Regeling van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie van 20 april 2018, nr. 2018-0000241495, houdende vaststelling van regels omtrent het aanwijzen van personen of instanties die een verzoek om mededeling kunnen doen omtrent door de diensten verwerkte gegevens omtrent personen of instanties (Regeling naslag Wiv 2017).

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie,

Gelet op artikel 8, tweede lid, onder f, artikel 10, tweede lid, onder g en artikel 63 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017;

Besluiten:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. wet:

de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017;

b. naslag:

het op verzoek van een externe partij raadplegen van door of ten behoeve van de diensten verwerkte gegevens om na te gaan of er ten aanzien van een bepaalde persoon of instantie relevante gegevens beschikbaar zijn;

c. mededeling:

het verstrekken van de bevindingen van een naslag aan een externe partij die daarom heeft verzocht als bedoeld in artikel 63 van de wet.

Artikel 2

In de navolgende gevallen kunnen de daarbij aangewezen personen en instanties een schriftelijk verzoek richten aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het doen van naslag:

  • a. met betrekking tot kandidaat-Ministers en kandidaat-staatssecretarissen: de formateur, of namens deze de secretaris-generaal van het Ministerie van Algemene Zaken, of wanneer sprake is van tussentijds aantreden, de Minister-President, of namens deze de secretaris-generaal van het Ministerie van Algemene Zaken;

  • b. met betrekking tot (kandidaat) leden van de Eerste en Tweede Kamer, (kandidaat) leden van Provinciale Staten, (kandidaat) leden voor de gemeenteraad en (kandidaat) leden voor het Europees Parlement: de partijvoorzitter van de betrokken politieke partij;

  • c. met betrekking tot kandidaten voor het ambt van commissaris van de Koning, burgemeester, (waarnemend) rijksvertegenwoordiger of gezaghebber van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES): de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, of namens deze het hoofd van de afdeling politieke en bestuurlijke ambtsdragers van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • d. met betrekking tot potentiële leden van de Koninklijke familie: de Minister-President, of namens deze de secretaris-generaal van het Ministerie van Algemene Zaken;

  • e. met betrekking tot kandidaat-voorzitters van waterschappen: de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, of namens deze de Directeur-generaal Water en Bodem van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat;

  • f. met betrekking tot personen die een functie gaan bekleden, niet zijnde een vertrouwensfunctie in de zin van de Wet veiligheidsonderzoeken, bij een vitale aanbieder, dan wel bij een in Nederland gevestigde internationale organisatie, waarmee zij in een positie komen waarin zij de nationale veiligheid schade kunnen toebrengen: de Minister van Justitie en Veiligheid, dan wel de Minister die het aangaat, en degene die bevoegd is de desbetreffende vitale aanbieder of de desbetreffende internationale organisatie te vertegenwoordigen;

  • g. met betrekking tot bedrijven of organisaties die door een overname van of door, investering in of fusie dan wel samenwerkingsverband met bedrijven, dan wel door levering van producten of diensten aan de Nederlandse overheid, in een positie kunnen komen waarin zij de nationale veiligheid schade kunnen toebrengen: de Minister van Justitie en Veiligheid, dan wel de Minister die het aangaat, en degene die bevoegd is het desbetreffende bedrijf of de desbetreffende organisatie te vertegenwoordigen;

  • h. met betrekking tot vreemdelingen die in Nederland (willen) verblijven of een aanvraag om in Nederland te verblijven hebben ingediend, dan wel ten aanzien van wie het opleggen van een inreisverbod of een ongewenstverklaringsmaatregel wordt overwogen en ten aanzien van wie het vermoeden bestaat dat zij mogelijk een gevaar voor de nationale veiligheid vormen: de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, of namens deze de Visadienst of de Immigratie- en Naturalisatiedienst;

  • i. met betrekking tot aanvragen die bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken worden ingediend voor accreditatie van hoofden van een diplomatieke missie of consulaire post dan wel aanstelling van defensie-, marine-, landmacht- of luchtmacht-attachés: de Minister van Buitenlandse Zaken, of namens deze de Directie Protocol en Gastlandzaken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken;

  • j. met betrekking tot personen ten aanzien van wie een beperkende maatregel op grond van hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties, het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid van de Europese Unie dan wel krachtens de Sanctiewet 1977 van toepassing is of wordt overwogen alsmede met betrekking tot personen ten aanzien van wie het vermoeden bestaat dat jegens hen zodanige maatregel van toepassing is: de Minister van Financiën, of namens deze de Directie Financiële Markten van het Ministerie van Financiën, of de Minister van Buitenlandse Zaken, of namens deze de Directie Veiligheidsbeleid, afdeling Terrorismebestrijding en Nationale Veiligheid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Artikel 3

De mededeling met betrekking tot de gevallen, bedoeld in artikel 2, onder b en d, wordt gedaan aan de verzoeker door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In de overige gevallen kan de mededeling aan de verzoeker ook namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties door het hoofd van de dienst worden gedaan.

Artikel 4

In de navolgende gevallen kunnen de daarbij aangewezen personen en instanties een schriftelijk verzoek richten aan de Minister van Defensie voor het doen van naslag:

  • a. met betrekking tot personen die een functie gaan bekleden, niet zijnde een vertrouwensfunctie in de zin van de Wet veiligheidsonderzoeken, bij een defensieorderbedrijf, waarmee zij in een positie komen waarin zij de nationale veiligheid schade kunnen toebrengen: degene die bevoegd is het desbetreffende defensieorderbedrijf te vertegenwoordigen;

  • b. met betrekking tot bedrijven of organisaties die door een overname van of door, investering in of fusie dan wel samenwerkingsverband met defensieorderbedrijven, dan wel door levering van producten of diensten aan de Nederlandse overheid, in een positie kunnen komen waarin zij de nationale veiligheid schade kunnen toebrengen: de Minister van Justitie en Veiligheid, dan wel de Minister die het aangaat, en degene die bevoegd is het desbetreffende bedrijf of de desbetreffende organisatie te vertegenwoordigen;

  • c. met betrekking tot vreemdelingen die in Nederland (willen) verblijven of een aanvraag om in Nederland te verblijven hebben ingediend, dan wel ten aanzien van wie het opleggen van een inreisverbod of een ongewenstverklaringsmaatregel wordt overwogen en ten aanzien van wie het vermoeden bestaat dat zij mogelijk een gevaar voor de nationale veiligheid vormen: de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, of namens deze de Visadienst of de Immigratie- en Naturalisatiedienst;

  • d. met betrekking tot de aanstelling van defensie-, marine-, landmacht- of luchtmacht-attachés: de Minister van Buitenlandse Zaken, of namens deze de Directie Protocol en Gastlandzaken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken;

  • e. met betrekking tot personen voor wie een beperkende maatregel op grond van hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties, het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid van de Europese Unie dan wel krachtens de Sanctiewet 1977 van toepassing is of wordt overwogen alsmede met betrekking tot personen ten aanzien van wie het vermoeden bestaat dat jegens hen zodanige maatregel van toepassing is: de Minister van Financiën, of namens deze de Directie Financiële Markten van het Ministerie van Financiën, of de Minister van Buitenlandse Zaken, of namens deze de Directie Veiligheidsbeleid, afdeling Terrorismebestrijding en Nationale Veiligheid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Artikel 5

De mededeling met betrekking tot de gevallen, bedoeld in artikel 4 wordt gedaan aan de verzoeker door de Minister van Defensie dan wel namens deze door het hoofd van de dienst.

Artikel 6

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 mei 2018.

Artikel 7

Dit besluit wordt aangehaald als: Regeling naslag Wiv 2017.

De regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Op grond van de artikelen 8, tweede lid, onder f, en artikel 10, tweede lid, onder g, van de wet worden bij Ministeriële regeling de gevallen benoemd waarin naslag naar een persoon of instantie (‘het doen van mededeling omtrent door de dienst verwerkte gegevens omtrent een persoon of instantie’) kan plaatsvinden en aan wie of welke instanties informatie kan worden verstrekt. Met de onderhavige regeling wordt hieraan uitvoering gegeven en worden de gevallen waarin naslag door de diensten op verzoek van een externe partij kan plaatsvinden limitatief opgesomd. Uitsluitend in de gevallen die in de onderhavige regeling zijn opgesomd kan derhalve naslag plaatsvinden. Datzelfde geldt voor de verzoekers die in deze regeling zijn opgesomd: uitsluitend de in deze regeling aangewezen personen en instanties kunnen een verzoek om naslag doen.

Naslag is kort gezegd een zoekslag in de eigen bestanden van de dienst op verzoek van een externe partij om na te gaan of er ten aanzien van een bepaalde persoon of instantie in de bestanden bij de dienst relevante (geëvalueerde) gegevens beschikbaar zijn. Bij naslag worden alleen de eigen bestanden van de diensten geraadpleegd. Naslag levert gegevens op als de diensten in het verleden in het kader van de uitvoering van hun taken de betrokken persoon of instantie zijn ‘tegengekomen’ en over de betrokken persoon of instantie bij die gelegenheid informatie is vastgelegd. Naslag is dus niet de raadpleging van externe bestanden die niet van de diensten zelf zijn. De in deze regeling aangewezen gevallen betreffen goeddeels een codificatie van een reeds bestaande praktijk. Bij de vorming van deze praktijk heeft altijd als uitgangspunt gediend dat naslag moet passen in de algemene taakstelling van de diensten in het belang van de nationale veiligheid.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, en de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Defensie bepalen gezamenlijk in welke gevallen naslag kan plaatsvinden, als waarborg dat naslag slechts kan plaatsvinden in (vooraf) bepaalde gevallen en dat daartoe niet te lichtvaardig wordt besloten. Het is uiteraard mogelijk dat in de toekomst wordt besloten om de regeling aan te passen of aan te vullen. Daartoe kan ook aanleiding zijn bij eenmalige (incidentele) aangelegenheden, zoals bijvoorbeeld de Nuclear Security Summit die in maart 2014 in Den Haag heeft plaatsgehad en de inhuldiging van Koning Willem-Alexander die op 30 april 2013 in Amsterdam heeft plaatsgevonden. Bij dergelijke grootschalige evenementen zou dan naslag kunnen plaatsvinden van personen die, al dan niet door hun functie, in de nabijheid van hoogwaardigheidsbekleders kunnen komen, dan wel toegang hebben tot gebouwen waarin de hoogwaardigheidsbekleders zich (zullen) begeven.

Naslagen door de AIVD

Een belangrijke categorie naslagen in de huidige praktijk van de AIVD is de naslag in de bestanden van de dienst vanwege een positie waarvoor de betrokken persoon in aanmerking komt.

Het betreft in de eerste plaats de naslag van kandidaat-bewindslieden (artikel 2, onder a). In 2002 heeft de Minister-President de Tweede Kamer per brief geïnformeerd over de procedure die wordt gevolgd bij de beoordeling van kandidaat-Ministers en staatssecretarissen.1 Bij de formatie van een nieuw kabinet vindt op verzoek van de formateur een drietal feitenonderzoeken plaats naar de kandidaat-bewindslieden.2 Een van deze onderzoeken is een naslag door de AIVD. Als er tussentijds een bewindspersoon aantreedt, wordt het verzoek gedaan door de secretaris-generaal van het Ministerie van Algemene Zaken, namens de Minister-President.

In de tweede plaats gaat het om naslag van (kandidaat) leden van vertegenwoordigende organen (artikel 2, onder b). Onder deze categorie vallen (kandidaat) leden van vertegenwoordigende organen op zowel centraal als decentraal niveau alsmede bij het Europees Parlement.

Meer specifiek gaat het om (kandidaat) leden van de Eerste en Tweede Kamer, (kandidaat) leden voor Provinciale Staten, (kandidaat) leden voor de gemeenteraad en (kandidaat) leden voor het Europees Parlement. In de (recente) praktijk gaat het bij verzoeken om naslag bijna altijd om kandidaat-Kamerleden. De partijvoorzitter van een politieke partij kan een verzoek richten tot de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om een kandidaat na te slaan. Als de AIVD informatie tot zijn beschikking heeft waaruit blijkt dat van een kandidaat mogelijk een risico uitgaat dan kan deze informatie worden opgenomen in een mededeling aan de voorzitter van de politieke partij waartoe de desbetreffende persoon behoort. De actuele procedure die gevolgd dient te worden bij een verzoek van een partijvoorzitter is vastgelegd in de beleidsnotitie ‘De AIVD en integriteitrisico’s met betrekking tot kandidaat-Kamerleden’. Deze notitie is op 29 maart 2012 aan de voorzitters van de politieke partijen in de Tweede Kamer verstrekt.

In de derde plaats gaat het om naslag van kandidaten voor het ambt van commissaris van de Koning(in), burgemeester en (waarnemend) rijksvertegenwoordiger of gezaghebber BES (artikel 2, onder c).3

Sinds 1 januari 2011 wordt uitvoering gegeven aan het voornemen om kandidaten voor het ambt van commissaris van de Koning of burgemeester beter te screenen. De benoemingsprocedure omvat sedertdien ook een naslag in de bestanden van de AIVD en fiscaal onderzoek bij de belastingdienst. De AIVD doet over de resultaten van de naslag mededeling aan het hoofd van de afdeling politieke en bestuurlijke ambtsdragers van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

In de vierde plaats kan ten aanzien van potentiële leden van de Koninklijke familie desgevraagd een naslag worden verricht (artikel 2, onder d). Deze naslagen hebben tot doel bij te dragen aan het verkrijgen van een adequaat beeld inzake eventuele risico’s die samenhangen met de desbetreffende persoon op een positie binnen de Koninklijke familie. De procedure voor de naslagen naar potentiële leden van de Koninklijke familie komt grotendeels overeen met die voor naslagen naar kandidaat-bewindslieden. Voor hetgeen omtrent de naslag van potentiële leden van de Koninklijke familie in de parlementaire behandeling is gewisseld, wordt verwezen naar de Kamerstukken die daarover zijn verschenen.4

In de vijfde plaats kan ten aanzien van (kandidaat) voorzitters van waterschappen een naslag plaatsvinden (artikel 2, onder e). De benoemingsprocedure omvat, net als bij burgemeesters en commissarissen van de Koning(in), onder meer een naslag bij de AIVD.

Verder kan in het kader van een goede taakuitoefening van de AIVD op verzoek van een vitale aanbieder dan wel een in Nederland gevestigde internationale organisatie naslag van personen plaatsvinden indien daar in het kader van de nationale veiligheid aanleiding toe bestaat (artikel 2, onder f).

Met het begrip «vitale aanbieder» wordt gedoeld op overheidsorganisaties en privaatrechtelijke rechtspersonen die producten of diensten aanbieden waarvan de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van vitaal belang zijn voor de Nederlandse samenleving.

Een aanleiding kan zijn dat een persoon bij de desbetreffende vitale aanbieder of de desbetreffende internationale organisatie in een functie te werk wordt gesteld, die niet is aangewezen als een vertrouwensfunctie, waarmee hij of zij in een positie komt het bedrijf of de organisatie ernstige schade toe te brengen en daarmee de mogelijkheid heeft de nationale veiligheid te schaden. Het gaat bijvoorbeeld om gevallen waarin bij de vitale aanbieder of de internationale organisatie het vermoeden is gerezen dat een persoon een risico vormt als deze toegang krijgt tot het desbetreffende bedrijf of de organisatie, maar het bedrijf of de organisatie zelf niet in staat is dit risico vast te stellen. De vitale aanbieder of de internationale organisatie zal wel altijd (schriftelijk) moeten motiveren waarom naslag wordt gevraagd en moet zelf ook al het mogelijke hebben gedaan om het risico vast te stellen. Overigens geldt voor alle naslagen dat de verzoeker om naslag uiteindelijk wel zelf verantwoordelijk blijft voor de beoordeling van het risico, ook als de dienst een mededeling aan de verzoeker heeft gedaan.

Een naslag categorie f kan niet worden toegepast op personen die in aanmerking komen voor een functie die op grond van de Wet veiligheidsonderzoeken als vertrouwensfunctie is aangemerkt. In dat geval zou namelijk een doorkruising plaatsvinden van het stelsel van die wet. Dat een functie niet als een vertrouwensfunctie is aangewezen maar het wel mogelijk maakt de nationale veiligheid te schaden, kan onder meer te maken hebben met het feit dat, anders dan een vertrouwensfunctie, de functie niet structureel de mogelijkheid biedt schade toe te brengen.

Een aanleiding voor het doen van naslag kan tevens zijn dat een vitale aanbieder mogelijk overgenomen wordt, dan wel een fusie of vergaande samenwerking (bijvoorbeeld de vorming van een joint-venture, uitbesteding van belangrijke bedrijfsprocessen of inhuur van diensten die belangrijke bedrijfsprocessen raken) aangaat met een bedrijf of organisatie uit een ander land, dat/die daarmee in de positie komt de nationale veiligheid te kunnen schaden (artikel 2, onder g). In het laatste geval gaat het dus niet om een natuurlijk persoon, maar is de publiek- of privaatrechtelijke rechtspersoon onderwerp van de naslag. Er zijn bovendien situaties denkbaar waarbij buitenlandse overnames van of investeringen in Nederlandse bedrijven risico’s voor de nationale veiligheid met zich mee kunnen brengen, terwijl de bedrijfsactiviteiten niet zijn aangemerkt als vitaal proces. Een voorbeeld daarvan is de productie van Nederlandse reisdocumenten en identiteitsbewijzen.

Verder kan de Immigratie- en Naturalisatiedienst of de Visadienst in het kader van de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000, de Rijkswet op het Nederlanderschap en de Visumcode, namens de Minister of Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid of de Minister van Buitenlandse Zaken, de AIVD verzoeken om naslag te verrichten met betrekking tot vreemdelingen die in Nederland verblijven en/of een aanvraag om in Nederland te verblijven hebben ingediend, dan wel ten aanzien van wie het opleggen van een inreisverbod of een ongewenstverklaringsmaatregel wordt overwogen en ten aanzien van wie het vermoeden bestaat dat zij mogelijk een gevaar voor de nationale veiligheid vormen (artikel 2, onder h). Dit kan onder meer betreffen: vreemdelingen die in Nederland verblijven; vreemdelingen die in het buitenland een visum voor kort verblijf aanvragen (Minister van Buitenlandse Zaken); vreemdelingen die een verblijfsaanvraag voor een langere periode dan drie maanden indienen of voor wie die aanvraag wordt ingediend (Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid); vreemdelingen die in Nederland een asielaanvraag indienen (Staatssecretaris van Justitie Veiligheid) of vreemdelingen die een naturalisatieverzoek indienen (Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid). Ook kan het gaan om een vreemdeling die buiten Nederland verblijft, maar aan wie het opleggen van een ongewenstverklaringsmaatregel wordt overwogen, bijvoorbeeld als het vermoeden bestaat dat hij Nederland in wil reizen (Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid).

Voorts kan door de AIVD naslag worden verricht naar personen die mogelijk als hoofd van een diplomatieke missie of consulaire post worden geaccrediteerd of naar personen die worden voorgesteld voor aanstelling als defensie-, marine-, landmacht- of luchtmacht-attaché bij een diplomatieke missie (artikel 2, onder i). Het verzoek om naslag wordt gedaan door de Minister van Buitenlandse Zaken dan wel door de Directie Protocol en Gastlandzaken.

Tot slot levert de AIVD een bijdrage aan de uitvoering van de nationale bevriezingslijsten (Sanctiewet 1977) en internationale bevriezingslijsten (EU en VN) door aan te geven of een bepaalde persoon dezelfde is als een persoon die voorkomt op één van deze lijsten (artikel 2, onder j). Als er voor een financiële instelling onvoldoende zekerheid is dat een persoon die voorkomt op één van deze lijsten dezelfde persoon is die voorkomt in hun bestanden, dan is er sprake van een ‘mogelijke treffer’. De instellingen gaan dan nog niet over tot het bevriezen van de banktegoeden van de betrokkene. De AIVD kan in een dergelijk geval door de Minister van Financiën worden gevraagd een naslag te doen. In het kader van een periodieke heroverweging van bevriezingsmaatregelen kan de Minister van Buitenlandse Zaken de AIVD verzoeken om een naslag te doen.

Naslagen door de MIVD

Voor de verzoeken om naslag aan de Minister van Defensie geldt het volgende.

Voor de MIVD zijn een vijftal categorieën aangewezen waarin naslag kan plaatsvinden. Omdat vergelijkbare categorieën ook zijn aangewezen voor de AIVD en daarop hiervoor reeds een toelichting is gegeven, wordt kortheidshalve daarnaar verwezen. De MIVD richt zich daarbij vanuit zijn taakstelling op de belangen van defensie en de defensie-industrie.

Procedure naslag

In artikel 63 van de wet is de procedure voor het verrichten van naslag nader uitgewerkt. Deze bepaling voorziet erin dat een schriftelijk verzoek om naslag moet worden gericht aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties of de Minister van Defensie. Daarnaast is bepaald welke gegevens een dergelijk verzoek in ieder geval moet bevatten: de naam, voornamen, adres en geboortedatum van de betrokken persoon dan wel identificerende gegevens betreffende de instantie en de aanleiding voor het verzoek. Uitgangspunt is dat degene naar wie een naslag wordt verricht, instemt met het verzoek en dat ter zake een verklaring wordt overgelegd. Naar zijn aard is het instemmingvereiste alleen van toepassing op natuurlijke personen.

Een plicht voor de beide diensten om desgevraagd een naslag uit te voeren bestaat er niet. Dat staat ter beoordeling aan de betrokken Minister. Wel is het zo dat naslag in een aantal gevallen sinds jaar en dag standaard wordt uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld de naslag van kandidaat-bewindslieden. Hoewel naslag geen bijzondere bevoegdheid is van de diensten, is wel sprake van een inbreuk op iemands privacy en dus gelden ook hier de principes van noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit. Daaruit vloeit onder meer voort dat naslag in zijn algemeenheid is verbonden aan de voorwaarde dat er op enigerlei wijze een risico moet zijn voor de nationale veiligheid en/of andere gewichtige belangen van de staat, dat de partij die om naslag verzoekt zelf alle mogelijke middelen voor onderzoek heeft uitgeput en dat andere mogelijkheden om de gegevens te verkrijgen ontbreken of tekort schieten. Dit betekent dat, naast de minimumeisen die artikel 63 aan ieder verzoek stelt, nadere specifieke voorwaarden aan een verzoek kunnen worden gesteld. Deze eisen kunnen per categorie verschillend uitwerken. Voor een aantal aangewezen categorieën zijn deze eisen uitgewerkt in procedurebeschrijvingen en beleidsdocumenten, bijvoorbeeld de naslag van kandidaat-Kamerleden. Voor deze categorie geldt bijvoorbeeld dat de partij eerst zelf voldoende moet hebben ondernomen om de bedenkingen tegen het desbetreffende (kandidaat) partijlid te onderzoeken, rekening houdend met de aard van de bedenkingen. Het is de verantwoordelijkheid van de partijvoorzitter om in het verzoek aan de Minister toe te lichten welke middelen reeds zijn aangewend door de partij ofwel om kort te motiveren waarom van eigen onderzoek is afgezien.

Mededeling over de uitkomst van de naslag

In artikel 63 van de wet is ook geregeld wie uiteindelijk de mededeling kan doen aan degene die het verzoek om naslag heeft gedaan. Hierbij is als uitgangspunt gekozen dat de mededeling geschiedt door de betrokken Minister, zij het dat in de onderhavige Ministeriële regeling kan worden bepaald dat dit ook namens de Minister door het hoofd van de dienst kan plaatsvinden. Van deze laatste mogelijkheid is gebruik gemaakt voor alle gevallen die vallen onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, behoudens voor de gevallen die betrekking hebben op de naslag van (kandidaat) leden van vertegenwoordigende organen en de naslag van potentiële leden van de Koninklijke familie. Laatstgenoemde categorieën hebben een (politiek) gevoelige dimensie, reden waarom het voor die gevallen niet mogelijk is gemaakt dat de mededeling door het betrokken diensthoofd kan plaatsvinden. Verder geldt dat bij de naslag van kandidaat-Ministers en staatssecretarissen de mededeling in ieder geval plaatsvindt door het hoofd van de AIVD, al is het alleen maar om de schijn van beïnvloeding door een zittende Minister te voorkomen.

Voor de MIVD is het in alle gevallen mogelijk gemaakt dat mededeling over de uitkomst van de naslag ook door het hoofd van de dienst kan plaatsvinden. Het betreft vijf categorieën die vergelijkbaar zijn met categorieën die ook zijn aangewezen voor de AIVD, waarbij het voor die gevallen ook mogelijk is gemaakt dat de mededeling namens de Minister door het betrokken diensthoofd kan plaatsvinden.

In de artikelen 68, 69 en 70 van de wet is een aantal aanvullende vereisten neergelegd voor de verstrekking van persoonsgegevens. De ratio hiervan is dat extra zorgvuldigheid op zijn plaats is, omdat verstrekking van deze gegevens zeer nadrukkelijk de persoonlijke levenssfeer raakt van de betrokkene. Deze aanvullende vereisten gelden ook voor mededelingen die naar aanleiding van een naslag worden gedaan. De hoofdregel is dat persoonsgegevens schriftelijk worden verstrekt als de ontvanger naar aanleiding van die gegevens bevoegd is maatregelen te treffen jegens de desbetreffende persoon. Slechts in spoedeisende gevallen mogen persoonsgegevens mondeling worden meegedeeld. In die gevallen dient zo spoedig mogelijk een schriftelijke bevestiging te volgen.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte


X Noot
1

Kamerstukken II 2002/03, 28 754, nr. 1.

X Noot
2

Het betreft een naslag in het justitieel documentatieregister, een naslag van de AIVD naar relevante beschikbare gegevens en naslag in het fiscale dossier van de betrokkene.

X Noot
3

Kandidaten voor de functie van waarnemend-Commissaris van de Koning, waarnemend burgemeester of waarnemend gezaghebber BES worden niet nageslagen.

X Noot
4

Kamerstukken II 2002/03, 28 8111, nr. 1; Kamerstukken II 2002/03, 28 811, nr. 10; Handelingen II 2002/03, nr. 48, p. 3216; Handelingen II 2003/04, nr. 15, p. 906-907.

Naar boven