ARTIKEL I
De Regeling nationale EZ-subsidies wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3.11.3, eerste lid, onderdeel b, wordt na ‘als’ ingevoegd ‘bedoeld’ en
vervalt ‘dan wel het beroep van dierenarts, notaris, advocaat of gerechtsdeurwaarder’.
B
In artikel 3.12.1 vervalt de begripsbepaling van ‘reserveringsquotum’.
C
Artikel 3.12.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid, vervalt, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde
en vierde lid.
2. In het vierde lid (nieuw) wordt ‘vierde lid’ vervangen door ‘derde lid’.
D
In artikel 3.12.8 wordt ‘het toekennen van reserveringsquotum’ vervangen door ‘garantstellingen’.
E
Artikel 3.12.9 komt te luiden:
Artikel 3.12.9 Afwijzingsgronden
De minister beslist afwijzend op een aanvraag voor een garantstelling indien:
-
a. de financier geen garantstellingsovereenkomst met de Staat heeft gesloten;
-
b. er niet wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van het model garantstellingsovereenkomst
zoals opgenomen in bijlage 3.12.1 respectievelijk 3.12.2;
-
c. de aanvrager eerder tekort is geschoten bij de naleving van verplichtingen op grond
van de garantstellingsovereenkomst.
F
Artikel 3.12.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede en derde lid tot eerste
en tweede lid.
2. In het eerste lid, aanhef, (nieuw) wordt ‘vastgesteld op:’ vervangen door ‘vastgesteld
op een eenmalige provisie van 1 procent van de gegarandeerde waarde van dit risicokapitaal
en’
3. In het eerste lid, onderdeel a, (nieuw) wordt ‘2,5 procent’ vervangen door ‘3 procent’
en wordt de puntkomma aan het einde van de zin vervangen door ‘; of’.
G
Artikel 3.12.11 vervalt, onder vernummering van de artikelen 3.12.12 tot en met 3.12.14
tot 3.12.11 tot en met 3.12.13.
H
Artikel 3.12.12, tweede lid, (nieuw) alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid
vervallen.
I
Na artikel 3.12.13 (nieuw) wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3.12.14 Overgangsrecht
-
1. Op aanvragen om reserveringsquotum die zijn ingediend voor 1 juli 2018 en op reserveringsquota
die voor dat tijdstip zijn toegekend, blijft deze regeling van toepassing zoals deze
luidde voor dat tijdstip.
-
2. De eenmalig provisie van 1 procent, genoemd in artikel 3.12.10, eerste lid, aanhef,
is niet verschuldigd voor een garantie die ten laste komt van een reserveringsquotum.
J
Artikel 3.13.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de begripsbepaling van ‘lening’ wordt een begripsbepaling ingevoegd, luidende:
- fundingkosten:
-
kosten die de bank maakt om geld aan te trekken op de kapitaalmarkt;
2. In de begripsbepaling van ‘lening’ wordt in onderdeel c na ‘is afgesloten met de
afspraak dat’ ingevoegd ‘de rente vast is, of’.
K
In artikel 3.13.10, eerste lid, onderdeel b, en in artikel 6, eerste lid, onderdeel
b, van bijlage 3.13.1, wordt ‘Euribor zoals opgenomen in de kredietofferte aan het
te financieren bedrijf’ vervangen door ‘fundingkosten,’.
L
In artikel 3.13a.1, eerste lid, wordt in de begripsomschrijving van ‘lening’ in onderdeel
f en in bijlage 3.13a.1, artikel 1, onderdeel c, ‘die 200 basispunten hoger is’ telkens
vervangen door: ‘die ten minste 200 basispunten hoger is’.
M
In de bijlagen 3.11.1, 3.11.2. en 3.11.3 vervalt in artikel 4, eerste lid, onderdeel
a, onder 3, telkens ‘, noch oefent hij het beroep van dierenarts, notaris, advocaat
of gerechtsdeurwaarder uit’.
N
In bijlage 3.11.3, artikel 24, derde lid, wordt ‘voor bepaalde tijd tot en met 31 december
2014’ vervangen door ‘voor onbepaalde tijd’.
O
De bijlagen 3.12.1 en 3.12.2 worden telkens als volgt gewijzigd:
1. Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel f, komt te luiden:
- participatiemaatschappij:
-
kapitaalvennootschap, vennootschap met een afgescheiden vermogen, of rechtspersoon
met een afgescheiden vermogen niet zijnde een vennootschap, ingericht naar het recht
van één van de lidstaten van de Europese Unie, die blijkens zijn statuten of blijkens
de overeenkomst waarbij hij is ingesteld tot doel heeft of mede tot doel heeft het
verstrekken van risicokapitaal aan ondernemers teneinde winst te behalen, met uitzondering
van startersfondsen als bedoeld in artikel 3.10.1 van de Regeling nationale EZ-subsidies;
b. In onderdeel h, vervalt ‘of een andere, door de minister aangewezen instelling’.
c. Onderdeel n, vervalt, onder verlettering van de onderdelen o en p tot n en o.
2. Artikel 2, derde lid, onderdeel a, vervalt, onder verlettering van de onderdelen
b en c tot a en b.
3. In artikel 4, tweede lid, wordt ‘artikel 6, tweede lid’ vervangen door ‘artikel 6,
eerste lid, onderdelen a en b’.
4. In artikel 5, achtste lid, wordt ‘artikel 6.2.’ vervangen door ‘artikel 6, eerste
lid, onderdelen a en b’
5. Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
a. Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede tot en met zevende lid
tot eerste tot en met zesde lid.
b. In het eerste lid, aanhef, (nieuw) wordt ‘jaarlijks’ vervangen door ‘eenmalig 1 procent
van de gegarandeerde waarde van dit risicokapitaal en jaarlijks:’.
c. In het eerste lid, onderdeel a, (nieuw) wordt ‘2,5 procent’ vervangen door ‘3 procent’
en wordt na de puntkomma aan het einde van de zin toegevoegd ‘of’.
d. In het tweede lid tot en met vijfde lid (nieuw), wordt ‘‘het tweede lid’’ vervangen
door ‘het eerste lid, onderdelen a en b’.
P
In artikel 7, tweede lid, van bijlage 3.12.1 vervalt onderdeel a, onder verlettering
van onderdelen b en c tot a en b.
Q
Artikel 1 van bijlage 3.13.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel c wordt na ‘is afgesloten met de afspraak dat’ ingevoegd ‘de rente vast
is, of’.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma, wordt
na onderdeel i een onderdeel toegevoegd, luidende:
- j. fundingkosten:
-
kosten die de bank maakt om geld aan te trekken op de kapitaalmarkt.
R
In bijlage 3.13a.1, artikel 6, vierde lid, wordt na ‘de verstrekte lening’ ingevoegd:
‘berekend’.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2018, met dien verstande dat
artikel I, onderdelen L en R, terugwerken tot en met 1 augustus 2017.
TOELICHTING
1. Algemeen
De onderhavige regeling voert enkele wijzigen door in vier subsidiemodules van de
Regeling nationale EZ-subsidies (hierna: RNES), namelijk titel 3.11 (Borgstelling
MKB-kredieten), titel 3.12 (Garantie gericht op financiering met risicokapitaal voor
ondernemers (groeifaciliteit)), titel 3.13 (Garantie ondernemingsfinanciering) en
titel 3.13a (Garantie ondernemingsfinanciering energietransitie financieringsfaciliteit).
2. Borgstelling MKB-kredieten (BMKB)
De BMKB kent een aantal afwijzingsgronden die zijn opgenomen in artikel 3.11.3. Voor
subsidie in de vorm van een borgstelling komt, onder meer, niet in aanmerking een
financier die een kredietovereenkomst sluit met een MKB-ondernemer die het beroep
van dierenarts, notaris, advocaat of gerechtsdeurwaarder uitoefent (artikel 3.11.3,
eerste lid, onderdeel b). Deze afwijzingsgrond komt te vervallen (onderdeel A). Vroeger
waren dit beschermde of gereguleerde beroepen die in mindere mate onderworpen waren
aan concurrentie en marktwerking. Momenteel opereren deze beroepsgroepen als gewone
bedrijven in een open markt en daarom is het schrappen van deze bepaling gerechtvaardigd.
De bepaling is ook redactioneel gewijzigd. Deze wijziging werkt ook door in de bij
deze subsidiemodule behorende bijlagen 3.11.1, 311.2 en 3.11.3 (onderdeel M). Tevens
is van de gelegenheid gebruikt gemaakt om een wijziging aan te brengen in de modelovereenkomst
voor niet-bancaire-partijen (onderdeel N, bijlage 3.11.3, artikel 24, derde lid),
welke bepaling nog het tijdelijke karakter van de BMKB voor deze partijen uitdrukte.
Inmiddels is echter besloten de BMKB permanent open te stellen1 voor niet bancaire-partijen, zodat de overeenkomst voor onbepaalde duur kan worden
gesloten.
3. Garantie gericht op financiering met risicokapitaal voor ondernemers (groeifaciliteit)
Reserveringsquotum
In de Groeifaciliteit wordt de wijze van verdeling van het subsidieplafond gewijzigd.
Op grond van deze subsidiemodule werden de beschikbare middelen verdeeld door aan
elk van de financiers op aanvraag een quotum toe te kennen. Tot ten hoogste het bedrag
van dat quotum kon de financier voor concrete financieringen garanties verkrijgen,
en wel gedurende drie jaar indien het een eerste toekenning van een reserveringsquotum
betrof en twee jaar indien reeds eerder een reserveringsquotum was toegekend. Deze
mogelijkheid komt te vervallen.
Met deze wijziging zal het subsidieplafond nu worden verdeeld op volgorde van binnenkomst
van de aanvragen voor de garantstelling. Dit is opgenomen in het gewijzigde artikel
3.12.8 (onderdeel D). De reden voor deze wijziging is dat de afgelopen jaren weinig
gebruik is gemaakt van het reserveringsquotum, omdat er voldoende budget beschikbaar
was. Het is de verwachting dat ook de komende jaren voldoende budget beschikbaar is,
waardoor de quotumsystematiek niet meer noodzakelijk is. Afschaffing leidt bovendien
tot een, zij het beperkte, reductie in administratieve lasten voor de financiers,
omdat indiening van een aanvraag voor reserveringsquotum niet meer nodig is. Het is
bovendien eenvoudiger in de uitvoering.
Deze gewijzigde systematiek werkt ook door in enkele andere bepalingen van de subsidiemodule.
In artikel 3.12.1 (onderdeel B) vervalt de definitie van reserveringsquotum. Artikel
3.12.2, derde lid, vervalt omdat het reserveringsquotum niet langer voorwaarde is
voor subsidieverstrekking (onderdeel C). Voorts zullen er geen afwijzingsgronden meer
gelden voor de aanvraag van een reserveringsquotum, nu dergelijke aanvragen niet meer
kunnen worden ingediend. Hiervoor in de plaats komen (ten dele) vergelijkbare afwijzingsgronden
over het afsluiten en naleven van de verplichtingen in de garantstellingsovereenkomst
op het niveau van de aanvraag van de individuele garantie (onderdeel E, artikel 3.12.9).
In artikel 3.12.10 is door het verlaten van de quotumsystematiek, niet langer sprake
van een eenmalige provisie berekend over het quotum, maar wordt deze berekend over
de waarde van de individuele garantstelling. Dit leidt tevens tot een iets andere
opbouw en redactie van dit artikel, die evenwel geen inhoudelijke betekenis heeft
(onderdeel F). Nu de bepalingen over het quotum komen te vervallen, bestaat er geen
noodzaak meer om een quotum over te kunnen dragen (artikel 3.12.11), of aan te vragen
(artikel 3.12.12, tweede lid). Deze bepalingen komen derhalve eveneens te vervallen
(onderdeel G en H).
De bovenstaande wijziging leidt ook tot wijziging van de daarmee corresponderende
bepalingen in de model garantstellingsovereenkomst zoals opgenomen in bijlage 3.12.1
en 3.12.2, namelijk het vervallen van artikel 1, onderdeel n, artikel 2, derde lid,
onderdeel a, en artikel 4 tot en met 6 (onderdeel O, onder 1, subonderdeel c en onder
2 tot en met 5). Financiers die reeds beschikken over reserveringsquotum kunnen dit
blijven gebruiken. Hiervoor is specifiek overgangsrecht noodzakelijk omdat artikel
5.4 van de RNES hiervoor niet afdoende is. Dit artikel bevat een overgangsrechtelijke
bepaling, die van toepassing is op alle wijzigingen die in de RNES plaatsvinden. Derhalve
ook op de onderhavige wijziging. Dit artikel strekt ertoe dat wordt voorkomen dat
reeds ingediende subsidieaanvragen en verleende en vastgestelde subsidies bij de inwerkingtreding
van toekomstige wijzigingen onder het regime van de gewijzigde RNES zouden gaan vallen.
Voor garantieregelingen betekent dit dat op verzoeken om individuele garantstellingen,
welke immers kunnen worden beschouwd als subsidieaanvragen in de zin van artikel 5.4,
het oude recht van toepassing blijft in de genoemde gevallen. Deze bepaling is evenwel
niet toegesneden op aanvragen om reserveringsquotum en reeds toegekende reserveringsquota.
Om die reden wordt voor deze reserveringsquota met artikel 3.12.13 (onderdeel I) voorzien
in specifiek overgangsrecht. In het tweede lid is bepaald dat indien een garantie
ten laste wordt gebracht van een reeds toegekend reserveringsquotum, geen afsluitprovisie
behoeft te worden betaald. De reden hiervoor is dat voorheen op grond van artikel
3.12.10, eerste lid (oud), een eenmalige provisie in rekening werd gebracht voor aanschaf
van een reserveringsquotum. Deze bepaling voorkomt derhalve een dubbele eenmalige
provisie.
Verhoging provisie
De periodieke provisie, voor zover de garantie betrekking heeft op niet converteerbare
achtergestelde leningen, wordt verhoogd van 2,5% naar 3%. Deze verhoging is noodzakelijk
in verband met de kostendekkendheid van de regeling. Bij de opzet van de regeling
is er van uitgegaan dat er bij garanties op achtergestelde leningen naar verwachting
een minder groot beroep zou worden gedaan op deze garantie dan bij garanties op aandelen.
Op basis van analyse van de resultaten over de afgelopen elf jaar is echter gebleken
dat dit beroep op de garanties verhoudingsgewijs vergelijkbaar is. Als gevolg van
deze wijziging zal voor beide financieringsvormen een risicopremie van 3% gaan gelden.
Deze wijziging is opgenomen in artikel 3.12.10, eerste lid, onderdeel a, (nieuw),
(onderdeel F, onder 3) en in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van de bijlagen 3.12.1
en 3.12.2 (onderdeel O, onder 5, subonderdeel c).
Voorleggen wijzigingen
In artikel 7, tweede lid, van de model garantstellingsovereenkomst ten aanzien van
achtergestelde leningen en aandelenkapitaal (bijlage 3.12.1), is opgenomen dat de
financier de Staat over bepaalde gebeurtenissen in verband met het financieringsbeleid,
de organisatie van de financier of het gegarandeerde kapitaal achteraf, binnen een
termijn van acht weken, dient te informeren. Hieronder valt onder meer een omzetting
van een achtergestelde lening in aandelenkapitaal. Dit bij wijze van uitzondering
op de hoofdregel dat de Staat voor wijzigingen in de leningovereenkomst van de lening,
waar de bedoelde omzetting onder valt, vooraf om toestemming moet worden gevraagd
(artikel 5, elfde lid, van de model garantstellingsovereenkomst).
Met de onderhavige wijziging is dit veranderd (onderdeel P). Het wordt niet langer
voldoende geacht dat de Staat achteraf over deze omzetting wordt geïnformeerd, omdat
een dergelijke omzetting van een achtergestelde lening in aandelenkapitaal het risicoprofiel
van de garantie kan verhogen. Om die reden moet de Staat hiervoor vooraf om toestemming
worden gevraagd. Door het schrappen van artikel 7, tweede lid, onderdeel a, van de
model garantstellingsovereenkomst, wordt deze omzetting niet langer begrepen onder
een gebeurtenis waarover de Staat achteraf kan worden geïnformeerd. Omdat een omzetting
van een achtergestelde lening in aandelenkapitaal een wijziging van de leningovereenkomst
vormt, valt deze gebeurtenis derhalve in de toekomst automatisch onder het regime
van artikel 5, elfde lid, van de model garantstellingsovereenkomst, waarin is opgenomen
dat de financier slechts wijzigingen aanbrengt in de leningovereenkomst van de lening
na voorafgaande toestemming van de Staat. Deze wijziging geldt niet voor bijlage 3.12.2
omdat die overeenkomst alleen betrekking heeft op achtergestelde leningen, zodat een
dergelijke omzetting voor financiers die deze overeenkomst hebben getekend, niet aan
de orde kan zijn.
Definitie financier
Door een recente wijziging van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies2 zijn de definities van financier en participatiemaatschappij aangepast. De definitie
van participatiemaatschappij is verruimd door naast kapitaalvennootschappen en vennootschappen
met een afgescheiden vermogen ook rechtspersonen met een afgescheiden vermogen niet
zijnde vennootschappen toe te laten. Hierdoor vallen ook investeringsfondsen in de
vorm van coöperaties en stichtingen onder de definitie. Door opname in het Kaderbesluit,
werkt deze gewijzigde definitie automatisch door in de tekst van de subsidiemodules
in de RNES, die daarop zijn gebaseerd. Dat geldt ook voor de subsidiemodule Groeifaciliteit.
Er is echter wel een wijziging van de model garantstellingsovereenkomst noodzakelijk,
omdat in de tekst daarvan, omwille van de zelfstandige leesbaarheid daarvan, enkele
definities uit het Kaderbesluit zijn herhaald. Dat geldt onder meer voor de definitie
van participatiemaatschappij, die is opgenomen in artikel 1, onderdeel f, van de modellen
garantstellingsovereenkomst (onderdeel O, onder 1, subonderdeel a). Deze wordt met
de onderhavige wijziging in lijn gebracht met de definitie van het Kaderbesluit. Voor
de goede orde wordt opgemerkt dat de beperking ten aanzien van startersfondsen, die
ook is opgenomen in artikel 3.12.2, eerste lid, van de regeling, ongewijzigd gehandhaafd
blijft.
Op grond van de oude definitie van financier bestond de mogelijkheid voor de minister
om naast banken en participatiemaatschappijen ook andere instellingen aan te wijzen.
De mogelijkheid om dit te doen is met de wijziging van het Kaderbesluit gesplitst
in de mogelijkheid om dit categoraal te doen door in een financieringsmodule in een
ministeriële regeling onder het Kaderbesluit (met name de RNES) ook financiers met
een andere (rechts)vorm toe te laten, en de mogelijkheid om dit individueel te doen
door in die module de mogelijkheid te creëren voor het aanwijzen van specifieke instellingen.
Na de verruiming van de definitie van participatiemaatschappij is er bij de Groeifaciliteit
geen behoefte om op het niveau van de subsidiemodule de mogelijkheid te creëren om
dit individueel te doen. Nu dat niet aan de orde is, is de verwijzing naar dergelijke
individuele aanwijzingen in artikel 1, onderdeel g, van de model garantstellingsovereenkomst
vervallen (onderdeel O, onder 1, subonderdeel b).
4. Garantie ondernemingsfinanciering (GO)
Op dit moment kunnen op grond van de GO alleen leningen onder de garantstelling van
de Staat worden gebracht die zijn afgesloten met de afspraak dat een gedeelte van
de rente vast is, een gedeelte van de rente flexibel is en gekoppeld is aan Euribor.
Met deze wijziging wordt het mogelijk gemaakt om ook leningen met louter vaste rente
onder de GO te brengen. Ten tijde van de totstandkoming van de regeling was hier nauwelijks
vraag naar, maar na de kredietcrisis zijn vooral bij het MKB leningen met vaste rente
steeds gangbaarder. Dit heeft geen consequenties voor de kostendekkendheid van de
regeling. Ook bij een vaste rente zijn er voldoende referentierentes beschikbaar om
tot een risico gewogen premie te komen. Dit leidt tot een wijziging van artikel 3.13.1,
eerste lid (onderdeel J, onder 2) en artikel 1 van bijlage 3.13.1 (onderdeel Q, onder
1). Omdat de verwachting is dat hierdoor ook banken zullen deelnemen die zich uitsluitend
bedienen van leningen met vaste rente, is ook de bepaling in verband met de provisie
gewijzigd. In de tekst is opgenomen dat de aan de Staat af te dragen provisie bestaat
uit alle door de financier over het gegarandeerde deel van de lening ontvangen inkomsten
te verminderen, met – onder andere – Euribor zoals opgenomen in de kredietofferte
aan het te financieren bedrijf vermeerderd met een liquiditeitsopslag (onderdeel K,
artikel 3.13.10, eerste lid, onderdeel b en bijlage 3.13.1, artikel 6, eerste lid,
onderdeel b). Dit zijn de kosten die de bank maakt om kapitaal aan te trekken op de
kapitaalmarkt (fundingkosten). Er zijn evenwel banken die voor de berekening van de deze kosten geen gebruik maken
van Euribor, maar een andere systematiek hanteren. Om die reden is deze bepaling verbreed
door hieronder alle fundingkosten te verstaan. Het spreekt voor zich dat hieronder,
net als voorheen, ook de Euribor-systematiek wordt begrepen. Daarin is derhalve niets
veranderd.
5. Garantie ondernemingsfinanciering energietransitie financieringsfaciliteit (GO
ETFF).
Er zijn enkele onvolkomenheden hersteld in de GO ETFF. Er is een omissie hersteld
in artikel 3.13a, eerste lid en in bijlage 3.13a.1, artikel 1, onderdeel c (onderdeel
L). De rente van de achtergestelde GO ETFF lening dient, anders dan de huidige tekst
aangeeft, ten minste 200 basispunten hoger te zijn dan de hoogste rente van de niet-achtergestelde senior
lening of leningen, zijnde het niet risicodragend vreemd vermogen, voor hetzelfde
energietransitieproject. Dit is in overeenstemming met de voorwaarde, zoals deze door
de Europese Commissie is gesteld bij punt 12 van het besluit onder het dossiernummer
SA.47416 (2017/N)3. In bijlage 3.13a.1, artikel 6, vierde lid, is het woord berekend ingevoegd. Dit was weggevallen in de oorspronkelijke tekst (onderdeel R).
6. Regeldruk
Afschaffing van het reserveringsquotum leidt tot een, zij het beperkte, reductie in
administratieve lasten voor de financiers, omdat indiening van een aanvraag voor reserveringsquotum
niet meer nodig is. Jaarlijks dienden naar schatting 15 financiers een aanvraag voor
een quotum in. Uitgaande van een tijdsbesteding van 1 uur voor het indienen van een
aanvraag en een gemiddeld uurtarief van € 54,–, leidt de afschaffing van het reserveringsquotum
tot een regeldrukreductie van € 810,– (15 aanvragers x € 54,–).
Financiers dienen de Staat niet langer achteraf over bepaalde gebeurtenissen in verband
met het financieringsbeleid te informeren. In principe leidt dit tot een lastenverlichting.
Echter deze valt weg door de lastentoename als gevolg van een verplichting om de Staat
voortaan vooraf om toestemming te vragen. Deze wijziging brengt dus geen extra regeldruk
met zich mee.
De overige wijzigingen hebben geen gevolgen voor de administratieve lasten.
7. Staatsteun
Subsidie die op grond van de BMKB wordt verstrekt, wordt gerechtvaardigd door de algemene
de-minimisverordening (verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december
2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende
de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352). Subsidie die
wordt verstrekt op grond van de Groeifaciliteit, de GO en de GO ETFF vormt geen staatssteun.
De met deze regeling doorgevoerde wijzingen brengen hierin geen verandering.
8. Inwerkingtreding
De regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2018. Dit is een vast verandermoment
als bedoeld in aanwijzing 4.17, tweede lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.
Tevens wordt voldaan aan de regel dat tussen de publicatiedatum en het tijdstip van
inwerkingtreding een termijn van minimaal twee maanden in acht wordt genomen.
De wijzigingen in de subsidiemodule GO ETFF (artikel I, onderdelen L en R) werken
terug tot en met 1 augustus 2017. Zoals hierboven is aangegeven, worden enkele onvolkomenheden
hersteld, mede met het oog op het voldoen aan het genoemde besluit van de Europese
Commissie. Tegen terugwerkende kracht bestaat ook anderszins geen bezwaar, omdat vanaf
de inwerkingtreding van deze subsidiemodule, de bovenstaande omissies duidelijk aan
de doelgroep van de regeling zijn gecommuniceerd en niet belastend van aard zijn.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer