NOTA VAN TOELICHTING
Algemeen
Op grond van de artikelen 8, tweede lid, onder f, en artikel 10, tweede lid, onder
g, van de wet worden bij Ministeriële regeling de gevallen benoemd waarin naslag naar
een persoon of instantie (‘het doen van mededeling omtrent door de dienst verwerkte
gegevens omtrent een persoon of instantie’) kan plaatsvinden en aan wie of welke instanties
informatie kan worden verstrekt. Met de onderhavige regeling wordt hieraan uitvoering
gegeven en worden de gevallen waarin naslag door de diensten op verzoek van een externe
partij kan plaatsvinden limitatief opgesomd. Uitsluitend in de gevallen die in de
onderhavige regeling zijn opgesomd kan derhalve naslag plaatsvinden. Datzelfde geldt
voor de verzoekers die in deze regeling zijn opgesomd: uitsluitend de in deze regeling
aangewezen personen en instanties kunnen een verzoek om naslag doen.
Naslag is kort gezegd een zoekslag in de eigen bestanden van de dienst op verzoek
van een externe partij om na te gaan of er ten aanzien van een bepaalde persoon of
instantie in de bestanden bij de dienst relevante (geëvalueerde) gegevens beschikbaar
zijn. Bij naslag worden alleen de eigen bestanden van de diensten geraadpleegd. Naslag
levert gegevens op als de diensten in het verleden in het kader van de uitvoering
van hun taken de betrokken persoon of instantie zijn ‘tegengekomen’ en over de betrokken
persoon of instantie bij die gelegenheid informatie is vastgelegd. Naslag is dus niet
de raadpleging van externe bestanden die niet van de diensten zelf zijn. De in deze
regeling aangewezen gevallen betreffen goeddeels een codificatie van een reeds bestaande
praktijk. Bij de vorming van deze praktijk heeft altijd als uitgangspunt gediend dat
naslag moet passen in de algemene taakstelling van de diensten in het belang van de
nationale veiligheid.
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, en de Ministers van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties en Defensie bepalen gezamenlijk in welke gevallen naslag
kan plaatsvinden, als waarborg dat naslag slechts kan plaatsvinden in (vooraf) bepaalde
gevallen en dat daartoe niet te lichtvaardig wordt besloten. Het is uiteraard mogelijk
dat in de toekomst wordt besloten om de regeling aan te passen of aan te vullen. Daartoe
kan ook aanleiding zijn bij eenmalige (incidentele) aangelegenheden, zoals bijvoorbeeld
de Nuclear Security Summit die in maart 2014 in Den Haag heeft plaatsgehad en de inhuldiging
van Koning Willem-Alexander die op 30 april 2013 in Amsterdam heeft plaatsgevonden.
Bij dergelijke grootschalige evenementen zou dan naslag kunnen plaatsvinden van personen
die, al dan niet door hun functie, in de nabijheid van hoogwaardigheidsbekleders kunnen
komen, dan wel toegang hebben tot gebouwen waarin de hoogwaardigheidsbekleders zich
(zullen) begeven.
Naslagen door de AIVD
Een belangrijke categorie naslagen in de huidige praktijk van de AIVD is de naslag
in de bestanden van de dienst vanwege een positie waarvoor de betrokken persoon in
aanmerking komt.
Het betreft in de eerste plaats de naslag van kandidaat-bewindslieden (artikel 2,
onder a). In 2002 heeft de Minister-President de Tweede Kamer per brief geïnformeerd
over de procedure die wordt gevolgd bij de beoordeling van kandidaat-Ministers en
staatssecretarissen.1 Bij de formatie van een nieuw kabinet vindt op verzoek van de formateur een drietal
feitenonderzoeken plaats naar de kandidaat-bewindslieden.2 Een van deze onderzoeken is een naslag door de AIVD. Als er tussentijds een bewindspersoon
aantreedt, wordt het verzoek gedaan door de secretaris-generaal van het Ministerie
van Algemene Zaken, namens de Minister-President.
In de tweede plaats gaat het om naslag van (kandidaat) leden van vertegenwoordigende
organen (artikel 2, onder b). Onder deze categorie vallen (kandidaat) leden van vertegenwoordigende
organen op zowel centraal als decentraal niveau alsmede bij het Europees Parlement.
Meer specifiek gaat het om (kandidaat) leden van de Eerste en Tweede Kamer, (kandidaat)
leden voor Provinciale Staten, (kandidaat) leden voor de gemeenteraad en (kandidaat)
leden voor het Europees Parlement. In de (recente) praktijk gaat het bij verzoeken
om naslag bijna altijd om kandidaat-Kamerleden. De partijvoorzitter van een politieke
partij kan een verzoek richten tot de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
om een kandidaat na te slaan. Als de AIVD informatie tot zijn beschikking heeft waaruit
blijkt dat van een kandidaat mogelijk een risico uitgaat dan kan deze informatie worden
opgenomen in een mededeling aan de voorzitter van de politieke partij waartoe de desbetreffende
persoon behoort. De actuele procedure die gevolgd dient te worden bij een verzoek
van een partijvoorzitter is vastgelegd in de beleidsnotitie ‘De AIVD en integriteitrisico’s
met betrekking tot kandidaat-Kamerleden’. Deze notitie is op 29 maart 2012 aan de
voorzitters van de politieke partijen in de Tweede Kamer verstrekt.
In de derde plaats gaat het om naslag van kandidaten voor het ambt van commissaris
van de Koning(in), burgemeester en (waarnemend) rijksvertegenwoordiger of gezaghebber
BES (artikel 2, onder c).3
Sinds 1 januari 2011 wordt uitvoering gegeven aan het voornemen om kandidaten voor
het ambt van commissaris van de Koning of burgemeester beter te screenen. De benoemingsprocedure
omvat sedertdien ook een naslag in de bestanden van de AIVD en fiscaal onderzoek bij
de belastingdienst. De AIVD doet over de resultaten van de naslag mededeling aan het
hoofd van de afdeling politieke en bestuurlijke ambtsdragers van het Ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
In de vierde plaats kan ten aanzien van potentiële leden van de Koninklijke familie
desgevraagd een naslag worden verricht (artikel 2, onder d). Deze naslagen hebben
tot doel bij te dragen aan het verkrijgen van een adequaat beeld inzake eventuele
risico’s die samenhangen met de desbetreffende persoon op een positie binnen de Koninklijke
familie. De procedure voor de naslagen naar potentiële leden van de Koninklijke familie
komt grotendeels overeen met die voor naslagen naar kandidaat-bewindslieden. Voor
hetgeen omtrent de naslag van potentiële leden van de Koninklijke familie in de parlementaire
behandeling is gewisseld, wordt verwezen naar de Kamerstukken die daarover zijn verschenen.4
In de vijfde plaats kan ten aanzien van (kandidaat) voorzitters van waterschappen
een naslag plaatsvinden (artikel 2, onder e). De benoemingsprocedure omvat, net als
bij burgemeesters en commissarissen van de Koning(in), onder meer een naslag bij de
AIVD.
Verder kan in het kader van een goede taakuitoefening van de AIVD op verzoek van een
vitale aanbieder dan wel een in Nederland gevestigde internationale organisatie naslag
van personen plaatsvinden indien daar in het kader van de nationale veiligheid aanleiding
toe bestaat (artikel 2, onder f).
Met het begrip «vitale aanbieder» wordt gedoeld op overheidsorganisaties en privaatrechtelijke
rechtspersonen die producten of diensten aanbieden waarvan de beschikbaarheid en betrouwbaarheid
van vitaal belang zijn voor de Nederlandse samenleving.
Een aanleiding kan zijn dat een persoon bij de desbetreffende vitale aanbieder of
de desbetreffende internationale organisatie in een functie te werk wordt gesteld,
die niet is aangewezen als een vertrouwensfunctie, waarmee hij of zij in een positie
komt het bedrijf of de organisatie ernstige schade toe te brengen en daarmee de mogelijkheid
heeft de nationale veiligheid te schaden. Het gaat bijvoorbeeld om gevallen waarin
bij de vitale aanbieder of de internationale organisatie het vermoeden is gerezen
dat een persoon een risico vormt als deze toegang krijgt tot het desbetreffende bedrijf
of de organisatie, maar het bedrijf of de organisatie zelf niet in staat is dit risico
vast te stellen. De vitale aanbieder of de internationale organisatie zal wel altijd
(schriftelijk) moeten motiveren waarom naslag wordt gevraagd en moet zelf ook al het
mogelijke hebben gedaan om het risico vast te stellen. Overigens geldt voor alle naslagen
dat de verzoeker om naslag uiteindelijk wel zelf verantwoordelijk blijft voor de beoordeling
van het risico, ook als de dienst een mededeling aan de verzoeker heeft gedaan.
Een naslag categorie f kan niet worden toegepast op personen die in aanmerking komen
voor een functie die op grond van de Wet veiligheidsonderzoeken als vertrouwensfunctie
is aangemerkt. In dat geval zou namelijk een doorkruising plaatsvinden van het stelsel
van die wet. Dat een functie niet als een vertrouwensfunctie is aangewezen maar het
wel mogelijk maakt de nationale veiligheid te schaden, kan onder meer te maken hebben
met het feit dat, anders dan een vertrouwensfunctie, de functie niet structureel de
mogelijkheid biedt schade toe te brengen.
Een aanleiding voor het doen van naslag kan tevens zijn dat een vitale aanbieder mogelijk
overgenomen wordt, dan wel een fusie of vergaande samenwerking (bijvoorbeeld de vorming
van een joint-venture, uitbesteding van belangrijke bedrijfsprocessen of inhuur van
diensten die belangrijke bedrijfsprocessen raken) aangaat met een bedrijf of organisatie
uit een ander land, dat/die daarmee in de positie komt de nationale veiligheid te
kunnen schaden (artikel 2, onder g). In het laatste geval gaat het dus niet om een
natuurlijk persoon, maar is de publiek- of privaatrechtelijke rechtspersoon onderwerp
van de naslag. Er zijn bovendien situaties denkbaar waarbij buitenlandse overnames
van of investeringen in Nederlandse bedrijven risico’s voor de nationale veiligheid
met zich mee kunnen brengen, terwijl de bedrijfsactiviteiten niet zijn aangemerkt
als vitaal proces. Een voorbeeld daarvan is de productie van Nederlandse reisdocumenten
en identiteitsbewijzen.
Verder kan de Immigratie- en Naturalisatiedienst of de Visadienst in het kader van
de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000, de Rijkswet op het Nederlanderschap en
de Visumcode, namens de Minister of Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid of
de Minister van Buitenlandse Zaken, de AIVD verzoeken om naslag te verrichten met
betrekking tot vreemdelingen die in Nederland verblijven en/of een aanvraag om in
Nederland te verblijven hebben ingediend, dan wel ten aanzien van wie het opleggen
van een inreisverbod of een ongewenstverklaringsmaatregel wordt overwogen en ten aanzien
van wie het vermoeden bestaat dat zij mogelijk een gevaar voor de nationale veiligheid
vormen (artikel 2, onder h). Dit kan onder meer betreffen: vreemdelingen die in Nederland
verblijven; vreemdelingen die in het buitenland een visum voor kort verblijf aanvragen
(Minister van Buitenlandse Zaken); vreemdelingen die een verblijfsaanvraag voor een
langere periode dan drie maanden indienen of voor wie die aanvraag wordt ingediend
(Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid); vreemdelingen die in Nederland een
asielaanvraag indienen (Staatssecretaris van Justitie Veiligheid) of vreemdelingen
die een naturalisatieverzoek indienen (Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid).
Ook kan het gaan om een vreemdeling die buiten Nederland verblijft, maar aan wie het
opleggen van een ongewenstverklaringsmaatregel wordt overwogen, bijvoorbeeld als het
vermoeden bestaat dat hij Nederland in wil reizen (Staatssecretaris van Justitie en
Veiligheid).
Voorts kan door de AIVD naslag worden verricht naar personen die mogelijk als hoofd
van een diplomatieke missie of consulaire post worden geaccrediteerd of naar personen
die worden voorgesteld voor aanstelling als defensie-, marine-, landmacht- of luchtmacht-attaché
bij een diplomatieke missie (artikel 2, onder i). Het verzoek om naslag wordt gedaan
door de Minister van Buitenlandse Zaken dan wel door de Directie Protocol en Gastlandzaken.
Tot slot levert de AIVD een bijdrage aan de uitvoering van de nationale bevriezingslijsten
(Sanctiewet 1977) en internationale bevriezingslijsten (EU en VN) door aan te geven
of een bepaalde persoon dezelfde is als een persoon die voorkomt op één van deze lijsten
(artikel 2, onder j). Als er voor een financiële instelling onvoldoende zekerheid
is dat een persoon die voorkomt op één van deze lijsten dezelfde persoon is die voorkomt
in hun bestanden, dan is er sprake van een ‘mogelijke treffer’. De instellingen gaan
dan nog niet over tot het bevriezen van de banktegoeden van de betrokkene. De AIVD
kan in een dergelijk geval door de Minister van Financiën worden gevraagd een naslag
te doen. In het kader van een periodieke heroverweging van bevriezingsmaatregelen
kan de Minister van Buitenlandse Zaken de AIVD verzoeken om een naslag te doen.
Naslagen door de MIVD
Voor de verzoeken om naslag aan de Minister van Defensie geldt het volgende.
Voor de MIVD zijn een vijftal categorieën aangewezen waarin naslag kan plaatsvinden.
Omdat vergelijkbare categorieën ook zijn aangewezen voor de AIVD en daarop hiervoor
reeds een toelichting is gegeven, wordt kortheidshalve daarnaar verwezen. De MIVD
richt zich daarbij vanuit zijn taakstelling op de belangen van defensie en de defensie-industrie.
Procedure naslag
In artikel 63 van de wet is de procedure voor het verrichten van naslag nader uitgewerkt.
Deze bepaling voorziet erin dat een schriftelijk verzoek om naslag moet worden gericht
aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties of de Minister van Defensie.
