Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 16 november 2017, kenmerk 1258610-170323, houdende aanpassing van de factoren, grondslagen en bedragen wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen per 1 januari 2018

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 31a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, 28a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, 35, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, 18, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en 25, tweede lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945;

Besluit:

Artikel 1

De pensioenbedragen, bedoeld in artikel 31b, eerste lid, onder a, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en in artikel 28b, eerste lid, onder a, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, zoals zij golden op 1 juli 2017, worden met ingang van 1 januari 2018 verhoogd met 0,81%.

Artikel 2

De factoren waarmee het peil der buitengewone pensioenen ingevolge de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers wordt aangepast, worden met ingang van 1 januari 2018 vastgesteld als volgt:

A

B

pensioengrondslagen 1947 per jaar in euro

welvaartstoeslag vanaf 1 januari 2018

van

tot en met

 

1.225,21

1.356,79

26.072,76 minus pensioengrondslag

van

tot en met

pensioengrondslag maal

plus extra bedrag in euro

1.356,80

1.404,44

18,0731

206,00

1.404,45

1.446,64

18,1016

206,00

1.446,65

2.021,13

18,1497

206,00

2.021,14

2.066,96

18,1682

206,00

2.066,97

2.113,24

18,1699

206,00

2.113,25

2.158,62

18,1713

206,00

2.158,63

2.204,45

18,1735

206,00

2.204,46

2.248,92

18,1755

206,00

2.248,93

2.294,76

18,1772

206,00

2.294,77

2.385,51

18,1793

206,00

2.385,52

2.485,34

18,1832

206,00

2.485,35

2.583,36

18,1866

206,00

2.583,37

2.678,65

18,1904

206,00

2.678,66

2.679,11

18,2246

206,00

2.679,12

2.726,30

18,2283

206,00

2.726,31

2.773,49

18,2302

206,00

2.773,50

2.820,23

18,2359

206,00

2.820,24

2.867,88

18,2375

206,00

2.867,89

2.914,62

18,2438

206,00

2.914,63

2.961,36

18,2456

206,00

2.961,37

2.961,81

18,2463

206,00

2.961,82

3.004,92

18,2500

207,00

3.004,93

3.048,94

18,2513

207,00

3.048,95

3.092,96

18,2557

207,00

3.092,97

3.136,07

18,2566

207,00

3.136,08

3.136,52

18,2605

207,00

3.136,53

3.180,08

18,2615

207,00

3.180,09

3.223,19

18,2624

207,00

3.223,20

3.223,64

18,2663

207,00

3.223,65

3.267,21

18,2671

207,00

3.267,22

3.310,32

18,2679

207,00

3.310,33

3.353,88

18,2738

207,00

3.353,89

3.397,44

18,2852

207,00

3.397,45

3.441,01

18,2882

207,00

3.441,02

3.484,57

18,2894

207,00

3.484,58

3.528,13

18,2944

207,00

3.528,14

3.571,69

18,2952

207,00

3.571,70

3.615,26

18,3008

207,00

3.615,27

3.658,82

18,3021

207,00

3.658,83

3.659,27

18,3033

207,00

3.659,28

3.713,73

18,3067

207,00

3.713,74

3.768,18

18,3079

207,00

3.768,19

3.822,63

18,3133

207,00

3.822,64

3.823,09

18,3290

207,00

3.823,10

3.877,54

18,3307

207,00

3.877,55

3.932,00

18,3343

207,00

3.932,01

3.986,45

18,3357

207,00

3.986,46

4.040,90

18,3408

207,00

4.040,91

4.084,02

18,3426

207,00

Artikel 3

De pensioengrondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede en zesde lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, zoals zij golden op 1 juli 2017, worden met ingang van 1 januari 2018 verhoogd met 0,81%.

Artikel 4

De bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a en b, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, worden met ingang van 1 januari 2018 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a, op € 26.075,87;

  • b. de bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder b, op achtereenvolgens:

    € 54.395,54;

    € 33.591,90;

    € 17.678,06;

    € 17.944,00;

    € 17.726,65;

    € 35.341,81.

Artikel 5

De grondslagen, bedoeld in artikel 8, eerste, tweede en zesde lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945, zoals zij golden op 1 juli 2017, worden met ingang van 1 januari 2018 verhoogd met 0,81%.

Artikel 6

De bedragen, genoemd in de artikelen 8, zevende lid, onder a en b, en 10, eerste lid, onder e en f, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945, worden met ingang van 1 januari 2018 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in artikel 8, zevende lid, onder a, op € 2.172,73;

  • b. het bedrag, genoemd in artikel 8, zevende lid, onder b, op € 4.510,60;

  • c. het bedrag, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder e, op € 2.947,48;

  • d. het bedrag, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder f, op € 2.742,62.

Artikel 7

De grondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede, zesde, zevende en negende lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, zoals zij golden op 1 juli 2017, worden met ingang van 1 januari 2018 verhoogd met 0,81%.

Artikel 8

De bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a en b, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, worden met ingang van 1 januari 2018 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a, op € 2.172,73;

  • b. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder b, op € 4.510,60.

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

TOELICHTING

In de artikelen 31a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 (Wbp), 28a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Wbpzo), 35, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet (WIV), 18, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 (Wuv) en 25, tweede lid, van de Wet uitkeringen burgeroorlogsslachtoffers 1940–1945 (Wubo), is de indexering van de in de onderscheiden wetten gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen geregeld. Deze artikelleden vormen de grondslagen van de voorliggende regeling.

Sinds 1 januari 2009 is de indexering van de factoren, grondslagen en bedragen gekoppeld aan de index die in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt gehanteerd voor de indexering van het wettelijk minimumloon.

De indexering van de in de onderscheiden wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen blijft om een tweetal redenen ook onder de nieuwe indexeringssystematiek noodzakelijk. Ten eerste zijn bij het opnieuw vaststellen van een buitengewoon pensioen, een garantietoeslag, een (periodieke) uitkering of een garantie-uitkering actuele berekeningsgegevens noodzakelijk waaronder een grondslag die geïndexeerd is naar het tijdstip van de hernieuwde vaststelling. Ten tweede blijft indexering van minimum- en maximumgrondslagbedragen noodzakelijk voor degenen die na de inwerkingtreding van de wet van 20 november 2008 voor het eerst een aanvraag op grond van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen indienen. Door deze indexering houden de toekenningen van financiële rechten aan hen gelijke tred met de welvaartsontwikkeling in Nederland.

Met de regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 oktober 2017, nr.2017-0000159683, (Staatscourant nr. 58642), wordt het wettelijk minimumloon met ingang van 1 januari 2018 aangepast. Het aanpassingspercentage is na afronding 0,81%. Conform de in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen opgenomen indexeringsbepalingen voorziet deze regeling erin dat de factoren, grondslagen en bedragen dienovereenkomstig worden aangepast.

In de Wbp en de Wbpzo wordt bij de berekening van het buitengewoon pensioen teruggegaan naar de grondslag zoals die bij de inwerkingtreding van deze wetten (1947) zou zijn geweest, waarna deze grondslag, om tot de actuele grondslag te komen, met een jaarlijks te indexeren welvaartsfactor wordt vermenigvuldigd. In artikel 2 geeft kolom A de verdeling naar het niveau van de pensioengrondslagen aan. Kolom B geeft de met ingang van 1 januari 2018 vastgestelde factor aan, waarmee het peil van de buitengewone pensioenen wordt aangepast in relatie tot de pensioengrondslagen.

Per 1 januari 2010 is de systematiek van Vaste Verandermomenten (VVM) uitgebreid naar ministeriële regelingen (brief van de Minister van Justitie en de Staatssecretarissen van Economische Zaken, Financiën en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 11 december 2009, Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309). Het in het kader van VVM gehanteerde uitgangspunt dat een invoeringstermijn van twee maanden vereist is tussen de publicatie van een regeling en de feitelijke inwerkingtreding ervan is op de onderhavige regeling niet van toepassing.

Gelet op de strekking van deze regeling, te weten de jaarlijkse indexering van de in de onderscheiden wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen, is de in het kader van VVM gehanteerde uitzonderingsgrond ‘Reparatiewetgeving’ van toepassing.

De gewijzigde factoren, grondslagen en bedragen zijn alleen van toepassing op degenen die voor het eerst een aanvraag ingevolge een van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen indienen en voor degenen waarvan het buitengewoon pensioen, de garantietoeslag, de (periodieke) uitkering of de garantie-uitkering opnieuw wordt vastgesteld.

Het opnieuw vaststellen vindt alleen plaats in de enkele gevallen waarbij sprake is van een van de in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen vastgelegde ijkmomenten. Voorbeelden daarvan zijn, afhankelijk van de wet, echtscheiding, het overlijden van de partner of het verkrijgen of verliezen van een bron van inkomsten. Eerst dan worden de geactualiseerde factoren, grondslagen en bedragen in de berekening van het buitengewoon pensioen, de garantietoeslag, de (periodieke) uitkering of de garantie-uitkering meegenomen.

Het zeer beperkt aantal momenten waarbij de geactualiseerde factoren, grondslagen en bedragen worden gehanteerd heeft tot gevolg dat de verhoging geen significante financiële consequenties heeft.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

Naar boven