Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 5 december 2017, nr. WJZ / 17189607, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling zeevisserij in verband met implementatie van een aantal verordeningen en aanvulling van het verbod om met vistuigen te vissen waarmee gecontingenteerde soorten worden gevangen

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op:

de artikelen 15 en 19 van verordening (EG) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PbEU 2013, L 354);

Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 149);

Verordening (EU) 2015/2102 van het Europees Parlement en de Raad van 28 oktober 2015 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1343/2011 tot vaststelling van een aantal bepalingen voor de visserij in het GFCM-overeenkomstgebied (General Fisheries Commission for the Mediterranean – Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee) (PbEU 2015, L 308);

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/218 van de Commissie van 6 februari 2017 inzake het vissersvlootregister van de Unie (PbEU 2017, L 34), Verordening (EU) 2017/1004 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende de instelling van een Uniekader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad (PbEU 2017, L 157), en

Verordening (EU) 2017/1398 van de Raad van 25 juli 2017 tot wijziging van Verordening (EU) 2017/127 wat bepaalde vangstmogelijkheden betreft (PbEU 2017, L 199);

Gelet op de artikelen 3 en 4 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling zeevisserij wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid komt de omschrijving van het begrip ‘vistuig van het type staandwant’ te luiden:

vistuig van het type staandwant:

kieuwnetten en warnetten als bedoeld in Bijlage XI van de uitvoeringsverordening controleverordening;

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. De begrippen ‘verordening nr. 26/2004’ en ‘verordening nr. 199/2008’ en de bijbehorende begripsomschrijvingen vervallen.

b. Na de omschrijving van het begrip ‘GMO-verordening’ wordt het volgende begrip en de daarbij behorende begripsomschrijving ingevoegd:

verordening nr. 508/2014:

Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 149);.

c. De begrippen ‘Verordening 2016/1139’, ‘Verordening 2016/1627’ en ‘Verordening 2016/2285’ komen te luiden ‘verordening 2016/1139’, ‘verordening 2016/1627’ onderscheidenlijk ‘verordening 2016/2285’.

d. Na de omschrijving van het begrip ‘verordening 2016/2336’ wordt het volgende begrip en de daarbij behorende begripsomschrijvingen ingevoegd:

verordening 2017/1004:

Verordening (EU) 2017/1004 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende de instelling van een Uniekader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad (PbEU 2017, L 157);.

B

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9. Verplichtingen in kader van datacollectie

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 12, tweede en derde lid, en 20, eerste lid, van verordening 2017/1004.

C

Aan artikel 20a, tweede lid, worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, vier onderdelen toegevoegd, luidende:

  • i. kieuwnet, kieuwnet (drijfnet), kieuwnet (omringend), combinatie kieuw- en schakelnetten of schakelnetten (GN, GND, GNC, GTN en GTR), 90 tot en met 109 mm;

  • j. kieuwnet, geankerd kieuwnet (staand net), kieuwnet (drijfnet), kieuwnet (omringend), combinatie kieuw- en schakelnetten of schakelnet (GN, GNS, GND, GNC, GTN, GTR), 140 tot en met 270 mm;

  • k. pelagische ottertrawl (OTM), 32 tot en met 69 mm;

  • l. pelagische spantrawl (PTM), 32 tot en met 69 mm.

D

In artikel 46b, derde lid, wordt ‘de aanhef van het derde lid’ vervangen door: de aanhef van het tweede lid.

E

In artikel 69, eerste lid, wordt ‘de bijlage I en II bij die verordening’ vervangen door: de bijlage bij die verordening.

F

In artikel 73a wordt ‘de artikelen 10, 12, eerste lid, 15, eerste lid, 16, en 17, vijfde lid, van verordening nr. 1343/2011’ vervangen door: de artikelen 10, 12, eerste lid, 15, eerste lid, 15 bis, eerste lid, 16, 16 ter, eerste lid, 16 quater, eerste lid, 16 quinquies, eerste en tweede lid, 16 septies tot en met 16 duodecies, 16 terdecies, vijfde lid, 17, vijfde lid, 17 bis en 17 ter, eerste lid, van verordening nr. 1343/2011.

G

Artikel 84a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Een vismachtiging als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de controleverordening, voor de in artikel 9, tweede lid, tweede alinea, onder b, van de verordening vangstmogelijkheden bedoelde visserijactiviteiten, kan worden verleend, indien de aanvraag een vissersvaartuig betreft:

    • a. waarmee in de in artikel 9, tweede lid, derde alinea, van de verordening vangstmogelijkheden bedoelde periode blijkens de logboekgegevens met het type vistuig LHP, bedoeld in Bijlage XI van de uitvoeringsverordening controleverordening, op zeebaars is gevist, voor zover:

      • i. in de op het desbetreffende vissersvaartuig betrekking hebbende visvergunning was vermeld dat het de vergunninghouder was toegestaan in betrokken periode op zeebaars te vissen, en

      • ii. de aanvrager van de vismachtiging voor 31 december 2016 om 24.00 uur geen afstand heeft gedaan van het recht op de vermelding zeebaars op de op het desbetreffende vissersvaartuig betrekking hebbende visvergunning, overeenkomstig artikel 84a, tweede lid, onderdeel b, subonderdeel i, zoals dat artikelonderdeel op 31 december 2016 luidde, of

    • b. dat dient ter vervanging van een of meer vissersvaartuigen van de desbetreffende ondernemer, ten aanzien waarvan is voldaan aan onderdeel a en het motorvermogen van het vervangende vissersvaartuig niet meer bedraagt dan het motorvermogen van het vissersvaartuig dat wordt of de vissersvaartuigen die worden vervangen.

2. Het tweede lid vervalt.

3. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.

4. Het tweede lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

a. Aan het slot van onderdeel a wordt de puntkomma vervangen door ‘, of’.

b. Aan het slot van onderdeel b wordt het woord ‘of’ vervangen door een punt.

c. Onderdeel c vervalt.

5. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 3. Een vismachtiging als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de controleverordening, voor de in artikel 9, tweede lid, tweede alinea, onder c, van de verordening vangstmogelijkheden bedoelde visserijactiviteiten, kan worden verleend, indien de aanvraag een vissersvaartuig betreft:

    • a. waarmee in de in artikel 9, tweede lid, derde alinea, van de verordening vangstmogelijkheden bedoelde periode blijkens de logboekgegevens met het type vistuig GTR, GNS, FYK, FPN of FIX, bedoeld in Bijlage XI van de uitvoeringsverordening controleverordening op zeebaars is gevist, of

    • b. dat dient ter vervanging van een of meer vissersvaartuigen van de desbetreffende ondernemer, ten aanzien waarvan is voldaan aan onderdeel a en het motorvermogen van het vervangende vissersvaartuig niet meer bedraagt dan het motorvermogen van het vissersvaartuig of de vissersvaartuigen die worden vervangen.

H

In artikel 96, eerste lid, onderdeel c, wordt ‘artikel 23 van verordening nr. 1198/2006’ vervangen door: artikel 34 van verordening nr. 508/2014.

I

Aan bijlage 8a wordt een rij toegevoegd, luidende:

Pelagische ottertrawl, pelagische spantrawl

OTM, PTM

32-69 mm

Blauwe wijting, haring, horsmakreel en makreel

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst met uitzondering van artikel I, onderdelen C en I, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2018.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 5 december 2017

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

In de Uitvoeringsregeling zeevisserij (hierna: uitvoeringsregeling) zijn onder meer de voorschriften opgenomen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van Europese verordeningen die zijn vastgesteld in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). In de loop van 2017 is een aantal nieuwe verordeningen van kracht geworden. Door middel van deze wijzigingsregeling zijn de hiermee samenhangende aanpassingen in de uitvoeringsregeling doorgevoerd.

Daarnaast is in de uitvoeringsregeling het nationaal systeem van individuele, overdraagbare vangstrechten opgenomen. Dit zogenoemde contingentenstelsel is met ingang van 1 januari 2017 ingrijpend gewijzigd. Deze wijziging was nodig in verband met de inwerkingtreding van de Europese verplichting om alle vangsten van vissoorten waarvoor Europese vangstquota zijn vastgesteld, aan land te brengen. Vissersvaartuigen die geen contingenten hebben mogen sindsdien niet met bepaalde vistuigen varen of vissen als daarmee in de regel gecontingenteerde soorten worden gevangen. Naar aanleiding van nader onderzoek naar het gebruik van bepaalde vistuigen en wensen uit de praktijk, is het verbod om bepaalde vistuigen te gebruiken waarmee in de regel gecontingenteerde vissoorten worden gevangen, door middel van deze wijzigingsregeling uitgebreid.

Tot slot voorziet deze wijzigingsregeling erin om enkele bepalingen in de uitvoeringsregeling te actualiseren.

In de artikelsgewijze toelichting wordt nader ingegaan op de door middel van deze wijzigingsregeling doorgevoerde wijzigingen.

2. Regeldruk

Deze wijziging van de regeling leidt niet tot een wijziging van de regeldruk. Er volgen geen nieuwe of gewijzigde informatieverplichtingen uit deze regeling.

3. Inwerkingtreding

Bij deze regeling is sprake van gedifferentieerde inwerkingtreding. In beginsel treedt deze regeling in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Artikel I, onderdelen C en I, treedt in werking op 1 januari 2018. Hiermee wordt met uitzondering van artikel I, onderdelen C en I afgeweken van het uitgangspunt van het systeem van vaste verandermomenten dat een ministeriële regeling in werking treedt met ingang van 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober. Er wordt ook afgeweken van het uitgangspunt dat regelgeving minimaal twee maanden voorafgaande aan de inwerkingtreding wordt gepubliceerd. Afwijking van de vaste verandermomenten is toegestaan indien het implementatie van bindende EU-rechtshandelingen, verdragen of andere besluiten van volkenrechtelijke organisaties betreft. Met deze wijzigingsregeling worden verschillende verordeningen geïmplementeerd. Verder is afwijking van de vaste verandermomenten ook toegestaan indien het aanmerkelijke ongewenste private of publieke voor- of nadelen voorkomt. De uitbreiding van de uitvaarverboden die met artikel I, onderdelen C en I, wordt doorgevoerd, vormt geen belemmering om de gebruikelijk visserijen te blijven uitoefenen. Door middel van deze wijziging wordt voorkomen dat vissersvaartuigen die daartoe niet gerechtigd zijn, overstappen op een ander type visserij waarbij gecontingenteerde vissoorten worden gevangen. De hoeveelheden die door deze vissersvaartuigen worden aangeland moeten in mindering worden gebracht op het Nederlands quotum. Gelet op het feit dat de visquota per 1 januari door de Europese Unie worden toegekend aan de lidstaten, treedt ook deze wijziging per 1 januari 2018 in werking.

II. ARTIKELEN

Artikel I, onderdeel A

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/218 van de Commissie van 6 februari 2017 inzake het vissersvlootregister van de Unie (PbEU 2017, L 34) wordt Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie van 30 december 2003 betreffende het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot (PbEU 2004, L 5) ingetrokken. In de Uitvoeringsregeling zeevisserij werd in de begripsomschrijving ‘vistuig van het type staandwant’ verwezen naar verordening nr. 26/2004. Thans wordt in deze begripsomschrijving verwezen naar bijlage XI van de uitvoeringsverordening controleverordening1, waarin eveneens een overzicht is opgenomen van de codes voor vistuig en visserijactiviteiten. Dientengevolge is de begripsomschrijving van verordening nr. 26/2004 komen te vervallen.

Voorts zijn de begripsomschrijvingen geïntroduceerd van die verordeningen waaraan door middel van deze wijzigingsregeling in de uitvoeringsregeling uitvoering wordt gegeven, is in voorkomend geval de begripsomschrijving van daarbij ingetrokken verordeningen komen te vervallen en is in een drietal begrippen een redactionele wijziging doorgevoerd.

Artikel I, onderdeel B

Op 10 juli 2017 is de zogenoemde datacollectieverordening2 in werking getreden.

Het Europees visserijbeheer is afhankelijk van gegevens die verzameld, beheerd en verstrekt worden door de lidstaten van de Europese Unie. De gegevens met betrekking tot de vlootactiviteiten, de vangsten, de visbestanden en de invloed die al deze factoren hebben op het mariene ecosysteem zijn noodzakelijk voor een optimale wetenschappelijke evaluatie van de visserijsector. Met het oog daarop is in de datacollectieverordening een Europees kader vastgesteld voor de verzameling, het beheer en het gebruik van deze door de lidstaten geleverde gegevens alsmede voor de verstrekking van wetenschappelijke adviezen. De inspanningen van alle lidstaten om gegevens te verzamelen, worden in dat kader gecoördineerd aan de hand van een meerjarenprogramma van de Unie. De voornaamste vereisten en criteria voor het opstellen van een dergelijk meerjarenprogramma van de Unie zijn in de datacollectieverordening vastgelegd en tevens is bepaald welk overleg voorafgaand aan de vaststelling ervan moet worden gepleegd. De lidstaten moeten het meerjarenprogramma van de Unie op nationaal niveau uitvoeren door hun belangrijkste gegevensverzamelingsactiviteiten uiteen te zetten in een nationaal werkprogramma voor gegevensverzameling overeenkomstig de voorschriften die de datacollectieverordening daaraan stelt.

Net als in de vorige datacollectieverordening geldt op grond van artikel 12 van de datacollectieverordening een verplichting voor kapiteins van vissersvaartuigen om wetenschappelijke waarnemers aan boord van hun vaartuig toe te laten en eraan mee te werken dat deze hun taken aan boord van de vissersvaartuigen kunnen uitvoeren. Wetenschappelijke waarnemers zijn volgens de definitie in artikel 1, punt 8, van de datacollectieverordening, personen die door een orgaan dat is belast met de uitvoering van het nationale werkprogramma voor gegevensverzameling, zijn aangewezen om in de context van gegevensverzameling voor wetenschappelijke doeleinden visserijactiviteiten waar te nemen. Volgens het Nederlandse werkprogramma zijn dit Wageningen Economic Research en Wageningen Marine Research, twee onderzoeksinstituten van Wageningen University & Research.

Nieuw is dat de datacollectieverordening een aantal verplichtingen oplegt aan eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens en aan andere belanghebbenden. Deze verplichtingen zijn opgenomen in artikel 20, eerste lid, van de datatcollectieverordening.

Met de met onderdeel B doorgevoerde wijziging van artikel 9 van de uitvoeringsregeling is een aantal voorschriften in de uitvoeringsregeling opgenomen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de nieuwe datacollectieverordening.

Artikel I, onderdelen C en I

Op grond van de artikelen 20a en 21 van de uitvoeringsregeling is het verboden om met een vissersvaartuig met een vistuig te varen of te vissen waarmee in de regel gecontingenteerde vissoorten worden gevangen, indien het vissersvaartuig niet gerechtigd is om op die vissoorten te vissen. Deze uitvaarverboden voor vissersvaartuigen behorend tot de vlootsegmenten MFL1 en MFL2 zijn per 1 januari 2017 in de uitvoeringsregeling opgenomen om het contingentenstelsel te laten aansluiten op de aanlandplicht. Zoals is vermeld in de toelichting bij die wijzigingsregeling (Stcrt. 2016, nr. 69116) heeft Wageningen Marine Research onderzocht wat de verwachte vangstsamenstelling is bij het gebruik van verschillende vistuigen.3

MFL1 vissersvaartuigen zijn gerechtigd om op gecontingenteerde vissoorten te vissen, voor zover het vissersvaartuig voor de desbetreffende vissoort beschikking heeft over een contingent, een individueel aandeel in een groepscontingent, of een op grond van artikel 24 toegestane vangsthoeveelheid, die wordt vermeld in bijlage 9, onderdeel A, bij de uitvoeringsregeling. Indien bij een vistuig een gecontingenteerde vissoort meer dan 10% van de verwachte vangst uitmaakt, mogen MFL1 vissersvaartuigen die niet over een vangstrecht voor die vissoort beschikken ook niet vissen of varen met het desbetreffende vistuig. Abusievelijk is bij de wijziging van 1 januari 2017 het gebruik van de pelagische ottertrawl (OTM) en pelagische spantrawl (PTM) met een maaswijdte van 32 tot en met 69 millimeter niet beperkt tot de vissersvaartuigen die gerechtigd zijn om op de gecontingenteerde vissoorten te vissen die meer dan 10% van de vangst uitmaken (blauwe wijting, haring, horsmakreel en makreel). Op verzoek van de visserijsector wordt deze omissie hersteld. Door middel van de in onderdeel I opgenomen wijzigingen worden in bijlage 8a, die behoort bij artikel 21 van de uitvoeringsregeling, de vistuigen OTM en PTM met een maaswijdte van 32-69 millimeter toegevoegd. Daardoor is het verboden met een MFL1 vissersvaartuig te varen of te vissen met deze vistuigen zonder de beschikking te hebben over een contingent, een individueel aandeel in een groepscontingent, of een op grond van artikel 24 toegestane vangsthoeveelheid voor de vissoorten blauwe wijting, haring, horsmakreel en makreel.

MFL2 vissersvaartuigen mogen niet op gecontingenteerde vissoorten vissen. Om te voorkomen dat vissers met MFL2 vissersvaartuigen overstappen op ander vistuig waarmee hoeveelheden gecontingenteerde vissoorten worden gevangen, is een verbod ingesteld om te varen of vissen met een MFL2 vissersvaartuig met die vistuigen waarbij meer dan 10% van de verwachte vangst bestaat uit een gecontingenteerde vissoort. Van deze vistuigen moet verder zonder meer duidelijk zijn dat zij in de periode 2012-2015 niet of beperkt zijn gebruikt, om te voorkomen dat het verbod een belemmering vormt om de voor MFL2 vissersvaartuigen gebruikelijk visserijen te blijven uitoefenen. In de toelichting bij de wijziging van 1 januari 2017 is aangegeven dat het gebruik van de vistuigen die behoren tot de categorie kieuwnetten nog nader geïnventariseerd zou worden. Uit deze nadere analyse is gebleken dat de vistuigen onder de codes GN, GND, GNC, GTN en GTR met een maaswijdte van 90 tot en met 109 millimeter niet of zeer beperkt zijn gebruikt. Daarom is besloten om ook het vissen en varen met kieuwnetten en schakelnetten met een maaswijdte van 90 tot en met 109 millimeter te verbieden. Het gebruik van de meest gebruikte kieuwnetten, geankerde kieuwnetten (staand net) met code GNS met een maaswijdte van 90 tot en met 109 millimeter, blijft voor het vlootsegment MFL2 toegestaan. Verder is uit de analyse gebleken dat MFL2 vissersvaartuigen geen of zeer beperkt gebruik hebben gemaakt van kieuwnetten of schakelnetten met de codes GN, GNS, GND, GNC, GTN en GTR met een maaswijdte van 140 tot en met 270 millimeter. Daarom is besloten om ook een verbod in te stellen voor MFL2 vissersvaartuigen om met deze vistuigen met de bijbehorende maaswijdte te varen of te vissen.

Daarnaast zijn door deze regelingswijziging de pelagische ottertrawl (OTM) en pelagische spantrawl (PTM) met een maaswijdte van 32 tot en met 69 millimeter aan het uitvaarverbod voor MFL1 vissersvaartuigen toegevoegd. Deze vistuigen zijn door MFL2 vissersvaartuigen niet gebruikt en daarom wordt ook een verbod ingesteld voor MFL2 vissersvaartuigen om met de pelagische ottertrawl en pelagische spantrawl met een maaswijdte van 32 tot en met 69 millimeter te varen of te vissen. Door middel van de in onderdeel C opgenomen wijziging worden deze vistuigen aan het verbod in artikel 20a van de uitvoeringsregeling toegevoegd. Daardoor is het verboden met een MFL2 vissersvaartuig dat is uitgerust met de hierboven genoemde vistuigen met de daarbij vermelde maaswijdte te varen of te vissen.

Artikel I, onderdeel D

In artikel 46b, derde lid, van de uitvoeringsregeling werd abusievelijk verwezen naar het derde lid in plaats van naar het tweede lid. Door middel van de in dit onderdeel opgenomen wijziging wordt deze verwijzing gecorrigeerd.

Artikel I, onderdeel E

In artikel 69, eerste lid, zijn met het oog op het beheer van de visserij-inspanning in de zogenoemde westelijke wateren voorschriften opgenomen ter uitvoering van Verordening nr. 1954/20034. Abusievelijk is voor de doelsoorten waarop het verboden is de visserij uit te oefenen verwezen naar bijlage I en II bij die verordening, terwijl de verordening slechts één bijlage heeft. Door middel van de in dit onderdeel opgenomen wijziging wordt dit gecorrigeerd.

Artikel I, onderdeel F

Artikel 73a van de uitvoeringsregeling bevat voor het zogenoemde GFCM-overeenkomstgebied de voor de uitvoering van verordening nr. 1343/20115 noodzakelijke voorschriften. Deze verordening is inmiddels aangepast door Verordening (EU) 2015/21026, bij gelegenheid waarvan een aantal rechtstreeks werkende bepalingen, die gericht zijn op de instandhouding en duurzame exploitatie van rood koraal, in verordening nr. 1343/2011 zijn geïntroduceerd. Door middel van de met onderdeel F doorgevoerde wijziging van artikel 73a, wordt in de strafbaarstelling van voornoemde voorschriften voorzien.

Artikel I, onderdeel G

Artikel 84a is per 11 april 2017 ingrijpend gewijzigd. Voordien was in dit artikel een nationale maatregel opgenomen die ertoe strekte de grootte van de Nederlandse vloot van handlijnvissers die gericht op zeebaars vissen te bevriezen. De aanpassing was nodig omdat er, door de verslechterde toestand van het zeebaarsbestand in de Keltische Zee, het Kanaal, de Ierse Zee en het zuidelijke deel van de Noordzee (ICES-sectoren IVb, IVc en VIIa en VIId-VIIh), voor 2017 vangstbeperkingen voor de visserij op zeebaars in de verordening vangstmogelijkheden zijn opgenomen. Met de aanpassing werd beoogd de oude nationale zeebaarsmaatregelen zo veel mogelijk af te stemmen op het nieuwe Europese regiem. De verordening vangstmogelijkheden voorzag aanvankelijk niet in de mogelijkheid om vissersvaartuigen die gerechtigd zijn op zeebaars te vissen te vervangen, maar uiteindelijk is die mogelijkheid bij verordening (EU) 2017/13987 wel in de verordening vangstmogelijkheden opgenomen. Voorwaarde die daarbij wordt gehanteerd is dat het totale aantal vissersvaartuigen dat op zeebaars mag vissen en de totale visserijcapaciteit ervan niet toenemen.

Door middel van de in dit onderdeel opgenomen wijziging wordt de mogelijkheid geïntroduceerd om een vismachtiging te verlenen voor een vervangend vaartuig. Deze mogelijkheid wordt opgenomen in artikel 84a, eerste lid, onderdeel b, voor zover het de visserij op zeebaars met het type vistuig LHP betreft, en in artikel 84a, derde lid, onderdeel b, voor zover het de visserij op zeebaars met type vistuig GTR, GNS, FYK, FPN of FIX betreft.

Een ondernemer aan wie al een machtiging om op zeebaars te vissen was verstrekt, kan indien hij het vissersvaartuig waarop de machtiging betrekking heeft wil vervangen, een aanvraag indienen voor een nieuwe machtiging. Indien de nieuwe machtiging wordt verleend, is de oude machtiging op grond van artikel 4, zesde lid, in samenhang met artikel 3, vijfde lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening niet meer geldig. Indien voor het vervangen vaartuig – om reden dat daarmee in de referentieperiode op zeebaars is gevist – opnieuw een machtiging wordt aangevraagd, zal deze machtiging op grond van artikel 98, vijfde lid, van de uitvoeringsregeling moeten worden geweigerd. Immers, bij verlening zou in strijd worden gehandeld met de Europese verplichting om het aantal schepen dat op zeebaars vist en de capaciteit ervan niet te laten toenemen. Wel kan een machtiging worden verleend in de situatie dat het vervangen vaartuig op zijn beurt weer een ander vaartuig waarmee op zeebaars mag worden gevist vervangt.

Ook indien een vissersvaartuig waarvoor een machtiging is verleend wordt overgedragen aan een andere ondernemer, is de oorspronkelijke machtiging – evenals de op dat vaartuig betrekking hebbende visvergunning – niet langer geldig op grond van artikel 4, zesde lid, in samenhang met artikel 3, vijfde lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening. De nieuwe vergunninghouder van het betrokken vaartuig, kan een aanvraag voor een machtiging indienen. Deze machtiging kan worden verleend indien het vissersvaartuig in de referentieperiode heeft gevist. Bij overdracht van een vissersvaartuig waarvoor op grond van de in artikel 84a, tweede lid (nieuw), bedoelde persoonlijke omstandigheden een machtiging was verstrekt, zal aan de nieuwe vergunninghouder geen machtiging worden verstrekt. Om die reden is in artikel 84a, eerste lid, onderdeel b, uitsluitend opgenomen dat de vervanging mogelijk is van vaartuigen ten aanzien waarvan is voldaan aan onderdeel a, waarin is bepaald dat het vaartuig in de referentieperiode moet hebben gevist op zeebaars.

Artikel I, onderdeel H

In artikel 96 van de uitvoeringsregeling is bepaald dat de minister de visvergunning intrekt indien de visserijactiviteiten van een vissersvaartuig definitief worden beëindigd en ten aanzien van de beëindiging door de minister of door de Europese Commissie subsidie is verleend. Het betreft een eis die aan het verlenen van steun uit het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) wordt gesteld. In artikel 96 werd evenwel nog verwezen naar het Europees Visserijfonds, de voorloper van het EFMZV. Door middel van deze wijziging wordt deze verwijzing geactualiseerd.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie van 8 april 2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (PbEU 2011, L 112).

X Noot
2

Verordening (EU) 2017/1004 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende de instelling van een Uniekader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad (PbEU 2017, L 157).

X Noot
3

A.T.M. van Helmond en N.A. Steins, 2016. Vangstsamenstelling per tuicategorie; Herziening contingentenstelsel in de Nederlandse visserij in het kader van de aanlandplicht. Wageningen Marine Research Wageningen UR (University & Research centre), Wageningen Marine Research rapport rapportnummer C107/16.

X Noot
4

Verordening (EG) nr. 1954/2003 van de Raad van 4 november 2003 betreffende het beheer van de visserij-inspanning voor bepaalde vangstgebieden en visbestanden van de Gemeenschap, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 685/95 en (EG) nr. 2027/95 (PbEU 2003, L 289).

X Noot
5

Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 tot vaststelling van een aantal bepalingen voor de visserij in het GFCM-overeenkomstgebied (General Fisheries Commission for the Mediterranean – Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee) en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee (PbEU L, 347).

X Noot
6

Verordening (EU) 2015/2102 van het Europees Parlement en de Raad van 28 oktober 2015 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1343/2011 tot vaststelling van een aantal bepalingen voor de visserij in het GFCM-overeenkomstgebied (General Fisheries Commission for the Mediterranean – Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee) (PbEU 2015, L 308).

X Noot
7

Verordening (EU) 2017/1398 van de Raad van 25 juli 2017 tot wijziging van Verordening (EU) 2017/127 wat bepaalde vangstmogelijkheden betreft (PbEU 2017, L 199).

Naar boven