Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 maart 2018, nr. 2018-0000037011, tot wijziging van de Regeling inburgering in verband met het aanpassen van de regels omtrent ontheffing en verlenging

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 2.3, eerste lid, onderdeel e, 2.4, derde lid, 2.8a, tweede lid, 2.8b, derde lid, 2.12, vierde lid, 3.3, 3.13, 4.1a, zesde lid, 4.2, derde lid, 4.7, derde lid, en 4.12 van het Besluit inburgering;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling inburgering wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel f wordt ‘een door een cursusinstelling aangeboden cursus welke’ vervangen door ‘door een cursusinstelling aangeboden cursus die’.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

g. cursus Nederlands als tweede taal:

door een cursusinstelling aangeboden cursus die een inburgeringsplichtige in staat stelt mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal te verwerven, teneinde het staatsexamen Nederlands als tweede taal te behalen.

B

In artikel 2.2d wordt ‘de degene’ vervangen door ‘degene’.

C

Artikel 2.4a wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a vervalt: én.

2. In onderdeel b wordt ‘én’ vervangen door ‘en’.

D

Artikel 2.4b wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt na ‘artikel 2.8b van het besluit,’ ingevoegd ‘in ieder geval’.

2. Onderdeel a komt te luiden:

  • a. ten minste 600 uur heeft deelgenomen aan een inburgeringscursus, een cursus Nederlands als tweede taal of een combinatie daarvan bij een cursusinstelling met het Blik op Werk keurmerk en ten minste viermaal heeft deelgenomen aan de niet behaalde onderdelen van het inburgeringsexamen, waarvan ten hoogste twee van de examenpogingen de overeenkomstige onderdelen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal betreffen;

3. In onderdeel b wordt ‘instelling’ vervangen door ‘cursusinstelling’ en wordt de punt aan het slot vervangen door ‘; of’.

4. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. ten minste 600 uur heeft deelgenomen aan een alfabetiseringscursus en een daaropvolgende inburgeringscursus, beide aan een cursusinstelling met het Blik op werk keurmerk, waarvan ten minste 300 uur besteed is aan de alfabetiseringscursus, en uit een door de Minister afgenomen toets blijkt dat de inburgeringsplichtige niet het leervermogen heeft om het inburgeringsexamen te halen.

E

Artikel 2.4c komt te luiden:

Artikel 2.4c

  • 1. De Minister verleent verlenging van de voor de inburgeringsplichtige geldende termijn op grond van artikel 7b, derde lid, onderdeel a, van de wet in ieder geval indien de inburgeringsplichtige ten minste 300 uur heeft deelgenomen aan een inburgeringscursus of een cursus Nederlands als tweede taal bij een cursusinstelling met het Blik op Werk keurmerk en ten minste twee maal heeft deelgenomen aan de niet behaalde onderdelen van het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal.

  • 2. De Minister verleent verlenging van de voor de inburgeringsplichtige geldende termijn, bedoeld in artikel 7b, eerste lid, van de wet, ook als de inburgeringsplichtige een opleiding volgt of heeft gevolgd waarvan de opleiding leidt tot uitreiking van een in artikel 2.3, eerste lid, onderdeel b, van het besluit, opgesomd diploma of getuigschrift.

  • 3. De inburgeringsplichtige verstrekt bij de aanvraag om verlenging op grond van het eerste lid een verklaring cursusdeelname en bij de aanvraag om verlenging op grond van het tweede lid een bewijs van inschrijving.

  • 4. De verlenging, bedoeld in het eerste lid, wordt voor ten hoogste twee jaar verleend. De verlenging, bedoeld in het tweede lid, kan telkens voor ten hoogste twee jaar worden verleend.

F

Artikel 2.4d wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘€ 90’ vervangen door ‘€ 90,00’.

2. In het derde lid wordt ‘€ 150’ vervangen door ‘€ 150,00’.

G

Artikel 3.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 50,–’ vervangen door ‘€ 50,00’.

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘€ 60’ vervangen door ‘€ 60,00’.

3. In het eerste lid, onderdeel c, wordt ‘€ 40’ vervangen door ‘€ 40,00’.

4. In het tweede lid wordt ‘€ 150,–’ vervangen door ‘€ 150,00’.

H

In artikel 3.10, eerste lid, wordt ‘van het besluit’ vervangen door ‘van de wet’.

I

In artikel 4.1, tweede lid, wordt ‘€180’ vervangen door ‘€ 180,00’.

J

In artikel 4.2, vierde lid, wordt ‘€ 1.250,–’ telkens vervangen door ‘€ 1.250,00’.

K

In artikel 4.6, tweede lid, wordt ‘€ 15’ vervangen door ‘€ 15,00’ en ‘€ 180’ door ‘€ 180,00’.

L

Artikel 4.16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘€ 180’ vervangen door ‘€ 180,00’.

2. In onderdeel b wordt ‘€ 15’ vervangen door ‘€ 15,00’.

M

In het opschrift bij bijlage 2 vervalt ‘, tweede lid’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2018.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 13 maart 2018

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

TOELICHTING

1. Aanleiding

In 2016 zijn er diverse maatregelen in gang gezet die erop gericht zijn inburgeringsplichtigen te stimuleren op een zo hoog mogelijk niveau in te burgeren:1 het afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal (taalniveau B1)2 (hierna: NT2) in plaats van het inburgeringsexamen (taalniveau A2) of het volgen van een opleiding die leidt tot een vrijstellend diploma. Hoe hoger het inburgeringsniveau van de inburgeringsplichtige, des te beter diens kansen op de arbeidsmarkt en de mogelijkheden om te participeren in de Nederlandse samenleving.

De Regeling inburgering (hierna: de regeling) wordt nu zodanig gewijzigd dat deze beter aansluit bij de wens dat inburgeringsplichtigen op een zo hoog mogelijk niveau inburgeren.

2. Criteria voor ontheffing en verlenging bij inburgeren op hoger niveau

In de regeling zijn de criteria voor ontheffing op grond van aantoonbaar geleverde inspanningen van de inburgeringsplicht en voor verlenging op grond van niet- verwijtbaarheid van de inburgeringstermijn vastgelegd. Deze criteria blijken nu niet volledig aan te sluiten op de wens om inburgeringsplichtigen op een zo hoog mogelijk niveau te laten inburgeren. De oorspronkelijke criteria en de knelpunten daarbij worden in de navolgende paragrafen besproken, waarbij bovendien wordt ingegaan op de wijziging die deze regeling daarin heeft aangebracht.

2.1. Nederlands als tweede taal

Op grond van de regeling zoals deze luidde voor 1 juli 2018 kon ontheffing op grond van aantoonbaar geleverde inspanningen worden verleend als de inburgeringsplichtige ten minste 600 uur had deelgenomen aan een inburgeringscursus en ten minste viermaal had deelgenomen aan de niet behaalde onderdelen van het inburgeringsexamen. De cursusuren en pogingen voor het staatsexamen NT2 telden daarbij niet mee. Dit terwijl inburgeringsplichtigen gestimuleerd worden om, indien mogelijk, het staatsexamen NT2 af te leggen. Deze discrepantie leidde er toe dat degene die gestart is met een cursus NT2 en daarna niet in staat blijkt te zijn te voldoen aan zijn inburgeringsplicht of daarvoor meer tijd nodig blijkt te hebben, niet in aanmerking kwam voor ontheffing of verlenging.

De voorgestelde wijziging maakt het mogelijk ook uren en pogingen NT2 mee te tellen voor ontheffing en verlenging.

2.2 Opleiding mbo 2 of hoger

Op grond van artikel 2.3, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit inburgering is degene die beschikt over een diploma van een opleiding van wetenschappelijk onderwijs, hoger beroepsonderwijs, algemeen voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs vanaf niveau 2, na onderwijs te hebben gevolgd in de Nederlandse taal (hierna: opleiding mbo 2 of hoger) vrijgesteld van de inburgeringsplicht.

Op grond van de regeling zoals deze luidde voor 1 juli 2018 was verlenging van de inburgeringstermijn op grond van het volgen van een opleiding mbo 2 of hoger niet mogelijk. Dit terwijl inburgeringsplichtigen gestimuleerd worden een zo hoog mogelijke opleiding te volgen. Het volgen van een mbo 2 opleiding of hoger is namelijk gunstig voor de kansen van de nieuwkomer op de Nederlandse arbeidsmarkt en in de Nederlandse samenleving. Voor nieuwkomers is het echter niet altijd mogelijk een mbo 2 opleiding of hoger binnen de inburgeringstermijn van drie jaar af te ronden. Sommige opleidingen (zoals een opleiding van hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs) beslaan immers al meer dan de inburgeringstermijn van drie jaar.

De voorgestelde wijziging maakt het mogelijk de inburgeringstermijn te verlengen wanneer een opleiding mbo 2 of hoger in de Nederlandse taal wordt of is gevolgd. De verlenging wordt toegekend indien de inburgeringsplichtige gedurende de inburgeringstermijn voor een dergelijke opleiding ingeschreven heeft gestaan. De duur van de verlenging is ten hoogste gelijk aan de duur van de inschrijving met een maximum van twee jaar. De verlenging wordt toegekend aan het einde van de inburgeringstermijn. Indien op dat moment blijkt van een inschrijving als hiervoor bedoeld, wordt de verlenging toegekend. Heeft betrokkene gedurende de verlenging de opleiding gevolgd zonder het betreffende diploma te behalen, dan wordt op basis van de inschrijving gedurende de verlengde termijn opnieuw een verlenging toegekend van ten hoogste twee jaar. De hier bedoelde verlenging wordt telkens toegekend, zolang de betrokkene aan de betreffende opleiding op het niveau van mbo 2 of hoger staat ingeschreven en het diploma nog niet heeft behaald. Indien de opleiding tijdens de verlenging van de inburgeringstermijn gestaakt wordt zonder dat het diploma is behaald, dan wordt geen verdere verlenging op deze grond meer verleend en neemt DUO na beëindiging van de verlenging de handhaving ter hand.

3. Ontheffing bij niet-leerbaarheid

Naast de inburgeringsplichtigen die inburgeren op een hoger niveau, staat de groep inburgeringsplichtigen die niet leerbaar zijn. Die laatste groep kwam op grond van de regeling zoals deze luidde voor 1 juli 2018 voor ontheffing in aanmerking wanneer 600 uur was deelgenomen aan een alfabetiseringscursus en vervolgens uit een door de Minister afgenomen toets blijkt dat de inburgeringsplichtige niet het leervermogen heeft om het inburgeringsexamen te halen. Hierbij telden alleen de uren besteed aan een alfabetiseringscursus mee voor de ontheffing.

Het komt echter voor dat tijdens of na de alfabetiseringscursus al gestart wordt met de inburgeringscursus, maar dat dit achteraf te voorbarig blijkt te zijn. Dan blijkt tijdens de inburgeringscursus dat iemand niet in staat is zich de vaardigheden van de Nederlandse taal op het niveau van het inburgeringsexamen (taalniveau A2) eigen te maken. Dat leidt er toe dat wanneer inburgeringsplichtigen zowel uren alfabetiseringscursus als uren inburgeringscursus hebben gevolgd, ze, om de toets te kunnen afleggen waaruit blijkt dat de inburgeringsplichtige niet het leervermogen heeft om het inburgeringsexamen te halen, alsnog uren alfabetiseringscursus moeten volgen om aan het criterium van 600 uur te voldoen.

Deze wijzigingsregeling maakt het mogelijk dat ook uren inburgeringscursus meetellen voor een ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van niet- leerbaarheid.

4. Uitvoeringstoets DUO

DUO concludeert in de uitgebrachte uitvoeringstoets dat de wijzigingen leiden tot diverse systeemaanpassingen, diverse aanpassingen in de werkprocessen, aanpassingen op de website, aanpassingen van formulieren en de inzet van extra personeel. De met de realisatie van de voorgestelde wijzigingen gemoeide incidentele (eenmalige) kosten gerelateerd aan ICT zijn geraamd op € 200.000,00 en worden opgevangen binnen het voor DUO beschikbare financiële kader. De structurele kosten worden voor 2018 en 2019 geraamd op € 75.000 en voor 2020 op € 70.000.

De wijzigingen zijn voor DUO maakbaar, zowel wat betreft de systeemaanpassingen als de procesaanpassingen en voor de uitvoeringsorganisatie.

5. Regeldruk

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk.

6. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A

De onderhavige wijzigingsregeling introduceert het begrip ‘cursus Nederlands als tweede taal’. Dit begrip wordt hier van een definitie voorzien. Tekstueel wordt hier aangesloten bij de definitie van het begrip inburgeringscursus. De definitie van dit laatste begrip wordt in deze regeling wettechnisch en grammaticaal aangepast.

Artikel I, onderdeel B, C, H en M

In de onderdelen B en C worden verschrijvingen herstelt. In artikel 3.10, eerste lid, werd per abuis verwezen naar het Besluit inburgering in plaats van de Wet inburgering. In bijlage 2 werd in het opschrift verwezen naar het tweede lid van artikel 2.2. Dit artikel bestaat echter niet uit leden.

Artikel I, onderdeel D

Allereerst wordt de aanhef zodanig aangepast dat de opsomming in het artikel niet-limitatief wordt. Op deze wijze kan de Minister ook in andere gevallen overgaan tot ontheffing van de inburgeringsplicht wanneer er sprake is van aantoonbaar geleverde inspanningen.

De wijzigingen van onderdeel a maakt het mogelijk dat de uren besteed aan een cursus NT2 en de pogingen staatsexamen NT2 meetellen voor een ontheffing vanwege aantoonbaar geleverde inspanningen. De voorwaarde dat viermaal moet zijn deelgenomen aan de niet behaalde onderdelen van het examen is ongewijzigd. Daaraan is toegevoegd dat maximaal twee van die pogingen het staatsexamen NT2 betreft. Dit om te voorkomen dat de inburgeringsplichtige tevergeefs pogingen blijft doen het staatsexamen NT2 te halen in plaats van te pogen het inburgeringsexamen te behalen.

Daarnaast is een nieuw onderdeel c toegevoegd. Dit onderdeel regelt dat de inburgeringsplichtige die gestart is met een alfabetiseringscursus en daaropvolgend alvast begint aan de inburgeringscursus, maar vervolgens blijkt dat er sprake is van niet-leerbaarheid, in aanmerking komt voor ontheffing. De ontheffing wordt slechts verleend indien tenminste 300 uur besteed is aan een alfabetiseringscursus, daarna een inburgeringscursus wordt gevolgd en het totaal aan cursusuren van beide cursussen ten minste 600 bedraagt. Daarnaast geldt als voorwaarde dat na het volgen van de cursusuren uit een door de Minister afgenomen toets blijkt dat de inburgeringsplichtige niet het leervermogen heeft om het inburgeringsexamen te halen.

Artikel I, onderdeel E

Het nieuwe artikel 2.4c heeft tot doel inburgeringsplichtigen te stimuleren om op een zo hoog mogelijk niveau examen af te leggen of een duaal traject af te leggen. Evenals artikel 2.4b gaat het hier om een niet-limitatieve opsomming zodat de Minister ook in andere gevallen kan overgaan tot verlenging van de termijn indien sprake is van niet-verwijtbaarheid.

Aan het eerste lid is toegevoegd dat ook de uren die besteed zijn aan een cursus NT2 meetellen voor de verlenging van de termijn op grond van een niet verwijtbare termijnoverschrijding. Hiervoor telden alleen de uren besteed aan een inburgeringscursus mee. Het nieuwe tweede lid maakt het mogelijk de termijn te verlengen wanneer een opleiding wordt of is gevolgd die leidt tot een van de inburgeringsplicht vrijstellend diploma (artikel 5, derde lid, van de wet en artikel 2.3 van het besluit). Het gaat om een mbo 2 opleiding of hoger. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de maatregelen die bekend zijn gemaakt in de brief van 10 oktober 2016.3 Het nieuwe derde lid beschrijft welk bewijsstuk de inburgeringsplichtige moet overleggen bij het verzoek om verlenging van de inburgeringstermijn.

Het vierde lid bepaalt de duur van de verlenging. De verlenging voor de gevallen, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend voor ten hoogste twee jaar. Het gaat hier om een eenmalige verlenging. Wanneer de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen ook binnen de verlengde termijn niet heeft gehaald, komt de inburgeringsplichtige op grond van artikel 2.4b, eerste lid, in aanmerking voor ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van aantoonbaar geleverde inspanningen. Wanneer de inburgeringsplichtige voor afloop van de verlengde termijn opnieuw een verzoek tot verlenging op deze grond indient, moet deze worden afgewezen. Op grond van artikel 2.8b, tweede lid, van het Besluit inburgering kan dan wel ambtshalve een ontheffing worden verleend, indien aan de voorwaarden van artikel 2.4b, eerste lid, is voldaan. De verlenging in de gevallen, bedoeld in het tweede lid, wordt telkens voor de duur van te hoogste twee jaren worden verleend.

Artikel I, onderdelen F, G en I tot en met L

Deze wijzigingen betreffen de uniformering van de wijze waarop bedragen in de regeling worden aangeduid. De hoogte van de bedragen blijft ongewijzigd.

Artikel II

Deze regeling heeft onmiddellijke werking. Dit betekent dat de ruimere voorwaarden voor de verlening van ontheffing van de inburgeringsplicht en de verlenging van de termijn per 1 juli 2018 op de inburgeringsplichtigen van toepassing zijn. De uren die voor 1 juli 2018 zijn deelgenomen aan een cursus tellen mee voor de berekening van de benodigde uren.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Kamerstukken II 2016/17, 32 824, nr. 161 en 182.

X Noot
2

Niveau B1 van het Europese Raamwerk voor Moderne Vreemde Talen.

X Noot
3

Kamerstukken II, 2016/2017, 32 824, nr. 161

Naar boven