Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 9 december 2017, nr. WJZ/17150213, tot wijziging van de Regeling NVWA-tarieven, de Regeling tarieven Plantenziektenwet en de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden in verband met door de NVWA geheven retributies en ter uitvoering van het Convenant onbedwelmd slachten volgens religieuze riten

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2014 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PbEU L 165) en de artikelen 94, 94a en 94b van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, artikel 9.1 van de Wet dieren, artikel 6a van de Plantenziektenwet, de artikelen 37 en 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en artikel 22a, eerste lid, onder a, van de Landbouwwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling NVWA-tarieven wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 2 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel cc door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

dd. verordening (EU) nr. 1308/2013:

verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PbEU 2013, L 347).

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. in onderdeel a wordt ‘€ 162,19’ vervangen door: € 164,43;

b. in onderdeel b wordt ‘€ 31,58’ vervangen door: € 33,81.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 569,75’ vervangen door ‘€ 572,84’ en wordt ‘€ 91,16’ vervangen door: € 91,67.

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. In zoverre in afwijking van artikel 3 is voor werkzaamheden als bedoeld in bijlage A, onderdeel d, die worden verricht in een slachthuis dat niet meer behandelt dan 10 grootvee-eenheden per week met een maximum van 125 grootvee-eenheden per kwartaal een retributie verschuldigd, bestaande uit een starttarief van € 19,34.

2. Er wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing in geval en voor zover de werkzaamheden worden verricht ter zake van de ingevolge artikel 5.5f van het Besluit houders van dieren vereiste permanente aanwezigheid bij het doden van dieren zonder voorafgaande bedwelming.

D

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. in onderdeel a wordt ‘€ 106,68’ vervangen door: € 108,16;

b. in onderdeel b wordt ‘€ 41,13’ vervangen door: € 44,43;

c. in onderdeel d wordt ‘€ 68,87’ vervangen door: € 72,77;

d. in onderdeel e wordt ‘€94,70’ vervangen door: € 101, 54.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 569,75’ vervangen door ‘€ 572,84’ en wordt ‘€ 91,16’ vervangen door: € 91,67.

E

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘€ 162,19’ vervangen door: € 164,43.

2. In onderdeel b wordt ‘€ 31,58’ vervangen door: € 33,81.

F

De tabel van artikel 6a, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. ‘€ 31,58’ wordt vervangen door: € 33,81;

b. ‘€ 63,16’ wordt vervangen door: € 67,62;

c. ‘€ 126,32’ wordt vervangen door: € 135,24;

d. ‘€ 189,48’ wordt vervangen door: € 202,86;

e. ‘€ 252,64’ wordt vervangen door: € 270,48;

f. ‘€ 315,80’ wordt vervangen door: € 338,10;

g. ‘€ 378,96’ wordt vervangen door: € 405,72;

h. ‘€ 442,12’ wordt vervangen door: € 473,34;

i. ‘€ 505,28’ wordt vervangen door: € 540,96;

j. ‘€ 568,44’ wordt vervangen door: € 608,58;

k. ‘€ 631,60’ wordt vervangen door:€ 676,20;

l. ‘€ 694,76’ wordt vervangen door: € 743,82;

m. ‘€ 757,92’ wordt vervangen door: € 811,44.

G

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. ‘€ 0,01139’ wordt vervangen door: € 0,01155;

b. ‘€ 68,33’ wordt vervangen door: € 69,30;

c. ‘€ 523,85’ vervangen door: € 531,30.

2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. ‘€ 0,01480’ wordt vervangen door: € 0,01501;

b. ‘€ 88,82’ wordt vervangen door: € 90,06;

c. ‘€ 680,92’ wordt vervangen door: € 690,46.

3. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. in onderdeel a wordt ‘€ 970,48’ vervangen door: € 984,48;

b. in onderdeel b wordt ‘€ 1.941,00’ vervangen door: € 1.968,99;

c. in onderdeel c wordt ‘€ 3.882,02’ vervangen door: € 3.938,01;

d. in onderdeel d wordt ‘€ 5.831,00’ vervangen door: € 5.915,10.

H

Artikel 7a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. ‘€ 0,00883’ wordt vervangen door: € 0,00895;

b. ‘€ 52,95’ wordt vervangen door: € 53,71;

c. ‘€ 405,99’ wordt vervangen door: € 411,76.

2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. ‘€ 0,01147’ wordt vervangen door: € 0,01164;

b. ‘€ 68,83’ wordt vervangen door: € 69,30;

c. ‘€ 527,71’ wordt vervangen door: € 535,11.

3. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. in onderdeel a wordt ‘€ 752,12’ vervangen door: € 762,97;

b. in onderdeel b wordt ‘€ 1.504,27’ vervangen door: € 1.525,97;

c. in onderdeel c wordt ‘€ 3.008,56’ vervangen door: € 3.051,96;

d. in onderdeel d wordt ‘€ 4.519,02’ vervangen door: € 4.584,20.

I

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 62,59’ vervangen door: € 55,16.

2. Het tweede lid vervalt.

3. Het derde tot en met zevende lid worden vernummerd tot tweede tot en met zesde lid.

4. In het tweede lid (nieuw) wordt ‘€ 7,07’ vervangen door: € 7,61.

5. Het derde lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

a. ‘€ 569,75’ wordt vervangen door: € 572,84;

b. ‘€ 91,16’ wordt vervangen door: € 91,67.

6. In het vierde lid (nieuw) wordt ‘€ 278,86’ vervangen door: € 281,81.

7. In het vijfde lid (nieuw) wordt ‘€ 164,09’ vervangen door: € 156,66.

8. In het zesde lid (nieuw) wordt ‘€ 55,67’ vervangen door: € 41,45.

J

In artikel 11, eerste lid, wordt ‘€ 1,68’ vervangen door: € 1,70.

K

In artikel 12, eerste lid, wordt ‘€ 541,15’ vervangen door: € 570,15.

L

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt ‘€ 252,64’ vervangen door: € 270,48.

2. Onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel b, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. een aanvraag tot toestemming als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onder e, van richtlijn 97/78/EG.

3. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. in de onderdelen a en b wordt ‘€ 47,35’ telkens vervangen door: € 50,77;

b. in onderdeel c wordt ‘€ 71,91’ vervangen door: € 76,16.

M

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. de zinsnede ‘voor de NVWA’ wordt vervangen door: door de NVWA;

b. ‘€ 82,26’ wordt vervangen door: € 88,86

2. In het tweede lid wordt ‘€ 41,13’ vervangen door: € 44,43.

N

In artikel 15, aanhef, wordt ‘€ 41,13’ vervangen door: € 44,43.

O

In artikel 16 wordt ‘€ 31,58’ vervangen door: € 33,81.

P

In artikel 18a wordt ‘€ 1.859,48’ vervangen door: € 1.929,26.

Q

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. in onderdeel a wordt ‘€ 9,47’ vervangen door: € 10,14;

b. in onderdeel b wordt ‘€ 12,34’ vervangen door: € 13,33.

2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. in onderdeel a wordt ‘€ 31,58’ vervangen door: € 33,81;

b. in onderdeel b wordt ‘€ 41,13’ vervangen door: € 44,43.

3. In het vierde lid, onderdeel b, wordt ‘€ 41,05’ vervangen door: € 43,95.

R

Artikel 21 vervalt.

S

Artikel 22, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. in onderdeel a wordt ‘€ 1,53’ vervangen door: € 1,56;

2. in de onderdelen b en c wordt ‘€ 3,07’ telkens vervangen door: € 3,13;

3. in onderdeel d wordt ‘€ 5,38’ vervangen door: € 5,49;

4. in onderdeel e wordt ‘€ 7,69’ vervangen door: € 7,84.

T

Na artikel 22 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 22a

  • 1. Artikel 22, eerste lid, onderdeel b, is van toepassing in de situatie dat er ten opzichte van de hoeveelheid op grond van artikel 26, derde lid, aangemelde werkzaamheden minder werkzaamheden daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, ongeacht of ten aanzien van die werkzaamheden een bericht is gedaan overeenkomstig artikel 27, derde lid, onderdeel c. Voor de toepassing van artikel 22, eerste lid, onderdeel b, in samenhang met het tweede lid, wordt de extra retributie bepaald op basis van de som van:

    • a. de hoeveelheid werkzaamheden ten aanzien waarvan niet vóór het moment, bedoeld in artikel 27, derde lid, onderdeel c, aan de NVWA bericht is gedaan van het niet plaatsvinden, en

    • b. de hoeveelheid werkzaamheden die niet hebben plaatsgevonden, anders dan die, bedoeld in onderdeel a.

  • 2. De hoeveelheid werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, bedragen niet meer dan 80% van de aangemelde hoeveelheid werkzaamheden, verminderd met de hoeveelheid werkzaamheden die daadwerkelijk hebben plaatsgevonden en met de hoeveelheid werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, waarbij de uitkomst van deze som niet minder dan nihil kan zijn.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien artikel 22, vijfde lid, van toepassing is.

U

Bijlage A wordt als volgt gewijzigd:

1. In de onderdelen e, g, h, i, en j wordt ‘contoles’ vervangen door: controles.

2. Aan onderdeel k wordt, onder vervanging van de puntkomma door een komma, de volgende zinsnede toegevoegd, luidende:

‘alsmede de door de NVWA vooraf aangekondigde en vastgelegde periodieke controles op de naleving van de aan die erkenning verbonden eisen;’.

3. In onderdeel p wordt ‘contoles’ vervangen door: controles.

4. Onderdeel r komt als volgt te luiden:

  • r. de behandeling en afhandeling van een toestemming, registratie of goedkeuring op grond van artikel 7 en bijlage IV van de verordening (EG) 999/2001, alsmede de door de NVWA vooraf aangekondigde en vastgelegde periodieke controles op de naleving van de aan die toestemming, registratie of goedkeuring verbonden eisen;

5. Na onderdeel r worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:

  • s. de behandeling en afhandeling voor een aanvraag voor goedkeuring voor cépagewijn als bedoeld in artikel 120, tweede lid, van verordening (EU) nr. 1308/2013, alsmede de door de NVWA vooraf aangekondigde en vastgelegde periodieke controles op de naleving van de aan de goedkeuring verbonden eisen;

  • t. een aanvullende officiële controle na vaststelling van niet-naleving als bedoeld in artikelen 2, 4, 5 en 19a van de Regeling wijn en olijfolie;

  • u. de behandeling en afhandeling van een aanvraag tot registratie, bedoeld in artikel 5.5 van het Besluit houders van dieren.

V

Bijlage B wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel m wordt als volgt gewijzigd:

a. De zinsnede ‘de artikelen 21, eerste en vierde lid, en artikel 20 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s,’ vervangen door: de artikelen 21, eerste, tweede en vijfde lid, 23, 23a, 24 en 26, eerste lid, en 28 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s.

b. De zinsnede ‘en artikel 3, eerste lid, va de Regeling controleposten’ komt te vervallen.

c. De zinsnede ‘vastgelegde periodieke contoles op de naleving’ wordt vervangen door: vastgelegde periodieke controles op de naleving.

2. In onderdeel n wordt ‘contoles’ vervangen door: controles.

3. In onderdeel o wordt, onder vervanging van de puntkomma door een komma, de volgende zinsnede toegevoegd, luidende:

‘alsmede de door de NVWA vooraf aangekondigde en vastgelegde periodieke controles op de naleving van de aan die erkenning verbonden eisen;’.

4. In onderdeel q wordt, onder vervanging van de punt door een komma, de volgende zinsnede toegevoegd, luidende:

‘alsmede de door de NVWA vooraf aangekondigde en vastgelegde periodieke controles op de naleving van de aan die erkenning verbonden eisen.’.

W

Bijlage D wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel c vervalt.

2. De onderdelen d en e worden geletterd c en d.

ARTIKEL II

De Regeling tarieven Plantenziektenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘€ 294,72’ vervangen door ‘€ 324,19’ en wordt ‘€ 1,64’ vervangen door: € 1,70.

2. Onderdeel b wordt als volgt gewijzigd:

a. in de aanhef wordt ‘€ 383,14’ vervangen door: € 509,43;

c. in onderdeel 1 wordt ‘€ 383,40’ vervangen door: € 397,80;

d. in onderdeel 2 wordt ‘€ 383,40’ vervangen door ‘€ 397,80’ en wordt ‘€ 2,13’ vervangen door: € 2,21.

B

In artikel 2a wordt ‘€ 192,54’ vervangen door: € 211,79.

C

Artikel 2b wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel a wordt als volgt gewijzigd:

i. ‘€ 1,40’ wordt vervangen door: € 1,33;

ii ‘€ 7,00’ wordt vervangen door: € 6,65;

iii ‘€ 1.400,00’ wordt vervangen door: 1.330,00.

b. Onderdeel b wordt als volgt gewijzigd:

i. ‘€ 7,39’ wordt telkens vervangen door: € 7,07;

ii. ‘€ 7.390,00’ wordt vervangen door: € 7.070,00.

c. Onderdeel c wordt als volgt gewijzigd:

i. ‘€ 0,52’ wordt vervangen door: € 0,55;

ii ‘€ 5,20’ wordt vervangen door: € 5,50;

iii ‘€ 520,00’ wordt vervangen door: € 550,00.

4. In het derde lid wordt ‘€ 34,83’ vervangen door: € 34,80.

D

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘€ 442,08’ vervangen door: € 587,81.

2. In onderdeel b wordt ‘€ 589,44’ vervangen door: € 783,74.

E

In artikel 3a wordt ‘€ 24,31’ vervangen door: € 26,74.

F

In artikel 4 wordt ‘€ 183,19’ vervangen door: € 180,43.

G

In artikel 5 wordt ‘€ 62,59’ vervangen door: € 56,17.

H

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Voor de behandeling en afhandeling van een aanvraag van een goedkeuring als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van richtlijn 2008/61/EG wordt de aanvrager € 408,91 per aanvraag in rekening gebracht, vermeerderd met € 817,82 indien een risicobeoordeling is uitgevoerd. Voor het uitvoeren van een aan de beoordeling van de aanvraag verbonden verificatieaudit wordt een bedrag van € 736,03 per bezoek, vermeerderd met een bedrag van € 2,04 per minuut die aan de audit en de auditrapportage is besteed, in rekening gebracht.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. ‘€ 294,72’ wordt vervangen door: € 324,19;

b. ‘€ 1,64’ wordt vervangen door: € 1,70.

3. In het derde lid wordt ‘€ 245,60’ vervangen door: € 255,57.

4. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. de zinsnede ‘in het eerste lid bedoelde vergunningaanvraag’ wordt vervangen door: in het eerste lid bedoelde aanvraag van een goedkeuring;

b. ‘€ 183,19’ wordt vervangen door: € 180,43.

5. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Voor toezicht op de naleving van de voorwaarden verbonden aan de in het eerste lid bedoelde goedkeuring, wordt de aanvrager een bedrag van € 736,03 per bezoek in rekening gebracht, vermeerderd met een bedrag van € 2,04 per minuut die aan de audit en de auditrapportage is besteed.

6. In het zesde lid wordt ‘€ 106,73’ vervangen door: € 117,41.

7. Het zevende lid wordt als volgt gewijzigd:

a. de zinsnede ‘in afwijking van het vijfde lid’ wordt vervangen door: in afwijking van het zesde lid;

b. ‘€ 106,73’ vervangen door: € 117,41;

c. ‘€ 52,43’ vervangen door: € 57,68.

I

Artikel 7a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘€ 239,41’ vervangen door: € 242,26.

2. In het derde en vierde lid wordt ‘€ 213,91’ vervangen door: € 220,16.

c. In het vijfde lid wordt ‘€ 214,41’ vervangen door: € 217,26.

ARTIKEL III

Artikel 4.5 van de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt als volgt gewijzigd:

a. in het eerste lid wordt ‘€ 5.108,48’ vervangen door: € 5.315,81;

b. in het tweede lid wordt ‘€ 1.178,88’ vervangen door: € 1.226,72.

ARTIKEL IV

In het onderdeel Besluit houders van dieren van de tabel in de bijlage van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren worden de rijen:

Artikel 5.5, eerste en tweede lid

3

Artikel 5.5, derde lid

1

Artikel 5.6

1

Artikel 5.7

3

Artikel 5.8

3

Artikel 5.9

3

vervangen door:

Artikel 5.5

3

Artikel 5.5f

3

Artikel 5.6

1

Artikel 5.7

3

Artikel 5.8

3

Artikel 5.8a

3

Artikel 5.8b

3

Artikel 5.9

3

Artikel 5.9a

3

ARTIKEL V

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 9 december 2017

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

1. Inleiding

Deze regeling strekt ten eerste tot herziening van de tarieven voor keurings- en controlewerkzaamheden die ambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA) en de officiële assistenten van de Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (hierna: KDS) verrichten in het kader van veterinaire en hygiëneregelgeving (NVWA en KDS), de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden en de Regeling tarieven Plantenziektenwet (NVWA). Het betreft werkzaamheden die de NVWA en KDS uitvoeren op grond van de Europese en nationale wetgeving, dan wel op verzoek van en in het belang van het bedrijfsleven.

De belangrijkste veranderingen die optreden door deze wijzigingsregeling worden hieronder in hoofdstuk 2 toegelicht.

Ten tweede strekt de regeling tot aanpassingen met betrekking tot door de NVWA uit te voeren werkzaamheden aangaande toezicht op onbedwelmde rituele slacht. Dit houdt verband met de wijziging van het Besluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met wijzigingen op het gebied van het doden van dieren zonder voorafgaande bedwelming (Stb. 2017, 326) (hierna: het Besluit), die op 1 januari 2018 in werking treedt. Dit Besluit strekt ter uitvoering van de afspraken die zijn overeengekomen in het Convenant onbedwelmd slachten volgens religieuze riten (Stcrt. 2012, 13162), zoals gewijzigd en aangevuld met het addendum van 5 juli 2017 (Stcrt. 2017, 41228) (hierna: het Convenant). Deze wijzigingen die verband houden met onbedwelmde rituele slacht worden hieronder nader toegelicht in hoofdstuk 3.

Tot slot wordt met de voorliggende regeling de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren aangepast. Deze aanpassing, die ook verband houdt met de verplichtingen voor onbedwelmde rituele slacht, heeft betrekking op de in de bijlage bij die regeling opgenomen boetecategorieën voor overtreding van artikelen uit het Besluit houders van dieren.

2. Herziening tarieven keurings- en controlewerkzaamheden

2.1 Uitleg verandering tarieven

Bij de herziening van het retributiestelsel van de NVWA in 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 33 835, nr. 2) is aangegeven dat de kosten die de NVWA maakt voor het bedrijfsleven, worden verdisconteerd in het tarief en dat het tarief kostendekkend moet zijn. Daarbij moeten kosten volgens bedrijfseconomische principes worden doorberekend. Ieder jaar beoordeelt de NVWA wat haar kosten zijn en of de tarieven deze nog dekken. Daarnaast wordt bekeken of er aanpassingen in werkwijzen zijn (bijvoorbeeld door aanpassingen van regelgeving) die van invloed zijn op de doorberekening van kosten via de retributies. Bij de beoordeling van kosten blijkt dat de NVWA voor een aantal onderdelen tarieven moet verhogen om kostendekkend te zijn. Het gaat om de onderstaande kosten:

  • De kosten voor doorberekening van de stijging van lonen en prijzen,

  • De kosten voor de toename van de serviceverlening (op verzoek van het bedrijfsleven) bij import.

  • De kosten die betrekking hebben op meer werkvoorbereiding voor werkzaamheden die betrekking hebben op export naar derde landen.

  • De kosten die de NVWA maakt voor het gebruik van diensten van derden voor ICT-voorzieningen in verband met het verkrijgen van digitale toegang tot de overheidsdienstverlening.

  • Kosten voor monstername in het kader van het Nationaal Plan Residuen door de Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS). In 2018 worden hiervoor hogere kosten aan de NVWA in rekening gebracht, deze kosten zijn doorberekend in het tarief.

  • En daarnaast bleken de retributies voor laboratoriumonderzoek en de inspecties in het fytosanitaire domein niet kostendekkend te zijn. Het blijkt dat er meer tijd nodig is voor de uitvoering van de werkzaamheden dan in het verleden werd aangenomen.

Gemiddeld zouden op basis van calculatie van de NVWA de retributies met 4,1% stijgen. Ongeveer 1,7%-punt van deze stijging wordt veroorzaakt door een verhoging van de tarieven voor inspecties in het fytosanitaire domein, de kosten van laboratoriumonderzoeken en de kosten voor het gebruik van de digitale toegang tot de overheidsdienstverlening.

Deze relatief grote verhoging van de retributies komt doordat de tarieven in voorgaande jaren niet kostendekkend waren (inspecties in het fytosanitaire domein en laboratoriumonderzoeken), of doordat er nog geen gebruik werd gemaakt van het digitale systeem voor overheidsdienstverlening. Zoals hierboven is aangegeven zouden de tarieven moeten worden aangepast naar een kostendekkend niveau.

Voor 2018 is besloten om deze kostenposten grotendeels voor rekening van de overheid te laten. De kosten voor het digitale systeem voor overheidsdienstverlening komen in zijn geheel ten laste van de overheid en voor de kosten van de meest gangbare laboratoriumonderzoeken en de inspecties in het fytosanitaire domein is besloten om de stijging van de tarieven te beperken tot maximaal 10%.

De totale gemiddelde stijging van de tarieven komt daardoor uit op 2,3%. Daarmee zijn in 2018 nog geen kostendekkende tarieven bereikt. In deze tariefstijging zijn de kosten als gevolg van het permanente toezicht bij de onbedwelmde slacht niet meegerekend.

De beperkingen van de tariefstijging in het fytosanitaire domein stijgen de tarieven voor de hieronder genoemde werkzaamheden met maximaal 10% in 2018. Dit heeft betrekking op de volgende werkzaamheden:

  • het starttarief voor fytosanitaire inspecties stijgt met 10%. De totale kosten voor het bedrijfsleven nemen hierdoor met ongeveer € 15.000,– toe,

  • de afgifte van een instructie voor invoervergunning (IVI) bij een zending waarvoor een derde land een importvergunning heeft afgegeven stijgt met 10%. De totale kosten voor het bedrijfsleven nemen hierdoor met ongeveer € 3.500,– toe,

  • het tarief voor een aanvraag vervroegd opheffen teeltmaatregelen, artikel 2 van de Regeling bestrijding schadelijke organisme stijgt met 10%. De totale kosten voor het bedrijfsleven nemen hierdoor met ongeveer € 2.000,– toe.

  • het tarief voor aanvragen van een vergunning als bedoeld in artikel 2, tweede lid van de Richtlijn 2008/61/EG stijgt met 10%. De totale kosten voor het bedrijfsleven nemen hierdoor met ongeveer € 3.000,– toe,

Tenslotte is het staffeltarief voor certificeren op afstand geleidelijk kostendekkend gemaakt. Met de laatste stap naar kostendekkendheid stijgt dit tarief met 7%. De totale kosten voor het bedrijfsleven nemen hierdoor met ongeveer € 100.000,– toe. Hierdoor vervalt artikel 8, tweede lid, van de Regeling NVWA-tarieven.

2.2 Differentiatie kostprijs keuren

In Kamerstukken II 2013/14, nr. 33 835, 16 is aangegeven dat er in de NVWA een scheiding zal worden aangebracht tussen de werkzaamheden voor keuren en de werkzaamheden voor handhaven. Per 1 juli 2017 is deze scheiding in de NVWA-organisatie aangebracht. De toewijzing van kosten moet vervolgens aangepast worden aan de nieuwe organisatiestructuur. Het uitgangspunt is daarbij een kostprijs voor de werkzaamheden voor keuren en een kostprijs voor de werkzaamheden voor handhaven. Om kosten zo goed mogelijk toe te rekenen aan de werkzaamheden waarvoor de kosten gemaakt worden, is voor de personeelskosten een verdere specificering in de toerekening gemaakt. Hierdoor kan er gewerkt worden met kostprijzen voor keuring voor import (artikel 7), certificering op afstand’ (artikel 8) en keuren export / slachthuis’ (artikelen 3, 4, 5 en 6). Voor het tarief keuren voor export/slachthuis worden relatief hoger ingeschaalde dierenartsen ingezet, wat tot uiting komt in een hoger tarief voor deze werkzaamheden. Voor de werkzaamheden die betrekking hebben op keuring voor import en certificeren op afstand wordt lager ingeschaald personeel ingezet, dit is met deze wijzigingsregeling ook zichtbaar in het tarief dat van toepassing is op de werkzaamheden.

Omdat certificering op afstand een lager tarief heeft in vergelijking met keuren export/slachthuis, is de verwachting dat bedrijven met name voor het keuren van export meer van deze categorie werkzaamheden gebruik zullen maken. Of bedrijven die keuze kunnen maken hangt onder andere af van de te exporteren dieren of producten en of een bedrijf aangesloten is bij een Export Kanalisatie Systeem. Doordat voor deze keuringen in het kader van certificeren op afstand minder dierenartsen benodigd zijn en hiervoor personeel in een lagere schaal ingezet kan worden, geeft dit de mogelijkheid voor het bedrijfsleven om kosten te besparen.

2.3 Maat Houden 2014

De tariefswijzigingen zijn in overeenstemming met het rapport Maat Houden 2014 (Kamerstukken II 2013/14, nr. 24 036, 407) en, voor zover relevant, in overeenstemming met verordening (EG) 882/2004. Deze verhogingen vallen voornamelijk onder de categorie toelating. Voor de andere verhogingen is het profijtbeginsel van toepassing, omdat die werkzaamheden plaatsvinden op verzoek van een (rechts)persoon met het doel om toestemming te krijgen om iets te doen dat in beginsel verboden is.

3. Retribuering toezichtskosten onbedwelmde rituele slacht

3.1 Toezichtsactiviteiten aangaande onbedwelmde rituele slacht

In het Besluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren ter uitvoering van het Convenant zijn twee verplichtingen opgenomen die aanleiding geven voor wijziging van de Regeling NVWA-tarieven.

Ten eerste is een registratieplicht ingevoerd voor slachthuizen waar het doden van dieren zonder voorafgaande bedwelming geschiedt (artikel 5.5). Een aanvraag om registratie wordt ingediend bij de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA). Bij een aanvraag om registratie wordt beoordeeld of het slachthuis voldoet aan het bepaalde in paragraaf 2 van het Besluit houders van dieren en het bepaalde in de Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden (PbEU 2009, L 303).

Ten tweede is met het Besluit het vereiste opgenomen dat het doden van dieren zonder voorafgaande bedwelming te allen tijde geschiedt in aanwezigheid van een op grond van artikel 8.1 van de Wet dieren aangewezen ambtenaar (artikel 5.5f). Dit permanente toezicht zal worden uitgevoerd door een officiële dierenarts of een onder verantwoordelijkheid van een officiële dierenarts werkende assistent, werkzaam bij de NVWA.

Beide zaken brengen werkzaamheden voor de NVWA met zich. Voor de retribuering van de daarmee gepaard gaande kosten is op een aantal punten wijziging van de Regeling NVWA-tarieven noodzakelijk.

3.2 Kosten voor slachthuizen

3.2.1 Aanvraag tot registratie

Ingevolge artikel 6.4 van het Besluit hoeven slachthuizen waarin nu reeds het doden van dieren zonder voorafgaande bedwelming plaatsvindt in beginsel geen verzoek tot registratie in te dienen. Deze slachthuizen dienden zich onder het voormalige systeem van het Besluit houders van dieren te melden bij de NVWA en zijn bij de NVWA bekend. In geval het overgangsrecht op het slachthuis van toepassing is, wordt het slachthuis geacht te zijn geregistreerd. Deze slachthuizen hoeven derhalve ook geen kosten te maken.

In 2016 heeft geen enkel nieuw slachthuis zich gemeld en in 2017 hebben slechts twee nieuwe slachthuizen zich gemeld. Gelet hierop is het aannemelijk dat hooguit één of twee bedrijven per jaar een aanvraag doen. De kosten zijn afhankelijk van de aard en omvang van het slachthuis. Bij een gemiddeld bedrijf bestaan de kosten uit een starttarief (€ 164,43), vier inspectiekwartieren (4 x € 33,81= € 135,24) en administratiekosten van € 33,81. De totale kosten voor het behandelen van een aanvraag tot registratie, ingediend door een slachthuis van gemiddelde omvang, bedragen dan = € 333,48.

3.2.2 Permanent toezicht

Met de convenantspartijen is overeengekomen dat de kosten voor het permanente toezicht voor rekening van de slachthuizen komen (artikel 5, eerste lid, van het Convenant). Retributie van deze kosten vindt plaats op grond van artikel 3 van de Regeling NVWA-tarieven, in samenhang bezien met bijlage A, onderdeel d.

De mate waarin het vereiste van permanent toezicht tot extra kosten voor een slachthuis leidt is van verschillende factoren afhankelijk.

Zo dient voorafgaande aan de slacht altijd een antemortemkeuring (hierna: AM-keuring) plaats te vinden. Voor deze werkzaamheden vindt nu reeds doorberekening van kosten plaats. Daarbij is voorts van belang dat indien gedurende een dag door een medewerker van de NVWA voor een slachthuis meerdere werkzaamheden aaneengesloten plaatsvinden, ingevolge artikel 23 van de Regeling NVWA-tarieven maar één keer het starttarief verschuldigd is. Dit zal met name voor kleine slachthuizen van invloed kunnen zijn op de kosten als gevolg van het permanente toezicht bij onbedwelmde slacht. Door bijvoorbeeld de onbedwelmde rituele slacht op dezelfde dag en aansluitend aan de AM-keuring van de betrokken dieren te laten plaatsvinden, kan het slachthuis zelf bewerkstelligen dat voor het permanente toezicht op het onbedwelmd doden van dieren uitsluitend een kwartiertarief in rekening hoeft te worden gebracht.

Bij grote slachthuizen vindt een zodanige omvang in slachtactiviteiten plaats, dat nu reeds ten behoeve van de AM-keuring en andere keuring- en controleactiviteiten permanent een dierenarts of officiële assistent aanwezig is in het slachthuis. Om te voorkomen dat het toezicht op de onbedwelmde slacht ten koste gaat van de reguliere keuring- en controleactiviteiten is gedurende de periode dat dieren onbedwelmd aangesneden worden, een tweede toezichthouder nodig. Een dierenarts kan bijvoorbeeld niet de verplichte AM-keuring verrichten en tegelijkertijd toezicht houden op de uitvoering van de onbedwelmde slacht. Als gevolg hiervan wordt een groot slachthuis ook geconfronteerd met extra kosten, namelijk voor de werkzaamheden van die tweede toezichthouder. In geval deze toezichthouder uitsluitend aanwezig is ten behoeve van het permanente toezicht op de onbedwelmde slacht zullen daarvoor het starttarief en het kwartiertarief voor de voor het toezicht benodigde tijd in rekening worden gebracht.

Ter voorbeeld het volgende:

In een groot slachthuis dat 220 dagen (van circa 8 uren) per jaar slacht, is permanent een toezichthouder aanwezig voor de keuring. Indien in dat slachthuis alle dieren zonder voorafgaande bedwelming worden geslacht is gedurende circa 7 uren per dag een tweede toezichthouder nodig voor het toezicht op het onbedwelmd slachten. Voor dit permanente toezicht op onbedwelmde slacht ontvangt het slachthuis een extra factuur op jaarbasis van ongeveer € 240.000,–. Dit is een vergoeding voor de aanvang van de werkzaamheden van deze tweede toezichthouder (het starttarief) en de gewerkte kwartieren voor het toezicht op onbedwelmde slacht. Dit komt bovenop de kosten van het huidige toezicht. Uitgaande van een slachthuis waar 220 dagen wordt geslacht bedragen de kosten van het huidige toezicht ongeveer € 380.000,–. De kosten voor dit bedrijf stijgen in deze situatie met 60%.

  • In het geval dat in een groot slachthuis, waar 220 dagen per jaar wordt geslacht, slechts een aantal dieren worden geslacht zonder voorafgaande bedwelming, is niet de hele dag een extra toezichthouder nodig. In dat geval kan het bijvoorbeeld gedurende gemiddeld twee uur per dag nodig zijn dat een extra toezichthouder aanwezig is. Voor dit permanente toezicht op onbedwelmde slacht ontvangt het slachthuis een extra factuur op jaarbasis van ongeveer € 90.000,–. Dit omvat het starttarief als een vergoeding voor de gewerkte kwartieren voor het toezicht op onbedwelmde slacht. Dit komt bovenop de kosten van het huidige toezicht van ongeveer € 380.000,–. De kosten voor dit bedrijf stijgen in deze situatie met 20%.

  • In geval het slachthuis de onbedwelmde slacht niet elke werkdag gedurende twee uur inplant, maar in een werkweek twee dagen van vijf uur onbedwelmde slacht inplant, kunnen deze kosten worden gereduceerd. In dat geval is immers maar twee keer een starttarief nodig, in plaats van vijf keer.

  • Een klein slachthuis dat 80 dagen per jaar slacht, waar 3 uren per dag de toezichthouder aansluitend op de AM-keuring nodig is voor permanent toezicht op het onbedwelmd slachten, krijgt een factuur op jaarbasis van ongeveer € 30.000,– voor dit toezicht. Dit is een vergoeding voor alleen de gewerkte kwartieren voor het toezicht op de onbedwelmde slacht. Een extra starttarief wordt niet in rekening gebracht omdat de toezichthouder al op het bedrijf aanwezig is. Het bedrag van € 30.000,– komt bovenop de kosten van het huidige toezicht. Uitgaande van een slachthuis waar 80 dagen wordt geslacht bedragen de kosten van het huidige toezicht ongeveer € 24.000,–. De kosten voor dit bedrijf stijgen in deze situatie met 125%.

  • In geval in een klein slachthuis waar 80 dagen per jaar wordt geslacht, de onbedwelmde slacht niet aansluitend op de AM-keuring plaatsvindt, zal ook een starttarief voor de toezichthouder voor het permanente toezicht in rekening worden gebracht. In dat geval bedraagt de factuur, uitgaande van 3 onbedwelmde slachturen per dag, een factuur op jaarbasis van ongeveer € 45.000,– voor dit toezicht.

Uit bovenstaande kan worden opgemaakt dat de kosten voor slachthuizen waar onbedwelmde rituele slacht plaatsvindt zullen toenemen. De mate van toename verschilt en is afhankelijk van de omvang van het slachthuis, van het aantal dieren dat onbedwelmd wordt geslacht en van de mate waarin de onbedwelmde slacht aansluit op de AM-keuring.

Een slachthuis kan er voor kiezen om de extra kosten door te berekenen aan de afnemer van het vlees afkomstig van het onbedwelmd geslachte dier. De verhoging van de kostprijs zal mede worden bepaald door de hiervoor genoemde aspecten. In geval van een groot slachthuis waar niet alle dieren onbedwelmd worden geslacht zal de planning van die onbedwelmde slacht van invloed zijn op omvang van de extra kosten en dus ook de doorberekening in de prijzen. In geval een klein slachthuis besluit de slacht plaats te laten vinden op een andere dag dan dat de AM-keuring van de betrokken dieren plaatsvindt, zullen de extra kosten hoger uitvallen. Naar schatting variëren de extra te maken kosten tussen de € 0,05 en € 0,45 per kilogram geslacht gewicht. Deze schatting is gebaseerd op een analyse van zes bedrijven, uitgaande van het meest ideale scenario tot de worst case.

3.3 Vrijheid van godsdienst

Het doden van dieren zonder voorafgaande bedwelming is uitsluitend toegestaan in geval de dieren worden geslacht volgens religieuze riten. Dit betekent dat de retributie van kosten die gepaard gaan met de werkzaamheden van de NVWA in het kader van de registratie van zo’n slachthuis of het permanente toezicht evenzeer uitsluitend aan de orde is daar waar onbedwelmde religieuze slacht plaatsvindt.

Dat permanent toezicht plaatsvindt tijdens de onbedwelmde slacht en dat de kosten daarvan aan de betrokken slachthuizen worden doorberekend is overeengekomen met de convenantspartijen; de Vereniging van Slachterijen en Vleesverwerkende bedrijven (VSV), het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO) en de Permanente Commissie tot de Algemene Zaken van het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK). Uitgangspunt van het Convenant is om verbeteringen te realiseren in het welzijn van dieren waarbij tegelijkertijd het grondwettelijke en internationaalrechtelijke vastgelegde recht op godsdienstvrijheid in acht wordt genomen. De in het Convenant overeengekomen afspraken brengen tot uitdrukking dat de gewenste uitgebreidere bescherming, dan die van de verordening, van dieren bij het doden acceptabel zijn voor de betrokken religieuze organisaties en geen beperking opleveren van het recht op godsdienstvrijheid.

Met het permanente toezicht en de doorberekening van de daarmee gepaard gaande kosten wordt het onbedwelmd slachten van dieren ook niet onmogelijk gemaakt. Zoals onder paragraaf 3.2 uiteen is gezet is er geen onevenredige prijsstijging per kilo vlees als gevolg van de extra kosten voor permanent toezicht te verwachten. Bovendien hebben de slachthuizen de omvang van de extra kosten, en daarmee ook de doorberekening, deels ook zelf in de hand.

Al het voorgaande in samenhang beziend, is niet aannemelijk dat de kostenstijging als gevolg van het permanent toezicht van zodanige aard is dat als gevolg daarvan het aanbieden van de dienst onbedwelmde religieuze slacht van dieren zal afnemen dan wel het verkrijgen van onbedwelmd ritueel geslacht vlees onevenredig wordt belemmerd. De conclusie is dan ook gerechtvaardigd dat de doorberekening van de kosten geen inperking opleveren van het recht op godsdienstvrijheid.

4. Regeldrukeffecten

De regeling heeft geen effect op de regeldruk. Het betreft hier een wijziging van tarieven en retributies. Dit zijn financiële lasten en die vallen als zodanig buiten de definitie van regeldruk.

5. Vaste verandermomenten

De regeling treedt in werking per 1 januari 2018. Na 1 november 2017 is deze regeling in de Staatscourant gepubliceerd. Hiermee is niet voldaan aan de publicatietermijn van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309). Het wordt van belang geacht dat doorberekening van kosten tijdig kan plaatsvinden. Vanwege de aard van de wijzigingen, indexering en reparatie van onvolkomenheden, wordt daarom afgeweken van de minimale publicatietermijn van twee maanden. De voorgenomen wijzigingen zijn op 12 en 18 oktober 2017 met een afvaardiging van het georganiseerde bedrijfsleven besproken. De wijzigingen die verband houden met onbedwelmde rituele slacht vloeien voorts voort uit de afspraken uit het Convenant van 2012 en het addendum van 5 juli 2017. De verankering daarvan in het Besluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren is reeds op 5 september 2017 gepubliceerd.

6. Artikelen

Artikel I, onderdelen A en U, vijfde lid, onder s en t

De Regeling wijn en olijfolie voorziet in de mogelijkheid om een aanvraag in te dienen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland voor certificering van cépagewijn. Voordat een certificaat wordt uitgegeven dient een goedkeuring van de aanvraag door de NVWA plaats te vinden. Op het etiket van de gecertificeerde wijn mag vervolgens de vermelding cépagewijn aangeduid worden, aangevuld met vermelding van oogstjaar en wijndruivenras. Op grond van artikel 63, tweede lid van verordening (EG) nr. 607/2009 van de Commissie van 14 juli 2009 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad wat betreft beschermde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen, traditionele aanduidingen, etikettering en presentatie van bepaalde wijnbouwproducten, worden de kosten van de verificatie in rekening gebracht bij de marktdeelnemer.

Tevens wordt een tarief van toepassing voor een hercontrole door de NVWA op de verplichtingen uit de Regeling wijn en olijfolie. Dit betreft de Europese marktordeningsregels voor wijn in de verordening 1308/2013.

Artikel I, onderdeel C, eerste lid

De retribuering van de werkzaamheden in het kader van het toezicht bij kleine pluimvee-, lagomorfen- en wildslachthuizen wordt met onderhavige wijzigingsregeling gelijk gesteld aan het verlaagde tarief dat al van toepassing is op kleine slachthuizen die als landbouwhuisdieren gehouden hoefdieren slachten. Deze typen slachthuizen hebben immers een vergelijkbaar economisch profiel.

Artikel I, onderdeel C, tweede lid

Retributie van de kosten voor het permanente toezicht vindt plaats op grond van artikel 3, in samenhang bezien met bijlage A, onderdeel d. Dit onderdeel heeft betrekking op controles als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU L 139). Dat artikel ziet onder meer op controles in slachthuizen met betrekking tot dierenwelzijn. Blijkens bijlage I (Sectie I, Hoofdstuk II, onderdeel C) van die verordening wordt daarbij gecontroleerd of aan de communautaire en nationale voorschriften inzake dierenwelzijn wordt voldaan, zoals de voorschriften inzake de bescherming van dieren bij het slachten en bij het vervoer. Aangezien het vereiste van permanent toezicht is gericht op controle op de naleving van regels die ten behoeve van het verbeteren van het dierenwelzijn ten tijde van het doden van dieren zonder voorafgaande bedwelming zijn gesteld, ziet bijlage A, onderdeel d, ook op controles in de vorm van het permanente toezicht, bedoeld in artikel 5.5f van het Besluit houders van dieren.

Bij de retribuering van de werkzaamheden, bedoeld in bijlage A, onderdeel d, wordt een onderscheid gemaakt tussen kleine en grote slachthuizen. Ingevolge artikel 4 is namelijk een minder hoog tarief verschuldigd in geval die werkzaamheden worden verricht in een slachthuis dat niet meer dan 10 grootvee-eenheden per week slacht met een maximum van 125 grootvee-eenheden per kwartaal. Dit onderscheid is bedoeld om tegemoet te komen aan kleine slachthuizen met een lokale functie. Dit zijn slachthuizen die vaak tevens een slagerij-functie hebben of slachten ten behoeve van kleine leveranciers, zoals slacht ten behoeve van streekproducten of noodslachting van dieren uit de buurt. Voor deze activiteiten is de locatie van het slachthuis een belangrijk element. Voor de bekostiging van de werkzaamheden bedoeld in bijlage A, onderdeel d, wordt voor deze slachthuizen een lager, niet kostendekkend tarief gerekend om te voorkomen dat de retribuering voor de werkzaamheden een grote kostenpost zou vormen en de levensvatbaarheid van dergelijke lokale slachthuizen in gevaar zou kunnen komen. Dit zou de lokale bereikbaarheid van genoemde slachtactiviteiten in gevaar brengen, wat niet passend is bij het uitgangspunt dat de voorziening voor de reguliere slacht op basis van Vo. 1099/2009 beschikbaar kan worden gehouden.

Voor de in het kader van het permanente toezicht op de onbedwelmde slacht verrichte werkzaamheden wordt geen onderscheid gemaakt naar omvang van de slachterij. Anders dan voor het in stand houden van de mogelijkheid om een dier lokaal ter slacht aan te kunnen bieden, is de keuze voor het onbedwelmd (laten) slachten van een dier niet een element die het belang van het in stand houden van een lokale of regionale functie, zoals hiervoor beschreven, bepaalt. De locatie of lokale functie is niet bepalend voor de overweging om de dienst van onbedwelmde slacht aan te bieden. Het van toepassing verklaren van het lagere tarief ligt daarom voor deze werkzaamheden niet in de rede.

De kosten voor het permanente toezicht op de onbedwelmde slacht worden met deze aanpassing van artikel 4 ook op gelijke basis en tegen kostendekkend tarief in rekening gebracht bij de slachthuizen. In dit kader wordt nog opgemerkt dat dit in lijn is met de beantwoording van de vragen van het Kamerlid Öztürk (DENK) door de toenmalige minister van Economische Zaken tijdens een debat over onbedwelmd rituele slacht op 28 september 2017.

Artikel I, onderdeel R

Met deze wijziging komt de grondslag te vervallen om een extra retributie op te leggen voor te laat ingediende aanvragen voor certificeren op afstand (artikel 21 oud).

Artikel I, onderdeel T

Artikel 22a heeft betrekking op het in rekening brengen van extra retributies voor werkzaamheden als bedoeld in artikel 10 van deze regeling. Het gaat dan om post mortem keuringswerkzaamheden die KDS uitvoert in een slachthuis.

Met deze wijziging wordt in artikel 22a een betalingsverplichting van 80% van de aangevraagde werkzaamheden opgenomen, voor zover deze werkzaamheden buiten de reguliere openingstijden vallen (zaterdag, zondag, een algemeen erkende feestdag en op werkdagen tussen 18.00 uur en 06.00 uur, artikel 26, derde lid).

Één van de redenen waarom een extra retributie bij een aanbieder in rekening kan worden gebracht is dat aangevraagde werkzaamheden geheel of gedeeltelijk niet plaatsvinden, buiten toedoen van KDS. Het in rekening brengen van kosten bij het annuleren van een gehonoreerde aanvraag voor KDS-activiteiten buiten openingstijd is noodzakelijk, omdat KDS in dergelijke gevallen ook daadwerkelijk kosten maakt. Op basis van deze aanvragen organiseert KDS de uitvoering van de werkzaamheden en maakt daarvoor kosten. Deze kosten komen op basis van het veroorzaker betaalt-beginsel voor rekening van de aanvrager.

Vanaf het moment dat de werkzaamheden zijn aangevraagd geldt een betalingsverplichting van de kosten van 80% van die werkzaamheden, ook al worden voor minder uren daadwerkelijk werkzaamheden verricht.

De retributies voor ten minste 80% van de aangevraagde tijd worden daarmee dus altijd in rekening gebracht. Voor de resterende 20% van de aangemelde werkzaamheden geldt dat hiervoor alleen een retributie hoeft te worden betaald als deze werkzaamheden daadwerkelijk plaatsvinden. Zo wordt een balans geboden tussen het streven naar een zo reëel mogelijke aanvraag enerzijds (idealiter wordt 100% van de aangevraagde werkzaamheden afgenomen) en het rekening houden met de onzekerheid van handelsstromen op het moment van aanvraag anderzijds.

In artikel 22a (nieuw) wordt aan de betalingsverplichting uitvoering gegeven.

Hierbij is het uitgangspunt dat altijd de daadwerkelijk afgenomen hoeveelheid werkzaamheden in rekening worden gebracht (artikel 10).

Datzelfde geldt voor de hoeveelheid werkzaamheden die niet of niet tijdig zijn afgemeld overeenkomstig artikel 27, derde lid, onderdeel c (één week voorafgaande van de dag waarop de werkzaamheden zouden hebben plaatsgevonden). Deze werkzaamheden worden op grond van artikel 22, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, voor 100% in rekening gebracht (artikel 22a, eerste lid, onderdeel a).

De overige hoeveelheid aangevraagde werkzaamheden, die zijn afgemeld, worden alleen in rekening gebracht voor zover de totale hoeveelheid aangevraagde werkzaamheden die in rekening worden gebracht, daarmee niet groter wordt dan 80% van de hoeveelheid aangevraagde werkzaamheden (artikel 22a, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid).

Voorbeeld

Een bedrijf meldt in januari voor acht zaterdagen (zaterdagen A tot en met H) in april en mei werkzaamheden aan bij de NVWA. Op 30 januari annuleert het bedrijf de zaterdagen A en B in april. In de week van zaterdag C komt het bedrijf er achter dat het (nog) niet lukt om voldoende aanvoer te realiseren. Daarom worden ook de zaterdagen C en D in april geannuleerd. De zaterdagen E tot en met H worden wel afgenomen.

De kosten die in rekening worden gebracht bij het bedrijf worden als volgt berekend:

  • de hoeveelheid aangemelde werkzaamheden op de zaterdagen E, F, G en H vinden daadwerkelijk plaats. Deze worden overeenkomstig artikel 10 en artikel 22, eerste lid, onderdeel c, in rekening gebracht (4/8 deel);

  • de hoeveelheid aangemelde werkzaamheden op de zaterdag C worden niet tijdig afgemeld. Deze worden overeenkomstig artikel 22, eerste lid, onderdeel b, en 22a, eerste lid, onderdeel a, 100% in rekening gebracht (1/8 deel);

  • de hoeveelheid aangemelde werkzaamheden op de zaterdagen A, B en D worden afgemeld (3/8 deel). Deze worden overeenkomstig artikel 22, eerste lid, onderdeel b, en 22a, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, slechts voor 17,5% van de aangevraagde hoeveelheden in rekening gebracht (en niet voor 3/8 deel = 37,5%). Dit omdat uit artikel 22a, tweede lid, volgt dat deze hoeveelheid wordt bepaald door 80% van de aangevraagde hoeveelheid werkzaamheden (0,8), verminderd met de hoeveelheid daadwerkelijk plaatsgevonden werkzaamheden (-/- 0,5) en verminderd met de hoeveelheid niet tijdig afgemelde werkzaamheden (-/- 0,125). Hierdoor wordt 20% van de hoeveelheid aangemelde werkzaamheden niet in rekening gebracht.

Deze voorziening is niet van toepassing op gevallen waarvoor artikel 22, vijfde lid, een grondslag biedt (ploegendiensten), omdat hiervoor reeds een ander regime op van toepassing is. In dat geval worden namelijk de werkelijke kosten van de aangevraagde werkzaamheden verrekend.

Artikel I, onderdeel U, vierde lid

Per 1 juli 2017 is een wijziging van verordening (EG) 999/2001 van kracht geworden waarbij bedrijven over een toelating dienen te beschikken om bepaalde activiteiten in de keten van verwerkte dierlijke eiwitten (diermeel) te mogen uitvoeren. Dit geldt voor bijvoorbeeld de productie van insectenmeel en het gebruik hiervan in bepaalde diervoeders, de voorwaarden die aan oorsprongsbedrijven worden gesteld om bepaalde grondstoffen te leveren, of de toelating om bepaalde verwerkte dierlijke eiwitten te kunnen exporteren.

Het betreft bedrijfssoorten zoals bepaalde levensmiddelenbedrijven, productiebedrijven van diermeel, mengvoederbedrijven en opslagbedrijven van verwerkte dierlijke eiwitten.

Deze nieuwe toelatingen vereisen een inspectie voordat de toelating toegekend kan worden, net zoals ook voor de bestaande toelatingen (toestemming, registratie en goedkeuring) een inspectie voorafgaand aan de verlening dient plaats te vinden. De bedrijven die deze activiteiten uitvoeren en dus over deze toelatingen dienen te beschikken, dienen hiertoe een aanvraag bij de NVWA in te dienen.

Naar verwachting bedragen de totale kosten voor de werkzaamheden met betrekking tot een aanvraag gemiddeld € 450,–. De periodieke inspectie wordt 1 keer per jaar uitgevoerd en kost naar verwachting gemiddeld ook € 450,–.

Artikel I, onderdeel U, vijfde lid, onder u

De kosten voor behandeling en afhandeling van een aanvraag om registratie zijn tweeledig:

  • a) administratieve voorbereiding en afwikkeling;

  • b) controle of het betrokken slachthuis voldoet aan de in artikel 5.5b van het Besluit houders van dieren gestelde eisen.

Retributie van de onder a) bedoelde kosten vindt plaats op grond van artikel 6a van de Regeling NVWA-tarieven. Ingevolge die bepaling is een retributie verschuldigd voor administratieve voorbereiding en afwikkeling van de werkzaamheden die betrekking hebben op de behandeling en afhandeling van een aanvraag tot toestemming. Een aanvraag tot registratie is aan te merken als een aanvraag tot toestemming. Het is een slachthuis immers uitsluitend toegestaan om dieren te doden zonder voorafgaande bedwelming in geval het slachthuis beschikt over een registratie.

Om te kunnen beoordelen of de registratie gedaan kan worden is ook een controle ter plaatse nodig, gericht op onder meer de geschiktheid van de aanwezige fixatieapparatuur, de standaardwerkwijzen en de getuigschriften van vakbekwaamheid. Teneinde de kosten die verband houden met deze controle te kunnen verhalen op het betrokken slachthuis wordt bijlage A aangevuld.

Artikel I, onderdelen L, tweede lid, M, eerste lid, onder a, U, eerste tot en met derde lid en V

Met deze wijzigingen worden onvolkomenheden in de regeling hersteld.

Artikel II, onderdeel H

In dit onderdeel zijn naast tariefswijzigingen en enkele redactionele aanpassingen ook wijzigingen in de tariefsystematiek van artikel 7 van de Regeling tarieven Plantenziektenwet opgenomen. Het gaat hierbij om tarieven die dienen om de kosten te dekken van:

  • 1. het behandelen van een aanvraag van een goedkeuring als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van Richtlijn 2008/61/EG van de Commissie van 17 juni 2008 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder bepaalde in de bijlagen I tot en met V bij Richtlijn 2000/29/EG van de Raad vermelde schadelijke organismen, planten, plantaardige producten en andere materialen voor proefnemingen of wetenschappelijke doeleinden en voor selectiewerkzaamheden in de Gemeenschap of in bepaalde beschermde gebieden daarvan mogen worden binnengebracht of naar een andere plaats overgebracht (PbEU L 158) (hierna: Rl 2008/61/EG),

  • 2. de behandeling van een aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van Rl 2008/61/EG voor het binnenbrengen of naar een andere plaats overbrengen van materiaal als bedoeld in deze richtlijn en

  • 3. het toezicht op de naleving van de voorwaarden verbonden aan de onder 1 genoemde goedkeuring.

Verificatieaudit

In het eerste lid van artikel 7 wordt een zin toegevoegd met een tarief dat ziet op de werkzaamheden die betrekking hebben op de behandeling van een aanvraag. De zogenoemde verificatieaudit. De aanvraag om goedkeuring in artikel 7, eerste lid wordt daarbij gezien als een aanvraag om een vergunning.

In het starttarief (€ 720) per auditor zijn drie uren reistijd, drie uren voorbereiding en 20% auditcoördinatie opgenomen. Aan deze werkzaamheden wordt in totaal 7,2 uur besteed. Het minutentarief (€ 2,04) per auditor omvat het uitvoeren van de audit, de verslaglegging daarvan door de auditor en de afhandeling door de auditcoördinator. Aan een audit van gemiddelde omvang besteedt een auditcoördinator circa drie uren (180 minuten)

De kosten van deze verificatieaudit werden voorheen geacht in het tarief van artikel 7, eerste lid, te zijn verdisconteerd. Bij de behandeling van een eerste aanvraag was het standaardtarief van artikel 7, eerste lid, veelal niet kostendekkend. Om die reden is een apart tarief voor een verificatieaudit in het leven geroepen.

Aanvragers krijgen doorgaans eens in de vijf jaar met deze kosten te maken. Jaarlijks krijgt een relatief gering aantal aanvragers te maken met het tarief voor de verificatieaudit. Vooral aanvragers waarvoor de NVWA relatief veel werkzaamheden verricht, zien hun kosten voor een nieuwe aanvraag door het nieuwe tarief stijgen. Zij kunnen sinds 1 maart 2017 echter ook gebruik maken van per locatie af te geven combinatie-vergunningen (zie hiervoor het zevende lid). Deze vergunningen worden verstrekt voor meerdere doeleinden. Dit beperkt de kosten voor vergunninghouders en compenseert grotendeels de eerdergenoemde tariefstijging als gevolg van het nieuwe tarief voor de verificatieaudit.

Nalevingsaudit

Ook artikel 7, vijfde lid wijzigt. In plaats van het huidige vaste tarief per audit in het kader van het toezicht op de naleving van de voorwaarden van de goedkeuring, bedoeld in artikel 7, eerste lid, wordt voortaan met een start- en minutentarief gewerkt. Het tarief kent dezelfde structuur als het tarief voor de verificatieaudit. Vergunninghouders worden periodiek (in principe jaarlijks, bij goed functioneren tweejaarlijks) geaudit.

Het oude tarief was per saldo niet kostendekkend. Er zijn meerdere factoren van invloed op de kosten van dergelijke audits. Dit betreft onder andere het aantal te beoordelen ingeperkte ruimten, de hoeveelheid en verschillende vergunde activiteiten, de kwaliteit van de inrichting en de interne procedures. De nieuwe tariefsystematiek zorgt voor een evenwichtigere toerekening van de door de NVWA te maken kosten aan de individuele vergunninghouder en zorgt ervoor dat de tarieven voor de individuele vergunninghouder een duidelijker verband hebben met de activiteiten van de NVWA. Het in rekening te brengen bedrag bij audits van gemiddelde en geringe omvang wordt lager dan bij het tarief per 1 januari 2017. Audits van grotere omvang worden in verhouding tot de huidige situatie duurder. Dit is meer specifiek het geval bij grote locaties met veel verschillende ingeperkte ruimten respectievelijke bij instanties die hun faciliteiten en de naleving van de voorwaarden slecht op orde hebben. Per saldo heeft de wijziging van de tariefsystematiek een voordelig effect.

De tarieven voldoen aan de uitgangspunten en voorwaarden genoemd in Maat houden 2014 bij doorberekening van de kosten bij toezicht op naleving.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven