Mededeling inzake de RUB-lijst, College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden

De RUB-lijst is een opsomming van stoffen, mengsels en middelen in de Regeling Uitzondering Bestrijdingsmiddelen (verder: RUB) die op grond van deze regeling waren uitgezonderd van de toelatingseis in het nationale bestrijdingsmiddelenrecht. Met de inwerkingtreding van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb) in oktober 2007 verviel de RUB. In artikel 129, zesde lid Wgb werd bepaald dat de gewasbeschermingsmiddelen en biociden die voorheen onder de RUB waren uitgezonderd van de toelatingseis, thans van rechtswege waren toegelaten tot het moment waarop het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) deze toelating zou wijzigen of intrekken op grond van de Wgb. Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (hierna: het College) constateert dat er sinds het vervallen van de RUB1-lijst en de invoering in art 129, zesde lid Wgb (oud)2 van de toelating van rechtswege van gewasbeschermingsmiddelen en biociden op deze lijst onduidelijkheid en verwarring is over de reikwijdte van de van rechtswege toelating. Het College wil met deze publicatie aan die onduidelijkheid een eind maken.

Het College is in het nabije verleden tweemaal gestart met een zienswijze- en intrekkingsprocedure voor in de RUB-lijst niet nader gespecificeerde middelen van niet nader te identificeren toelatinghouders.

Deze intrekkingsprocedure is beide keren gestaakt vanwege de onoverzichtelijkheid van de materie, de in het geding zijnde belangen en de betrokken belanghebbenden en de mate van de ervaring met het te volgend traject. Een belangrijke overweging om het beëindigen van de regeling niet door te zetten was dat met beide relevante Verordeningen nog onvoldoende ervaring was opgedaan om het traject waarmee RUB-middelen – in veel gevallen vermoedelijk laag-risico middelen – een toelating konden aanvragen, voldoende voorspelbaar te laten zijn. Inmiddels zijn de criteria voor laag-risico middelen bekend en is het te volgen traject begaanbaar.

Het voortbestaan van, en de onduidelijkheden rond de status van de RUB-middelen leidden echter eveneens tot verwarring, verstoring van eerlijke marktverhoudingen, misinterpretaties en het ontstaan van situaties in strijd met het thans geldende recht.

Het college heeft in 2017 het plan van aanpak waarmee de RUB-toelatingen in lijn worden gebracht met de Europese verordeningen vastgesteld. De uitvoering hiervan start in 2018.

Het College acht het aangewezen om helderheid te verschaffen over de huidige functie en betekenis van de RUB-lijst voor de in die lijst genoemde middelen in het licht van artikel 129, zesde lid Wgb (oud).

Zowel voor gewasbeschermingsmiddelen als voor biociden is het geldende recht resp. de gewasbeschermingsmiddelenverordening 1107/2009 en de biocidenverordening 528/2012.

Producten die niet onder de werkingssfeer van deze verordeningen vallen, vallen niet onder de toelatingseis in het bestrijdingsmiddelenrecht. Zij vallen evenmin onder het in die verordeningen voorziene overgangsrecht en dus ook niet onder nationaal toelatingsrecht als gewasbeschermingsmiddel of biocide.

Voor de duidelijkheid wordt benadrukt dat stoffen en middelen voor zover zij een claim hebben als gewasbeschermingsmiddel of biocide, nadrukkelijk wél onder de Verordeningen vallen. Artikel 1.III RUB heeft hier geen betrekking op; daar gaat het om stoffen en middelen die onder andere regelingen vallen en dus niet onder de biociden- of gewasbeschermingsregeling, dus ook niet onder de RUB.

Biociden

  • 1. Artikel 2 van Verordening 528/2012 zondert van de werkingssfeer van de biocidenverordening uit die middelen die gezien hun claim en toepassing vallen onder de definitie en werkingssfeer van andere in dat artikel genoemde communautaire regelingen.

    Voor deze middelen is een van rechtswege toelating als biocide derhalve niet aan de orde.

    Dezelfde lijst communautaire regelingen staat genoemd in Art 1 III RUB. Middelen die binnen de werkingssfeer van een van die regelingen vallen, vallen buiten de werkingssfeer van de biocidenverordening en behoeven geen van rechtswege toelating op grond van artikel 129 Wgb (oud).

  • 2. Artikel 1 III RUB noemt ook middelen die vallen onder de werkingssfeer van verordening 1935/2004 (vh: 89/109 EEG) omtrent materialen en voorwerpen die bestemd zijn om met levensmiddelen in aanraking te komen.

De biocidenverordening zondert deze producten niet uit van zijn werkingssfeer. Het gaat hier echter in alle gevallen niet om biociden maar om treated articles, zodat een van rechtswege toelating als biocide hier eveneens niet aan de orde is.

Gewasbeschermingsmiddelen

De in artikel 1 III RUB genoemde communautaire regelingen betreffen middelen die gezien hun claim en toepassing geen gewasbeschermingsmiddelen in de zin van de verordening zijn. De in art 129 Wgb (oud) verleende van rechtswege toelating van gewasbeschermingsmiddelen kan alleen hierom al niet deze groep middelen betreffen. Bovendien verlangt Verordening 1107/2009 alleen een toelating als gewasbeschermingsmiddel voor middelen die vallen onder de definitie van gewasbeschermingsmiddel.

Voorbeeld:

Een middel dat gezien zijn claim/ toepassing (bv carvon als additief in levensmiddelen) onder de werking van een van de in art 1 III RUB genoemde regelgevingen valt, is per definitie geen gewasbeschermingsmiddel zodat een (van rechtswege) toelating als gewasbeschermingsmiddel niet aan de orde kan zijn. En omgekeerd: een middel met een gewasbeschermingsclaim/toepassing (bv carvon als aardappelkiemremmer) valt met deze claim per definitie niet onder de werkingssfeer van één van de in art 1 III RUB genoemde regelgevingen en profiteert daarom niet onder de in art 129 Wgb (oud) aan de RUB-middelen verleende van rechtswege toelating.

Samenvatting

De RUB is vervallen, de RUB-lijst heeft nog slechts betekenis voorzover artikel 129, zesde lid Wgb (oud) aan biociden en gewasbeschermingsmiddelen van die lijst een van rechtswege toelating heeft verleend.

De van rechtswege toelating die dit artikel toekent aan gewasbeschermingsmiddelen en biociden die op de RUB-lijst voorkomen, kan om bovengenoemde reden niet betreffen de middelen die vallen onder art 1 onder III van de RUB-lijst.

Conclusie

Artikel 129, zesde lid Wgb (oud), waarin sommige gewasbeschermingsmiddelen en biociden tot nader order van rechtswege zijn toegelaten, kan daarom slechts betrekking hebben op de hieronder opgesomde limitatieve lijst van middelen:

  • I.

    • a. middelen bestemd voor het bestrijden of voorkomen van algengroei en slakken in aquaria;

    • b. conserveermiddelen welke uitsluitend zijn bestemd ter conservering van melkmonsters voor analysedoeleinden;

    • c. middelen bestemd voor het voorkomen van schimmelaantasting op muren en materialen en in ruimten, waarvan de schimmelwerende werking uitsluitend berust op het weren van vocht;

  • II.

    • a. spiritus of zeep, met inbegrip van mengels van spiritus en zeep, bestemd voor de bestrijding van insecten en mijten op planten;

    • b. I. koolzuurgas:

      • A. ter verbetering van de groei van planten bij de teelt van gewassen onder glas, mits de bereikte concentratie koolzuurgas in de lucht in de betrokken kas lager is dan 1.500 ppm (parts per million);

      • B. bestemd voor het gebruik als ongediertebestrijdingsmiddel, mits toegepast in een volledig gasdicht afgesloten ruimte, tijdens het toepassen geen mensen in die ruimte aanwezig kunnen zijn en de bereikte concentratie koolzuurgas in die ruimte, zodra deze weer als werkruimte wordt gebruikt, alsmede in aangrenzende werkruimten lager is dan 1.500 ppm (parts per million);

    • c. zilvernitraat bestemd voor gebruik als groeiregulerend middel in de teelt van komkommers en augurken en als zaadontsmettingsmiddel;

    • d. middelen die dienen tot bestrijding of afwering van op of bij dieren voorkomende insecten en mijten en voor zover de werkzame stof silicapoeder in combinatie met diatomeeënaarde bevatten.3

    • e. natriumchloride bestemd voor gebruik als onkruidbestrijdingsmiddel;

    • f. pijpzwavel bestemd voor de bestrijding van meeldauw in de teelt onder glas, mits toegepast door middel van een zwavelverdamper en mits tijdens de toepassing geen mensen in de kas aanwezig zijn en werkzaamheden in de kas ingeval van volledige beluchting van de kas pas na ten minste één uur, dan wel in overige gevallen pas na ten minste vier uren nadat de toepassing heeft plaatsgevonden, worden aangevangen;

    • g. bier voor het bestrijden van slakken;

    • h. natriumchloride bestemd voor het gebruik als schimmelbestrijdingsmiddel in de champignonteelt;

    • i. celkalk en ongebluste kalk bestemd voor het gebruik als schimmelbestrijdingsmiddel, mits degene die het middel toepast daarbij gebruik maakt van een waterdicht spuitpak en gelaats- en ademhalingsbescherming, dan wel van een gesloten cabine;

    • j. kalkstikstof bestemd voor het bestrijden van onkruiden en schimmels, mits in de vorm van een stofvrij granulaat en na toepassing direct in de grond ondergewerkt;

    • k. oplossingen van suiker in water bestemd voor het bestrijden van oortjesziekte in boomkwekerijgewassen;

    • l. magere melk en producten daarvan bestemd om de verspreiding van virussen tussen planten te voorkomen, mits toegepast door middel van een behandeling waarbij planten, plant- en snijmateriaal, dan wel handen worden ondergedompeld;

    • m. calciumchloride bestemd om bruinverkleuring van champignons te voorkomen, mits toegepast in een concentratie van maximaal 0,5%;

    • n. calciumchloride bestemd om natrot in de witlofteelt te bestrijden, mits toegepast door middel van een dompelbehandeling;

    • o. kalk en bijenwas bestemd om te worden gebruikt als wondafdekmiddel;

    • p. zand of gesteentemeel bestemd om insecten, mijten, bacteriën en schimmels op planten te bestrijden;

    • q. waterglas (natrium- of kaliumsilicaat) bestemd om ziekten en insecten op planten te bestrijden;

    • r. zeewier- en algenextracten, alsmede mengsels daarvan, bestemd als groeistimulator voor planten, mits toegepast door middel van aangieting, toevoeging aan voedingswater of dompeling;

    • s. knoflook-, soja- en ui-extracten, alsmede mengsels daarvan, bestemd om planten te beschermen tegen insecten en schimmels, mits toegepast door middel van aangieting, toevoeging aan voedingswater of dompeling;

    • t. componenten van etherische oliën van plantaardige oorsprong, die krachtens het Warenwetbesluit aroma's mogen worden toegepast in levensmiddelen, ter bestrijding van ziekten en plagen op planten en plantaardige producten, mits toegepast door middel van dompeling of aangieting;

    • u. middelen uitsluitend samengesteld uit kokos- en zonnebloemolie, bestemd voor het bestrijden van insecten op fruit-, groente- en siergewassen, mits de concentratie werkzame stoffen in de spuitvloeistof niet meer bedraagt dan 0,1%;

    • z. ammoniak, ter bestrijding van schimmelinfecties in de teelt van champignons, mits toegepast door middel van pleksgewijs aangieten van de infectiehaarden met een 10% waterige ammoniakoplossing in een dosering van 75 ml oplossing per ‘mol’.

    • aa. kaliumbicarbonaat, als schimmelbestrijdingsmiddel in de teelt van bloemisterij- en groentengewassen onder glas, mits verspoten in een concentratie van 8 gram per liter water en maximaal 1000 tot 1.500 liter spuitvloeistof per hectare;

    • bb. chitosan kant en klare oplossing, ter bestrijding van wortel- en stengelrot in de substraatteelt van komkommer, en bij de substraatteelt van tomaat ter bestrijding van verwelkingsziekte, mits toegepast door middel van een behandeling in de vorm van aangieten met 4 tot 300 mg per plant;

    • cc. chitosan kant en klare oplossing, ter bestrijding van schimmelziekten in de teelt van sla, radijs of komkommer onder glas, mits de gewasbehandeling gebeurt in een dosis van 0,05 gram per liter en de volgende waarschuwingszinnen op het etiket worden geplaatst:

      • de kasten van bestuivers dienen te worden gesloten totdat het gewas volledig droog is;

      • de ramen van de kassen dienen te worden gesloten totdat het gewas volledig droog is;

      • gevaarlijk voor niet-doelwit arthropoden: vermijd onnodige blootstelling;

    • dd. kaliumfosfaat als schimmelbestrijdingsmiddel in de teelt van komkommer, sla en tomaat; mits verspoten in een concentratie van 3 tot 3,4 gram per liter water met een maximum van 1.500 liter spuitvloeistof per hectare;

    • ff. natriumbicarbonaat als schimmelbestrijdingsmiddel in bloemisterijgewassen en groentengewassen onder glas, mits verspoten in een dosering van 2,5 gram per liter water en maximaal 1000 tot 3000 liters spuitvloeistof per hectare;

Rechtsgevolg

Deze mededeling heeft geen rechtsgevolg, aangezien de in bovenstaande lijst niet opgenomen middelen van art 1 III RUB niet onder het toelatingsregiem van het bestrijdingsmiddelenrecht vallen.


X Noot
1

Regeling Uitzondering Bestrijdingsmiddelen, vervallen op 17 oktober 2007

X Noot
2

Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, zoals deze luidde tot 1 september 2013.

X Noot
3

Het gebruiksvoorschrift en de gebruiksaanwijzing, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel II, onder d, luiden als volgt:

Gebruiksvoorschrift

Dit middel is uitsluitend toegestaan ter bestrijding van de bloedluis (Dermanyssus Gallinae) in de legpluimveehouderij.

Het middel is schadelijk bij inademing.

• Buiten bereik van kinderen bewaren;

• Verwijderd houden van eet- en drinkwaren en van diervoeder;

• Niet eten, drinken of roken tijdens gebruik;

• Draag bij het toepassen van het middel een aangedreven P3-filter met volgelaatsmasker, helm of kap;

• Draag geschikte handschoenen en een beschermingsmiddel voor de ogen;

• Indien men zich onwel voelt, een arts raadplegen. Indien mogelijk hem het etiket van het middel tonen.

Gebruiksaanwijzing

Toepassingen:

Legpluimvee, ter bestrijding van vogelmijt (Dermanyssus Gallinae).

Toepassingswijze:

Het middel elektrostatisch aanbrengen met een daarvoor geschikt apparaat. Het beste resultaat is te verkrijgen door het middel bij avond aan te brengen. Tijdens het aanbrengen van het middel dient men daarvoor geschikte ademhalingsbescherming te dragen.

Dosering:

2 gram bloedluispoeder per dierplaats

Naar boven