Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 30 april 2018, nr. WJZ/17193314, tot wijziging van de Regeling nationale EZ-subsidies in verband met wijzigingen van de subsidiemodules Borgstelling MKB-kredieten, Garantie gericht op financiering met risicokapitaal voor ondernemers (groeifaciliteit), Garantie ondernemingsfinanciering en Garantie ondernemingsfinanciering energietransitie financieringsfaciliteit

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 4, 5, 16, 17, 19, 25, 30, vierde en vijfde lid, 32, derde lid en 34, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZ-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.11.3, eerste lid, onderdeel b, wordt na ‘als’ ingevoegd ‘bedoeld’ en vervalt ‘dan wel het beroep van dierenarts, notaris, advocaat of gerechtsdeurwaarder’.

B

In artikel 3.12.1 vervalt de begripsbepaling van ‘reserveringsquotum’.

C

Artikel 3.12.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid, vervalt, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde en vierde lid.

2. In het vierde lid (nieuw) wordt ‘vierde lid’ vervangen door ‘derde lid’.

D

In artikel 3.12.8 wordt ‘het toekennen van reserveringsquotum’ vervangen door ‘garantstellingen’.

E

Artikel 3.12.9 komt te luiden:

Artikel 3.12.9 Afwijzingsgronden

De minister beslist afwijzend op een aanvraag voor een garantstelling indien:

  • a. de financier geen garantstellingsovereenkomst met de Staat heeft gesloten;

  • b. er niet wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van het model garantstellingsovereenkomst zoals opgenomen in bijlage 3.12.1 respectievelijk 3.12.2;

  • c. de aanvrager eerder tekort is geschoten bij de naleving van verplichtingen op grond van de garantstellingsovereenkomst.

F

Artikel 3.12.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede en derde lid tot eerste en tweede lid.

2. In het eerste lid, aanhef, (nieuw) wordt ‘vastgesteld op:’ vervangen door ‘vastgesteld op een eenmalige provisie van 1 procent van de gegarandeerde waarde van dit risicokapitaal en’

3. In het eerste lid, onderdeel a, (nieuw) wordt ‘2,5 procent’ vervangen door ‘3 procent’ en wordt de puntkomma aan het einde van de zin vervangen door ‘; of’.

G

Artikel 3.12.11 vervalt, onder vernummering van de artikelen 3.12.12 tot en met 3.12.14 tot 3.12.11 tot en met 3.12.13.

H

Artikel 3.12.12, tweede lid, (nieuw) alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid vervallen.

I

Na artikel 3.12.13 (nieuw) wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.12.14 Overgangsrecht

  • 1. Op aanvragen om reserveringsquotum die zijn ingediend voor 1 juli 2018 en op reserveringsquota die voor dat tijdstip zijn toegekend, blijft deze regeling van toepassing zoals deze luidde voor dat tijdstip.

  • 2. De eenmalig provisie van 1 procent, genoemd in artikel 3.12.10, eerste lid, aanhef, is niet verschuldigd voor een garantie die ten laste komt van een reserveringsquotum.

J

Artikel 3.13.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de begripsbepaling van ‘lening’ wordt een begripsbepaling ingevoegd, luidende:

fundingkosten:

kosten die de bank maakt om geld aan te trekken op de kapitaalmarkt;

2. In de begripsbepaling van ‘lening’ wordt in onderdeel c na ‘is afgesloten met de afspraak dat’ ingevoegd ‘de rente vast is, of’.

K

In artikel 3.13.10, eerste lid, onderdeel b, en in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, van bijlage 3.13.1, wordt ‘Euribor zoals opgenomen in de kredietofferte aan het te financieren bedrijf’ vervangen door ‘fundingkosten,’.

L

In artikel 3.13a.1, eerste lid, wordt in de begripsomschrijving van ‘lening’ in onderdeel f en in bijlage 3.13a.1, artikel 1, onderdeel c, ‘die 200 basispunten hoger is’ telkens vervangen door: ‘die ten minste 200 basispunten hoger is’.

M

In de bijlagen 3.11.1, 3.11.2. en 3.11.3 vervalt in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, onder 3, telkens ‘, noch oefent hij het beroep van dierenarts, notaris, advocaat of gerechtsdeurwaarder uit’.

N

In bijlage 3.11.3, artikel 24, derde lid, wordt ‘voor bepaalde tijd tot en met 31 december 2014’ vervangen door ‘voor onbepaalde tijd’.

O

De bijlagen 3.12.1 en 3.12.2 worden telkens als volgt gewijzigd:

1. Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel f, komt te luiden:

participatiemaatschappij:

kapitaalvennootschap, vennootschap met een afgescheiden vermogen, of rechtspersoon met een afgescheiden vermogen niet zijnde een vennootschap, ingericht naar het recht van één van de lidstaten van de Europese Unie, die blijkens zijn statuten of blijkens de overeenkomst waarbij hij is ingesteld tot doel heeft of mede tot doel heeft het verstrekken van risicokapitaal aan ondernemers teneinde winst te behalen, met uitzondering van startersfondsen als bedoeld in artikel 3.10.1 van de Regeling nationale EZ-subsidies;

b. In onderdeel h, vervalt ‘of een andere, door de minister aangewezen instelling’.

c. Onderdeel n, vervalt, onder verlettering van de onderdelen o en p tot n en o.

2. Artikel 2, derde lid, onderdeel a, vervalt, onder verlettering van de onderdelen b en c tot a en b.

3. In artikel 4, tweede lid, wordt ‘artikel 6, tweede lid’ vervangen door ‘artikel 6, eerste lid, onderdelen a en b’.

4. In artikel 5, achtste lid, wordt ‘artikel 6.2.’ vervangen door ‘artikel 6, eerste lid, onderdelen a en b’

5. Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede tot en met zevende lid tot eerste tot en met zesde lid.

b. In het eerste lid, aanhef, (nieuw) wordt ‘jaarlijks’ vervangen door ‘eenmalig 1 procent van de gegarandeerde waarde van dit risicokapitaal en jaarlijks:’.

c. In het eerste lid, onderdeel a, (nieuw) wordt ‘2,5 procent’ vervangen door ‘3 procent’ en wordt na de puntkomma aan het einde van de zin toegevoegd ‘of’.

d. In het tweede lid tot en met vijfde lid (nieuw), wordt ‘‘het tweede lid’’ vervangen door ‘het eerste lid, onderdelen a en b’.

P

In artikel 7, tweede lid, van bijlage 3.12.1 vervalt onderdeel a, onder verlettering van onderdelen b en c tot a en b.

Q

Artikel 1 van bijlage 3.13.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c wordt na ‘is afgesloten met de afspraak dat’ ingevoegd ‘de rente vast is, of’.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma, wordt na onderdeel i een onderdeel toegevoegd, luidende:

j. fundingkosten:

kosten die de bank maakt om geld aan te trekken op de kapitaalmarkt.

R

In bijlage 3.13a.1, artikel 6, vierde lid, wordt na ‘de verstrekte lening’ ingevoegd: ‘berekend’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2018, met dien verstande dat artikel I, onderdelen L en R, terugwerken tot en met 1 augustus 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 30 april 2018

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

TOELICHTING

1. Algemeen

De onderhavige regeling voert enkele wijzigen door in vier subsidiemodules van de Regeling nationale EZ-subsidies (hierna: RNES), namelijk titel 3.11 (Borgstelling MKB-kredieten), titel 3.12 (Garantie gericht op financiering met risicokapitaal voor ondernemers (groeifaciliteit)), titel 3.13 (Garantie ondernemingsfinanciering) en titel 3.13a (Garantie ondernemingsfinanciering energietransitie financieringsfaciliteit).

2. Borgstelling MKB-kredieten (BMKB)

De BMKB kent een aantal afwijzingsgronden die zijn opgenomen in artikel 3.11.3. Voor subsidie in de vorm van een borgstelling komt, onder meer, niet in aanmerking een financier die een kredietovereenkomst sluit met een MKB-ondernemer die het beroep van dierenarts, notaris, advocaat of gerechtsdeurwaarder uitoefent (artikel 3.11.3, eerste lid, onderdeel b). Deze afwijzingsgrond komt te vervallen (onderdeel A). Vroeger waren dit beschermde of gereguleerde beroepen die in mindere mate onderworpen waren aan concurrentie en marktwerking. Momenteel opereren deze beroepsgroepen als gewone bedrijven in een open markt en daarom is het schrappen van deze bepaling gerechtvaardigd. De bepaling is ook redactioneel gewijzigd. Deze wijziging werkt ook door in de bij deze subsidiemodule behorende bijlagen 3.11.1, 311.2 en 3.11.3 (onderdeel M). Tevens is van de gelegenheid gebruikt gemaakt om een wijziging aan te brengen in de modelovereenkomst voor niet-bancaire-partijen (onderdeel N, bijlage 3.11.3, artikel 24, derde lid), welke bepaling nog het tijdelijke karakter van de BMKB voor deze partijen uitdrukte. Inmiddels is echter besloten de BMKB permanent open te stellen1 voor niet bancaire-partijen, zodat de overeenkomst voor onbepaalde duur kan worden gesloten.

3. Garantie gericht op financiering met risicokapitaal voor ondernemers (groeifaciliteit)

Reserveringsquotum

In de Groeifaciliteit wordt de wijze van verdeling van het subsidieplafond gewijzigd. Op grond van deze subsidiemodule werden de beschikbare middelen verdeeld door aan elk van de financiers op aanvraag een quotum toe te kennen. Tot ten hoogste het bedrag van dat quotum kon de financier voor concrete financieringen garanties verkrijgen, en wel gedurende drie jaar indien het een eerste toekenning van een reserveringsquotum betrof en twee jaar indien reeds eerder een reserveringsquotum was toegekend. Deze mogelijkheid komt te vervallen.

Met deze wijziging zal het subsidieplafond nu worden verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen voor de garantstelling. Dit is opgenomen in het gewijzigde artikel 3.12.8 (onderdeel D). De reden voor deze wijziging is dat de afgelopen jaren weinig gebruik is gemaakt van het reserveringsquotum, omdat er voldoende budget beschikbaar was. Het is de verwachting dat ook de komende jaren voldoende budget beschikbaar is, waardoor de quotumsystematiek niet meer noodzakelijk is. Afschaffing leidt bovendien tot een, zij het beperkte, reductie in administratieve lasten voor de financiers, omdat indiening van een aanvraag voor reserveringsquotum niet meer nodig is. Het is bovendien eenvoudiger in de uitvoering.

Deze gewijzigde systematiek werkt ook door in enkele andere bepalingen van de subsidiemodule. In artikel 3.12.1 (onderdeel B) vervalt de definitie van reserveringsquotum. Artikel 3.12.2, derde lid, vervalt omdat het reserveringsquotum niet langer voorwaarde is voor subsidieverstrekking (onderdeel C). Voorts zullen er geen afwijzingsgronden meer gelden voor de aanvraag van een reserveringsquotum, nu dergelijke aanvragen niet meer kunnen worden ingediend. Hiervoor in de plaats komen (ten dele) vergelijkbare afwijzingsgronden over het afsluiten en naleven van de verplichtingen in de garantstellingsovereenkomst op het niveau van de aanvraag van de individuele garantie (onderdeel E, artikel 3.12.9).

In artikel 3.12.10 is door het verlaten van de quotumsystematiek, niet langer sprake van een eenmalige provisie berekend over het quotum, maar wordt deze berekend over de waarde van de individuele garantstelling. Dit leidt tevens tot een iets andere opbouw en redactie van dit artikel, die evenwel geen inhoudelijke betekenis heeft (onderdeel F). Nu de bepalingen over het quotum komen te vervallen, bestaat er geen noodzaak meer om een quotum over te kunnen dragen (artikel 3.12.11), of aan te vragen (artikel 3.12.12, tweede lid). Deze bepalingen komen derhalve eveneens te vervallen (onderdeel G en H).

De bovenstaande wijziging leidt ook tot wijziging van de daarmee corresponderende bepalingen in de model garantstellingsovereenkomst zoals opgenomen in bijlage 3.12.1 en 3.12.2, namelijk het vervallen van artikel 1, onderdeel n, artikel 2, derde lid, onderdeel a, en artikel 4 tot en met 6 (onderdeel O, onder 1, subonderdeel c en onder 2 tot en met 5). Financiers die reeds beschikken over reserveringsquotum kunnen dit blijven gebruiken. Hiervoor is specifiek overgangsrecht noodzakelijk omdat artikel 5.4 van de RNES hiervoor niet afdoende is. Dit artikel bevat een overgangsrechtelijke bepaling, die van toepassing is op alle wijzigingen die in de RNES plaatsvinden. Derhalve ook op de onderhavige wijziging. Dit artikel strekt ertoe dat wordt voorkomen dat reeds ingediende subsidieaanvragen en verleende en vastgestelde subsidies bij de inwerkingtreding van toekomstige wijzigingen onder het regime van de gewijzigde RNES zouden gaan vallen. Voor garantieregelingen betekent dit dat op verzoeken om individuele garantstellingen, welke immers kunnen worden beschouwd als subsidieaanvragen in de zin van artikel 5.4, het oude recht van toepassing blijft in de genoemde gevallen. Deze bepaling is evenwel niet toegesneden op aanvragen om reserveringsquotum en reeds toegekende reserveringsquota. Om die reden wordt voor deze reserveringsquota met artikel 3.12.13 (onderdeel I) voorzien in specifiek overgangsrecht. In het tweede lid is bepaald dat indien een garantie ten laste wordt gebracht van een reeds toegekend reserveringsquotum, geen afsluitprovisie behoeft te worden betaald. De reden hiervoor is dat voorheen op grond van artikel 3.12.10, eerste lid (oud), een eenmalige provisie in rekening werd gebracht voor aanschaf van een reserveringsquotum. Deze bepaling voorkomt derhalve een dubbele eenmalige provisie.

Verhoging provisie

De periodieke provisie, voor zover de garantie betrekking heeft op niet converteerbare achtergestelde leningen, wordt verhoogd van 2,5% naar 3%. Deze verhoging is noodzakelijk in verband met de kostendekkendheid van de regeling. Bij de opzet van de regeling is er van uitgegaan dat er bij garanties op achtergestelde leningen naar verwachting een minder groot beroep zou worden gedaan op deze garantie dan bij garanties op aandelen. Op basis van analyse van de resultaten over de afgelopen elf jaar is echter gebleken dat dit beroep op de garanties verhoudingsgewijs vergelijkbaar is. Als gevolg van deze wijziging zal voor beide financieringsvormen een risicopremie van 3% gaan gelden. Deze wijziging is opgenomen in artikel 3.12.10, eerste lid, onderdeel a, (nieuw), (onderdeel F, onder 3) en in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van de bijlagen 3.12.1 en 3.12.2 (onderdeel O, onder 5, subonderdeel c).

Voorleggen wijzigingen

In artikel 7, tweede lid, van de model garantstellingsovereenkomst ten aanzien van achtergestelde leningen en aandelenkapitaal (bijlage 3.12.1), is opgenomen dat de financier de Staat over bepaalde gebeurtenissen in verband met het financieringsbeleid, de organisatie van de financier of het gegarandeerde kapitaal achteraf, binnen een termijn van acht weken, dient te informeren. Hieronder valt onder meer een omzetting van een achtergestelde lening in aandelenkapitaal. Dit bij wijze van uitzondering op de hoofdregel dat de Staat voor wijzigingen in de leningovereenkomst van de lening, waar de bedoelde omzetting onder valt, vooraf om toestemming moet worden gevraagd (artikel 5, elfde lid, van de model garantstellingsovereenkomst).

Met de onderhavige wijziging is dit veranderd (onderdeel P). Het wordt niet langer voldoende geacht dat de Staat achteraf over deze omzetting wordt geïnformeerd, omdat een dergelijke omzetting van een achtergestelde lening in aandelenkapitaal het risicoprofiel van de garantie kan verhogen. Om die reden moet de Staat hiervoor vooraf om toestemming worden gevraagd. Door het schrappen van artikel 7, tweede lid, onderdeel a, van de model garantstellingsovereenkomst, wordt deze omzetting niet langer begrepen onder een gebeurtenis waarover de Staat achteraf kan worden geïnformeerd. Omdat een omzetting van een achtergestelde lening in aandelenkapitaal een wijziging van de leningovereenkomst vormt, valt deze gebeurtenis derhalve in de toekomst automatisch onder het regime van artikel 5, elfde lid, van de model garantstellingsovereenkomst, waarin is opgenomen dat de financier slechts wijzigingen aanbrengt in de leningovereenkomst van de lening na voorafgaande toestemming van de Staat. Deze wijziging geldt niet voor bijlage 3.12.2 omdat die overeenkomst alleen betrekking heeft op achtergestelde leningen, zodat een dergelijke omzetting voor financiers die deze overeenkomst hebben getekend, niet aan de orde kan zijn.

Definitie financier

Door een recente wijziging van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies2 zijn de definities van financier en participatiemaatschappij aangepast. De definitie van participatiemaatschappij is verruimd door naast kapitaalvennootschappen en vennootschappen met een afgescheiden vermogen ook rechtspersonen met een afgescheiden vermogen niet zijnde vennootschappen toe te laten. Hierdoor vallen ook investeringsfondsen in de vorm van coöperaties en stichtingen onder de definitie. Door opname in het Kaderbesluit, werkt deze gewijzigde definitie automatisch door in de tekst van de subsidiemodules in de RNES, die daarop zijn gebaseerd. Dat geldt ook voor de subsidiemodule Groeifaciliteit. Er is echter wel een wijziging van de model garantstellingsovereenkomst noodzakelijk, omdat in de tekst daarvan, omwille van de zelfstandige leesbaarheid daarvan, enkele definities uit het Kaderbesluit zijn herhaald. Dat geldt onder meer voor de definitie van participatiemaatschappij, die is opgenomen in artikel 1, onderdeel f, van de modellen garantstellingsovereenkomst (onderdeel O, onder 1, subonderdeel a). Deze wordt met de onderhavige wijziging in lijn gebracht met de definitie van het Kaderbesluit. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de beperking ten aanzien van startersfondsen, die ook is opgenomen in artikel 3.12.2, eerste lid, van de regeling, ongewijzigd gehandhaafd blijft.

Op grond van de oude definitie van financier bestond de mogelijkheid voor de minister om naast banken en participatiemaatschappijen ook andere instellingen aan te wijzen. De mogelijkheid om dit te doen is met de wijziging van het Kaderbesluit gesplitst in de mogelijkheid om dit categoraal te doen door in een financieringsmodule in een ministeriële regeling onder het Kaderbesluit (met name de RNES) ook financiers met een andere (rechts)vorm toe te laten, en de mogelijkheid om dit individueel te doen door in die module de mogelijkheid te creëren voor het aanwijzen van specifieke instellingen. Na de verruiming van de definitie van participatiemaatschappij is er bij de Groeifaciliteit geen behoefte om op het niveau van de subsidiemodule de mogelijkheid te creëren om dit individueel te doen. Nu dat niet aan de orde is, is de verwijzing naar dergelijke individuele aanwijzingen in artikel 1, onderdeel g, van de model garantstellingsovereenkomst vervallen (onderdeel O, onder 1, subonderdeel b).

4. Garantie ondernemingsfinanciering (GO)

Op dit moment kunnen op grond van de GO alleen leningen onder de garantstelling van de Staat worden gebracht die zijn afgesloten met de afspraak dat een gedeelte van de rente vast is, een gedeelte van de rente flexibel is en gekoppeld is aan Euribor. Met deze wijziging wordt het mogelijk gemaakt om ook leningen met louter vaste rente onder de GO te brengen. Ten tijde van de totstandkoming van de regeling was hier nauwelijks vraag naar, maar na de kredietcrisis zijn vooral bij het MKB leningen met vaste rente steeds gangbaarder. Dit heeft geen consequenties voor de kostendekkendheid van de regeling. Ook bij een vaste rente zijn er voldoende referentierentes beschikbaar om tot een risico gewogen premie te komen. Dit leidt tot een wijziging van artikel 3.13.1, eerste lid (onderdeel J, onder 2) en artikel 1 van bijlage 3.13.1 (onderdeel Q, onder 1). Omdat de verwachting is dat hierdoor ook banken zullen deelnemen die zich uitsluitend bedienen van leningen met vaste rente, is ook de bepaling in verband met de provisie gewijzigd. In de tekst is opgenomen dat de aan de Staat af te dragen provisie bestaat uit alle door de financier over het gegarandeerde deel van de lening ontvangen inkomsten te verminderen, met – onder andere – Euribor zoals opgenomen in de kredietofferte aan het te financieren bedrijf vermeerderd met een liquiditeitsopslag (onderdeel K, artikel 3.13.10, eerste lid, onderdeel b en bijlage 3.13.1, artikel 6, eerste lid, onderdeel b). Dit zijn de kosten die de bank maakt om kapitaal aan te trekken op de kapitaalmarkt (fundingkosten). Er zijn evenwel banken die voor de berekening van de deze kosten geen gebruik maken van Euribor, maar een andere systematiek hanteren. Om die reden is deze bepaling verbreed door hieronder alle fundingkosten te verstaan. Het spreekt voor zich dat hieronder, net als voorheen, ook de Euribor-systematiek wordt begrepen. Daarin is derhalve niets veranderd.

5. Garantie ondernemingsfinanciering energietransitie financieringsfaciliteit (GO ETFF).

Er zijn enkele onvolkomenheden hersteld in de GO ETFF. Er is een omissie hersteld in artikel 3.13a, eerste lid en in bijlage 3.13a.1, artikel 1, onderdeel c (onderdeel L). De rente van de achtergestelde GO ETFF lening dient, anders dan de huidige tekst aangeeft, ten minste 200 basispunten hoger te zijn dan de hoogste rente van de niet-achtergestelde senior lening of leningen, zijnde het niet risicodragend vreemd vermogen, voor hetzelfde energietransitieproject. Dit is in overeenstemming met de voorwaarde, zoals deze door de Europese Commissie is gesteld bij punt 12 van het besluit onder het dossiernummer SA.47416 (2017/N)3. In bijlage 3.13a.1, artikel 6, vierde lid, is het woord berekend ingevoegd. Dit was weggevallen in de oorspronkelijke tekst (onderdeel R).

6. Regeldruk

Afschaffing van het reserveringsquotum leidt tot een, zij het beperkte, reductie in administratieve lasten voor de financiers, omdat indiening van een aanvraag voor reserveringsquotum niet meer nodig is. Jaarlijks dienden naar schatting 15 financiers een aanvraag voor een quotum in. Uitgaande van een tijdsbesteding van 1 uur voor het indienen van een aanvraag en een gemiddeld uurtarief van € 54,–, leidt de afschaffing van het reserveringsquotum tot een regeldrukreductie van € 810,– (15 aanvragers x € 54,–).

Financiers dienen de Staat niet langer achteraf over bepaalde gebeurtenissen in verband met het financieringsbeleid te informeren. In principe leidt dit tot een lastenverlichting. Echter deze valt weg door de lastentoename als gevolg van een verplichting om de Staat voortaan vooraf om toestemming te vragen. Deze wijziging brengt dus geen extra regeldruk met zich mee.

De overige wijzigingen hebben geen gevolgen voor de administratieve lasten.

7. Staatsteun

Subsidie die op grond van de BMKB wordt verstrekt, wordt gerechtvaardigd door de algemene de-minimisverordening (verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352). Subsidie die wordt verstrekt op grond van de Groeifaciliteit, de GO en de GO ETFF vormt geen staatssteun. De met deze regeling doorgevoerde wijzingen brengen hierin geen verandering.

8. Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2018. Dit is een vast verandermoment als bedoeld in aanwijzing 4.17, tweede lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Tevens wordt voldaan aan de regel dat tussen de publicatiedatum en het tijdstip van inwerkingtreding een termijn van minimaal twee maanden in acht wordt genomen.

De wijzigingen in de subsidiemodule GO ETFF (artikel I, onderdelen L en R) werken terug tot en met 1 augustus 2017. Zoals hierboven is aangegeven, worden enkele onvolkomenheden hersteld, mede met het oog op het voldoen aan het genoemde besluit van de Europese Commissie. Tegen terugwerkende kracht bestaat ook anderszins geen bezwaar, omdat vanaf de inwerkingtreding van deze subsidiemodule, de bovenstaande omissies duidelijk aan de doelgroep van de regeling zijn gecommuniceerd en niet belastend van aard zijn.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

Naar boven