ARTIKEL I
De Regeling NVWA-tarieven wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 2 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel cc door
een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
- dd. verordening (EU) nr. 1308/2013:
-
verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december
2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten
en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001
en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PbEU 2013, L 347).
B
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. in onderdeel a wordt ‘€ 162,19’ vervangen door: € 164,43;
b. in onderdeel b wordt ‘€ 31,58’ vervangen door: € 33,81.
2. In het tweede lid wordt ‘€ 569,75’ vervangen door ‘€ 572,84’ en wordt ‘€ 91,16’ vervangen
door: € 91,67.
C
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
-
1. In zoverre in afwijking van artikel 3 is voor werkzaamheden als bedoeld in bijlage
A, onderdeel d, die worden verricht in een slachthuis dat niet meer behandelt dan
10 grootvee-eenheden per week met een maximum van 125 grootvee-eenheden per kwartaal
een retributie verschuldigd, bestaande uit een starttarief van € 19,34.
2. Er wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
D
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. in onderdeel a wordt ‘€ 106,68’ vervangen door: € 108,16;
b. in onderdeel b wordt ‘€ 41,13’ vervangen door: € 44,43;
c. in onderdeel d wordt ‘€ 68,87’ vervangen door: € 72,77;
d. in onderdeel e wordt ‘€94,70’ vervangen door: € 101, 54.
2. In het tweede lid wordt ‘€ 569,75’ vervangen door ‘€ 572,84’ en wordt ‘€ 91,16’ vervangen
door: € 91,67.
E
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘€ 162,19’ vervangen door: € 164,43.
2. In onderdeel b wordt ‘€ 31,58’ vervangen door: € 33,81.
F
De tabel van artikel 6a, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
a. ‘€ 31,58’ wordt vervangen door: € 33,81;
b. ‘€ 63,16’ wordt vervangen door: € 67,62;
c. ‘€ 126,32’ wordt vervangen door: € 135,24;
d. ‘€ 189,48’ wordt vervangen door: € 202,86;
e. ‘€ 252,64’ wordt vervangen door: € 270,48;
f. ‘€ 315,80’ wordt vervangen door: € 338,10;
g. ‘€ 378,96’ wordt vervangen door: € 405,72;
h. ‘€ 442,12’ wordt vervangen door: € 473,34;
i. ‘€ 505,28’ wordt vervangen door: € 540,96;
j. ‘€ 568,44’ wordt vervangen door: € 608,58;
k. ‘€ 631,60’ wordt vervangen door:€ 676,20;
l. ‘€ 694,76’ wordt vervangen door: € 743,82;
m. ‘€ 757,92’ wordt vervangen door: € 811,44.
G
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. ‘€ 0,01139’ wordt vervangen door: € 0,01155;
b. ‘€ 68,33’ wordt vervangen door: € 69,30;
c. ‘€ 523,85’ vervangen door: € 531,30.
2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. ‘€ 0,01480’ wordt vervangen door: € 0,01501;
b. ‘€ 88,82’ wordt vervangen door: € 90,06;
c. ‘€ 680,92’ wordt vervangen door: € 690,46.
3. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. in onderdeel a wordt ‘€ 970,48’ vervangen door: € 984,48;
b. in onderdeel b wordt ‘€ 1.941,00’ vervangen door: € 1.968,99;
c. in onderdeel c wordt ‘€ 3.882,02’ vervangen door: € 3.938,01;
d. in onderdeel d wordt ‘€ 5.831,00’ vervangen door: € 5.915,10.
H
Artikel 7a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. ‘€ 0,00883’ wordt vervangen door: € 0,00895;
b. ‘€ 52,95’ wordt vervangen door: € 53,71;
c. ‘€ 405,99’ wordt vervangen door: € 411,76.
2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. ‘€ 0,01147’ wordt vervangen door: € 0,01164;
b. ‘€ 68,83’ wordt vervangen door: € 69,30;
c. ‘€ 527,71’ wordt vervangen door: € 535,11.
3. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. in onderdeel a wordt ‘€ 752,12’ vervangen door: € 762,97;
b. in onderdeel b wordt ‘€ 1.504,27’ vervangen door: € 1.525,97;
c. in onderdeel c wordt ‘€ 3.008,56’ vervangen door: € 3.051,96;
d. in onderdeel d wordt ‘€ 4.519,02’ vervangen door: € 4.584,20.
I
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘€ 62,59’ vervangen door: € 55,16.
2. Het tweede lid vervalt.
3. Het derde tot en met zevende lid worden vernummerd tot tweede tot en met zesde lid.
4. In het tweede lid (nieuw) wordt ‘€ 7,07’ vervangen door: € 7,61.
5. Het derde lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. ‘€ 569,75’ wordt vervangen door: € 572,84;
b. ‘€ 91,16’ wordt vervangen door: € 91,67.
6. In het vierde lid (nieuw) wordt ‘€ 278,86’ vervangen door: € 281,81.
7. In het vijfde lid (nieuw) wordt ‘€ 164,09’ vervangen door: € 156,66.
8. In het zesde lid (nieuw) wordt ‘€ 55,67’ vervangen door: € 41,45.
J
In artikel 11, eerste lid, wordt ‘€ 1,68’ vervangen door: € 1,70.
K
In artikel 12, eerste lid, wordt ‘€ 541,15’ vervangen door: € 570,15.
L
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, wordt ‘€ 252,64’ vervangen door: € 270,48.
2. Onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel b, wordt
een onderdeel toegevoegd, luidende:
-
c. een aanvraag tot toestemming als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onder e, van richtlijn
97/78/EG.
3. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. in de onderdelen a en b wordt ‘€ 47,35’ telkens vervangen door: € 50,77;
b. in onderdeel c wordt ‘€ 71,91’ vervangen door: € 76,16.
M
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. de zinsnede ‘voor de NVWA’ wordt vervangen door: door de NVWA;
b. ‘€ 82,26’ wordt vervangen door: € 88,86
2. In het tweede lid wordt ‘€ 41,13’ vervangen door: € 44,43.
N
In artikel 15, aanhef, wordt ‘€ 41,13’ vervangen door: € 44,43.
O
In artikel 16 wordt ‘€ 31,58’ vervangen door: € 33,81.
P
In artikel 18a wordt ‘€ 1.859,48’ vervangen door: € 1.929,26.
Q
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. in onderdeel a wordt ‘€ 9,47’ vervangen door: € 10,14;
b. in onderdeel b wordt ‘€ 12,34’ vervangen door: € 13,33.
2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. in onderdeel a wordt ‘€ 31,58’ vervangen door: € 33,81;
b. in onderdeel b wordt ‘€ 41,13’ vervangen door: € 44,43.
3. In het vierde lid, onderdeel b, wordt ‘€ 41,05’ vervangen door: € 43,95.
S
Artikel 22, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. in onderdeel a wordt ‘€ 1,53’ vervangen door: € 1,56;
2. in de onderdelen b en c wordt ‘€ 3,07’ telkens vervangen door: € 3,13;
3. in onderdeel d wordt ‘€ 5,38’ vervangen door: € 5,49;
4. in onderdeel e wordt ‘€ 7,69’ vervangen door: € 7,84.
T
Na artikel 22 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 22a
-
1. Artikel 22, eerste lid, onderdeel b, is van toepassing in de situatie dat er ten
opzichte van de hoeveelheid op grond van artikel 26, derde lid, aangemelde werkzaamheden
minder werkzaamheden daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, ongeacht of ten aanzien
van die werkzaamheden een bericht is gedaan overeenkomstig artikel 27, derde lid,
onderdeel c. Voor de toepassing van artikel 22, eerste lid, onderdeel b, in samenhang
met het tweede lid, wordt de extra retributie bepaald op basis van de som van:
-
a. de hoeveelheid werkzaamheden ten aanzien waarvan niet vóór het moment, bedoeld in
artikel 27, derde lid, onderdeel c, aan de NVWA bericht is gedaan van het niet plaatsvinden,
en
-
b. de hoeveelheid werkzaamheden die niet hebben plaatsgevonden, anders dan die, bedoeld
in onderdeel a.
-
2. De hoeveelheid werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, bedragen niet
meer dan 80% van de aangemelde hoeveelheid werkzaamheden, verminderd met de hoeveelheid
werkzaamheden die daadwerkelijk hebben plaatsgevonden en met de hoeveelheid werkzaamheden,
bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, waarbij de uitkomst van deze som niet minder
dan nihil kan zijn.
-
3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien artikel 22, vijfde lid,
van toepassing is.
U
Bijlage A wordt als volgt gewijzigd:
1. In de onderdelen e, g, h, i, en j wordt ‘contoles’ vervangen door: controles.
2. Aan onderdeel k wordt, onder vervanging van de puntkomma door een komma, de volgende
zinsnede toegevoegd, luidende:
‘alsmede de door de NVWA vooraf aangekondigde en vastgelegde periodieke controles
op de naleving van de aan die erkenning verbonden eisen;’.
3. In onderdeel p wordt ‘contoles’ vervangen door: controles.
4. Onderdeel r komt als volgt te luiden:
-
r. de behandeling en afhandeling van een toestemming, registratie of goedkeuring op grond
van artikel 7 en bijlage IV van de verordening (EG) 999/2001, alsmede de door de NVWA
vooraf aangekondigde en vastgelegde periodieke controles op de naleving van de aan
die toestemming, registratie of goedkeuring verbonden eisen;
5. Na onderdeel r worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:
-
s. de behandeling en afhandeling voor een aanvraag voor goedkeuring voor cépagewijn als
bedoeld in artikel 120, tweede lid, van verordening (EU) nr. 1308/2013, alsmede de
door de NVWA vooraf aangekondigde en vastgelegde periodieke controles op de naleving
van de aan de goedkeuring verbonden eisen;
-
t. een aanvullende officiële controle na vaststelling van niet-naleving als bedoeld in
artikelen 2, 4, 5 en 19a van de Regeling wijn en olijfolie;
-
u. de behandeling en afhandeling van een aanvraag tot registratie, bedoeld in artikel
5.5 van het Besluit houders van dieren.
V
Bijlage B wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel m wordt als volgt gewijzigd:
a. De zinsnede ‘de artikelen 21, eerste en vierde lid, en artikel 20 van de Regeling
preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en
TSE’s,’ vervangen door: de artikelen 21, eerste, tweede en vijfde lid, 23, 23a, 24
en 26, eerste lid, en 28 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van
besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s.
b. De zinsnede ‘en artikel 3, eerste lid, va de Regeling controleposten’ komt te vervallen.
c. De zinsnede ‘vastgelegde periodieke contoles op de naleving’ wordt vervangen door:
vastgelegde periodieke controles op de naleving.
2. In onderdeel n wordt ‘contoles’ vervangen door: controles.
3. In onderdeel o wordt, onder vervanging van de puntkomma door een komma, de volgende
zinsnede toegevoegd, luidende:
‘alsmede de door de NVWA vooraf aangekondigde en vastgelegde periodieke controles
op de naleving van de aan die erkenning verbonden eisen;’.
4. In onderdeel q wordt, onder vervanging van de punt door een komma, de volgende zinsnede
toegevoegd, luidende:
‘alsmede de door de NVWA vooraf aangekondigde en vastgelegde periodieke controles
op de naleving van de aan die erkenning verbonden eisen.’.
W
Bijlage D wordt als volgt gewijzigd:
2. De onderdelen d en e worden geletterd c en d.
ARTIKEL II
De Regeling tarieven Plantenziektenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘€ 294,72’ vervangen door ‘€ 324,19’ en wordt ‘€ 1,64’ vervangen
door: € 1,70.
2. Onderdeel b wordt als volgt gewijzigd:
a. in de aanhef wordt ‘€ 383,14’ vervangen door: € 509,43;
c. in onderdeel 1 wordt ‘€ 383,40’ vervangen door: € 397,80;
d. in onderdeel 2 wordt ‘€ 383,40’ vervangen door ‘€ 397,80’ en wordt ‘€ 2,13’ vervangen
door: € 2,21.
B
In artikel 2a wordt ‘€ 192,54’ vervangen door: € 211,79.
C
Artikel 2b wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel a wordt als volgt gewijzigd:
i. ‘€ 1,40’ wordt vervangen door: € 1,33;
ii ‘€ 7,00’ wordt vervangen door: € 6,65;
iii ‘€ 1.400,00’ wordt vervangen door: 1.330,00.
b. Onderdeel b wordt als volgt gewijzigd:
i. ‘€ 7,39’ wordt telkens vervangen door: € 7,07;
ii. ‘€ 7.390,00’ wordt vervangen door: € 7.070,00.
c. Onderdeel c wordt als volgt gewijzigd:
i. ‘€ 0,52’ wordt vervangen door: € 0,55;
ii ‘€ 5,20’ wordt vervangen door: € 5,50;
iii ‘€ 520,00’ wordt vervangen door: € 550,00.
4. In het derde lid wordt ‘€ 34,83’ vervangen door: € 34,80.
D
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘€ 442,08’ vervangen door: € 587,81.
2. In onderdeel b wordt ‘€ 589,44’ vervangen door: € 783,74.
E
In artikel 3a wordt ‘€ 24,31’ vervangen door: € 26,74.
F
In artikel 4 wordt ‘€ 183,19’ vervangen door: € 180,43.
G
In artikel 5 wordt ‘€ 62,59’ vervangen door: € 56,17.
H
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
-
1. Voor de behandeling en afhandeling van een aanvraag van een goedkeuring als bedoeld
in artikel 2, eerste lid, van richtlijn 2008/61/EG wordt de aanvrager € 408,91 per
aanvraag in rekening gebracht, vermeerderd met € 817,82 indien een risicobeoordeling
is uitgevoerd. Voor het uitvoeren van een aan de beoordeling van de aanvraag verbonden
verificatieaudit wordt een bedrag van € 736,03 per bezoek, vermeerderd met een bedrag
van € 2,04 per minuut die aan de audit en de auditrapportage is besteed, in rekening
gebracht.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. ‘€ 294,72’ wordt vervangen door: € 324,19;
b. ‘€ 1,64’ wordt vervangen door: € 1,70.
3. In het derde lid wordt ‘€ 245,60’ vervangen door: € 255,57.
4. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. de zinsnede ‘in het eerste lid bedoelde vergunningaanvraag’ wordt vervangen door:
in het eerste lid bedoelde aanvraag van een goedkeuring;
b. ‘€ 183,19’ wordt vervangen door: € 180,43.
5. Het vijfde lid komt te luiden:
-
5. Voor toezicht op de naleving van de voorwaarden verbonden aan de in het eerste lid
bedoelde goedkeuring, wordt de aanvrager een bedrag van € 736,03 per bezoek in rekening
gebracht, vermeerderd met een bedrag van € 2,04 per minuut die aan de audit en de
auditrapportage is besteed.
6. In het zesde lid wordt ‘€ 106,73’ vervangen door: € 117,41.
7. Het zevende lid wordt als volgt gewijzigd:
a. de zinsnede ‘in afwijking van het vijfde lid’ wordt vervangen door: in afwijking
van het zesde lid;
b. ‘€ 106,73’ vervangen door: € 117,41;
c. ‘€ 52,43’ vervangen door: € 57,68.
I
Artikel 7a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt ‘€ 239,41’ vervangen door: € 242,26.
2. In het derde en vierde lid wordt ‘€ 213,91’ vervangen door: € 220,16.
c. In het vijfde lid wordt ‘€ 214,41’ vervangen door: € 217,26.
ARTIKEL III
Artikel 4.5 van de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt als volgt
gewijzigd:
a. in het eerste lid wordt ‘€ 5.108,48’ vervangen door: € 5.315,81;
b. in het tweede lid wordt ‘€ 1.178,88’ vervangen door: € 1.226,72.
ARTIKEL IV
In het onderdeel Besluit houders van dieren van de tabel in de bijlage van de Regeling
handhaving en overige zaken Wet dieren worden de rijen:
|
Artikel 5.5, eerste en tweede lid
|
3
|
|
Artikel 5.5, derde lid
|
1
|
|
Artikel 5.6
|
1
|
|
Artikel 5.7
|
3
|
|
Artikel 5.8
|
3
|
|
Artikel 5.9
|
3
|
vervangen door:
|
Artikel 5.5
|
3
|
|
Artikel 5.5f
|
3
|
|
Artikel 5.6
|
1
|
|
Artikel 5.7
|
3
|
|
Artikel 5.8
|
3
|
|
Artikel 5.8a
|
3
|
|
Artikel 5.8b
|
3
|
|
Artikel 5.9
|
3
|
|
Artikel 5.9a
|
3
|
ARTIKEL V
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.
TOELICHTING
1. Inleiding
Deze regeling strekt ten eerste tot herziening van de tarieven voor keurings- en controlewerkzaamheden
die ambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA) en de
officiële assistenten van de Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (hierna: KDS) verrichten
in het kader van veterinaire en hygiëneregelgeving (NVWA en KDS), de Regeling gewasbeschermingsmiddelen
en biociden en de Regeling tarieven Plantenziektenwet (NVWA). Het betreft werkzaamheden
die de NVWA en KDS uitvoeren op grond van de Europese en nationale wetgeving, dan
wel op verzoek van en in het belang van het bedrijfsleven.
De belangrijkste veranderingen die optreden door deze wijzigingsregeling worden hieronder
in hoofdstuk 2 toegelicht.
Ten tweede strekt de regeling tot aanpassingen met betrekking tot door de NVWA uit
te voeren werkzaamheden aangaande toezicht op onbedwelmde rituele slacht. Dit houdt
verband met de wijziging van het Besluit tot wijziging van het Besluit houders van
dieren in verband met wijzigingen op het gebied van het doden van dieren zonder voorafgaande
bedwelming (Stb. 2017, 326) (hierna: het Besluit), die op 1 januari 2018 in werking treedt. Dit Besluit strekt
ter uitvoering van de afspraken die zijn overeengekomen in het Convenant onbedwelmd
slachten volgens religieuze riten (Stcrt. 2012, 13162), zoals gewijzigd en aangevuld met het addendum van 5 juli 2017 (Stcrt. 2017, 41228) (hierna: het Convenant). Deze wijzigingen die verband houden met onbedwelmde rituele
slacht worden hieronder nader toegelicht in hoofdstuk 3.
Tot slot wordt met de voorliggende regeling de Regeling handhaving en overige zaken
Wet dieren aangepast. Deze aanpassing, die ook verband houdt met de verplichtingen
voor onbedwelmde rituele slacht, heeft betrekking op de in de bijlage bij die regeling
opgenomen boetecategorieën voor overtreding van artikelen uit het Besluit houders
van dieren.
2. Herziening tarieven keurings- en controlewerkzaamheden
2.1 Uitleg verandering tarieven
Bij de herziening van het retributiestelsel van de NVWA in 2014 (Kamerstukken II 2013/14,
33 835, nr. 2) is aangegeven dat de kosten die de NVWA maakt voor het bedrijfsleven, worden verdisconteerd
in het tarief en dat het tarief kostendekkend moet zijn. Daarbij moeten kosten volgens
bedrijfseconomische principes worden doorberekend. Ieder jaar beoordeelt de NVWA wat
haar kosten zijn en of de tarieven deze nog dekken. Daarnaast wordt bekeken of er
aanpassingen in werkwijzen zijn (bijvoorbeeld door aanpassingen van regelgeving) die
van invloed zijn op de doorberekening van kosten via de retributies. Bij de beoordeling
van kosten blijkt dat de NVWA voor een aantal onderdelen tarieven moet verhogen om
kostendekkend te zijn. Het gaat om de onderstaande kosten:
-
• De kosten voor doorberekening van de stijging van lonen en prijzen,
-
• De kosten voor de toename van de serviceverlening (op verzoek van het bedrijfsleven)
bij import.
-
• De kosten die betrekking hebben op meer werkvoorbereiding voor werkzaamheden die betrekking
hebben op export naar derde landen.
-
• De kosten die de NVWA maakt voor het gebruik van diensten van derden voor ICT-voorzieningen
in verband met het verkrijgen van digitale toegang tot de overheidsdienstverlening.
-
• Kosten voor monstername in het kader van het Nationaal Plan Residuen door de Kwaliteitskeuring
Dierlijke Sector (KDS). In 2018 worden hiervoor hogere kosten aan de NVWA in rekening
gebracht, deze kosten zijn doorberekend in het tarief.
-
• En daarnaast bleken de retributies voor laboratoriumonderzoek en de inspecties in
het fytosanitaire domein niet kostendekkend te zijn. Het blijkt dat er meer tijd nodig
is voor de uitvoering van de werkzaamheden dan in het verleden werd aangenomen.
Gemiddeld zouden op basis van calculatie van de NVWA de retributies met 4,1% stijgen.
Ongeveer 1,7%-punt van deze stijging wordt veroorzaakt door een verhoging van de tarieven
voor inspecties in het fytosanitaire domein, de kosten van laboratoriumonderzoeken
en de kosten voor het gebruik van de digitale toegang tot de overheidsdienstverlening.
Deze relatief grote verhoging van de retributies komt doordat de tarieven in voorgaande
jaren niet kostendekkend waren (inspecties in het fytosanitaire domein en laboratoriumonderzoeken),
of doordat er nog geen gebruik werd gemaakt van het digitale systeem voor overheidsdienstverlening.
Zoals hierboven is aangegeven zouden de tarieven moeten worden aangepast naar een
kostendekkend niveau.
Voor 2018 is besloten om deze kostenposten grotendeels voor rekening van de overheid
te laten. De kosten voor het digitale systeem voor overheidsdienstverlening komen
in zijn geheel ten laste van de overheid en voor de kosten van de meest gangbare laboratoriumonderzoeken
en de inspecties in het fytosanitaire domein is besloten om de stijging van de tarieven
te beperken tot maximaal 10%.
De totale gemiddelde stijging van de tarieven komt daardoor uit op 2,3%. Daarmee zijn
in 2018 nog geen kostendekkende tarieven bereikt. In deze tariefstijging zijn de kosten
als gevolg van het permanente toezicht bij de onbedwelmde slacht niet meegerekend.
De beperkingen van de tariefstijging in het fytosanitaire domein stijgen de tarieven
voor de hieronder genoemde werkzaamheden met maximaal 10% in 2018. Dit heeft betrekking
op de volgende werkzaamheden:
-
• het starttarief voor fytosanitaire inspecties stijgt met 10%. De totale kosten voor
het bedrijfsleven nemen hierdoor met ongeveer € 15.000,– toe,
-
• de afgifte van een instructie voor invoervergunning (IVI) bij een zending waarvoor
een derde land een importvergunning heeft afgegeven stijgt met 10%. De totale kosten
voor het bedrijfsleven nemen hierdoor met ongeveer € 3.500,– toe,
-
• het tarief voor een aanvraag vervroegd opheffen teeltmaatregelen, artikel 2 van de
Regeling bestrijding schadelijke organisme stijgt met 10%. De totale kosten voor het
bedrijfsleven nemen hierdoor met ongeveer € 2.000,– toe.
-
• het tarief voor aanvragen van een vergunning als bedoeld in artikel 2, tweede lid
van de Richtlijn 2008/61/EG stijgt met 10%. De totale kosten voor het bedrijfsleven
nemen hierdoor met ongeveer € 3.000,– toe,
Tenslotte is het staffeltarief voor certificeren op afstand geleidelijk kostendekkend
gemaakt. Met de laatste stap naar kostendekkendheid stijgt dit tarief met 7%. De totale
kosten voor het bedrijfsleven nemen hierdoor met ongeveer € 100.000,– toe. Hierdoor
vervalt artikel 8, tweede lid, van de Regeling NVWA-tarieven.
2.2 Differentiatie kostprijs keuren
In Kamerstukken II 2013/14, nr. 33 835, 16 is aangegeven dat er in de NVWA een scheiding zal worden aangebracht tussen de werkzaamheden
voor keuren en de werkzaamheden voor handhaven. Per 1 juli 2017 is deze scheiding
in de NVWA-organisatie aangebracht. De toewijzing van kosten moet vervolgens aangepast
worden aan de nieuwe organisatiestructuur. Het uitgangspunt is daarbij een kostprijs
voor de werkzaamheden voor keuren en een kostprijs voor de werkzaamheden voor handhaven.
Om kosten zo goed mogelijk toe te rekenen aan de werkzaamheden waarvoor de kosten
gemaakt worden, is voor de personeelskosten een verdere specificering in de toerekening
gemaakt. Hierdoor kan er gewerkt worden met kostprijzen voor keuring voor import (artikel
7), certificering op afstand’ (artikel 8) en keuren export / slachthuis’ (artikelen
3, 4, 5 en 6). Voor het tarief keuren voor export/slachthuis worden relatief hoger
ingeschaalde dierenartsen ingezet, wat tot uiting komt in een hoger tarief voor deze
werkzaamheden. Voor de werkzaamheden die betrekking hebben op keuring voor import
en certificeren op afstand wordt lager ingeschaald personeel ingezet, dit is met deze
wijzigingsregeling ook zichtbaar in het tarief dat van toepassing is op de werkzaamheden.
Omdat certificering op afstand een lager tarief heeft in vergelijking met keuren export/slachthuis,
is de verwachting dat bedrijven met name voor het keuren van export meer van deze
categorie werkzaamheden gebruik zullen maken. Of bedrijven die keuze kunnen maken
hangt onder andere af van de te exporteren dieren of producten en of een bedrijf aangesloten
is bij een Export Kanalisatie Systeem. Doordat voor deze keuringen in het kader van
certificeren op afstand minder dierenartsen benodigd zijn en hiervoor personeel in
een lagere schaal ingezet kan worden, geeft dit de mogelijkheid voor het bedrijfsleven
om kosten te besparen.
2.3 Maat Houden 2014
De tariefswijzigingen zijn in overeenstemming met het rapport Maat Houden 2014 (Kamerstukken
II 2013/14, nr. 24 036, 407) en, voor zover relevant, in overeenstemming met verordening (EG) 882/2004. Deze
verhogingen vallen voornamelijk onder de categorie toelating. Voor de andere verhogingen
is het profijtbeginsel van toepassing, omdat die werkzaamheden plaatsvinden op verzoek
van een (rechts)persoon met het doel om toestemming te krijgen om iets te doen dat
in beginsel verboden is.
3. Retribuering toezichtskosten onbedwelmde rituele slacht
3.1 Toezichtsactiviteiten aangaande onbedwelmde rituele slacht
In het Besluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren ter uitvoering van
het Convenant zijn twee verplichtingen opgenomen die aanleiding geven voor wijziging
van de Regeling NVWA-tarieven.
Ten eerste is een registratieplicht ingevoerd voor slachthuizen waar het doden van
dieren zonder voorafgaande bedwelming geschiedt (artikel 5.5). Een aanvraag om registratie
wordt ingediend bij de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA). Bij een aanvraag
om registratie wordt beoordeeld of het slachthuis voldoet aan het bepaalde in paragraaf
2 van het Besluit houders van dieren en het bepaalde in de Verordening (EG) nr. 1099/2009
van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden (PbEU
2009, L 303).
Ten tweede is met het Besluit het vereiste opgenomen dat het doden van dieren zonder
voorafgaande bedwelming te allen tijde geschiedt in aanwezigheid van een op grond
van artikel 8.1 van de Wet dieren aangewezen ambtenaar (artikel 5.5f). Dit permanente
toezicht zal worden uitgevoerd door een officiële dierenarts of een onder verantwoordelijkheid
van een officiële dierenarts werkende assistent, werkzaam bij de NVWA.
Beide zaken brengen werkzaamheden voor de NVWA met zich. Voor de retribuering van
de daarmee gepaard gaande kosten is op een aantal punten wijziging van de Regeling
NVWA-tarieven noodzakelijk.
3.2 Kosten voor slachthuizen
3.2.1 Aanvraag tot registratie
Ingevolge artikel 6.4 van het Besluit hoeven slachthuizen waarin nu reeds het doden
van dieren zonder voorafgaande bedwelming plaatsvindt in beginsel geen verzoek tot
registratie in te dienen. Deze slachthuizen dienden zich onder het voormalige systeem
van het Besluit houders van dieren te melden bij de NVWA en zijn bij de NVWA bekend.
In geval het overgangsrecht op het slachthuis van toepassing is, wordt het slachthuis
geacht te zijn geregistreerd. Deze slachthuizen hoeven derhalve ook geen kosten te
maken.
In 2016 heeft geen enkel nieuw slachthuis zich gemeld en in 2017 hebben slechts twee
nieuwe slachthuizen zich gemeld. Gelet hierop is het aannemelijk dat hooguit één of
twee bedrijven per jaar een aanvraag doen. De kosten zijn afhankelijk van de aard
en omvang van het slachthuis. Bij een gemiddeld bedrijf bestaan de kosten uit een
starttarief (€ 164,43), vier inspectiekwartieren (4 x € 33,81= € 135,24) en administratiekosten
van € 33,81. De totale kosten voor het behandelen van een aanvraag tot registratie,
ingediend door een slachthuis van gemiddelde omvang, bedragen dan = € 333,48.
3.2.2 Permanent toezicht
Met de convenantspartijen is overeengekomen dat de kosten voor het permanente toezicht
voor rekening van de slachthuizen komen (artikel 5, eerste lid, van het Convenant).
Retributie van deze kosten vindt plaats op grond van artikel 3 van de Regeling NVWA-tarieven,
in samenhang bezien met bijlage A, onderdeel d.
De mate waarin het vereiste van permanent toezicht tot extra kosten voor een slachthuis
leidt is van verschillende factoren afhankelijk.
Zo dient voorafgaande aan de slacht altijd een antemortemkeuring (hierna: AM-keuring)
plaats te vinden. Voor deze werkzaamheden vindt nu reeds doorberekening van kosten
plaats. Daarbij is voorts van belang dat indien gedurende een dag door een medewerker
van de NVWA voor een slachthuis meerdere werkzaamheden aaneengesloten plaatsvinden,
ingevolge artikel 23 van de Regeling NVWA-tarieven maar één keer het starttarief verschuldigd
is. Dit zal met name voor kleine slachthuizen van invloed kunnen zijn op de kosten
als gevolg van het permanente toezicht bij onbedwelmde slacht. Door bijvoorbeeld de
onbedwelmde rituele slacht op dezelfde dag en aansluitend aan de AM-keuring van de
betrokken dieren te laten plaatsvinden, kan het slachthuis zelf bewerkstelligen dat
voor het permanente toezicht op het onbedwelmd doden van dieren uitsluitend een kwartiertarief
in rekening hoeft te worden gebracht.
Bij grote slachthuizen vindt een zodanige omvang in slachtactiviteiten plaats, dat
nu reeds ten behoeve van de AM-keuring en andere keuring- en controleactiviteiten
permanent een dierenarts of officiële assistent aanwezig is in het slachthuis. Om
te voorkomen dat het toezicht op de onbedwelmde slacht ten koste gaat van de reguliere
keuring- en controleactiviteiten is gedurende de periode dat dieren onbedwelmd aangesneden
worden, een tweede toezichthouder nodig. Een dierenarts kan bijvoorbeeld niet de verplichte
AM-keuring verrichten en tegelijkertijd toezicht houden op de uitvoering van de onbedwelmde
slacht. Als gevolg hiervan wordt een groot slachthuis ook geconfronteerd met extra
kosten, namelijk voor de werkzaamheden van die tweede toezichthouder. In geval deze
toezichthouder uitsluitend aanwezig is ten behoeve van het permanente toezicht op
de onbedwelmde slacht zullen daarvoor het starttarief en het kwartiertarief voor de
voor het toezicht benodigde tijd in rekening worden gebracht.
Ter voorbeeld het volgende:
In een groot slachthuis dat 220 dagen (van circa 8 uren) per jaar slacht, is permanent
een toezichthouder aanwezig voor de keuring. Indien in dat slachthuis alle dieren
zonder voorafgaande bedwelming worden geslacht is gedurende circa 7 uren per dag een
tweede toezichthouder nodig voor het toezicht op het onbedwelmd slachten. Voor dit
permanente toezicht op onbedwelmde slacht ontvangt het slachthuis een extra factuur
op jaarbasis van ongeveer € 240.000,–. Dit is een vergoeding voor de aanvang van de
werkzaamheden van deze tweede toezichthouder (het starttarief) en de gewerkte kwartieren
voor het toezicht op onbedwelmde slacht. Dit komt bovenop de kosten van het huidige
toezicht. Uitgaande van een slachthuis waar 220 dagen wordt geslacht bedragen de kosten
van het huidige toezicht ongeveer € 380.000,–. De kosten voor dit bedrijf stijgen
in deze situatie met 60%.
-
• In het geval dat in een groot slachthuis, waar 220 dagen per jaar wordt geslacht,
slechts een aantal dieren worden geslacht zonder voorafgaande bedwelming, is niet
de hele dag een extra toezichthouder nodig. In dat geval kan het bijvoorbeeld gedurende
gemiddeld twee uur per dag nodig zijn dat een extra toezichthouder aanwezig is. Voor
dit permanente toezicht op onbedwelmde slacht ontvangt het slachthuis een extra factuur
op jaarbasis van ongeveer € 90.000,–. Dit omvat het starttarief als een vergoeding
voor de gewerkte kwartieren voor het toezicht op onbedwelmde slacht. Dit komt bovenop
de kosten van het huidige toezicht van ongeveer € 380.000,–. De kosten voor dit bedrijf
stijgen in deze situatie met 20%.
-
• In geval het slachthuis de onbedwelmde slacht niet elke werkdag gedurende twee uur
inplant, maar in een werkweek twee dagen van vijf uur onbedwelmde slacht inplant,
kunnen deze kosten worden gereduceerd. In dat geval is immers maar twee keer een starttarief
nodig, in plaats van vijf keer.
-
• Een klein slachthuis dat 80 dagen per jaar slacht, waar 3 uren per dag de toezichthouder
aansluitend op de AM-keuring nodig is voor permanent toezicht op het onbedwelmd slachten,
krijgt een factuur op jaarbasis van ongeveer € 30.000,– voor dit toezicht. Dit is
een vergoeding voor alleen de gewerkte kwartieren voor het toezicht op de onbedwelmde
slacht. Een extra starttarief wordt niet in rekening gebracht omdat de toezichthouder
al op het bedrijf aanwezig is. Het bedrag van € 30.000,– komt bovenop de kosten van
het huidige toezicht. Uitgaande van een slachthuis waar 80 dagen wordt geslacht bedragen
de kosten van het huidige toezicht ongeveer € 24.000,–. De kosten voor dit bedrijf
stijgen in deze situatie met 125%.
-
• In geval in een klein slachthuis waar 80 dagen per jaar wordt geslacht, de onbedwelmde
slacht niet aansluitend op de AM-keuring plaatsvindt, zal ook een starttarief voor
de toezichthouder voor het permanente toezicht in rekening worden gebracht. In dat
geval bedraagt de factuur, uitgaande van 3 onbedwelmde slachturen per dag, een factuur
op jaarbasis van ongeveer € 45.000,– voor dit toezicht.
Uit bovenstaande kan worden opgemaakt dat de kosten voor slachthuizen waar onbedwelmde
rituele slacht plaatsvindt zullen toenemen. De mate van toename verschilt en is afhankelijk
van de omvang van het slachthuis, van het aantal dieren dat onbedwelmd wordt geslacht
en van de mate waarin de onbedwelmde slacht aansluit op de AM-keuring.
Een slachthuis kan er voor kiezen om de extra kosten door te berekenen aan de afnemer
van het vlees afkomstig van het onbedwelmd geslachte dier. De verhoging van de kostprijs
zal mede worden bepaald door de hiervoor genoemde aspecten. In geval van een groot
slachthuis waar niet alle dieren onbedwelmd worden geslacht zal de planning van die
onbedwelmde slacht van invloed zijn op omvang van de extra kosten en dus ook de doorberekening
in de prijzen. In geval een klein slachthuis besluit de slacht plaats te laten vinden
op een andere dag dan dat de AM-keuring van de betrokken dieren plaatsvindt, zullen
de extra kosten hoger uitvallen. Naar schatting variëren de extra te maken kosten
tussen de € 0,05 en € 0,45 per kilogram geslacht gewicht. Deze schatting is gebaseerd
op een analyse van zes bedrijven, uitgaande van het meest ideale scenario tot de worst
case.
3.3 Vrijheid van godsdienst
Het doden van dieren zonder voorafgaande bedwelming is uitsluitend toegestaan in geval
de dieren worden geslacht volgens religieuze riten. Dit betekent dat de retributie
van kosten die gepaard gaan met de werkzaamheden van de NVWA in het kader van de registratie
van zo’n slachthuis of het permanente toezicht evenzeer uitsluitend aan de orde is
daar waar onbedwelmde religieuze slacht plaatsvindt.
Dat permanent toezicht plaatsvindt tijdens de onbedwelmde slacht en dat de kosten
daarvan aan de betrokken slachthuizen worden doorberekend is overeengekomen met de
convenantspartijen; de Vereniging van Slachterijen en Vleesverwerkende bedrijven (VSV),
het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO) en de Permanente Commissie tot de Algemene
Zaken van het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK). Uitgangspunt van het
Convenant is om verbeteringen te realiseren in het welzijn van dieren waarbij tegelijkertijd
het grondwettelijke en internationaalrechtelijke vastgelegde recht op godsdienstvrijheid
in acht wordt genomen. De in het Convenant overeengekomen afspraken brengen tot uitdrukking
dat de gewenste uitgebreidere bescherming, dan die van de verordening, van dieren
bij het doden acceptabel zijn voor de betrokken religieuze organisaties en geen beperking
opleveren van het recht op godsdienstvrijheid.
Met het permanente toezicht en de doorberekening van de daarmee gepaard gaande kosten
wordt het onbedwelmd slachten van dieren ook niet onmogelijk gemaakt. Zoals onder
paragraaf 3.2 uiteen is gezet is er geen onevenredige prijsstijging per kilo vlees
als gevolg van de extra kosten voor permanent toezicht te verwachten. Bovendien hebben
de slachthuizen de omvang van de extra kosten, en daarmee ook de doorberekening, deels
ook zelf in de hand.
Al het voorgaande in samenhang beziend, is niet aannemelijk dat de kostenstijging
als gevolg van het permanent toezicht van zodanige aard is dat als gevolg daarvan
het aanbieden van de dienst onbedwelmde religieuze slacht van dieren zal afnemen dan
wel het verkrijgen van onbedwelmd ritueel geslacht vlees onevenredig wordt belemmerd.
De conclusie is dan ook gerechtvaardigd dat de doorberekening van de kosten geen inperking
opleveren van het recht op godsdienstvrijheid.
4. Regeldrukeffecten
De regeling heeft geen effect op de regeldruk. Het betreft hier een wijziging van
tarieven en retributies. Dit zijn financiële lasten en die vallen als zodanig buiten
de definitie van regeldruk.
5. Vaste verandermomenten
De regeling treedt in werking per 1 januari 2018. Na 1 november 2017 is deze regeling
in de Staatscourant gepubliceerd. Hiermee is niet voldaan aan de publicatietermijn
van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309). Het wordt van belang geacht dat doorberekening van kosten tijdig kan plaatsvinden.
Vanwege de aard van de wijzigingen, indexering en reparatie van onvolkomenheden, wordt
daarom afgeweken van de minimale publicatietermijn van twee maanden. De voorgenomen
wijzigingen zijn op 12 en 18 oktober 2017 met een afvaardiging van het georganiseerde
bedrijfsleven besproken. De wijzigingen die verband houden met onbedwelmde rituele
slacht vloeien voorts voort uit de afspraken uit het Convenant van 2012 en het addendum
van 5 juli 2017. De verankering daarvan in het Besluit tot wijziging van het Besluit
houders van dieren is reeds op 5 september 2017 gepubliceerd.
6. Artikelen
Artikel I, onderdelen A en U, vijfde lid, onder s en t
De Regeling wijn en olijfolie voorziet in de mogelijkheid om een aanvraag in te dienen
bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland voor certificering van cépagewijn. Voordat
een certificaat wordt uitgegeven dient een goedkeuring van de aanvraag door de NVWA
plaats te vinden. Op het etiket van de gecertificeerde wijn mag vervolgens de vermelding
cépagewijn aangeduid worden, aangevuld met vermelding van oogstjaar en wijndruivenras.
Op grond van artikel 63, tweede lid van verordening (EG) nr. 607/2009 van de Commissie
van 14 juli 2009 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG)
nr. 479/2008 van de Raad wat betreft beschermde oorsprongsbenamingen en geografische
aanduidingen, traditionele aanduidingen, etikettering en presentatie van bepaalde
wijnbouwproducten, worden de kosten van de verificatie in rekening gebracht bij de
marktdeelnemer.
Tevens wordt een tarief van toepassing voor een hercontrole door de NVWA op de verplichtingen
uit de Regeling wijn en olijfolie. Dit betreft de Europese marktordeningsregels voor
wijn in de verordening 1308/2013.
Artikel I, onderdeel C, eerste lid
De retribuering van de werkzaamheden in het kader van het toezicht bij kleine pluimvee-,
lagomorfen- en wildslachthuizen wordt met onderhavige wijzigingsregeling gelijk gesteld
aan het verlaagde tarief dat al van toepassing is op kleine slachthuizen die als landbouwhuisdieren
gehouden hoefdieren slachten. Deze typen slachthuizen hebben immers een vergelijkbaar
economisch profiel.
Artikel I, onderdeel C, tweede lid
Retributie van de kosten voor het permanente toezicht vindt plaats op grond van artikel
3, in samenhang bezien met bijlage A, onderdeel d. Dit onderdeel heeft betrekking
op controles als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees
Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften
voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde
producten van dierlijke oorsprong (PbEU L 139). Dat artikel ziet onder meer op controles
in slachthuizen met betrekking tot dierenwelzijn. Blijkens bijlage I (Sectie I, Hoofdstuk
II, onderdeel C) van die verordening wordt daarbij gecontroleerd of aan de communautaire
en nationale voorschriften inzake dierenwelzijn wordt voldaan, zoals de voorschriften
inzake de bescherming van dieren bij het slachten en bij het vervoer. Aangezien het
vereiste van permanent toezicht is gericht op controle op de naleving van regels die
ten behoeve van het verbeteren van het dierenwelzijn ten tijde van het doden van dieren
zonder voorafgaande bedwelming zijn gesteld, ziet bijlage A, onderdeel d, ook op controles
in de vorm van het permanente toezicht, bedoeld in artikel 5.5f van het Besluit houders
van dieren.
Bij de retribuering van de werkzaamheden, bedoeld in bijlage A, onderdeel d, wordt
een onderscheid gemaakt tussen kleine en grote slachthuizen. Ingevolge artikel 4 is
namelijk een minder hoog tarief verschuldigd in geval die werkzaamheden worden verricht
in een slachthuis dat niet meer dan 10 grootvee-eenheden per week slacht met een maximum
van 125 grootvee-eenheden per kwartaal. Dit onderscheid is bedoeld om tegemoet te
komen aan kleine slachthuizen met een lokale functie. Dit zijn slachthuizen die vaak
tevens een slagerij-functie hebben of slachten ten behoeve van kleine leveranciers,
zoals slacht ten behoeve van streekproducten of noodslachting van dieren uit de buurt.
Voor deze activiteiten is de locatie van het slachthuis een belangrijk element. Voor
de bekostiging van de werkzaamheden bedoeld in bijlage A, onderdeel d, wordt voor
deze slachthuizen een lager, niet kostendekkend tarief gerekend om te voorkomen dat
de retribuering voor de werkzaamheden een grote kostenpost zou vormen en de levensvatbaarheid
van dergelijke lokale slachthuizen in gevaar zou kunnen komen. Dit zou de lokale bereikbaarheid
van genoemde slachtactiviteiten in gevaar brengen, wat niet passend is bij het uitgangspunt
dat de voorziening voor de reguliere slacht op basis van Vo. 1099/2009 beschikbaar
kan worden gehouden.
Voor de in het kader van het permanente toezicht op de onbedwelmde slacht verrichte
werkzaamheden wordt geen onderscheid gemaakt naar omvang van de slachterij. Anders
dan voor het in stand houden van de mogelijkheid om een dier lokaal ter slacht aan
te kunnen bieden, is de keuze voor het onbedwelmd (laten) slachten van een dier niet
een element die het belang van het in stand houden van een lokale of regionale functie,
zoals hiervoor beschreven, bepaalt. De locatie of lokale functie is niet bepalend
voor de overweging om de dienst van onbedwelmde slacht aan te bieden. Het van toepassing
verklaren van het lagere tarief ligt daarom voor deze werkzaamheden niet in de rede.
De kosten voor het permanente toezicht op de onbedwelmde slacht worden met deze aanpassing
van artikel 4 ook op gelijke basis en tegen kostendekkend tarief in rekening gebracht
bij de slachthuizen. In dit kader wordt nog opgemerkt dat dit in lijn is met de beantwoording
van de vragen van het Kamerlid Öztürk (DENK) door de toenmalige minister van Economische
Zaken tijdens een debat over onbedwelmd rituele slacht op 28 september 2017.
Artikel I, onderdeel R
Met deze wijziging komt de grondslag te vervallen om een extra retributie op te leggen
voor te laat ingediende aanvragen voor certificeren op afstand (artikel 21 oud).
Artikel I, onderdeel T
Artikel 22a heeft betrekking op het in rekening brengen van extra retributies voor
werkzaamheden als bedoeld in artikel 10 van deze regeling. Het gaat dan om post mortem
keuringswerkzaamheden die KDS uitvoert in een slachthuis.
Met deze wijziging wordt in artikel 22a een betalingsverplichting van 80% van de aangevraagde
werkzaamheden opgenomen, voor zover deze werkzaamheden buiten de reguliere openingstijden
vallen (zaterdag, zondag, een algemeen erkende feestdag en op werkdagen tussen 18.00
uur en 06.00 uur, artikel 26, derde lid).
Één van de redenen waarom een extra retributie bij een aanbieder in rekening kan worden
gebracht is dat aangevraagde werkzaamheden geheel of gedeeltelijk niet plaatsvinden,
buiten toedoen van KDS. Het in rekening brengen van kosten bij het annuleren van een
gehonoreerde aanvraag voor KDS-activiteiten buiten openingstijd is noodzakelijk, omdat
KDS in dergelijke gevallen ook daadwerkelijk kosten maakt. Op basis van deze aanvragen
organiseert KDS de uitvoering van de werkzaamheden en maakt daarvoor kosten. Deze
kosten komen op basis van het veroorzaker betaalt-beginsel voor rekening van de aanvrager.
Vanaf het moment dat de werkzaamheden zijn aangevraagd geldt een betalingsverplichting
van de kosten van 80% van die werkzaamheden, ook al worden voor minder uren daadwerkelijk
werkzaamheden verricht.
De retributies voor ten minste 80% van de aangevraagde tijd worden daarmee dus altijd
in rekening gebracht. Voor de resterende 20% van de aangemelde werkzaamheden geldt
dat hiervoor alleen een retributie hoeft te worden betaald als deze werkzaamheden
daadwerkelijk plaatsvinden. Zo wordt een balans geboden tussen het streven naar een
zo reëel mogelijke aanvraag enerzijds (idealiter wordt 100% van de aangevraagde werkzaamheden
afgenomen) en het rekening houden met de onzekerheid van handelsstromen op het moment
van aanvraag anderzijds.
In artikel 22a (nieuw) wordt aan de betalingsverplichting uitvoering gegeven.
Hierbij is het uitgangspunt dat altijd de daadwerkelijk afgenomen hoeveelheid werkzaamheden
in rekening worden gebracht (artikel 10).
Datzelfde geldt voor de hoeveelheid werkzaamheden die niet of niet tijdig zijn afgemeld
overeenkomstig artikel 27, derde lid, onderdeel c (één week voorafgaande van de dag
waarop de werkzaamheden zouden hebben plaatsgevonden). Deze werkzaamheden worden op
grond van artikel 22, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, voor 100% in rekening
gebracht (artikel 22a, eerste lid, onderdeel a).
De overige hoeveelheid aangevraagde werkzaamheden, die zijn afgemeld, worden alleen
in rekening gebracht voor zover de totale hoeveelheid aangevraagde werkzaamheden die
in rekening worden gebracht, daarmee niet groter wordt dan 80% van de hoeveelheid
aangevraagde werkzaamheden (artikel 22a, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid).
Voorbeeld
Een bedrijf meldt in januari voor acht zaterdagen (zaterdagen A tot en met H) in april
en mei werkzaamheden aan bij de NVWA. Op 30 januari annuleert het bedrijf de zaterdagen
A en B in april. In de week van zaterdag C komt het bedrijf er achter dat het (nog)
niet lukt om voldoende aanvoer te realiseren. Daarom worden ook de zaterdagen C en
D in april geannuleerd. De zaterdagen E tot en met H worden wel afgenomen.
De kosten die in rekening worden gebracht bij het bedrijf worden als volgt berekend:
-
• de hoeveelheid aangemelde werkzaamheden op de zaterdagen E, F, G en H vinden daadwerkelijk
plaats. Deze worden overeenkomstig artikel 10 en artikel 22, eerste lid, onderdeel
c, in rekening gebracht (4/8 deel);
-
• de hoeveelheid aangemelde werkzaamheden op de zaterdag C worden niet tijdig afgemeld.
Deze worden overeenkomstig artikel 22, eerste lid, onderdeel b, en 22a, eerste lid,
onderdeel a, 100% in rekening gebracht (1/8 deel);
-
• de hoeveelheid aangemelde werkzaamheden op de zaterdagen A, B en D worden afgemeld
(3/8 deel). Deze worden overeenkomstig artikel 22, eerste lid, onderdeel b, en 22a,
eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, slechts voor 17,5% van de aangevraagde hoeveelheden
in rekening gebracht (en niet voor 3/8 deel = 37,5%). Dit omdat uit artikel 22a, tweede
lid, volgt dat deze hoeveelheid wordt bepaald door 80% van de aangevraagde hoeveelheid
werkzaamheden (0,8), verminderd met de hoeveelheid daadwerkelijk plaatsgevonden werkzaamheden
(-/- 0,5) en verminderd met de hoeveelheid niet tijdig afgemelde werkzaamheden (-/-
0,125). Hierdoor wordt 20% van de hoeveelheid aangemelde werkzaamheden niet in rekening
gebracht.
Deze voorziening is niet van toepassing op gevallen waarvoor artikel 22, vijfde lid,
een grondslag biedt (ploegendiensten), omdat hiervoor reeds een ander regime op van
toepassing is. In dat geval worden namelijk de werkelijke kosten van de aangevraagde
werkzaamheden verrekend.
Artikel I, onderdeel U, vierde lid
Per 1 juli 2017 is een wijziging van verordening (EG) 999/2001 van kracht geworden
waarbij bedrijven over een toelating dienen te beschikken om bepaalde activiteiten
in de keten van verwerkte dierlijke eiwitten (diermeel) te mogen uitvoeren. Dit geldt
voor bijvoorbeeld de productie van insectenmeel en het gebruik hiervan in bepaalde
diervoeders, de voorwaarden die aan oorsprongsbedrijven worden gesteld om bepaalde
grondstoffen te leveren, of de toelating om bepaalde verwerkte dierlijke eiwitten
te kunnen exporteren.
Het betreft bedrijfssoorten zoals bepaalde levensmiddelenbedrijven, productiebedrijven
van diermeel, mengvoederbedrijven en opslagbedrijven van verwerkte dierlijke eiwitten.
Deze nieuwe toelatingen vereisen een inspectie voordat de toelating toegekend kan
worden, net zoals ook voor de bestaande toelatingen (toestemming, registratie en goedkeuring)
een inspectie voorafgaand aan de verlening dient plaats te vinden. De bedrijven die
deze activiteiten uitvoeren en dus over deze toelatingen dienen te beschikken, dienen
hiertoe een aanvraag bij de NVWA in te dienen.
Naar verwachting bedragen de totale kosten voor de werkzaamheden met betrekking tot
een aanvraag gemiddeld € 450,–. De periodieke inspectie wordt 1 keer per jaar uitgevoerd
en kost naar verwachting gemiddeld ook € 450,–.
Artikel I, onderdeel U, vijfde lid, onder u
De kosten voor behandeling en afhandeling van een aanvraag om registratie zijn tweeledig:
Retributie van de onder a) bedoelde kosten vindt plaats op grond van artikel 6a van
de Regeling NVWA-tarieven. Ingevolge die bepaling is een retributie verschuldigd voor
administratieve voorbereiding en afwikkeling van de werkzaamheden die betrekking hebben
op de behandeling en afhandeling van een aanvraag tot toestemming. Een aanvraag tot
registratie is aan te merken als een aanvraag tot toestemming. Het is een slachthuis
immers uitsluitend toegestaan om dieren te doden zonder voorafgaande bedwelming in
geval het slachthuis beschikt over een registratie.
Om te kunnen beoordelen of de registratie gedaan kan worden is ook een controle ter
plaatse nodig, gericht op onder meer de geschiktheid van de aanwezige fixatieapparatuur,
de standaardwerkwijzen en de getuigschriften van vakbekwaamheid. Teneinde de kosten
die verband houden met deze controle te kunnen verhalen op het betrokken slachthuis
wordt bijlage A aangevuld.
Artikel I, onderdelen L, tweede lid, M, eerste lid, onder a, U, eerste tot en met
derde lid en V
Met deze wijzigingen worden onvolkomenheden in de regeling hersteld.
Artikel II, onderdeel H
In dit onderdeel zijn naast tariefswijzigingen en enkele redactionele aanpassingen
ook wijzigingen in de tariefsystematiek van artikel 7 van de Regeling tarieven Plantenziektenwet
opgenomen. Het gaat hierbij om tarieven die dienen om de kosten te dekken van:
-
1. het behandelen van een aanvraag van een goedkeuring als bedoeld in artikel 2, eerste
lid, van Richtlijn 2008/61/EG van de Commissie van 17 juni 2008 tot vaststelling van
de voorwaarden waaronder bepaalde in de bijlagen I tot en met V bij Richtlijn 2000/29/EG
van de Raad vermelde schadelijke organismen, planten, plantaardige producten en andere
materialen voor proefnemingen of wetenschappelijke doeleinden en voor selectiewerkzaamheden
in de Gemeenschap of in bepaalde beschermde gebieden daarvan mogen worden binnengebracht
of naar een andere plaats overgebracht (PbEU L 158) (hierna: Rl 2008/61/EG),
-
2. de behandeling van een aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 2, tweede
lid, van Rl 2008/61/EG voor het binnenbrengen of naar een andere plaats overbrengen
van materiaal als bedoeld in deze richtlijn en
-
3. het toezicht op de naleving van de voorwaarden verbonden aan de onder 1 genoemde goedkeuring.
Verificatieaudit
In het eerste lid van artikel 7 wordt een zin toegevoegd met een tarief dat ziet op
de werkzaamheden die betrekking hebben op de behandeling van een aanvraag. De zogenoemde
verificatieaudit. De aanvraag om goedkeuring in artikel 7, eerste lid wordt daarbij
gezien als een aanvraag om een vergunning.
In het starttarief (€ 720) per auditor zijn drie uren reistijd, drie uren voorbereiding
en 20% auditcoördinatie opgenomen. Aan deze werkzaamheden wordt in totaal 7,2 uur
besteed. Het minutentarief (€ 2,04) per auditor omvat het uitvoeren van de audit,
de verslaglegging daarvan door de auditor en de afhandeling door de auditcoördinator.
Aan een audit van gemiddelde omvang besteedt een auditcoördinator circa drie uren
(180 minuten)
De kosten van deze verificatieaudit werden voorheen geacht in het tarief van artikel
7, eerste lid, te zijn verdisconteerd. Bij de behandeling van een eerste aanvraag
was het standaardtarief van artikel 7, eerste lid, veelal niet kostendekkend. Om die
reden is een apart tarief voor een verificatieaudit in het leven geroepen.
Aanvragers krijgen doorgaans eens in de vijf jaar met deze kosten te maken. Jaarlijks
krijgt een relatief gering aantal aanvragers te maken met het tarief voor de verificatieaudit.
Vooral aanvragers waarvoor de NVWA relatief veel werkzaamheden verricht, zien hun
kosten voor een nieuwe aanvraag door het nieuwe tarief stijgen. Zij kunnen sinds 1 maart
2017 echter ook gebruik maken van per locatie af te geven combinatie-vergunningen
(zie hiervoor het zevende lid). Deze vergunningen worden verstrekt voor meerdere doeleinden.
Dit beperkt de kosten voor vergunninghouders en compenseert grotendeels de eerdergenoemde
tariefstijging als gevolg van het nieuwe tarief voor de verificatieaudit.
Nalevingsaudit
Ook artikel 7, vijfde lid wijzigt. In plaats van het huidige vaste tarief per audit
in het kader van het toezicht op de naleving van de voorwaarden van de goedkeuring,
bedoeld in artikel 7, eerste lid, wordt voortaan met een start- en minutentarief gewerkt.
Het tarief kent dezelfde structuur als het tarief voor de verificatieaudit. Vergunninghouders
worden periodiek (in principe jaarlijks, bij goed functioneren tweejaarlijks) geaudit.
Het oude tarief was per saldo niet kostendekkend. Er zijn meerdere factoren van invloed
op de kosten van dergelijke audits. Dit betreft onder andere het aantal te beoordelen
ingeperkte ruimten, de hoeveelheid en verschillende vergunde activiteiten, de kwaliteit
van de inrichting en de interne procedures. De nieuwe tariefsystematiek zorgt voor
een evenwichtigere toerekening van de door de NVWA te maken kosten aan de individuele
vergunninghouder en zorgt ervoor dat de tarieven voor de individuele vergunninghouder
een duidelijker verband hebben met de activiteiten van de NVWA. Het in rekening te
brengen bedrag bij audits van gemiddelde en geringe omvang wordt lager dan bij het
tarief per 1 januari 2017. Audits van grotere omvang worden in verhouding tot de huidige
situatie duurder. Dit is meer specifiek het geval bij grote locaties met veel verschillende
ingeperkte ruimten respectievelijke bij instanties die hun faciliteiten en de naleving
van de voorwaarden slecht op orde hebben. Per saldo heeft de wijziging van de tariefsystematiek
een voordelig effect.
De tarieven voldoen aan de uitgangspunten en voorwaarden genoemd in Maat houden 2014
bij doorberekening van de kosten bij toezicht op naleving.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten