Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 14 maart 2018, nr. IENM/BSK-2017/287702, tot wijziging tot aanwijzing van de Dienst Wegverkeer als goedkeuringsinstantie voor Verordening (EU) 2016/1628 inzake voorschriften met betrekking tot emissiegrenswaarden voor verontreinigende gassen en deeltjes en typegoedkeuring voor in niet voor de weg bestemde mobiele machines gemonteerde interne verbrandingsmotoren

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 5, eerste lid, van Verordening (EU) 2016/1628 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 inzake voorschriften met betrekking tot emissiegrenswaarden voor verontreinigende gassen en deeltjes en typegoedkeuring voor in niet voor de weg bestemde mobiele machines gemonteerde interne verbrandingsmotoren, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1024/2012 en (EU) nr. 167/2013, en tot wijziging en intrekking van Richtlijn 97/68/EG (PbEU 2016, L252) en de artikelen 9.5.1, eerste lid, en 21.6, zesde lid, van de Wet milieubeheer;

BESLUIT:

Artikel 1

De Dienst Wegverkeer, bedoeld in artikel 4a, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, wordt aangewezen als goedkeuringsinstantie als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van Verordening (EU) 2016/1628 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 inzake voorschriften met betrekking tot emissiegrenswaarden voor verontreinigende gassen en deeltjes en typegoedkeuring voor in niet voor de weg bestemde mobiele machines gemonteerde interne verbrandingsmotoren, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1024/2012 en (EU) nr. 167/2013, en tot wijziging en intrekking van Richtlijn 97/68/EG (PbEU 2016, L252).

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer

TOELICHTING

1. Uitvoering van Verordening (EU) 2016/1628

Verordening (EU) 2016/1628)1 stelt emissiegrenswaarden voor emissies van verontreinigende gassen en deeltjes door verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines. Niet voor de weg bestemde mobiele machines zijn bijvoorbeeld treinen, binnenvaartschepen, landbouw- en bosbouwtrekkers, gazonmaaimachines, bladzuigers, sneeuwblazers en mobiele kranen. Het begrip mobiele machine omvat volgens de verordening ook machines die niet zelf mobiel zijn, maar wel vervoerbaar. Daarom vallen bijvoorbeeld ook kettingzagen en grondboren onder dit begrip.

Verordening (EU) 2016/1628 vereist voorts dat voor de vervaardiging en het in de handel brengen van motoren van een bepaald type een typegoedkeuring plaatsvindt. Deze wordt verricht door een door de lidstaat aangewezen goedkeuringsinstantie en heeft tot doel om te controleren of motoren van het desbetreffende type aan de emissiegrenswaarden voldoen. Nadat voor het type een EU-typegoedkeuring is verleend, mogen motoren van het type worden vervaardigd en op de hele Europese markt in de handel worden gebracht.

De verordening belast een door de lidstaat aangewezen markttoezichtautoriteit met het markttoezicht. De markttoezichtautoriteit draagt de eindverantwoordelijkheid dat motoren die in de lidstaat worden vervaardigd of verhandeld, aan de emissiegrenswaarden voldoen.

Verordening (EU) 2016/1628 werkt rechtstreeks door in de nationale rechtsorde van de lidstaten. De doorwerking is niet afhankelijk van omzetting in nationale regelgeving, zoals bij EU-richtlijnen het geval is. De lidstaten zijn volgens het EU-recht echter wel verplicht om de nodige uitvoeringsregelgeving vast te stellen om de toepassing van Verordening (EU)2016/1628 in de lidstaat te operationaliseren. Dit houdt onder meer in dat een goedkeuringsinstantie en een markttoezichtautoriteit worden aangewezen en dat wordt voorzien in daadwerkelijk toezicht en indien nodig bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving.

De benodigde uitvoeringsbepalingen zullen worden vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 9.5.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer (hierna: uitvoeringsbesluit). Het uitvoeringsbesluit is momenteel in voorbereiding. De inwerkingtreding wordt verwacht met ingang van 1 juli 2018.

Op 1 januari 2018 zijn voor een aantal motorcategorieën de eerste nieuwe aangescherpte emissiegrenswaarden op grond van Verordening (EU)2016/1628 gaan gelden. De nieuwe emissiegrenswaarden worden niet voor alle motoren tegelijkertijd van kracht. Zij treden voor de onderscheiden motorcategorieën fasegewijs in werking, het eerst voor de typegoedkeuring voor het vervaardigen van de desbetreffende motoren, een jaar later ook voor het in de handel brengen daarvan. De emissiegrenswaarden voor de onderscheiden motorcategorieën zijn opgenomen in bijlage II bij Verordening (EU) 2016/1628. De ingangsdata voor de emissiegrenswaarden voor de onderscheiden motorcategorieën zijn vermeld in bijlage III bij de verordening.

2. Aanwijzing van een goedkeuringsinstantie

Vooruitlopend op de inwerkingtreding van het uitvoeringsbesluit is het al nodig om een goedkeuringsinstantie aan te wijzen die bevoegd is om te beslissen op aanvragen om een typegoedkeuring voor motoren die met ingang van 1 januari 2018 aan de nieuwe aangescherpte emissiegrenswaarden op grond van Verordening (EU) 2016/1628 moeten voldoen.

In deze regeling wordt de Dienst Wegverkeer (RDW) als goedkeuringsinstantie aangewezen. Die instantie is nu ook al aangewezen als goedkeuringsinstantie ter implementatie van Richtlijn 97/68/EG2. Die richtlijn is ingetrokken bij de inwerkingtreding van Verordening (EU) 2016/1628 (artikel 64, eerste lid, van de verordening). In Richtlijn 97/68/EG werden regels gesteld over de emissies van verontreinigende gassen en deeltjes door motoren voor niet voor de weg bestemde mobiele machines. Deze regels blijven van kracht totdat de nieuwe aangescherpte emissiewaarden die in de verordening zijn gesteld, van kracht worden.

De aanwijzing van de RDW als goedkeuringsinstantie voor Richtlijn 97/68/EG heeft plaatsgevonden in artikel 2 van de Regeling uitvoering Besluit typekeuring luchtverontreiniging motoren voor mobiele machines.3 Die aanwijzing heeft geen betrekking op binnenschepen en treinen.4 De onderhavige aanwijzing is niet beperkt, omdat Verordening (EU) 2016/1628 de lidstaten verplicht een goedkeuringsinstantie aan te wijzen voor alle motoren die onder de verordening vallen. Er is niet op andere wijze in de aanwijzing van een goedkeuringsinstantie voorzien.

De goedkeuringsinstantie wijst onder meer de technische diensten aan (artikel 47, eerste lid, van de verordening). Een technische dienst verricht namens de goedkeuringsinstantie als testlaboratorium of als overeenstemmingsbeoordelingsinstantie de initiële beoordeling, andere tests en inspecties5 in het kader van de typegoedkeuring. Noch artikel 3, onder 46, verordening (EU) 2016/1628, noch artikel 45, tweede lid, (‘een lidstaat’) of enige andere verordeningsbepaling verzet zich er tegen dat een goedkeuringsinstantie een technische dienst aanwijst die in een andere lidstaat is gevestigd. Hiervoor kan met name aanleiding bestaan in situaties waarin in een lidstaat geen instantie werkzaam is die in aanmerking komt voor een bepaalde categorie van motoren als technische dienst op te treden.

Er hoeven behoudens de aanwijzing van de goedkeuringsinstantie geen andere nationale regels te worden gesteld om een typegoedkeuring door de voorlopige goedkeuringsinstantie mogelijk te maken. Verordening (EU) 2016/1628 voorziet namelijk zelf al in rechtstreeks werkende bepalingen over de procedure van typegoedkeuring. Daarin zijn ook de taken, verplichtingen en bevoegdheden van de goedkeuringsinstantie geregeld.

De taken, verplichtingen en bevoegdheden die in Verordening (EU) 2016/1628 aan een goedkeuringsinstantie zijn toebedeeld, sluiten aan op de gebruikelijke taken van de Dienst Wegverkeer, zoals omschreven in artikel 4b, eerste lid, onder a1, van de Wegenverkeerswet 1994. Het betreft de voortzetting van een bestaande taak.

3. Wettelijke grondslag van deze regeling

Deze ministeriële regeling is gebaseerd op artikel 9.5.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer juncto artikel 21.6, zesde lid, van de Wet milieubeheer.

Artikel 21.6, zesde lid, van de Wet milieubeheer bepaalt dat regels die anders bij algemene maatregel van bestuur moeten worden gesteld, bij ministeriële regeling worden gesteld als zij een strikte uitvoering of implementatie van een EU-verordening of EU-richtlijn beogen.

Artikel 9.5.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur in het belang van het voorkomen of beperken van onder meer luchtverontreiniging regels kunnen worden gesteld met betrekking tot het vervaardigen, in Nederland invoeren, voorhanden hebben, aan een ander ter beschikking stellen, vervoeren en gebruiken van bij de maatregel aangewezen producten. Verordening (EU) 2016/1628 stelt regels over het vervaardigen, invoeren, in de handel brengen en op de markt brengen van motoren en het monteren daarvan in mobiele machines.

Verordening (EU) 2016/1628 beoogt luchtverontreiniging tegen te gaan. De vaststelling van regels ter uitvoering van Verordening (EU) 2016/1628 past derhalve binnen de reikwijdte van de grondslag die artikel 9.5.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer biedt voor het stellen van regels bij algemene maatregel van bestuur.

Artikel 9.5.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer biedt onder meer een grondslag voor het aanwijzen van een goedkeuringsinstantie in het uitvoeringsbesluit. Omdat hiermee strikte uitvoering van Verordening (EU) 2016/1628 is beoogd, kan de aanwijzing van een goedkeuringsinstantie, vooruitlopend op de inwerkingtreding van het uitvoeringsbesluit, plaatsvinden bij ministeriële regeling op grond van artikel 21.6, zesde lid, van de Wet milieubeheer.

Het is de bedoeling dat in het uitvoeringsbesluit wordt voorzien in aanwijzing van een goedkeuringsinstantie bij ministerieel besluit in plaats van bij ministeriële regeling, omdat dit beter aansluit bij het kabinetsbeleid ter zake. Dit beleid houdt in dat werkzaamheden zoals typegoedkeuringen, die door bedrijven kunnen worden verricht, bij voorkeur worden verricht door bedrijven die daarvoor belangstelling hebben getoond en die voldoende waarborgen bieden voor de deskundigheid, onafhankelijkheid en betrouwbaarheid die voor de uitvoering van de werkzaamheden zijn vereist. Er kunnen derhalve verschillende goedkeuringsinstanties worden aangewezen. Om deze reden zal de onderhavige regeling worden ingetrokken zodra op grond van artikel 9.5.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer een goedkeuringsinstantie is aangewezen. Artikel 5, eerste lid, van Verordening (EU) 2016/1628 verplicht lidstaten om een goedkeuringsinstantie aan te wijzen, zodat de onderhavige regeling niet eerder kan vervallen dan nadat daadwerkelijk een goedkeuringsinstantie is aangewezen.

Wat betreft de inwerkingtreding kan tot slot nog het volgende worden opgemerkt. De regeling treedt in werking op de dag na publicatie in de Staatscourant. Bij de vaststelling van dit tijdstip van inwerkingtreding is afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten (Aanwijzingen voor de regelgeving, nr. 174, vierde lid). Tevens is daarbij afgeweken van de minimuminvoeringstermijn van 2 maanden (Aanwijzingen voor de regelgeving, nr. 174, derde lid). De reden voor deze uitzondering op de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn is dat hiermee, gelet op de doelgroep, aanmerkelijke ongewenste private of publieke voor of nadelen worden voorkomen (Aanwijzingen voor de regelgeving, nr. 174, vierde lid, onderdeel a). Zonder EU-typegoedkeuring mogen motoren van een type dat behoort tot een categorie waarvoor op 1 januari 2018 de eerste nieuwe emissiegrenswaarden zijn gaan gelden, niet worden vervaardigd. Het is daarom van belang dat tijdig aanvragen om een EU-typegoedkeuring kunnen worden ingediend en afgehandeld, om te voorkomen dat de vereiste EU-typegoedkeuring alleen kan worden verkregen door aanvragen bij een goedkeuringsinstantie in een andere lidstaat in te dienen, in de taal van die lidstaat.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer


X Noot
1

Verordening (EU) 2016/1628 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 inzake voorschriften met betrekking tot emissiegrenswaarden voor verontreinigende gassen en deeltjes en typegoedkeuring voor in niet voor de weg bestemde mobiele machines gemonteerde interne verbrandingsmotoren, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1024/2012 en (EU) nr. 167/2013, en tot wijziging en intrekking van Richtlijn 97/68/EG (PbEU 2016, L252).

X Noot
2

Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1997 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines (PbEG 1998, L59).

X Noot
4

Deze uitzondering is opgenomen in de Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 17 mei 2005, nr. MJZ2005053960, tot wijziging van de Regeling uitvoering Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines (implementatie richtlijn nr. 2004/26).

X Noot
5

Artikel 3, onder 56, verordening (EU)2016/1628.

Naar boven