Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 20 december 2017, nr. 2017-0000655415 tot wijziging van enige wetten, besluiten en regelingen in verband met de jaarlijkse aanpassingen van bedragen aan de prijsontwikkeling van de in die wetten, besluiten en regelingen genoemde bedragen voor 2018

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 9, derde lid, en 12a, derde lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de artikelen 9, 10, tweede lid, 13, derde lid, 16, derde lid, en 18, derde lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, artikel 4, vierde lid, en artikel 6, vijfde lid, van het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman, artikel 3, zesde lid, van het Rechtspositie- besluit commissarissen van de Koning, de artikelen 8, derde lid, en 16, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit burgemeesters, de artikelen 3, tweede lid, en 21, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, de artikelen 2, tweede en vierde lid, 11, tweede lid en 14, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, de artikelen 2, tweede en vierde lid, 10, tweede lid, en 13 van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, de artikelen 3, tweede lid, en 25, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders, de artikelen 7, derde lid, en 10, vierde lid, van het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen, de artikelen 3.2, tweede lid, 3.8, tweede lid, 3.9, vijfde lid, 3.11, derde lid, 3.11a, tweede lid, 3.24, derde lid en 3.26, tweede lid, van het Waterschapsbesluit, artikel 17, tweede lid, van de Interne klokkenluidersregeling Rijk, Politie en Defensie, artikel 13, eerste lid, van het Reisbesluit binnenland, artikel 8, tweede lid en artikel 12bb van het Verplaatsingskostenbesluit 1989, artikel 68a, negende lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, artikel 5, achtste lid, van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal de artikelen 3, eerste lid, en 3a van het Besluit betaling emolumenten burgerlijk rijkspersoneel 2011–2012, artikel 25ab van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, artikel 1, tweede lid, van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen, artikel 1, zevende lid, van de Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman, artikel 2, zevende lid, van het Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES, artikel 1, vierde lid, van het Reglement voor de Gouverneur van Curaçao en artikel 1, vierde lid, van het Reglement voor de Gouverneur van Sint Maarten;

Besluit:

ARTIKEL I

In de in de kolommen C tot en met E van tabel 1 aangeduide bepalingen van de in kolom B genoemde wetten, besluiten en ministeriële regelingen worden de in kolom F opgenomen bedragen voor het jaar 2017 telkens vervangen door de in kolom G opgenomen bedragen die per 1 januari 2018 gelden.

Tabel 1 diverse indexaties

A

B

C

D

E

F

G

Nr.

Wet/besluit/ ministeriële regeling

artikel

lid

onderdeel

bedragen per 1-1-2017

bedragen per 1-1-2018

1

Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer

9

1

 

€ 2.670,83

€ 2.710,89

2

Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer

12a

2

 

€ 0,60

€ 0,59

3

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

10

1

 

€ 2.511,20

€ 2.925,09

4

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

13

2

 

€ 0,60

€ 0,59

5

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

16

1

 

€ 2.543,45

€ 2.581,60

6

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

18

2

 

€ 350,15

€ 371,55

7

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

18

2

 

€ 3.486,33

€ 3.699,39

8

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

18

2

 

€ 6.974,05

€ 7.400,26

9

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

18

2

 

€ 11.333,0

€ 12.025,59

10

Algemeen Rijksambtenaren-reglement

68a

3

a

€ 541,90

€ 550,03

11

Ambtenarenreglement Staten-Generaal

5

1

 

€ 541,90

€ 550,03

12

Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman

4

3

 

€ 0,60

€ 0,59

13

Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman

6

2

a

€ 349,79

€ 355,04

14

Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman

6

2

b

€ 291,10

€ 295,47

15

Rechtspositiebesluit burgemeesters

16

1

 

€ 381,03

€ 386,74

17

Rechtspositiebesluit gedeputeerden

21

1

 

€ 350,54

€ 355,80

18

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel I

   

€ 250,82

€ 250,82

19

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel I

   

€ 396,33

€ 396,33

20

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel I

   

€ 617,77

€ 617,77

21

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel I

   

€ 958,91

€ 958,91

22

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel I

   

€ 1.248,42

€ 1.248,42

23

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel I

   

€ 1.460,84

€ 1.460,84

24

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel I

   

€ 1.658,52

€ 1.658,52

25

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel I

   

€ 1.932,14

€ 1.932,14

26

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel I

   

€ 2.352,29

€ 2.352,29

27

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

2

3

 

€ 167,65

€ 170,17

35

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel IV

   

€ 60,25

€ 60,25

36

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel IV

   

€ 66,61

€ 66,61

37

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel IV

   

€ 79,91

€ 79,91

38

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel IV

   

€ 98,32

€ 98,32

39

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel IV

   

€ 125,57

€ 125,57

40

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel IV

   

€ 159,19

€ 159,19

41

Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden

2

1

 

€ 1.163,75

€ 1.163,75

42

Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden

2

3

 

€ 167,65

€ 170,17

43

Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden

13

   

€ 112,25

€ 112,25

44

Rechtspositiebesluit wethouders

25

1

 

€ 350,54

€ 355,80

48

Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen

7

2

 

€ 0,60

€ 0,59

49

Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen

10

2

a

€ 699,59

€ 710,08

50

Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen

10

2

b

€ 699,59

€ 710,08

51

Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen

10

2

c

€ 349,79

€ 355,04

52

Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen

10

2

d

€ 291,10

€ 295,47

53

Waterschapsbesluit

3.2

1

 

€ 477,42

€ 477,42

54

Waterschapsbesluit

3.9

1

 

€ 167,65

€ 170,17

55

Waterschapsbesluit

3.11a

1

 

€ 350,54

€ 355,80

56

Waterschapsbesluit

3.26

1

 

€ 381,03

€ 386,74

57

Interne klokkenluidersregeling Rijk, Politie en Defensie

17

1

b

€ 250

€ 253,75

58

Interne klokkenluidersregeling Rijk, Politie en Defensie

17

1

b

€ 6.000

€ 6.090

59

Regeling vaststelling emolumenten burgerlijk rijkspersoneel 2011-2012

2

 

a

€ 112,29

€ 116,78

60

Regeling vaststelling emolumenten burgerlijk rijkspersoneel 2011-2012

2

 

b

€ 34,56

€ 35,60

61

Regeling vaststelling emolumenten burgerlijk rijkspersoneel 2011-2012

2

 

c

€ 23,13

€ 23,57

62

Regeling vaststelling emolumenten burgerlijk rijkspersoneel 2011-2012

2

 

d

€ 16,07

€ 16,07

63

Reisregeling binnenland

5

1

aanhef

€ 4,76

€ 4,95

64

Reisregeling binnenland

5

1

aanhef

€ 14,20

€ 14,75

65

Reisregeling binnenland

5

1

a

€ 14,96

€ 15,27

66

Reisregeling binnenland

5

1

b

€ 22,63

€ 23,11

67

Reisregeling binnenland

5

1

c

€ 91,13

€ 101,79

68

Reisregeling binnenland

5

1

d

€ 8,90

€ 9,94

69

Verplaatsingskosten-regeling 1989

12

1

 

€ 384,57

€ 385,01

70

Verplaatsingskosten-regeling 1989

12

2

 

€ 21,56

€ 21,59

71

Verplaatsingskosten-regeling 1989

12

5

 

€ 0,19

€ 0,19

72

Verplaatsingskosten-regeling 1989

13

1

a

€ 56,96

€ 57,02

73

Verplaatsingskosten-regeling 1989

13

1

b

€ 3,19

€ 3,20

74

Verplaatsingskosten-regeling 1989

13

1

c

€ 0,06

€ 0,06

75

Verplaatsingskosten-regeling 1989

13

2

 

€ 0,19

€ 0,19

76

Verplaatsingskosten-regeling 1989

13

2

 

€ 0,06

€ 0,06

ARTIKEL II

In de in de kolom C van tabel 2 aangeduide bepalingen van de in kolom B genoemde wetten, besluiten en ministeriële regelingen worden de in kolom E opgenomen bedragen vervangen door de in kolom F opgenomen bedragen met ingang van 1 januari 2017.

Tabel 2

A

B

C

D

E

F

Nr.

Wet/besluit/ ministeriële regeling

artikel

lid

bedragen per 1-1-2016

bedragen per 1-1-2017

1

Wet rechtspositie ministers en staatsecretarissen

1

1

€ 10.520,48

€ 10.667,77

2

Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen

1

1

€ 11.270,20

€ 11.427,98

3

Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman

1

1

€ 11.270,20

€ 11.427,98

4

Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en

Nationale ombudsman

1

2

€ 10.520,48

€ 10.667,77

5

Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman

1

3

€ 9.818,34

€ 9.955,80

6

Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer

2

1

€ 7.705,27

€ 7.813,14

7

Wet vergoeding leden Eerste Kamer

4

 

€ 2.105,88

€ 2.135.36

8

Rechtspositiebesluit burgemeesters

Bijlage I

 

€ 6.042,10

€ 6.126,69

9

Rechtspositiebesluit burgemeesters

Bijlage I

 

€ 6.646,94

€ 6.740,00

10

Rechtspositiebesluit burgemeesters

Bijlage I

 

€ 7.247,27

€ 7.348,73

11

Rechtspositiebesluit burgemeesters

Bijlage I

 

€ 7.878,20

€ 7.988,49

12

Rechtspositiebesluit burgemeesters

Bijlage I

 

€ 8.540,95

€ 8.660,52

13

Rechtspositiebesluit burgemeesters

Bijlage I

 

€ 9.260,51

€ 9.390,16

14

Rechtspositiebesluit burgemeesters

Bijlage I

 

€ 9.818,34

€ 9.955,80

15

Rechtspositiebesluit burgemeesters

Bijlage I

 

€ 10.520,48

€ 10.667,77

16

Rechtspositiebesluit burgemeesters

Bijlage I

 

€ 11.270,20

€ 11.427,98

17

Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning

3

1

€ 11.270,20

€ 11.427,98

18

Rechtspositiebesluit gedeputeerden

3

1

€ 8.400,80

€ 8.518,41

19

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

11

1

€ 102,54

€ 103,98

20

Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES

2

1

€ 9.818,34

€ 9.955,80

21

Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden

10

1

€ 102,54

€ 103,98

22

Rechtspositiebesluit wethouders

Bijlage Tabel I

 

€ 4.605,10

€ 4.669,57

23

Rechtspositiebesluit wethouders

Bijlage Tabel I

 

€ 5.219,05

€ 5.292,12

24

Rechtspositiebesluit wethouders

Bijlage Tabel I

 

€ 5.837,78

€ 5.919,51

25

Rechtspositiebesluit wethouders

Bijlage Tabel I

 

€ 6.247,44

€ 6.334,90

26

Rechtspositiebesluit wethouders

Bijlage Tabel I

 

€ 6.864,06

€ 6.960,16

27

Rechtspositiebesluit wethouders

Bijlage Tabel I

 

€ 7.479,61

€ 7.584,32

28

Rechtspositiebesluit wethouders

Bijlage Tabel I

 

€ 8.169,15

€ 8.283,52

29

Rechtspositiebesluit wethouders

Bijlage Tabel I

 

€ 8.653,50

€ 8.774,65

30

Rechtspositiebesluit wethouders

Bijlage Tabel I

 

€ 9.818,34

€ 9.955,80

31

Rijksbesluit rechtspositie Gouverneurs

2

1

Afl. 23.564,02

Afl. 23.893.92

32

Rijksbesluit rechtspositie Gouverneurs

2

2

NAF. 23.564,02

NAF 23.893.92

33

Waterschapsbesluit

3.8

1

€ 102,54

€ 103,98

34

Waterschapsbesluit

3.11

1

€ 1.495,92

€ 1.516,86

35

Waterschapsbesluit

3.24

1

€ 9.159,50

€ 9.287,73

ARTIKEL III

Bijlage D van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, bevattende de salarissen voor de arbeidsbeperkten, bedoeld in artikel 25aa, derde lid, komt te luiden:

BIJLAGE D. VAN HET BEZOLDIGINGSBESLUIT BURGERLIJKE RIJKSAMBTENAREN 1984, BEVATTENDE DE SALARISSEN (MAANDBEDRAGEN IN EURO) VOOR DE ARBEIDSBEPERKTEN, BEDOELD IN ARTIKEL 25AA, DERDE LID, PER 1 JULI 2017

 

100%

102%

104%

106%

108%

110%

112%

114%

116%

118%

120%

Nr.

                       

0

€ 1.565,40

                     

1

€ 1.596,71

1

x

                 

2

€ 1.628,02

2

 

x

               

3

€ 1.659,32

3

   

x

             

4

€ 1.690,63

4

     

x

           

5

€ 1.721,94

5

       

x

         

6

€ 1.753,25

6

         

x

       

7

€ 1.784,56

7

           

x

     

8

€ 1.815,86

8

             

x

   

9

€ 1.847,17

9

               

x

 

10

€ 1.878,48

10

                 

x

ARTIKEL IV

Bijlage D van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, bevattende de salarissen voor de arbeidsbeperkten, bedoeld in artikel 25aa, derde lid, komt te luiden:

BIJLAGE D. VAN HET BEZOLDIGINGSBESLUIT BURGERLIJKE RIJKSAMBTENAREN 1984, BEVATTENDE DE SALARISSEN (MAANDBEDRAGEN IN EURO) VOOR DE ARBEIDSBEPERKTEN, BEDOELD IN ARTIKEL 25AA, DERDE LID, PER 1 JANUARI 2018

   

100%

102%

104%

106%

108%

110%

112%

114%

116%

118%

120%

Nr.

                       

0

€ 1.578,00

                     

1

€ 1.609,56

1

x

                 

2

€ 1.641,12

2

 

x

               

3

€ 1.672,68

3

   

x

             

4

€ 1.704,24

4

     

x

           

5

€ 1.735,80

5

       

x

         

6

€ 1.767,36

6

         

x

       

7

€ 1.798,92

7

           

x

     

8

€ 1.830,48

8

             

x

   

9

€ 1.862,04

9

               

x

 

10

€ 1.893,60

10

                 

x

ARTIKEL V

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2018 met dien verstande dat artikel II terugwerkt tot en met 1 januari 2017 en artikel III terugwerkt tot en met 1 juli 2017. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst wordt uitgegeven na 1 januari 2018 treedt deze regeling in werking met ingang van de dag na uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1 januari 2018.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

TOELICHTING

1. Algemeen

De onderhavige regeling behelst het aanpassen van bedragen ten behoeve van diverse wettelijk geregelde onkostenvergoedingen voor zowel politieke ambtsdragers als voor de ambtenaren van de sector Rijk. Op grond van bovenliggende regelgeving is sprake van een verplichting om de in de regeling opgenomen bedragen elk jaar aan te passen aan de hand van de daarin voorgeschreven aanpassingssystematiek. De verschillende bedragen moeten op 1 januari van ieder jaar dan wel jaarlijks worden gewijzigd aan de hand van de in de regelgeving genoemde en verschillende indexcijfers zoals de consumentenprijsindex, de consumentenprijsindex voor restaurants, fastfood, afhaalservice, cafés en accommodaties en het prijsindexcijfer autolease personenauto’s. Daarnaast zijn enkele vergoedingen voor politieke ambtsdragers gekoppeld aan het indexcijfers CAO lonen overheid. Voorts zijn er vergoedingen van politieke ambtsdragers die, aan de hand van een rekenregel, moeten worden gewijzigd omdat de vergoedingen voor dienstreizen van het burgerlijk rijkspersoneel wijzigen. De tegemoetkomingen aan rijksambtenaren voor woon- werkverkeer op grond van de Verplaatsingskostenregeling 1989 wordt, ook ingevolge een rekenregel, geïndexeerd met de prijsstijging van een OV-jaarkaart 2e klasse. Tevens worden de bedragen in de Regeling vaststelling emolumenten burgerlijk rijkspersoneel 2011 – 2012 aangepast en de maximale tegemoetkoming voor representatiekosten.

De wijziging in de bezoldiging voor het burgerlijk rijkspersoneel per 1 januari 2017 – zoals overeengekomen in de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk 2017 (Staatscourant 2017, 64494) – krijgt doorwerking naar de bezoldiging van politieke ambtsdragers. In de desbetreffende wetten en besluiten is bepaald dat de wijzigingen in de bezoldiging met een algemeen karakter van het burgerlijk personeel in de sector Rijk bij ministeriële regelingen dienen te worden vastgesteld.

Voor het eerst is de indexatie van de maximale vergoeding voor de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand op grond van de Interne Klokkenluidersregeling Rijk, Politie en Defensie opgenomen in de verzameltabel in artikel 1. Zowel de maximale vergoeding per uur als de maximale vergoeding per afzonderlijke procedure zijn gekoppeld aan de consumentenprijsindex.

Daarnaast is Bijlage D van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 aangepast aan de bedragen van het wettelijk minimumloon per 1 juli 2017 en 1 januari 2018.

2. Gevolgen voor regeldruk

Deze regeling brengt geen gevolgen voor de regeldruk met zich mee.

3. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2018. Daarmee is voldaan aan de vast-verandermomenten. Afgeweken is van de gebruikelijk gehanteerde minimale invoeringstermijn van twee maanden. Dit is een gevolg van het feit dat de bedragen voor 2018 niet eerder beschikbaar waren. De doelgroepen zijn bekend met de periodieke wijzigingen: de personen die de regeling uitvoeren zijn goed in staat om deze op korte termijn door te voeren.

Artikelsgewijs

Artikel I nummer 1, 5, 13 tot en met 15, 17, 27, 42, 44 en 49 tot en met 52

De hierna genoemde toelagen en onkostenvergoedingen worden jaarlijks met ingang van 1 januari aangepast aan de consumentenprijsindex, geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar. De consumentenprijsindex voor 2017 is bepaald op 102,03. Voor 2016 was dit indexcijfer 100,57. Procentueel is dat een verhoging van 1,5.

Het betreft de volgende vergoedingen:

  • de vergoeding voor leden van de Eerste en Tweede Kamer voor kosten verbonden aan de uitoefening van het ambt (artikel 9, eerste lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer en artikel 16, eerste lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer: nummers 1 en 5),

  • de vergoeding voor de vice-president van de Raad van State, de president van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de leden van de Raad van State en de staatsraden, de overige leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer en de substituut-ombudsmannen voor de kosten van voorzieningen die voor eigen rekening komen en door hen mede worden aangewend ten behoeve van de vervulling van hun ambt (artikel 6, tweede lid, van het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman: nummers 13 en 14),

  • de ambtstoelage voor burgemeesters (artikel 16, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit burgemeesters: nummer 15),

  • de onkostenvergoeding voor gedeputeerden (artikel 21, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden: nummer 17)

  • de onkostenvergoeding voor raadsleden (artikel 2, derde lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: nummer 27)

Wat betreft de onkostenvergoeding van de raadsleden in de drie hoogste inwonersklassen (gemeenten met meer dan 100.000 inwoners) is er overgangsrecht. Hun onkostenvergoedingen waren namelijk hoger dan het per 1 juli 2014 geïntroduceerde bedrag van € 165,– per maand.

Als overgangsrecht is de onkostenvergoeding van de raadsleden in deze drie inwonersklassen gehandhaafd zoals die gold vóór inwerkingtreding van dit besluit, tot de gemeenteraadsverkiezingen van 2018. Hierdoor hebben de desbetreffende raadsleden ruimschoots de tijd gehad om zich in te stellen op deze aanpassing per 2018.

In verband met de gemeenteraadsverkiezingen op 21 maart 2018 betekent dit dat in de maand maart 2018 het bedrag van de onkostenvergoeding naar rato moet worden uitbetaald (zie artikel 1, onder letter d, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden).

Na de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2018 geldt voor de hele gemeenteraad van alle inwonersklassen een onkostenvergoeding van € 170,17 per maand.

Op de bedragen behorende bij de drie inwonersklassen wordt ook de bovengenoemde indexering toegepast. Dat houdt in dat de bedragen voor deze inwonersklassen per 1 januari 2018 (tot maart 2018) als volgt gewijzigd worden:

Klasse

Inwonertal

Onkostenvergoeding per 1 januari 2017

Onkostenvergoeding per 1 januari 2018

7

100.001–150.000

€ 183,81

€ 186,56

8

150.001–375.000

€ 218,97

€ 222,26

9

375.001–

€ 262,64

€ 266,58

  • de onkostenvergoeding voor statenleden (artikel 2, derde lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden: nummer 42),

  • de onkostenvergoeding voor wethouders (artikel 25, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders: nummer 44),

  • de vergoeding voor ministers en staatssecretarissen voor de kosten van voorzieningen die voor hun eigen rekening komen en door hen mede worden aangewend ten behoeve van de vervulling van hun ambt (artikel 10, tweede lid, van het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen: nummers 49 t/m 52).

Artikel I, nummers 3 en 6 tot en met 9

Artikel 10, eerste lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer ziet op een vergoeding waarmee de leden van de Eerste Kamer voorzieningen kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden. Deze vergoeding wordt jaarlijks herzien onder meer aan de hand van voor het overheidspersoneel geldende inhoudingen ter zake van het ouderdoms- en nabestaandenpensioen. Nu de pensioenpremie voor overheidspersoneel met ingang van 1 januari 2017 is gestegen van 5,34% naar 6,33%, leidt dat tot een verhoging van de jaarlijkse vergoeding.

Artikel 18, tweede lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer betreft de vergoeding voor verblijfkosten. De vergoeding voor verblijfkosten voor leden van de Tweede Kamer is geregeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer. Deze bepaling bevat een rekenregel, zodat in onderhavige regeling de bedragen niet gewijzigd hoeven te worden. De toepassing van de rekenregel leidt tot de volgende bedragen met ingang van 1 januari 2018:

Tabel:

Reisafstand

Vergoeding art. 8, eerste lid

0 km

€ 7.506,10

10 km

€ 12.600,40

75 km

€ 17.628,25

150 km

€ 23.773,40

Artikel I, nummer 2, 4, 12 en 48

Deze wijzigingen strekken tot aanpassing van de bedragen die zijn opgenomen in artikel 12a, tweede lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer en artikel 13, tweede lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, artikel 4, derde lid, van het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman en artikel 7, tweede lid, van het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen.

Het in deze bepalingen vermelde bedrag heeft betrekking op de maximaal toegestane kilometerprijs van een aan te schaffen dienstauto. Het bedrag wordt per 1 januari van elk jaar bij ministeriële regeling gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van het prijsindexcijfer jaargemiddelde operationele autolease inclusief brandstof, zoals door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerd, over het tweede kalenderjaar voorafgaand aan genoemde datum ten opzichte van hetzelfde indexcijfer over het jaar daaraan voorafgaand. De stijging van de normbedragen zoals die met dit besluit gestalte krijgt is als volgt berekend. Het prijsindexcijfer autolease personenauto’s 2016 was 98,3. Het prijsindexcijfer autolease personenauto’s 2015 was 99,7. Het verschil is dus 98,3-99,7 = -1,4. In een percentage uitgedrukt is de daling – 1,4%. Het normbedrag voor 2017 was (niet afgerond) € 0,596679838129872 verminderd met 1,4% wordt 0,58832631, afgerond € 0,59. Het normbedrag wordt met ingang van 1 januari 2018 dus € 0,59.

Artikel I, nummers 10 en 11

In artikel 68a, derde lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en artikel 5, achtste lid, van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal is de maximale tegemoetkoming voor representatiekosten die een ambtenaar kan ontvangen opgenomen. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex en bedraagt € 550,03 vanaf 1 januari 2018.

Artikel I, nummers 18 tot en met 27, 35 tot en met 40, 41, 43 en 53

Het maximumbedrag van de vergoeding voor werkzaamheden toegekend aan raadsleden en statenleden (tabel I van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden respectievelijk artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden) wordt jaarlijks met ingang van 1 januari aangepast aan de hand van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar vastgestelde indexcijfer CAO lonen overheid inclusief bijzondere beloningen.

Het indexcijfer CAO lonen overheid inclusief bijzondere beloningen voor 2017 is bepaald op 108,5. Voor 2016 was dit indexcijfer 108,6. Dat betekent in principe een geringe procentuele verlaging voor het bedrag dat geldt per 1 januari 2018. Deze verlaging wordt echter niet doorberekend in de bedragen over 2018.

De vergoeding aan een lid van een commissie, vermeld in tabel IV van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en artikel 13 van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden blijven dus op hetzelfde niveau als de bedragen voor 2017.

Dit geldt ook voor de vergoeding voor leden van het algemeen bestuur die geen lid zijn van het dagelijks bestuur (artikel 3.2, eerste lid, van het Waterschapsbesluit).

Artikel I, nummers 53 tot en met 56

Voor de leden van de algemene besturen van waterschappen zijn de vergoedingen, hun onkostenvergoedingen en hun tegemoetkoming in de ziektekosten geïndexeerd of gewijzigd als gevolg van de wijzigingen in de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk. Voor de leden van het dagelijks bestuur van een waterschap is de bezoldiging en de onkostenvergoeding gewijzigd en voor de voorzitter van het dagelijks bestuur is de bezoldiging en de ambtstoelage gewijzigd.

Artikel 1, nummers 57 en 58

In artikel 17, eerste lid, onderdeel b, van de Interne Klokkenluidersregeling Rijk, Politie en Defensie is de maximale vergoeding voor de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand opgenomen voor ambtenaren die rechtsbijstand nodig hebben in het kader van het melden van een misstand melden. De maximale vergoeding is gekoppeld aan de consumentenprijsindex. Vanaf 1 januari 2018 bedragen deze maximale vergoedingen € 253,75 per uur en € 6.090,00 per afzonderlijke procedure.

Artikel I, nummers 59 tot en met 62

In artikel 3, eerste lid, van het Besluit betaling emolumenten burgerlijk rijkspersoneel worden de vergoedingen geregeld die een betrokkene verschuldigd is voor het van rijkswege verstrekte genot van een woning en verdere verstrekkingen in die woning. Voor het van rijkswege verstrekte genot van verwarming van de woning, energie voor kookdoeleinden, elektrische energie anders dan voor verwarming van de woning en voor kookdoeleinden, en leidingwater is als vergoeding een percentage van de bezoldiging vastgesteld. De bedragen genoemd in artikel 2 Regeling vaststelling emolumenten burgerlijk rijkspersoneel 2011-2012 zijn gemaximeerd en worden jaarlijks aangepast aan de ontwikkeling van de consumenten-prijsindex van gas, elektriciteit en water.

Artikel I, nummers 63 tot en met 68

De bedragen voor de vergoeding van kleine uitgaven overdag en kleine uitgaven ’s avonds worden geïndexeerd met 3,9%, de gemiddelde stijging van het totaal van de componenten ontbijt, lunch en diner. De bedragen voor lunch en diner worden geïndexeerd met 2,1%, de gemiddelde wijziging van de consumentenprijsindexen voor restaurants en café’s, en voor fastfood en afhaalservice. De bedragen voor logies en ontbijt worden geïndexeerd met 11,70% van de consumentenprijsindex voor accommodaties.

Artikel I, nummers 69 tot en met 76

Het maximumbedrag per maand van de tegemoetkoming per kilometer voor degene die de plaats van tewerkstelling niet of niet doelmatig per openbaar vervoer kan bereiken (artikel 12a Verplaatsingskostenbesluit 1989) en voor degene die de afstand tussen de woning en de plaats van tewerkstelling per fiets aflegt (artikel 12b, tweede lid,) wordt vastgesteld op een twaalfde deel van de per 1 januari 2018 geldende grootverbruikcontractprijs van een OV-jaarkaart 2e klasse. Deze grootverbruikcontractprijs bedraagt, op basis van de door de NS opgegeven prijs van een OV jaarkaart 2e klasse, op 1 januari 2018 € 4.620,14. De tegemoetkoming in gemaakte reiskosten bedraagt vanaf 1 januari 2018 aldus € 385,01 (artikel 12, eerste lid, Verplaatsingskostenbesluit 1989).

Het maximumbedrag per maand van de tegemoetkoming per kilometer voor degene die de plaats van tewerkstelling met het openbaar vervoer kan bereiken, maar daarvan geen gebruik maakt (artikel 12b, eerste lid, Verplaatsingskostenbesluit 1989) wordt geïndexeerd met 0,11%, de prijsstijging van een OV jaarkaart 2e klasse, en bedraagt per 1 januari 2018 € 57,02 (artikel 13, eerste lid, onder a, Verplaatsingskostenbesluit 1989).

Voor degenen die niet regelmatig naar dezelfde plaats van tewerkstelling reizen (artikel 12, tweede lid, en artikel 13, eerste lid, onder b van de Verplaatsingskostenregeling 1989) is een maximale tegemoetkoming per dag van toepassing. De maximale bedragen per dag (€ 21,59 respectievelijk € 3,20) zijn het resultaat van de volgende berekening: het maandbedrag (€ 385,01 respectievelijk € 57,02), vermenigvuldigd met twaalf (maanden) en gedeeld door 214 (het reguliere aantal reisdagen per jaar, zoals opgenomen in de formule in artikel 12 van de Verplaatsingskostenregeling 1989).

De bedragen voor de tegemoetkoming per kilometer (artikel 12, vijfde lid, onderdeel d, en artikel 13, eerste lid, onderdeel c, alsmede artikel 13, tweede lid, van de Verplaatsingskostenregeling 1989) blijven per 1 januari 2018: 19 respectievelijk 6 eurocent per kilometer.

De hoge tegemoetkoming per kilometer wordt vastgesteld, door het niet afgeronde bedrag van 1 januari 2017 (18,97 eurocent) te indexeren met de prijsstijging van een OV-jaarkaart 2e klasse van 0,11% en de uitkomst (18,99 eurocent) rekenkundig af te ronden op hele eurocenten (19 eurocent).

De lage tegemoetkoming wordt vastgesteld op een derde deel van de niet afgeronde hoge tegemoetkoming per kilometer, dat resulteert in een bedrag van 6,33 eurocent, en wordt rekenkundig afgerond op hele eurocenten (6 eurocent).

Artikel II

Dit artikel strekt tot formalisering van wijzigingen van de bezoldiging, schadeloosstelling of vergoeding van werkzaamheden in diverse wetten en besluiten. Dit in verband met de wijziging van de bezoldiging van het burgerlijk Rijkspersoneel die een algemeen karakter draagt. De wijzigingen voor het burgerlijk rijkspersoneel zijn overeengekomen in de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk 2017 (Staatscourant 2017, 64494). In de desbetreffende wetten en besluiten is bepaald dat de wijzigingen in de bezoldiging met een algemeen karakter van het burgerlijk personeel in de sector Rijk wordt gevolgd en dat deze wijzigingen bij ministeriële regelingen worden vastgesteld. In artikel II zijn de bezoldigingsbedragen van ministers, staatssecretarissen, de vice-president van de Raad van State, de president van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de overige leden van de Raad van State, de overige leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer, de substituut-ombudsmannen, de commissarissen van de Koning, de gedeputeerden, de burgemeesters, de wethouders, de voorzitters en de dagelijks bestuursleden van de waterschappen, de rijksvertegenwoordiger BES en de gouverneurs, alsmede de schadeloosstelling voor de leden van de Tweede Kamer, en de vergoedingen voor de werkzaamheden voor de leden van de Eerste Kamer per 1 januari 2017 aangepast.

Artikel III en IV

Artikel 25ab van het Bezoldigingsbesluit Rijksambtenaren 1984 regelt dat indien het wettelijk minimumloon wordt herzien, dit eveneens leidt tot een overeenkomstige wijziging van bijlage D. Dit betreft de aanpassing van de salarisbedragen met een salarisnummer in bijlage D overeenkomstig de aanpassing van het wettelijk minimumloon op basis van artikel 14, eerste, tweede of vijfde lid, van de Wet op het minimumloon en minimumvakantiebijslag. De aanpassing van het wettelijk minimumloon per 1 juli 2017 is gepubliceerd in Staatscourant 2017, 28138 en bijlage D is per 1 juli 2017 overeenkomstig aangepast. Dit is bekend gemaakt bij circulaire (Staatscourant 2017, 38185) en wordt nu met terugwerkende kracht tot 1 juli 2017 geformaliseerd in artikel II. Artikel III regelt de overeenkomstige aanpassing van bijlage D per 1 januari 2018 overeenkomstig de wijziging van het wettelijk minimumloon per 1 januari 2018, gepubliceerd in Staatscourant 2017, 58642.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven