32 824 Integratiebeleid

Nr. 161 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 oktober 2016

1 Aanleiding

Inburgering zorgt ervoor dat nieuwkomers de Nederlandse taal leren, kennismaken met de Nederlandse samenleving en eraan kunnen deelnemen. Inburgering is daarmee een belangrijke randvoorwaarde voor goede integratie. In 2013 is het nieuwe inburgeringsstelsel in werking getreden. Het is essentieel dat dit nieuwe inburgeringsstelsel zo snel mogelijk goed gaat functioneren. Waar dat niet het geval is, moet tijdig bijgestuurd worden. Zodat ook de groeiende groep nieuwkomers in de jaren die volgen, kunnen meedoen hier in Nederland.

April dit jaar werden de eerste resultaten van de inburgeringsplichtigen onder het nieuwe stelsel zichtbaar (Kamerstuk 32 824, nr. 129). Het beeld was zorgelijk. Slechts 32 procent had voldaan aan de inburgeringsplicht terwijl de inburgeringstermijn voor een deel inmiddels verstreken leek. Naar aanleiding van dit beeld is er een brede verkenning1 gestart. Hierin is op basis van het voorlopige beeld van cohort 2013 gekeken wat er beter kan en anders moet. Dit proces zullen we de komende maanden verder doorzetten, o.a. op basis van twee rapporten (een rapport over het inburgeringsbeleid van de Algemene Rekenkamer en de beleidsdoorlichting die door Regioplan wordt uitgevoerd op het integratieartikel). Deze onderzoeken zijn naar verwachting begin 2017 gereed.

In deze brief wordt eerst het cohort 2013 nader geanalyseerd. Vervolgens wordt gekeken naar de knelpunten en belemmeringen binnen het huidige stelsel die extra inzet of kennis behoeven.

2 Voortgang cohort 2013

Op basis van door DUO geleverde cijfers is een analyse gedaan van de inburgeringsplichtigen die in 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden. Zij zijn of komen dit jaar aan het einde van hun initiële inburgeringstermijn van drie jaar. In april 2016 bleek dat 32% van de inburgeringsplichtigen uit cohort 2013 had voldaan aan de inburgeringsplicht. Deze gegevens zijn in de brief van 20 april gedeeld met de Kamer. Per 1 oktober is het aantal inburgeringsplichtigen uit cohort 2013 dat heeft voldaan aan de inburgeringsplicht gestegen naar 49%. Een klein deel heeft een ontheffing gekregen. Dit betekent dat per 1 oktober 2016 minder dan de helft van cohort 2013 nog moet voldoen aan de inburgeringsplicht. Deze trend zet vooralsnog iedere maand gestaag door.

Slechts 10% van de personen die in het eerste kwartaal van 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden, hebben per 1 juli van 2016 hun termijn overschreden2, waarvan 9% verwijtbaar (met boete). Dit percentage correspondeert met 96 boetes. De overige personen hebben voldaan aan de inburgeringsplicht of hebben een ontheffing of een verlenging van de termijn gekregen. De meest voorkomende redenen voor verlenging zijn: langer verblijf in een AZC3, late kennisgeving4 en alfabetisering. Op 1 oktober was van 87% van degenen die nog aan de inburgeringsplicht moeten voldoen uit cohort 2013 bij DUO bekend dat zij inburgeringsactiviteiten ondernemen. Dit percentage stijgt nog steeds, doordat met name gezinsmigranten het examen doen zonder dat vooraf bekend was dat zij zich aan het voorbereiden waren5.

Belangrijke nuancering bij het beeld van april is dat dus van het merendeel van het cohort 2013 de inburgeringstermijn nog niet overschreden is. Vanwege het grote aantal verlengingen en de tijd die gemoeid is met het onderzoeken van verwijtbaarheid van overschrijdingen, zal pas in het voorjaar van 2017 een compleet beeld te geven zijn van het resultaat voor het cohort 2013.

Tabel 1. Overzicht Cohort 20131
 

1 april 2016

1 oktober 2016

Totaal inburgeringsplichtig2

Totaal

9.556 (100%)

9.364 (100%)

Asielmigrant

4.733 (100%)

4.684 (100%)

Gezinsmigrant

4.129 (100%)

4.009 (100%)

Overig3

694 (100%)

671 (100%)

Voldaan4

Totaal

3.048 (32%)

4.556 (49%)

Asielmigrant

956 (20%)

1.765 (38%)

Gezinsmigrant

1.851 (45%)

2.466 (62%)

Overig

241 (35%)

325 (48%)

Ontheffing5

Totaal

131 (1%)

424 (5%)

Asielmigrant

60 (1%)

298 (6%)

Gezinsmigrant

31 (1%)

64 (2%)

Overig

40 (6%)

62 (9%)

Nog inburgeringsplichtig

Totaal

6.377 (67%)

4.384 (47%)

Asielmigrant

3.717 (79%)

2.621 (56%)

Gezinsmigrant

2.247 (54%)

1.479 (37%)

Overig

413 (60%

284 (42%)

X Noot
1

Personen die in 2013 van DUO bericht kregen dat ze inburgeringsplichtig zijn (kennisgeving).

X Noot
2

Aantal exclusief de personen van wie de inburgeringsplicht inmiddels is vervallen door vertrek naar het buitenland, wijziging verblijfsdoel etc.

X Noot
3

Overig: o.a. personen die vallen onder de «Regeling langdurig verblijvende kinderen gezinslidovergangsregeling», economisch niet actieve langdurig ingezetenen, wedertoelaters, geestelijk bedienaren.

X Noot
4

Inburgeringsdiploma of diploma staatsexamen NT2 gehaald of vrijstelling verkregen vanwege een vrijstellend diploma, getuigschrift of certificaat.

X Noot
5

Aantal neemt toe omdat ontheffingen op grond van aantoonbaar geleverde inspanning pas een half jaar voor het verstrijken van de initiële inburgeringstermijn aangevraagd kunnen worden.

Doorkijk naar cohorten 2014 en verder

Met de gegevens van DUO kunnen we de nieuwkomers volgen die in 2014, 2015 en 2016 inburgeringsplichtig zijn geworden. Met name het aantal asielgerechtigden is fors gestegen door de komst van meer vluchtelingen vanaf 2014 (met name uit Syrië, Eritrea en Ethiopië). Het relatieve aandeel gezinsmigranten daalt daardoor. Gezinsmigranten hebben gemiddeld een hoger slagingspercentage dan asielgerechtigden. Het grotere aandeel asielgerechtigden zal daarom naar verwachting een neerwaarts effect hebben op het algemene slagingspercentage in de komende jaren.

Kwaliteit opleidingen

Uit het MWM2-onderzoek11 bleek dat het merendeel van de inburgeringsplichtigen positief (59%) of neutraal (30%) is over de kwaliteit van hun opleiding. Ze zijn met name tevreden over de kwaliteit van de docenten en ontevreden over de niveauverschillen in de klas. Het merendeel heeft tussen de vijf en zestien uur les per week (83%). Gezinsmigranten volgen gemiddeld wat minder uren les dan asielgerechtigden.

Leningen

Vrijwel alle asielgerechtigden hebben een lening bij DUO. Gezinsmigranten sluiten daarentegen minder vaak een lening bij DUO af (minder dan een derde heeft een lening). Gemiddeld wordt per persoon per jaar 2.742 euro uit de lening opgenomen. Asielmigranten die binnen de termijn (inclusief eventuele verlenging) hun examen halen, hoeven de lening niet terug te betalen. Indien betalingsachterstanden ontstaan, gaat DUO het invorderingsproces in. Per 1 oktober is in 60 gevallen de deurwaarder ingeschakeld. Overigens is het aandeel leningen dat op dit moment in aanmerking komt voor kwijtschelding of terugbetaling nog zeer beperkt omdat de overgrote meerderheid van de leners afkomstig is uit de cohorten 2014 en verder, en dus nog bezig is met de inburgering.

Tabel 2. Leningen DUO (peildatum 1 oktober 2016)
 

Aantal

Bedrag (totaal)

Bedrag (gemiddeld)

Inburgeringsplichtigen (cohort 2013 t/m 1 okt 2016)

79.297

nvt

nvt

Toegekende leningen/opgenomen bedrag

48.361

132.583.409

2.742

Kwijtgescholden leningen

1.071

4.865.738

4.543

Leningen in terugbetalingsfase

1.005

2.393.655

2.382

Volledig terugbetaalde leningen

29

48.228

1.663

3 Knelpunten en oplossingen

In het huidige stelsel staan drie onderdelen centraal te weten: eigen verantwoordelijkheid, resultaatsverplichting en marktwerking. Bij ieder van deze drie onderdelen worden hieronder de gesignaleerde knelpunten beschreven en de bijbehorende oplossingen uitgewerkt.

3.1 Eigen verantwoordelijkheid

Kern van het huidige stelsel is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige zelf: men kan zelf kiezen bij welke taalaanbieder en wat voor soort onderwijs wordt gevolgd. Inburgeringsplichtigen worden hierbij vanuit de overheid ondersteund door een sociale lening en informatievoorziening.

De slagingspercentages variëren sterk naar land van herkomst en migratiereden. Met name asielgerechtigden blijken moeite te hebben met deze eigen verantwoordelijkheid. Hun slagingspercentage blijft over het algemeen substantieel achter bij gezinsmigranten. Ze hebben vaak geen netwerk in Nederland en vaker een lager opleidingsniveau. Ook lijken stress en ziekte12 het maken van examens te belemmeren. De eigen verantwoordelijkheid zorgt met name voor knelpunten na ontvangst van de kennisgeving: de brief kan te lang ongelezen blijven of men onderneemt geen actie13. Een geschikte cursus vinden en op tijd starten blijkt lastig.

Voor inburgeringsplichtigen die graag willen inburgeren, maar het zelf niet redden, kunnen gemeenten een belangrijke ondersteunende rol spelen. Er wordt een aantal maatregelen genomen om deze inburgeringsplichtigen op weg te helpen bij het inburgeren. Deze maatregelen worden hieronder uiteengezet.

De extra mogelijkheden voor ondersteuning vanuit gemeenten beter benutten

Gemeenten hebben – zeker ten aanzien van asielgerechtigden – verschillende mogelijkheden om inburgeringsplichtigen te ondersteunen bij hun inburgering en verdere integratie. Belangrijke voorbeelden hiervan zijn de maatschappelijke begeleiding inclusief het participatieverklaringstraject en de taaleis bij de bijstand (zie ook motie Azmani, Kamerstuk 32 824, nr. 144). Gemeenten krijgen met de gewijzigde Wet Inburgering (voorziene inwerkingtreding 1 juli 2017) als onderdeel van de maatschappelijke begeleiding de taak om asielgerechtigden te adviseren over de te volgen inburgeringscursus.

Met de wijziging van de inburgeringswet krijgen de gemeenten alle inburgeringsplichtigen in beeld omdat zij de verantwoordelijkheid krijgen om zowel met asielgerechtigden als met gezinsmigranten het participatieverklaringstraject af te sluiten. Dit biedt gemeenten meer ruimte om inburgeringsplichtigen die moeite blijken te hebben met inburgeren op weg te helpen, bijvoorbeeld richting een passende cursus. Inburgeringsplichtigen die bijstand ontvangen, hebben ook onder de taaleis in de Participatiewet de plicht om zich in te spannen de Nederlandse taal te leren. Als blijkt dat inburgeringsplichtigen zich onvoldoende inspannen en daardoor onvoldoende voortgang laten zien, zal de gemeente hun bijstandsuitkering verlagen.

Gemeenten hebben voor deze taken voor asielgerechtigden reeds extra financiële middelen gekregen vanuit het Bestuurakkoord. Sommige gemeenten zijn voortvarend hiermee aan de slag gegaan. Maar er is ruimte om deze mogelijkheden beter te benutten. Er wordt een handreiking gemaakt voor gemeenten, waarin ervaringen, best practices en verschillende vormen van oppakken van deze gemeentelijke rol worden benoemd.

Gemeenten beter faciliteren bij hun rol

Belangrijke randvoorwaarde voor gemeenten om inburgeringsplichtigen beter op weg te helpen is dat zij zicht hebben op voortgang van de inburgering in hun gemeente. Dit verloopt nog niet optimaal. Daarom krijgen gemeenten beschikking over relevante gegevens uit informatiesysteem ISI met betrekking tot het participatieverklaringstraject. Verder komen op gemeenteniveau periodieke rapportages beschikbaar op de DUO-website over o.a. het aantal personen dat aan de inburgeringsplicht voldaan heeft en het aantal personen dat de inburgeringstermijn dreigt te overschrijden. Zo krijgen gemeenten een goed beeld van de voortgang van hun inburgeringsplichtigen.

Het is belangrijk dat er meer inzicht komt in «wat werkt voor wie» en «wat kan worden ingezet voor wie». Daarbij willen we gemeenten beter faciliteren door goede voorbeelden van lokale aanpakken te delen. We starten hierbij met leerkringen rondom de doorlopende leerlijn en zullen daarna thema-gewijs leerkringen organiseren.

Daarnaast is in het afgelopen jaar, als gevolg van de verhoogde asielinstroom, de inzet t.a.v. participatie en integratie van asielgerechtigden verstevigd. De aanpak is erop gericht om hen zo snel mogelijk aan het werk te zetten en/of richting passend onderwijs te krijgen voor hun integratie en participatie in Nederland. De middelen en instrumenten om hen en de gemeenten te ondersteunen bij screening en matching richting de arbeidsmarkt zijn geïntensiveerd. Ook wordt ingezet op vrijwilligerswerk voor asielzoekers en asielgerechtigden. Deze vroege aanpak zal naar verwachting ook een positief effect hebben op de zelfredzaamheid van asielgerechtigden, inclusief hun inburgeringstraject. Over de uitwerking van deze acties rond statushouders zult u dit najaar met een aparte brief worden geïnformeerd.

Verbeteren informatievoorziening

Het is belangrijk dat de informatievoorziening naar zowel de inburgeringsplichtige als naar de partijen die een belangrijke ondersteunende rol spelen bij de inburgering (COA, gemeenten, vluchtelingenwerk, BoW en DUO) op orde is. De afgelopen jaren zijn de nodige aanpassingen doorgevoerd om de informatievoorziening te verbeteren, maar hier is nog steeds ruimte voor verbetering. Hierop gaan we een aantal maatregelen nemen.

Er worden zowel bij DUO als bij BoW meer vertaalde documenten beschikbaar gesteld. Zo neemt de kans toe dat ook als inburgeraars de Nederlandse taal nog niet machtig zijn, ze belangrijke informatie tot zich kunnen nemen.

BoW zal binnenkort een richtlijn op haar website plaatsen waarin de gemiddelde kosten per uur, voor een analfabeet, een laag-, midden- of hoogopgeleide inburgeringsplichtige worden vermeld. Keurmerkhouders moeten dan op hun eigen pagina van de BoW-website in een specifiek vak aangeven waarin zij zich onderscheiden van anderen. BoW gaat hier in de voorlichtingssessies aan taalaanbieders en in de Nieuwsbrief aandacht voor vragen. Op deze manier kan de inburgeringsplichtige beter kiezen en afwegingen maken.

Er wordt ook gekeken naar meer maatwerk voor doelgroepen die nu opvallen door achterblijvende slagingspercentages. Het gaat ondermeer om vrouwen uit Somalië en Eritrea. Er wordt een pilot opgezet gericht op het bereiken en informeren van dergelijke achterblijvende groepen om daarmee de kans op een succesvol inburgeringstraject te vergroten. Hiervoor wordt samenwerking gezocht met ondermeer migrantenorganisaties. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan het verstrekken van informatie over mogelijke sancties bij het niet tijdig behalen van het examen. Het lijkt er namelijk op dat een beter bewustzijn van de financiële consequenties een positief effect heeft op de slagingspercentages.

Daarnaast gaat DUO inzetten op de groep waarvan niet bekend is of ze actief met de inburgering bezig zijn14. Deze mensen ontvangen tot nu toe elk half jaar een brief van DUO. Aanvullend daarop wordt een pilot gestart om deze groep op te roepen voor een gesprek wanneer een jaar na aanvang van de termijn nog geen activiteiten bekend zijn. Binnen het cohort 2013 is te zien dat een deel van de inburgeringsplichtigen van wie geen activiteiten bekend waren, tegen het einde van de termijn het examen halen. Zij waren dus wel degelijk bezig met de inburgering, alleen niet op een manier die bij DUO geregistreerd wordt (bijvoorbeeld door zelfstudie).

Sancties bij gebrek aan inzet

Ondanks deze maatregelen zal er een kleine groep zijn die zich niet wil inzetten om in te burgeren. Dit is onacceptabel. Hier zullen we duidelijk tegen optreden.

Optreden is van belang voor het draagvlak binnen de grotere groep en binnen de samenleving als geheel. Draagvlak hangt immers af van ieders bereidheid om zich in te zetten. Inburgeringsplichtigen die zich onvoldoende inspannen om hun examens te behalen, zullen daarom gesanctioneerd worden. Zij worden (herhaaldelijk) beboet; bij asielgerechtigden wordt daarnaast de lening niet kwijtgescholden (en dus teruggevorderd). Ook zijn er gevolgen voor een eventuele bijstandsuitkering, en kunnen zij geen aanspraak maken op een zwaarder verblijfsrecht. Internationale verdragen bieden op dit moment in de meeste gevallen geen ruimte voor de ultieme sanctie (het uitzetten van inburgeringsplichtigen die niet willen inburgeren).

3.2 Resultaatverplichting

In algemene zin weten we dat het halen van het inburgeringsexamen de kans op het vinden van werk vergroot15. We zien daarbij dat de grote meerderheid van het cohort 2013 kiest voor het gewone inburgeringsexamen, slechts 7% heeft het staatsexamen NT2 gedaan (en daarmee een hoger taalniveau bereikt). De voorkeur van inburgeringsplichtigen voor het examen met het lagere taalniveau is begrijpelijk vanuit de dreiging van termijnoverschrijding en bijbehorende sancties. Toch is het wenselijk dat zoveel mogelijk inburgeringsplichtigen gaan kiezen voor het staatsexamen NT2 omdat dit hun kansen op de arbeidsmarkt en bij een vervolgopleiding vergroot.

Het vereiste niveau van het inburgeringsexamen is A216. We hebben naar de slagingspercentages van de verschillende deelexamens gekeken of dit niveau voor belemmeringen zorgt. De slagingspercentages17 zijn in grote lijn vergelijkbaar18 met het voorgaande stelsel; rond de 80% (zie bijlage DUO). Uitzondering hierop zijn het leesexamen (63%) en het spreekexamen (72%). Een totaaloverzicht is opgenomen in de bijlage met DUO gegevens.

Hieronder worden maatregelen uitgewerkt voor zowel het stimuleren van het volgen van een cursus op een hoger niveau (staatsexamentraject), als voor het verbeteren van de slagingspercentages.

Aanpassen leesexamen

Voor de zomer heeft een aanbesteding plaatsgevonden voor de examens voor lezen, schrijven en luisteren. Hieruit is Cito als nieuwe partij naar voren gekomen. Cito gaat met voorrang aan de slag met het ontwikkelen van nieuwe leesexamens.

Inburgeringsplichtigen stimuleren het staatsexamen te doen

Om het volgen van het staatsexamentraject te stimuleren zal de informatievoorziening richting inburgeraars meer aandacht gaan geven aan het belang van het staatsexamen NT2. Om het juiste opleidingsniveau vast te stellen en te adviseren over de juiste cursus is het nuttig een intaketoets af te nemen. Na 3 maanden is duidelijker wat iemand kan en wil. Het is daarom verstandig om de toets na drie maanden te herhalen (ook wel verlengde intaketoets genoemd). In de Handleiding van 2017 zal BoW de twee genoemde toetsen verplichtend opnemen voor de taalaanbieders. Het advies, naar aanleiding van de tweede toets, wordt in het dossier van de inburgeringsplichtige opgenomen. Hiermee wordt het controleerbaar voor de auditors van BoW. Om meer differentiatie naar examenniveaus te stimuleren zal het worden toegestaan om binnen de termijn van 3 jaar zowel deelexamens van het inburgeringsexamen als het Staatsexamen te financieren uit de DUO lening. Hiervoor is een wijziging in de regelgeving nodig. Inburgeringsplichtigen worden over deze wijziging geïnformeerd en daarbij gestimuleerd eerder te beginnen met hun inburgering om zodoende binnen de 3 jaar beide examens te behalen. Het behalen van beide examens verhoogt het eindniveau in de verschillende taalvaardigheden en vergroot daarmee hun arbeidsmarktkansen.

3.3 Marktwerking

Om het inburgeringsstelsel optimaal te laten functioneren, is het van belang dat de markt goed functioneert. Om het functioneren van deze markt in beeld te brengen hebben we naar een aantal elementen gekeken; samenstelling van de markt, toegankelijkheid van cursussen, (transparantie van) prijs en kwaliteit, maatwerk/duale trajecten en fraude.

Uit de cijfers van BoW blijkt dat het aantal instellingen de afgelopen jaren flink is toegenomen. Waar in 2013 113 instellingen actief waren, hebben in 2016 162 instellingen een keurmerk aangevraagd (waarvan 51 op dit moment een aspirantstatus hebben). Deze groei versterkt ook de onderlinge concurrentie tussen hen19. De toegankelijkheid van taalaanbieders lijkt in het algemeen op orde, ook voor de verschillende niveaus20.

De kwaliteit van de cursussen wordt op dit moment via BoW voornamelijk inzichtelijk gemaakt door tevredenheidsonderzoeken, slagingspercentages en percentages gecertificeerde docenten (waarbij een minimum van 80% geldt). De kwaliteit van de lessen zelf lijkt echter onvoldoende inzichtelijk voor inburgeringsplichtigen en er wordt geen gecoördineerd toezicht opgehouden. Daar komt bij dat de prijs van de verschillende leerprofielen bij de aanbieders ook in het merendeel van de gevallen niet inzichtelijk is voor een inburgeringsplichtige. We zien in aansluiting hierop een grote spreiding in de gemaakte kosten door verschillende aanbieders21. Dit maakt het erg moeilijk voor een inburgeringsplichtige om een goed geïnformeerde keuze voor een aanbieder/cursus te maken. Dat blijkt ook uit het MWM2 onderzoek waar we zien dat de prijs en kwaliteit van de cursus volgens docenten nauwelijks een rol spelen bij de keuze voor een cursus22. Bij de introductie van het stelsel met marktwerking was de verwachting dat marktwerking zou leiden tot meer maatwerk en ruimte voor duale trajecten. We zien echter dat dit maar moeilijk van de grond komt; de markt lijkt nog steeds met name aanbodgestuurd (i.p.v. vraaggestuurd).

Bij deze snel groeiende markt en de kwetsbare positie van de consument is het belangrijk om grip te houden op de marktwerking. Om de belangen van de taalaanbieders en inburgeringsplichtigen beter in balans te brengen worden onderstaande maatregelen ingevoerd.

Verbeteren informatiepositie inburgeringsplichtigen

Op de website van BoW staat informatie over alle taalaanbieders. BoW heeft de website al verbeterd omdat veel informatie lastig te vinden was of voor buitenlanders moeilijk te lezen. Toch blijkt o.a. uit het MWM2 onderzoek dat inburgeringsplichtigen moeite hebben met het begrijpen van informatie. Daarom is SZW met BoW in gesprek om meer informatie beschikbaar te stellen met betrekking tot onder andere de prijs en de kwaliteit en om de toegankelijkheid ervan te vergroten. Zo werkt BoW o.a. aan richtlijnen over gemiddelde kosten van een cursus en het uurtarief. Dit verbetert de informatiepositie van inburgeringsplichtigen en zorgt ervoor zij hun rol als consument beter kunnen vervullen.

Verbeteren kwaliteit en het toezicht erop

Hoewel inburgeringsplichtigen zelf aangeven tevreden te zijn over de kwaliteit van inburgeringscursussen en de docenten, zijn er ook zorgen. De kwaliteit van de lessen is voor een inburgeringsplichtige niet goed inzichtelijk en er wordt geen centraal toezicht op gehouden. Deze zorgen zijn ook tijdens het AO Inburgering op 21 april jl. geuit. Hierover is contact opgenomen met de Inspectie voor het Onderwijs (IvhO). Dit vereist een wetswijziging (omdat de IvhO hier geen wettelijke taak voor heeft) en het zou daarmee lang duren voordat toezicht op kwaliteit van inburgering ingevoerd kan worden. Daarom is er met BoW – in nauw overleg met de Inspectie SZW en OCW – besloten het toezicht uit te laten voeren door een externe deskundige partij. Hiervoor zijn offertes uitgevraagd die momenteel beoordeeld worden. Voor de begrotingsbehandeling van SZW zal de kamer geïnformeerd worden welke instantie het toezicht gaat uitvoeren en hoe het wordt vormgegeven. Om de pedagogische kwaliteit goed te waarborgen zal dit proces begeleid worden door een klankbordgroep. Hierin zijn ondermeer de IvhO en de Inspectie SZW gevraagd plaats te nemen. Het toezicht op het inburgeringsstelsel had al twee pijlers: examenafname (verantwoordelijkheid van DUO) en tegengaan van fraude bij declaraties (verantwoordelijkheid DUO/BoW). Met bovenstaande zal het toezicht aangevuld worden met een derde pijler conform het verzoek van de Kamer, namelijk ook toezicht op kwaliteit van de lessen (verantwoordelijkheid van externe partij/BoW),

De markt wordt zodoende strenger gereguleerd. Als blijkt dat de kwaliteit niet goed is of de prijs onvoldoende inzichtelijk verliest een aanbieder zijn BoW-keurmerk en komt daarmee niet meer in aanmerking voor financiering via DUO.

Stimuleren duale trajecten

Arbeidsparticipatie, opleiding en inburgering versterken elkaar. Het is dus wenselijk dat duale trajecten mogelijk worden gemaakt waarin een combinatie te maken is voor inburgeringsplichtigen. Sinds de toegenomen stroom asielgerechtigden is de vraag naar duale trajecten toegenomen. Dit zijn nu echter nog teveel gescheiden werelden.

Bij het volgen van inburgering in combinatie met een beroepsopleiding willen inburgeringsplichtigen gebruik maken van de sociale lening van DUO om hun inburgeringsdeel te bekostigen. Voor mbo 1 (de entreeopleiding) is het mogelijk gemaakt om voor de inburgering de sociale lening van DUO in te zetten. Momenteel wordt onderzocht hoe dit zo breed mogelijk kan worden gerealiseerd om zodoende de doorstroom naar het beroepsonderwijs te stimuleren.

Inburgeringsplichtigen kunnen starten met hun inburgering voordat ze – vanuit de gemeente – een aanbod krijgen voor een baan, opleiding of vrijwilligerswerk. Dit beperkt de ruimte voor duale trajecten. Inburgeringsplichtigen zijn dan gehouden aan het contract dat ze voor hun inburgering hebben afgesloten. Om deze belemmering weg te nemen en tegelijkertijd taalaanbieders te stimuleren meer maatwerk te leveren zal er in de handleiding van BoW een ontbindende voorwaarde worden opgenomen. Zo kan het contract van een inburgeringsplichtige wanneer hij/zij een baan of vrijwilligerswerk heeft gevonden die niet te combineren is met het aanbod van de taalaanbieder, ontbonden worden. Dit is bijvoorbeeld het geval als de aanbieder geen avondcursus kan aanbieden en geldt ook wanneer er een gericht aanbod vanuit een gemeente wordt gedaan gericht op arbeidsdeelname via een bepaalde taalaanbieder.

4 Conclusie

De resultaten van het eerste cohort onder het nieuwe stelsel blijken positiever dan in april gedacht. Van het merendeel van deze inburgeringsplichtigen is de inburgeringstermijn door verlengingen nog niet verlopen. We zien dat bijna iedereen met zijn inburgering bezig is en dat het slagingspercentage gestaag oploopt. Het lijkt erop dat inburgeringsplichtigen langzaam hun weg weten te vinden, ketenpartners hen hier steeds beter bij ondersteunen en de markt zich intussen snel ontwikkelt. Het is op basis hiervan nog te vroeg om met fundamentele wijzigingen te komen. Tegelijkertijd zien we knelpunten die beter kunnen en moeten.

Een deel van de inburgeringsplichtigen wil graag inburgeren en meedoen in de Nederlandse samenleving, maar slaagt er niet goed in zijn weg te vinden. Gemeenten hebben een duidelijke taak om deze groep te ondersteunen. Gemeenten kunnen meer maatwerk leveren om hen betere resultaten te laten halen. We zullen gemeenten hierbij beter faciliteren zodat zij deze rol ook daadwerkelijk kunnen pakken.

Daarnaast zien we dat de inburgeringsmarkt volop in ontwikkeling is en de onderlinge concurrentie stevig toeneemt. Het is belangrijk om grip te houden op deze marktwerking en de markt strenger te reguleren om kwaliteit en transparantie te waarborgen. Er is een betere balans nodig tussen de belangen van de taalaanbieders en de inburgeringsplichtigen.

Bij de kleine groep die zich niet wil inzetten om in te burgeren zal stevig worden opgetreden. Boetes en het intrekken van de kwijtschelding van de lening bij asielgerechtigden moeten inburgeringsplichtigen verder stimuleren zo snel mogelijk te slagen. Daarnaast is hard optreden van belang voor het draagvlak binnen de grotere groep en binnen de samenleving als geheel.

We zullen de ontwikkelingen komende maanden nauwgezet volgen zodat we blijven leren van deze eerste cohorten en de koers bijstellen waar nodig. De maatregelen in deze brief zijn daar een eerste aanzet toe. Maar het stopt hier niet. Mochten de ontwikkelingen het komende jaar niet genoeg vertrouwen geven of de nog lopende onderzoeken daar aanleiding toe geven, dan zal het kabinet meer fundamentele wijzigingen overwegen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Bijlagen:

  • 1. Proces inburgering

  • 2. Ontwikkelingen in het stelsel

  • 3. DUO-cijfers

  • 4. Monitor InburgeringsExamen Buitenland

  • 5. Pilot waardeoverdracht nieuwkomers

  • 6. MWM2 onderzoek: los document

  • 7. Brief BOW: los document

Bijlage 1. Proces inburgering

Personen die in Nederland moeten inburgeren zijn verplicht Nederlands te leren, zich te verdiepen in Nederland en hun mogelijkheden op de Nederlandse arbeidsmarkt te verkennen. Dit wordt afgesloten met het inburgeringsexamen, dat bestaat uit 6 onderdelen: lezen, schrijven, spreken, luisteren, kennis van de Nederlandse maatschappij en oriëntatie op de arbeidsmarkt. De meeste inburgeringsplichtigen volgen een cursus, maar zelfstudie (bijvoorbeeld al dan niet per internet) is ook mogelijk ter voorbereiding op de examens. DUO kan een studielening verstrekken van maximaal 10.000 euro. Uit deze lening kunnen de kosten voor de opleiding,studieboeken en examens worden betaald. Asielgerechtigden die binnen de vastgestelde termijn het inburgeringsexamen halen, hoeven de lening niet terug te betalen.

Inburgeringsplichtigen hebben drie jaar de tijd om het examen te halen. Als er bijzondere omstandigheden zijn waardoor de inburgeringsplichtige dit niet redt, is het mogelijk de termijn te verlengen. Dit komt met name bij asielgerechtigden vaak voor. Een reden voor verlenging kan zijn dat de inburgeringsplichtige bij aanvang van de termijn nog lang in een AZC woont (omdat dit studeren voor inburgeringsexamen bemoeilijkt). In dat geval wordt de termijn verlengd met de periode dat de inburgeringsplichtige nog in het AZC verbleef. Analfabeten krijgen een verlenging van twee jaar om te leren lezen en schrijven. Verder is het mogelijk dat migranten vrijgesteld worden van de inburgeringsplicht of een ontheffing krijgen. Vrijstelling vindt plaats als de inburgeringsplichtige beschikt over een vrijstellend diploma, getuigschrift of certificaat. Ontheffing vindt bijvoorbeeld plaats als een arts heeft vastgesteld dat iemand vanwege een lichamelijke of geestelijke belemmering niet in staat is om aan de exameneisen te voldoen of als iemand aantoonbaar voldoende inspanningen heeft laten zien maar toch niet slaagt voor de examens.

Zodra een inburgeringsplichtige de initiële termijn overschrijdt, wordt door DUO onderzoek gedaan naar de verwijtbaarheid van deze overschrijding. Dit proces, inclusief bezwaarmogelijkheid, duurt ongeveer 5 maanden.

Als een inburgeringsplichtige verwijtbaar na het verstrijken van de termijn het examen niet heeft gehaald, volgt een sanctie. Zo belemmert het niet halen van het examen het verkrijgen van een sterker verblijfsrecht of naturalisatie. Daarnaast kan een boete worden opgelegd van maximaal € 1.250,–. Daarmee start een nieuwe periode van twee jaar om aan de inburgeringsplicht te voldoen. Is er wederom sprake van een verwijtbare overschrijding van de termijn, wordt de boete opnieuw opgelegd. Tot slot zal de gemeente de eventuele bijstandsuitkering verlagen voor inburgeraars die zich onvoldoende inspannen de Nederlandse taal te leren.

Bijlage 2. Ontwikkelingen in het stelsel

Het inburgeringsbeleid heeft de afgelopen 15 jaar verschillende grote koerswijzigingen gekend. Tussen 1998 en 2006 was er sprake van een inspanningsverplichting en een aanbod vanuit de gemeenten. In 2007 is dat in een nieuwe Wet Inburgering (WI) omgezet naar een resultaatsverplichting waarbij de gemeente een aanbod deed. Ook kwam er onder de WI een verplichte inburgering voor oudkomers (uitbreiding van de doelgroep). In 2006 werd de Wet Inburgering Buitenland geïntroduceerd waarbij gezinsmigranten moesten slagen voor een toets alvorens het verblijf in Nederland kon worden aangevraagd. Om asielgerechtigden niet op achterstand te zetten (t.o.v. gezinsvormers) is in 2006 gestart met de zogenaamde voorinburgering via het COA in de AZC’s, gericht op Kennis van de Nederlandse Samenleving (KNS) en Nederlands als tweede taal (NT2).

Op 1 januari 2013 is de Wet Inburgering wederom fors gewijzigd. De focus is komen te liggen op eigen verantwoordelijkheid van nieuwkomers. Om deze eigen verantwoordelijkheid te ondersteunen is er een sociaal leenstelsel ingesteld (via DUO) waarmee taalles bekostigd wordt bij taalinstellingen met een BoW-keurmerk. Asielgerechtigden krijgen hun lening kwijtgescholden als zij binnen de gestelde termijn zijn ingeburgerd, gezinsmigranten dienen de lening terug te betalen naar draagkracht. De resultaatverplichting bleef gehandhaafd. Maar de inburgeringsplichtige was vrij om zijn cursus in te kopen waar hij dat wilde (marktwerking). Alle taalaanbieders met het BoW-keurmerk moeten voldoen aan een aantal eisen (waaronder de eis dat 80% van de docenten gecertificeerd is als docent Nederlands als tweede taal).

De kosten zijn door deze wijzigingen sterk gedaald (van € 370 miljoen in piekjaar 2010 tot € 88 miljoen in 2015).

Tabel 1. Stelseloverzicht Inburgering: belangrijkste kenmerken

Periode

Onderdelen

Doelgroep

Overig

Regelingen inburgering nieuwkomers (1996)

NT2 (A2 of B1), MO, BO1

Nieuwkomers die zich vanaf 1 januari 1996 duurzaam in Nederland vestigen

– Inspanningsverplichting tot deelname;

– Verplicht aanbod door gemeenten aan een in de Regeling bepaald aantal inburgeringsplichtigen.

Wet Inburgering Nieuwkomers

1998–2006

NT2, MO, BO

Nieuwkomers die zich vanaf sept. 1998 duurzaam in Nederland vestigden.

– Inspanningsverplichting

– Verplicht aanbod gemeenten voor alle nieuwkomers

Wet Inburgering

2007–2012

NT2 (A2), KNS

Oud- en nieuwkomers van buiten de EU/EER die zich duurzaam in NL (willen)vestigen

– Resultaatsverplichting

– Verplicht aanbod gemeenten voor asielgerechtigden, bijstandsgerechtigden en oudkomers

Herziening Wet Inburgering

Vanaf 2013

NT2 (A2), KNS, ONA

Nieuwkomers buiten de EU/EER die zich duurzaam willen vestigen

– Resultaatsverplichting

– Eigen verantwoordelijkheid inburgeringsplichtige

– Leenstelsel (DUO)

X Noot
1

Beroepenorientatie en Maatschappij Oriëntatie.

Een vergelijking maken van de resultaten tussen de verschillende stelsels is lastig. De achtergrond van de inburgeringsplichtigen varieert door de jaren heen (land van herkomst, migratiereden, opleidingsniveau). Daarnaast zijn de exameneisen in de loop van de jaren uitgebreid en is de inburgeringstermijn korter geworden. Verder wijzigt het type gegevens dat over nieuwkomers geregistreerd wordt door de jaren heen en is de in het verleden geregistreerde informatie niet altijd volledig. Om toch een indicatie te geven van de resultaten van een voorgaand stelsel: cohort 2009 kwam op een slagingspercentage van 74% aan het einde van de initiële termijn (stelsel 2007–2012). Dit percentage kan echter niet vergeleken worden met de huidige stand van zaken bij cohort 2013.

  • Cohort 2009 burgerde in onder een stelsel dat reeds twee jaar in werking was. Cohort 2013 burgert in onder een nieuw opgestart stelsel.

  • Onder het stelsel 2007–2012 was de inburgeringstermijn 3,5 jaar, in het huidige stelsel is dit 3 jaar.

  • Op peildatum 1 juli 2013 was voor cohort 2009 de initiële termijn volledig verstreken, voor cohort 2013 verstrijkt de initiële termijn volledig op 1 januari 2017.

  • Voor de datum waarmee bepaald wordt tot welk cohort een inburgeringsplichtige hoort, wordt voor het oude stelsel de datum gebruikt waarop de gemeente een voorziening toekende en bij het ontbreken daarvan, de datum van start handhaving door de gemeente. Onder het huidige stelsel wordt de datum genomen waarop de inburgeringsplichtige de kennisgeving van DUO ontvangt. De startdata kunnen aanzienlijk van elkaar verschillen.

Cohort 2009

Nieuwkomers

Peildatum 1 juli 2013

 

Asielmigrant

Overig1

Totaal

Totaal inburgeringsplichtig

2.385 (100%)

11.909 (100%)

14.294 (100%)

Voldaan aan inburgeringsplicht2

1.495 (63%)

9.052 (76%)

10.547 (74%)

Ontheffing

244 (10%)

706 (6%)

950 (7%)

Nog inburgeringsplichtig

646 (27%)

2.151 (18%)

2797 (20%)

X Noot
1

Onder het oude systeem werd alleen onderscheid gemaakt tussen asielgerechtigde nieuwkomers en overige nieuwkomers (en oudkomers). Het onderscheid naar gezinsmigranten werd niet gemaakt.

X Noot
2

Examen gehaald of vrijstelling verkregen op basis van een vrijstellend diploma, getuigschrift of certificaat.

Bijlage 3. DUO cijfers

Tabel 3. Tijdsbesteding aan cursus door inburgeringsplichtigen
 

Cursusuren per week

Huiswerk

0 tot 4 uur

12%

32%

5 tot 8 uur

41%

29%

9 tot 16 uur

42%

29%

16 uur of meer

5%

10%

Bron: MWM2

Tabel 4. Slagingspercentages deelexamens voor cohort 2013

Slagingspercentage per deelexamen

Aantal personen dat (minimaal één) examenpoging heeft gedaan

Aantal geslaagd

Slagingspercentage

Spreken

4.223

3.052

72%

Lezen

4.784

3.029

63%

Luisteren

4.982

4.233

85%

Schrijven

4.671

3.685

79%

Kennis Nederlandse Maatschappij

5.281

4.711

89%

Orientatie op de arbeidsmarkt1

1.924

1.822

95%

Peildatum 1 juli 2016

X Noot
1

Het percentage is het aantal geslaagden gedeeld door het aantal aanmeldingen voor dit examen in totaal. ONA was niet verplicht voor cohort 2013.

Tabel 5: Doorkijk Inburgeringsplichtigen cohorten 2014, 2015 en 2016

Cohort 2013

Cohort 2014

Cohort 2015

Cohort 2016

Syrie

1.105 (12%)

Syrie

4.740 (27%)

Syrie

11.389 (45%)

Syrie

14.509 (54%)

Iran

796 (9%)

Eritrea

1.518 (9%)

Ethiopie

2.143 (9%)

Ethiopië

2.508 (9%)

Marokko

688 (7%)

Marokko

1.099 (6%)

Eritrea

1.885 (7%)

Eritrea

1.432 (5%)

Irak

664 (7%)

Ethiopie

929 (5%)

Marokko

787 (3%)

Irak

778 (3%)

Voormalige SovjetUnie

628 (7%)

Voormalige SovjetUnie

727 (4%)

Voormalige SovjetUnie

622 (2%)

Marokko

670 (2%)

Overige landen

5.483 (58%)

Overige landen

8.560 (49%)

Overige landen

8.502 (34%)

Overige landen

7.135 (26%)

Totaal

9.364 (100%)

Totaal

17.573 (100%)

Totaal

25.328(100)

Totaal

27.032 (100%)

Peildatum: 1 oktober 2016

Bijlage 4. Monitor InburgeringsExamen Buitenland

Ten aanzien van de halfjaarlijkse monitor van de inburgeringsexamens buitenland is het belangrijk te melden dat na de verlaging van de prijs van het zelfstudiepakket van € 99,50 naar € 25,– het aantal verkochte zelfstudiepakketten met meer dan 1.000 is toegenomen. Ook zijn er meer examens afgelegd vanwege de verlaging van de prijs met € 200,– voor een volledig examen. (Deze monitor (voor 2015 en voor de eerste helft van 2016 is opgenomen als bijlage bij deze brief.

Tabel 3: Nog niet voldaan aan de Inburgeringsplicht gehele cohort 2013

Nog niet voldaan

1 april 2016

 

1 oktober 2016

 

Totaal

Waarvan deelname een cursus bekend /deelexamen1

Totaal

Waarvan deelname aan cursus bekend/deelexamen

Totaal

6.377 (100%)

5.279 (83%)

4.384 (100%)

3.817 (87%)

Asielgerechtigde

3.717 (100%)

3.555 (96%)

2.621 (100%)

2.525 (96%)

Gezinsmigrant

2.247 (100%)

1.435 (64%)

1.479 (100%

1.070 (72%)

Overig

413 (100%)

289 (70%)

284 (100%)

222 (78%)

X Noot
1

Het percentage inburgeringsplichtigen waarvan bij DUO bekend is dat zij een cursus volgen of die minimaal 1 examenpoging hebben gedaan op een deelexamen. Het percentage inburgeringsplichtigen dat daadwerkelijk inburgeringsactiviteiten onderneemt zal hoger zijn omdat bijvoorbeeld zelfstudie niet bij DUO geregistreerd kan worden.

Ten opzichte van de brief van 20 april, is voor deze tabel een andere definitie voor examendeelname gehanteerd: in de brief van 20 april werd weergegeven hoeveel inburgeringsplichtigen alle onder delen van het inburgeringsexamen minimaal 1 keer gemaakt hebben. In de huidige tabel wordt weergegeven hoeveel personen minimaal 1 deelexamen gemaakt hebben. Dit laatste cijfer geeft een beter beeld van het percentage personen dat actief met de inburgering bezig is.

De top-10 migratielanden uit cohort 2013 bestaat uit Syrie, Iran, Marokko, Irak, (voormalige) Sovjetunie, Afghanistan, Somalië, China, Eritrea en Suriname. In tabel Xa staat aangegeven hoe de inburgeringsresultaten op 1 juli 2016 waren. Voor de meeste landen geldt dat meer dan 80% van de populatie dezelfde migratiereden heeft. In tabel Xb wordt voor de drie landen waarbij dat niet het geval is nog een uitsplitsing gemaakt naar migratiereden.

Top 10 landen van herkomst cohort 2013

Land van herkomst /gender

Migratiereden voor >80% van de populatie

Aantal

Voldaan aan inburgeringsplicht

Ontheffing

Nog inburgeringsplichtig

Syrie M

Asiel

757

196 (26%)

12

549

Syrie V

Asiel

360

95 (26%)

2

263

Iran M

Asiel

419

180 (43%)

3

236

Iran V

Asiel

384

162 (42%)

6

216

Marokko M

Gezin

296

133 (45%)

5

158

Marokko V

Gezin

398

159 (40%)

6

233

Irak M

Asiel

368

112 (30%)

19

237

Irak V

Asiel

301

75 (25%)

21

205

Voormalige SovjetUnie M

Nvt

142

58 (41%)

14

70

Voormalige SovjetUnie V

Nvt

493

327 (66%)

6

160

Afghanistan M

Nvt

357

147 (41%)

7

203

Afghanistan V

Nvt

267

70 (26%)

6

191

Somalie M

Asiel

177

52 (29%)

7

118

Somalie V

Asiel

441

34 (8%)

32

375

China M

Nvt

128

40 (31%)

1

87

China V

Nvt

259

124 (48%)

1

134

Eritrea M

Asiel

142

31 (22%)

4

107

Eritrea V

Asiel

95

12 (13%)

0

83

Suriname M

Gezin

86

61 (71%)

1

24

Suriname V

Gezin

138

103 (75%)

1

34

Peildatum: 1 juli 2016

Cohort 2013, landen van herkomst (uit de top 10) met relatief grote aandelen asiel- én gezinsmigranten

Land van herkomst (top 10)/gender

Aantal

Voldaan aan inburgeringsplicht

Ontheffing

Nog inburgeringsplichtig

Voormalige SovjetUnie

Asiel M

39

16 (41%)

0

23

Asiel V

42

18 (43%)

1

23

Gezin M

24

12 (50%)

3

9

Gezin V

348

252 (72%)

2

94

Overig M

79

30 (38%)

11

38

Overig V

103

57 (55%)

3

43

Afghanistan

Asiel M

299

122 (41%)

6

171

Asiel V

159

33 (21%)

6

120

Gezin M

42

18 (43%)

0

24

Gezin V

96

33 (34%)

0

63

Overig M

16

7 (44%)

1

8

Overig V

12

4 (33%)

0

8

China

Asiel M

51

20 (39%)

1

30

Asiel V

49

19 (39%)

0

30

Gezin M

68

15 (22%)

0

53

Gezin V

193

96 (50%)

1

96

Overig M

9

5 (56%)

0

4

Overig V

17

9 (53%)

0

8

Peildatum: 1 juli 2016

Bijlage 5. Pilot waardeoverdracht nieuwkomers

In reactie op de motie Marcouch/Heerma, waarin de regering wordt opgeroepen voorstellen te doen om nieuwkomers actief kennis te laten maken met de Nederlandse cultuur en samenleving en in lijn met mijn toezegging in het AO inburgering van 21 april jl. wordt dit najaar een pilot gestart bij verschillende gemeenten en taalaanbieders. Het doel van deze pilot is het vergroten van de effectiviteit van de waardeoverdracht aan nieuwkomers.

De pilot bestaat uit vier sporen:

  • 1. Kennismaking met Nederlandse kernwaarden gelijkwaardigheid, vrijheid, solidariteit en participatie: In dit spoor worden 1 taalaanbieder en 4 gemeenten gevraagd om nieuwkomers kennis te laten maken met de kernwaarden door het bezoeken van relevante organisaties/instellingen/plaatsen.

  • 2. Kennismaking met Nederlandse cultuur en samenleving via het onderdeel KNS van het inburgeringsexamen en het participatieverklaringstraject (dichtbij en praktisch in lokale context): In dit spoor worden 1 taalaanbieder en 4 gemeenten gevraagd om nieuwkomers in hun directe omgeving kennis te laten maken met de Nederlandse kernwaarden en de wijze waarop deze in Nederland worden geleefd.

  • 3. Kennismaking met de Nederlandse cultuur en samenleving door gesprekken met mensenrechtenambassadeurs: In dit spoor worden 1 taalaanbieder en 4 gemeenten gevraagd mensenrechtenambassadeurs in te zetten om met nieuwkomers gesprekken te voeren over de Nederlandse kernwaarden.

  • 4. Kennismaken met Nederlandse cultuur en samenleving op de huidige wijze (controlegroep): Om het effect zichtbaar te maken van bovenstaande drie sporen zal aan 1 taalaanbieder en aan 4 gemeenten worden gevraagd om als controlegroep te fungeren.

De uitkomsten van de pilot worden in de zomer van 2017 verwacht. De focus van de pilot ligt op de overdracht van de Nederlandse kernwaarden (zoals vrijheid, gelijkwaardigheid, solidariteit en participatie).


X Noot
1

Voor de verkenning zijn verschillende bronnen gebruikt. Er zijn extra gegevens bij DUO uitgevraagd en geanalyseerd. Daarnaast zijn er veel gesprekken gevoerd met het veld, zowel met inburgeringsplichtigen, taalaanbieders, gemeenten en Blik op Werk (BoW) die het keurmerk verstrekt aan taalaanbieders. BoW heeft een voortgangsrapportage opgesteld als input voor deze verkenning (zie bijlage, raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl). Ook zijn er aanvullende onderzoeken uitgezet. Zo is er een kwalitatief onderzoek onder inburgeringsplichtigen (verdiepende interviews onder een beperkte groep inburgeringsplichtigen) uitgevoerd. Deze uitkomsten dienden als basis voor een nader kwantitatief onderzoek onder een representatieve groep inburgeringsplichtigen uit cohort 2013. Daarnaast is ook een traject in gang gezet onder taaldocenten en vrijwilligers die zijn betrokken bij de inburgering. Hiervan is het eerste kwalitatieve deel gereed (zie bijlage), het kwantitatieve deel dat hier op volgt, wordt verwacht in december.

X Noot
2

Waarbij het beoordelingstraject volledig is doorlopen.

X Noot
3

Indien een inburgeringsplichtige langer dan 2 maanden heeft moeten wachten op uitplaatsing naar een gemeente, komt deze in aanmerking voor een verlenging van de inburgeringstermijn. De inburgeringsplichtige zal immers een cursusinstelling willen zoeken in of nabij zijn woonplaats en pas met de cursus starten na vertrek uit het AZC.

X Noot
4

Als tussen het verkrijgen van rechtmatig verblijf en het moment van het ontvangen van de kennisgeving meer dan 2 maanden heeft gezeten, komt de inburgeringsplichtige in aanmerking voor verlenging van de inburgeringstermijn. Deze verlenging wordt met het versturen van de kennisgeving automatisch doorgevoerd.

X Noot
5

Gezinsmigranten sluiten meestal geen lening af.

X Noot
11

Onderzoek onder alle 3035 inburgeringsplichtigen die in het eerste half jaar van 2013 de kennisgeving van DUO hebben ontvangen. 1054 personen hebben de vragenlijst ingevuld, waarvan 456 mannen en 598 vrouwen. Alle landen van herkomst uit de top 10 migratielanden van het cohort waren hierin vertegenwoordigd. 937 respondenten gaven aan een cursus te volgen of te hebben gevolgd.

X Noot
12

Bron: kwantitatief onderzoek MWM2

X Noot
13

Bron: kwalitatief verdiepend onderzoek MWM2

X Noot
14

D.w.z. niet deelneemt aan examens en geen taalles volgt bij een bij BoW aangesloten taalinstelling.

X Noot
15

Inburgering en participatie. De bijdrage van inburgering aan de participatie van migranten in de Nederlandse samenleving. Regioplan, mei 2013.

X Noot
16

Dit niveau is gekozen omdat het voor de meerderheid van de doelgroep haalbaar is (advies Commissie Franssen, 2004).

X Noot
17

Slagingspercentages van cohort 2013.

X Noot
18

Vergelijking is beperkt mogelijk omdat in voorgaande stelsel andersoortige examens werden afgenomen.

X Noot
19

brief BOW aan de Minister van SZW, d.d. 29 september 2016. Zie ook bijlage bij deze brief.

X Noot
20

brief BOW aan de Minister van SZW, d.d. 29 september 2016. Zie ook bijlage bij deze brief.

X Noot
21

Een steekproef onder 15 cursusaanbieders (met minimaal 500 cursisten) leidt tot de conclusie dat gefactureerde bedragen per cursist sterk variëren. Het gemiddelde bedrag dat DUO heeft uitbetaald uit leningen, gedeeld door het aantal cursisten ligt tussen de 1600 en 6.000 euro. Hierbij moet rekening worden gehouden dat de aangeboden cursussen kunnen variëren op bijvoorbeeld groepsgrootte en het aantal uren les.

X Noot
22

Kwalitatief onderzoek docenten MWM2

Naar boven