging is slechts mogelijk voor zover dit past binnen de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning zoals afgegeven door de eerste lidstaat en zolang de vreemdeling blijft voldoen aan de voorwaarden voor langetermijnmobiliteit.

Bovenstaande geldt ook bij de inkomende langetermijnmobiliteit van de gezinsleden van onderzoeker.

K

Paragraaf B6/4.4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.4. Onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801

De IND beschouwt een gastovereenkomst als bedoeld in paragraaf B6/2.4 Vc als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling voldoet aan de voorwaarde als bedoeld in artikel 3.33, eerste lid, Vb.

Mobiliteit binnen de Europese Unie van onderzoekers

1. Inkomende kortetermijnmobiliteit

De gemachtigde en krachtens artikel 2c van de Vw als referent erkende onderzoeksinstelling of de vreemdeling stuurt met de kennisgeving de volgende bewijsmiddelen mee naar de IND:

  • Een ingevuld en ondertekend machtigingsformulier waarmee de vreemdeling de erkende onderzoeksinstelling in Nederland machtigt;

  • Een verklaring van de gemachtigde onderzoeksinstelling dat de vreemdeling voldoet aan alle voorwaarden voor toelating bij kortetermijnmobiliteit van onderzoekers;

  • Een gastovereenkomst met de Nederlandse onderzoeksinstelling, als bedoeld in artikel 10 van richtlijn (EU) 2016/801, waarin de gegevens zijn opgenomen als bedoeld in artikel 3.20d VV;

  • Een kopie van de geldige verblijfsvergunning voor onderzoek zoals afgegeven door de eerste lidstaat;

  • Een kopie van een geldig document voor grensoverschrijding op naam van de vreemdeling; en

  • Een door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring.

Indien de vreemdeling geen gebruik maakt van de mogelijkheid om de onderzoeksinstelling te machtigen, dan is de vreemdeling zelf verantwoordelijk voor het tijdig indienen van de kennisgeving voorzien van alle relevante bewijsmiddelen zoals hierboven van de gemachtigde erkende onderzoeksinstelling gevraagd, met uitzondering van de verklaring van de gemachtigde onderzoeksinstelling dat de vreemdeling voldoet aan alle voorwaarden voor toelating bij mobiliteit.

In dat geval wordt van de vreemdeling gevraagd dat de kennisgeving, in aanvulling op de hierboven reeds genoemde bewijsmiddelen, vergezeld gaat van:

  • Een bewijs van de Nederlandse onderzoeksinstelling dat de vreemdeling toegelaten is tot het in Nederland te verrichten onderzoek;

  • Een bewijs dat de mobiliteit voor de duur van maximaal 180 dagen is en binnen de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning past;

  • Een bewijs dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan zoals genoemd in paragraaf B6/2.4 Vc; en

  • Een bewijs dat de vreemdeling voldoende is verzekerd tegen ziektekosten.

Voor de gezinsleden van de onderzoeker moeten met de kennisgeving dezelfde bovenvermelde bewijsmiddelen meegezonden worden.

De IND staat geen mobiliteit toe aan de vreemdeling indien de kennisgeving niet is voorzien van alle relevante bewijsmiddelen gelet op de termijn van 30 dagen als bedoeld in artikel 28, zevende lid, respectievelijk artikel 30, tweede lid van richtlijn (EU) 2016/801.

2. Langetermijnmobiliteit

De erkende referent stuurt met de aanvraag de volgende bewijsmiddelen mee naar de IND:

  • Een kopie van de geldige verblijfsvergunning voor onderzoek zoals afgegeven door de eerste lidstaat;

  • Een kopie van een geldig document voor grensoverschrijding op naam van de vreemdeling;

  • Een door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring; en

  • Een verklaring van de erkende referent dat de onderzoeker voldoet aan alle voorwaarden voor toelating bij langetermijnmobiliteit van onderzoekers.

L

Paragraaf B7/2.1.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.1.3. Referent met verblijfsrecht als bedoeld in B3 of B6

In aanvulling op artikel 3.22, eerste lid, Vb beschouwt de IND de middelen van bestaan van de referent die verblijfsrecht heeft in het kader van studie, onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801, arbeid als kennismigrant, het zoeken en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst, overplaatsing binnen een onderneming of arbeid als zelfstandige als bedoeld in artikel 3.30, zesde lid, Vb als duurzaam als de middelen van bestaan beschikbaar zijn voor een jaar of zoveel korter als de verblijfsduur van de referent.

Middelen van bestaan van de referent uit een andere bron zoals genoemd in artikel 3.73, eerste lid, Vb worden ook als middelen van bestaan in het kader van de aanvraag om familie- of gezinslid beschouwd als deze voor de hoofdpersoon meetellen bij het beoordelen of deze duurzaam en zelfstandig beschikt over voldoende middelen van bestaan.

M

Paragraaf B7/4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4. Beperking, arbeidsmarktaantekening en geldigheidsduur

Beperking

Op grond van artikel 3.4, eerste lid, onder a, Vb verleent de IND de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking: ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij (naam van de partner/ echtgenoot/ minderjarig kind, enz)’.

Arbeidsmarktaantekening

Als de referent een Nederlander is, dan luidt op grond van artikel 3.1, derde lid, aanhef en onder a, VV de arbeidsmarktaantekening: ‘Arbeid vrij toegestaan. TWV niet vereist.’

Als de referent in het bezit is van een verblijfsvergunning, dan is de arbeidsmarktaantekening van familie- en gezinsleden dezelfde als die van diens referent.

In afwijking hiervan wordt op grond van artikel 3.1, derde lid, aanhef en onder a, VV de aantekening ‘Arbeid vrij toegestaan. TWV niet vereist’ geplaatst op het verblijfsdocument van een gezinslid van een:

  • kennismigrant;

  • houder van een Europese blauwe kaart;

  • vergunninghouder in het kader van overplaatsing binnen een onderneming; of

  • onderzoeker in de zin van richtlijn (EU) 2016/801.

Als de referent in het bezit is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder m, Vb dan luidt op grond van artikel 3.1, derde lid, onder l, VV de arbeidsmarktaantekening: ‘arbeid niet toegestaan’.

Als de referent in het bezit is van een GVVA, dan luidt voor gezinsleden de arbeidsmarktaantekening: ‘Arbeid toegestaan mits TWV is verleend’.

Geldigheidsduur

Op grond van artikel 3.58, eerste lid, aanhef en onder a, Vb verleent de IND de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met een geldigheidsduur gelijk aan de duur van het verblijfsrecht van de referent. Als de referent Nederlander is of verblijf heeft voor langer dan vijf jaar, dan verleent de IND de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met een geldigheidsduur van vijf jaar.

In geval van langetermijnmobiliteit van onderzoekers verleent de IND aan de gezinsleden van de onderzoeker, mits zij in het bezit zijn van een geldige verblijfsvergunning voor verblijf als partner of minderjarig kind zoals afgegeven door een andere lidstaat binnen de Europese Unie, de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd gelijk aan de duur van het verblijfsrecht van de referent.

N

De in deel A Vreemdelingencirculaire 2000 opgenomen afkortingenlijst wordt vervangen door de gewijzigde afkortingenlijst als aangegeven in bijlage 1.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 23 mei 2018.

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 4 mei 2018

De Staatsecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, J.C. Goet Directeur-generaal Migratie

BIJLAGE 1

Afkortingenlijst

ABRvS

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

AC

aanmeldcentrum

ACVZ

Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken

AIVD

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

amv

alleenstaande minderjarige vreemdeling

Anw

Algemene nabestaandenwet

AOW

Algemene Ouderdomswet

APV

Algemene Plaatselijke Verordening

Awb

Algemene wet bestuursrecht

B&W

college van burgemeester en wethouders

Benelux

België, Nederland, Luxemburg

BIG-register

Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg

BMA

Bureau Medische Advisering

BRP

basisregistratie personen

BuPo

Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten

Buwav

Besluit uitvoering wet arbeid vreemdelingen

BuZa

(Minister/Ministerie van) Buitenlandse Zaken

BW

Burgerlijk Wetboek

BZK

(Minister/Ministerie van) Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

bv

besloten vennootschap

BVV

Basisvoorziening vreemdelingensysteem

cao

collectieve arbeidsovereenkomst

CIR

Centraal Insolventieregister

COA

Centraal Orgaan opvang asielzoekers

COVOG

Centraal Orgaan Verklaring Omtrent het Gedrag

Crebo

Centraal register beroepsopleidingen

CROHO

Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs

cv

commanditaire vennootschap

DBIN

Directie Buitenlandse Investeringen in Nederland

DGPJS

Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties

DLOS

Dienst Landelijke Operationele Samenwerking

DNA

deoxyribonucleic acid (desoxyribonucleïnezuur)

DT&V

Dienst Terugkeer en Vertrek

DUO

Dienst Uitvoering Onderwijs, voorheen IB-Groep en CFI

EBV

Elektronisch Berichtenverkeer

EER

Europese Economische Ruimte

EEG

Europese Economische Gemeenschap

EG

Europese Gemeenschap

EHRM

Europees Hof voor de Rechten van de Mens

EU

Europese Unie

EVRM

Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden

EZ

(Minister/Ministerie van) Economische Zaken en Klimaat

Flexwet

Wet Flexibiliteit en Zekerheid

GGD

Gemeentelijke Gezondheidsdienst

GG&GD

Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst in de gemeente Utrecht

GVVA

Gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid

HAV

Haags Adoptieverdrag

hbo

hoger beroepsonderwijs

HKS

Herkenningsdienstsysteem

HKBV

Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996

HvJ EG

Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen

IBDP

Internationaal Baccalaureaat Diploma Programma

IND

Immigratie- en Naturalisatiedienst

IOM

Internationale Organisatie voor Migratie

IPS

Insurance Passport For Students

IVA

regeling Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten

IVBPR

Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten

IVRK

Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind

J&V

(Minister/Ministerie) Justitie en Veiligheid

JDS

Justitieel Documentatie Systeem

jo

juncto/junctis

JustID

Justitiële Informatiedienst

KLM

Koninklijke Luchtvaart Maatschappij

KMar

Koninklijke Marechaussee

KNAW

Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen

KNIL

Koninklijk Nederlands-Indisch Leger

LEC EGG

Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld

mbo

middelbaar beroepsonderwijs

MSV

Melding Sociale Verzekeringen

MTV

Mobiel Toezicht Veiligheid

MvT

Memorie van Toelichting

mvv

machtiging tot voorlopig verblijf

NFIA

Netherlands Foreign Investment Agency

ngo

non-gouvermentele organisatie

NIP

Nederlands Instituut van Psychologen

NJi

Nederlands Jeugdinstituut

NOD

Nederlandse Onderzoek Databank

NSIS

Nationaal Schengen Informatie Systeem

Nuffic

Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs

nv

naamloze vennootschap

NvT

Nota van Toelichting

NVVB

Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken

OCW

(Ministerie/Ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

OM

Openbaar Ministerie

OPS

Opsporingsregister

Pb.

Publicatieblad

PIL

Protocol Identificatie en Labeling

PTSS

posttraumatische stressstoornis

Pw

Participatiewet

RANOV

Regeling ter Afwikkeling Nalatenschap Oude Vreemdelingenwet

Rbtv

Register beëdigde tolken en vertalers

REAN

Return and Emigration of Aliens from the Netherlands

ROC

Regionaal Opleidingscentrum

RuWav

Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2014

Rva

Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005

Rvb

Regeling verstrekkingen bepaalde categorieën vreemdelingen

rvc

raad van commissarissen

RvR

Raad voor Rechtsbijstand

RWN

Rijkswet op het Nederlanderschap

SBB

stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven

SGC

Verordening (EU) nr. 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode)

SIRENE

Supplementary Information Request at the National Entries

SIS

Schengen Informatiesysteem

Stb.

Staatsblad

Stcrt.

Staatscourant

SUO

Schengen Uitvoeringsovereenkomst

SVB

Sociale Verzekeringsbank

SZW

(Minister/Ministerie van) Sociale Zaken en Werkgelegenheid

tbc

tuberculose

tbs

terbeschikkingstelling

TEV

Toegang en Verblijf

Trb.

Tractatenblad

TWV

tewerkstellingsvergunning

UNDP

United Nations Development Programme

UNHCR

United Nations High Commissioner for Refugees

UNRWA

United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East

UWV

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen

Vb

Vreemdelingenbesluit

vbl

vrijheidsbeperkende locatie

Vc

Vreemdelingencirculaire

VIS

Verificatie Informatie Systeem

VN

Verenigde Naties

VNG

Vereniging van Nederlandse Gemeenten

vo

voortgezet onderwijs

vof

vennootschap onder firma

VOG

Verklaring Omtrent het Gedrag

VOG-NP

VOG natuurlijke personen

VOG-RP

VOG rechtspersonen

VRIS

Vreemdelingen in de Strafrechtketen

VV

Voorschrift Vreemdelingen

Vw

Vreemdelingenwet

Wajong

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten

WAO

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

Wav

Wet arbeid vreemdelingen

WAZ

regeling Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen

Wbp

Wet bescherming persoonsgegevens

WBV

Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire

Wcad

Wet conflictenrecht adoptie

WGA

Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsongeschikten

WHP

Working Holiday Program

WHS

Working Holiday Scheme

WHW

Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

Wi

Wet inburgering

WIA

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

WIN

Wet inburgering nieuwkomers

WML

Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag

wo

wetenschappelijk onderwijs

Wob

Wet openbaarheid bestuur

Wobka

Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie

WSF

Wet op de Studiefinanciering

Wsw

Wet sociale werkvoorziening

WvSr

Wetboek van Strafrecht

WvSv

Wetboek van Strafvordering

WW

Werkloosheidswet

Wwb

Wet werk en bijstand

ZHP

Zeehavenpolitie

Zvw

Zorgverzekeringswet

ZW

Ziektewet

TOELICHTING

Deze wijziging complementeert de vreemdelingrechtelijke maatregelen genomen ter implementatie van de richtlijn betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stage, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten (richtlijn 2016/801/EU, hierna: de Richtlijn) in nationaal recht. Deze Richtlijn moet uiterlijk op 23 mei 2018 geïmplementeerd zijn. De Richtlijn voegt twee eerdere richtlijnen samen, breidt deze met enkele groepen uit en treedt tot slot in de plaats van eerdere richtlijnen 2004/114/EG en 2005/71/EG. Die richtlijnen worden met ingang van 24 mei 2018 ingetrokken.

Een belangrijke wijziging ten opzichte van de eerdere richtlijnen is de introductie van mobiliteit voor onderzoekers en studenten binnen de Europese Unie (intra EU-mobiliteit). Dit houdt in dat onderzoekers, hun familieleden en studenten enige tijd kunnen verblijven in een andere lidstaat dan de lidstaat waar zij hun verblijfsvergunning hebben gekregen. Omdat Denemarken, Ierland en het VK niet aan de Richtlijn gebonden zijn, gelden de bepalingen van de Richtlijn niet voor niet-EU studenten en niet-EU onderzoekers die in deze lidstaten (willen gaan) studeren c.q. onderzoek verrichten.

Deze beleidsregels vormen een aanvulling op de implementatie van de richtlijn in:

  • Artikelen 1.1, 1.11, 1.12, 2.1a, 3.3, 3.30b, 3.33, 3.39, 3.41, 3.43, 3.71, 3.73, 3.87a, 3.91b, 3.103a, 3.103aa, 4.42, 4.47 en 6.4 in het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb); en

  • Artikelen 3.20d, 3.24, 3.34, 4.20, 4.24, 4.26, 4.28, 4.33 en 4.36 in het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV).

ARTIKELSGEWIJS

A

Onder kopje ‘ad b.’ is een nieuw onderdeel b toegevoegd inhoudende dat het hoofdverblijf van een student niet is verplaatst indien deze gebruik heeft gemaakt van diens recht op mobiliteit binnen de Europese Unie en zich in dit kader uitgeschreven heeft uit de Basisregistratie Personen (BRP). Verder is een nieuw onderdeel h ingelast voor de nieuwe situatie bij onderzoekers vanwege de inwerkingtreding van de Richtlijn waarmee mobiliteit voor de onderzoeker binnen de Europese Unie wordt geïntroduceerd. De onderdelen b tot en met h (oud) zijn als gevolg van deze aanpassing gewijzigd in onderdelen c tot en met g alsmede i en j (nieuw). Daarnaast is een nieuw onderdeel k toegevoegd voor de gezinsleden van de onderzoeker.

In onderdeel k is ook een aanvulling opgenomen over de gezinsleden van een werknemer onder de verblijfsbeperking ‘overplaatsing binnen een onderneming’ als bedoeld in richtlijn (EU) 2014/66.

B

Met de implementatie van de Richtlijn is ervoor gekozen om de voorheen gebruikte afkorting ‘EVS’, wat staat voor ‘European Voluntary Service’, te vervangen door de Nederlandse term ‘Europees vrijwilligerswerk’.

C

Op grond van de Richtlijn moet voor de verblijfsvergunning vanwege Europees Vrijwilligerswerk tussen de vrijwilliger en de erkende uitwisselingsorganisatie een overeenkomst wordt gesloten. De vereisten voor deze overeenkomst zijn opgenomen in artikel 3.24, vijfde lid, van het VV. Zo moet in de overeenkomst zijn opgenomen: een beschrijving van het vrijwilligersprogramma, de duur van het vrijwilligerswerk, de voorwaarden voor plaatsing en het toezicht op het werk, het aantal uur dat de vrijwilliger aan het vrijwilligerswerk moet gaan besteden, de beschikbare middelen ter dekking van de kosten van levensonderhoud en onderkomen, en het minimumbedrag aan zakgeld voor de duur van het verblijf.

In deze paragraaf is opgenomen dat de ondertekende overeenkomst tussen de organisatie en de vrijwilliger, waarin de van belang zijnde onderdelen als genoemd in artikel 3.24, vijfde lid, VV zijn opgenomen, wordt beschouwd als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling voldoet aan de voorwaarde zoals bedoeld in artikel 3.43, vierde lid, Vb.

D

B3/2.1:

In deze paragraaf is mobiliteit binnen de Europese Unie voor studenten geïntroduceerd. Het doel van deze mobiliteit is om de Europese Unie aantrekkelijker te maken voor niet-EU studenten. Door een zekere mate van harmonisatie van de voorwaarden voor toelating en verblijf op EU-niveau wordt het voor studenten eenvoudiger om onderdelen van de studie binnen meerdere lidstaten te volgen nadat zij door de eerste lidstaat toegelaten zijn tot het grondgebied van de Europese Unie. Mobiliteit is slechts mogelijk als er een specifiek uniaal of multilateraal programma met mobiliteitsmaatregelen of een overeenkomst tussen twee of meer hoger onderwijsinstellingen aan ten grondslag ligt. Ten slotte kent mobiliteit binnen de Europese Unie twee verschijningsvormen, te weten uitgaande en inkomende mobiliteit.

Vervolgens is in dit nieuwe onderdeel uiteengezet hoe de kennisgevingsprocedure ingericht is bij de mobiliteit van studenten. Hierbij is uitgelegd aan welke aanvullende voorwaarden moet worden voldaan bij uitgaande en inkomende mobiliteit. Tot slot is aangegeven per wanneer en op welke wijze de IND kenbaar maakt dat het verblijfsrecht van de student beëindigd is, indien niet meer aan de voorwaarden wordt voldaan.

B3/3:

Toevoeging ‘Studie, mobiliteit cf. aanvullend document’ op het verblijfsdocument, waarmee uitgaande mobiliteit binnen de Europese Unie voor studenten gerealiseerd wordt. Op dit aanvullende document wordt exact het uniale of multilaterale programma of de overeenkomst tussen twee of meer instellingen voor hoger onderwijs met mobiliteitsmaatregelen opgenomen. Verder is aangegeven dat de student in kader van inkomende mobiliteit werkzaamheden mag verrichten, wanneer een tewerkstellingsvergunning (TWV) vereist is en wat nodig is voor de afgifte van de TWV.

Tot slot is bij de geldigheidsduur de verwijzing naar het desbetreffende onderdeel in artikel 3.58, eerste lid, aanhef van het Vb gecorrigeerd. Onderdeel l (oud) is gewijzigd in onderdeel m (nieuw).

B3/4:

Bij de verlenging is de verwijzing naar het desbetreffende onderdeel in artikel 3.58, eerste lid, aanhef van het Vb gecorrigeerd. Onderdeel l (oud) is gewijzigd in onderdeel m (nieuw).

B3/5:

Hierin is een overzicht gegeven van de bewijsmiddelen die aanwezig moeten zijn bij de beoordeling van een kennisgeving bij inkomende studentenmobiliteit. In het geval de student de hoger onderwijsinstelling machtigt, dan mag deze werken met eigen verklaringen doordat de instelling al erkend is door de IND. Als de student zelf de kennisgeving indient, dan is hij gehouden alle bewijsmiddelen met het indienen van de kennisgeving mee te zenden. Hierbij is aangegeven wanneer de IND geen mobiliteit verleent aan de student en gelet op welke termijn zoals gegeven in de Richtlijn.

Onder het kopje ‘Inkomende mobiliteit mbo4’ is de score bij de verklaring van IELTS, die geldt als een bewijsmiddel, gewijzigd in 4.5. Deze score bedroeg voorheen 5.0. Deze aanpassing is eerder niet meegegaan in het WBV 2018/1 van 21 maart 2018.

E

Op grond van de Richtlijn komen naast de studerende derdelanders aan een instelling voor hoger onderwijs, ook hoger opgeleide derdelanders die ten hoogste twee jaar voor de datum van de aanvraag van de vergunning zijn afgestudeerd, in aanmerking voor een verblijfsvergunning als stagiair. In deze paragraaf is opgenomen dat een door de bevoegde autoriteiten gewaarmerkt afschrift van het diploma voor hoger onderwijs als bewijsmiddel wordt beschouwd waaruit moet blijken dat de vreemdeling op het moment van de aanvraag niet langer dan twee jaar geleden is afgestudeerd.

F

Door de implementatie wijzigt de tenaamstelling van wetenschappelijk onderzoek. Gelet hierop is in hoofdstuk B6 de wijziging doorgevoerd, waarbij ‘wetenschappelijk onderzoek in de zin van richtlijn 2005/71/EG’ telkens is vervangen door ‘onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801’. In navolging hiervan is per heden telkens sprake van ‘onderzoek’ in plaats van ‘wetenschappelijk onderzoek’.

G, H, I, J, K, L en M

Door de implementatie wijzigt de tenaamstelling van wetenschappelijk onderzoek. Gelet hierop is in hoofdstukken B6 en B7 de wijziging doorgevoerd, waarbij ‘wetenschappelijk onderzoek in de zin van richtlijn 2005/71/EG’ telkens is vervangen door ‘onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801’. In navolging hiervan is per heden telkens sprake van ‘onderzoek’ in plaats van ‘wetenschappelijk onderzoek’.

G

In deze paragraaf zijn de mobiliteitsvormen binnen de Europese Unie voor onderzoekers en diens gezinsleden geïntroduceerd, te weten kortetermijnmobiliteit (als in max. 180 dagen in een periode van 360 dagen) en langetermijnmobiliteit (als in langer dan 180 dagen). Het doel van deze mobiliteit is om de Europese Unie aantrekkelijker te maken voor niet-EU studenten. Door een zekere mate van harmonisatie van de voorwaarden voor toelating en verblijf op EU-niveau wordt het voor de onderzoeker eenvoudiger om onderzoek binnen meerdere lidstaten te verrichten wanneer hij door de eerste lidstaat toegelaten is tot het grondgebied van de Europese Unie. Voor de gezinsleden wordt het eenvoudiger om de onderzoeker te vergezellen binnen de lidstaten van de Europese Unie. Mobiliteit binnen de Europese Unie kent twee verschijningsvormen, zoals reeds is aangegeven in de toelichting bij paragraaf B3/2.1 (zie onderdeel D).

Onder 1:

In dit nieuwe onderdeel is eerst uiteengezet binnen welke termijn en welke gegevens de erkende referent bij uitgaande kortetermijnmobiliteit meldt aan de IND. Vervolgens is uitgelegd aan welke voorwaarden moet worden voldaan bij de kennisgevingsprocedure voor inkomende kortetermijnmobiliteit van onderzoekers. Hierbij hebben de gezinsleden van de onderzoeker het recht om hem te vergezellen bij deze mobiliteitsvorm en aan welke voorwaarden zij in dat geval moeten voldoen. Verder is vermeld wie namens deze gezinsleden de kennisgeving indient bij de IND. Tot slot is aangegeven per wanneer en op welke wijze de IND kenbaar maakt dat het verblijfsrecht van de onderzoeker (en diens gezinsleden) beëindigd is, indien niet meer aan de voorwaarden wordt voldaan.

Onder 2:

Hierbij is uiteengezet binnen welke termijn en welke gegevens de erkende referent bij uitgaande langetermijnmobiliteit meldt aan de IND (onder verwijzing naar wat geldt bij kortetermijnmobiliteit). Vervolgens is uitgelegd aan welke voorwaarden moet worden voldaan bij de aanvraagprocedure voor inkomende langetermijnmobiliteit van de onderzoeker. Tot slot is aangegeven aan welke voorwaarden de gezinsleden van de onderzoeker moeten voldoen bij inkomende langetermijnmobiliteit (onder verwijzing naar hoofdstuk B7 van de Vc) en wie voor deze gezinsleden een aanvraag indient bij de IND.

H

Toevoeging ‘Onderzoekersmobiliteit’ op het verblijfsdocument, waarmee uitgaande mobiliteit voor onderzoekers mogelijk gemaakt wordt.

I

Zie toelichting hierboven bij ‘G, H, I, J, K, L en M’. Verder is aangegeven dat het gezinslid van de onderzoeker in kader van inkomende langetermijnmobiliteit werkzaamheden mag verrichten, arbeid vrij is toegestaan en geen TWV vereist is.

J

Bij de geldigheidsduur is de verwijzing naar het desbetreffende onderdeel in artikel 3.58, eerste lid, aanhef van het Vb gecorrigeerd. Onderdeel i (oud) is gewijzigd in onderdeel j (nieuw).Verder is hierin uiteengezet wanneer verlenging van inkomende langetermijnmobiliteit van de onderzoeker en diens gezinsleden mogelijk is en hoe dit te realiseren.

K

Hierin is een overzicht gegeven van de bewijsmiddelen die aanwezig moeten zijn bij de beoordeling van een kennisgeving en aanvraag bij inkomende mobiliteit van onderzoekers. In het geval de onderzoeker de onderzoeksinstelling machtigt, dan mag deze werken met eigen verklaringen doordat de instelling al erkend is door de IND. Als de onderzoeker zelf de kennisgeving indient, dan is hij gehouden alle bewijsmiddelen met het indienen van de kennisgeving mee te zenden. Hierbij is aangegeven wanneer de IND mogelijk geen kortetermijnmobiliteit verleent aan de onderzoeker en / of diens gezinsleden en gelet op welke termijn zoals gegeven in de Richtlijn.

L

Zie toelichting hierboven bij ‘G, H, I, J, K, L en M’.

M

Onder het kopje ‘Geldigheidsduur’ is uiteengezet wanneer de IND door middel van een verblijfsvergunning inkomende langetermijnmobiliteit verleent aan de gezinsleden van de onderzoeker zodat zij hem kunnen vergezellen en dat bij de geldigheidsduur hiervan rekening gehouden wordt met het verblijfsrecht van de onderzoeker in Nederland.

N

Nu met de implementatie van de Richtlijn ervoor is gekozen om de afkorting ‘EVS’ te vervangen door de Nederlandse term ‘Europees vrijwilligerswerk’ is deze uit de afkortingenlijst gehaald. Daarnaast is gebleken dat de afkorting ‘NJi’ nog niet was opgenomen in de afkortingenlijst. Deze is alsnog toegevoegd.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, J.C. Goet Directeur-generaal Migratie

Naar boven