Daarnaast is bepaald welke gegevens een dergelijk verzoek in ieder geval moet bevatten:
de naam, voornamen, adres en geboortedatum van de betrokken persoon dan wel identificerende
gegevens betreffende de instantie en de aanleiding voor het verzoek. Uitgangspunt
is dat degene naar wie een naslag wordt verricht, instemt met het verzoek en dat ter
zake een verklaring wordt overgelegd. Naar zijn aard is het instemmingvereiste alleen
van toepassing op natuurlijke personen.
Een plicht voor de beide diensten om desgevraagd een naslag uit te voeren bestaat
er niet. Dat staat ter beoordeling aan de betrokken Minister. Wel is het zo dat naslag
in een aantal gevallen sinds jaar en dag standaard wordt uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld
de naslag van kandidaat-bewindslieden. Hoewel naslag geen bijzondere bevoegdheid is
van de diensten, is wel sprake van een inbreuk op iemands privacy en dus gelden ook
hier de principes van noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit. Daaruit
vloeit onder meer voort dat naslag in zijn algemeenheid is verbonden aan de voorwaarde
dat er op enigerlei wijze een risico moet zijn voor de nationale veiligheid en/of
andere gewichtige belangen van de staat, dat de partij die om naslag verzoekt zelf
alle mogelijke middelen voor onderzoek heeft uitgeput en dat andere mogelijkheden
om de gegevens te verkrijgen ontbreken of tekort schieten. Dit betekent dat, naast
de minimumeisen die artikel 63 aan ieder verzoek stelt, nadere specifieke voorwaarden
aan een verzoek kunnen worden gesteld. Deze eisen kunnen per categorie verschillend
uitwerken. Voor een aantal aangewezen categorieën zijn deze eisen uitgewerkt in procedurebeschrijvingen
en beleidsdocumenten, bijvoorbeeld de naslag van kandidaat-Kamerleden. Voor deze categorie
geldt bijvoorbeeld dat de partij eerst zelf voldoende moet hebben ondernomen om de
bedenkingen tegen het desbetreffende (kandidaat) partijlid te onderzoeken, rekening
houdend met de aard van de bedenkingen. Het is de verantwoordelijkheid van de partijvoorzitter
om in het verzoek aan de Minister toe te lichten welke middelen reeds zijn aangewend
door de partij ofwel om kort te motiveren waarom van eigen onderzoek is afgezien.
Mededeling over de uitkomst van de naslag
In artikel 63 van de wet is ook geregeld wie uiteindelijk de mededeling kan doen aan
degene die het verzoek om naslag heeft gedaan. Hierbij is als uitgangspunt gekozen
dat de mededeling geschiedt door de betrokken Minister, zij het dat in de onderhavige
Ministeriële regeling kan worden bepaald dat dit ook namens de Minister door het hoofd
van de dienst kan plaatsvinden. Van deze laatste mogelijkheid is gebruik gemaakt voor
alle gevallen die vallen onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties, behoudens voor de gevallen die betrekking hebben op
de naslag van (kandidaat) leden van vertegenwoordigende organen en de naslag van potentiële
leden van de Koninklijke familie. Laatstgenoemde categorieën hebben een (politiek)
gevoelige dimensie, reden waarom het voor die gevallen niet mogelijk is gemaakt dat
de mededeling door het betrokken diensthoofd kan plaatsvinden. Verder geldt dat bij
de naslag van kandidaat-Ministers en staatssecretarissen de mededeling in ieder geval
plaatsvindt door het hoofd van de AIVD, al is het alleen maar om de schijn van beïnvloeding
door een zittende Minister te voorkomen.
Voor de MIVD is het in alle gevallen mogelijk gemaakt dat mededeling over de uitkomst
van de naslag ook door het hoofd van de dienst kan plaatsvinden. Het betreft vijf
categorieën die vergelijkbaar zijn met categorieën die ook zijn aangewezen voor de
AIVD, waarbij het voor die gevallen ook mogelijk is gemaakt dat de mededeling namens
de Minister door het betrokken diensthoofd kan plaatsvinden.
In de artikelen 68, 69 en 70 van de wet is een aantal aanvullende vereisten neergelegd
voor de verstrekking van persoonsgegevens. De ratio hiervan is dat extra zorgvuldigheid
op zijn plaats is, omdat verstrekking van deze gegevens zeer nadrukkelijk de persoonlijke
levenssfeer raakt van de betrokkene. Deze aanvullende vereisten gelden ook voor mededelingen
die naar aanleiding van een naslag worden gedaan. De hoofdregel is dat persoonsgegevens
schriftelijk worden verstrekt als de ontvanger naar aanleiding van die gegevens bevoegd
is maatregelen te treffen jegens de desbetreffende persoon. Slechts in spoedeisende
gevallen mogen persoonsgegevens mondeling worden meegedeeld. In die gevallen dient
zo spoedig mogelijk een schriftelijke bevestiging te volgen.
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,
M. Rutte