De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op de artikelen 31a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945,
28a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, 35,
tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, 18, tweede lid, van de
Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en 25, tweede lid, van de Wet uitkeringen
burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945;
Besluit:
Artikel 1
De pensioenbedragen, bedoeld in artikel 31b, eerste lid, onder a, van de Wet buitengewoon
pensioen 1940–1945 en in artikel 28b, eerste lid, onder a, van de Wet buitengewoon
pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, zoals zij golden op 1 juli 2017, worden met
ingang van 1 januari 2018 verhoogd met 0,81%.
Artikel 2
De factoren waarmee het peil der buitengewone pensioenen ingevolge de Wet buitengewoon
pensioen 1940–1945 en de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers wordt
aangepast, worden met ingang van 1 januari 2018 vastgesteld als volgt:
|
A
|
B
|
|
pensioengrondslagen 1947 per jaar in euro
|
welvaartstoeslag vanaf 1 januari 2018
|
|
van
|
tot en met
|
|
|
1.225,21
|
1.356,79
|
26.072,76 minus pensioengrondslag
|
|
van
|
tot en met
|
pensioengrondslag maal
|
plus extra bedrag in euro
|
|
1.356,80
|
1.404,44
|
18,0731
|
206,00
|
|
1.404,45
|
1.446,64
|
18,1016
|
206,00
|
|
1.446,65
|
2.021,13
|
18,1497
|
206,00
|
|
2.021,14
|
2.066,96
|
18,1682
|
206,00
|
|
2.066,97
|
2.113,24
|
18,1699
|
206,00
|
|
2.113,25
|
2.158,62
|
18,1713
|
206,00
|
|
2.158,63
|
2.204,45
|
18,1735
|
206,00
|
|
2.204,46
|
2.248,92
|
18,1755
|
206,00
|
|
2.248,93
|
2.294,76
|
18,1772
|
206,00
|
|
2.294,77
|
2.385,51
|
18,1793
|
206,00
|
|
2.385,52
|
2.485,34
|
18,1832
|
206,00
|
|
2.485,35
|
2.583,36
|
18,1866
|
206,00
|
|
2.583,37
|
2.678,65
|
18,1904
|
206,00
|
|
2.678,66
|
2.679,11
|
18,2246
|
206,00
|
|
2.679,12
|
2.726,30
|
18,2283
|
206,00
|
|
2.726,31
|
2.773,49
|
18,2302
|
206,00
|
|
2.773,50
|
2.820,23
|
18,2359
|
206,00
|
|
2.820,24
|
2.867,88
|
18,2375
|
206,00
|
|
2.867,89
|
2.914,62
|
18,2438
|
206,00
|
|
2.914,63
|
2.961,36
|
18,2456
|
206,00
|
|
2.961,37
|
2.961,81
|
18,2463
|
206,00
|
|
2.961,82
|
3.004,92
|
18,2500
|
207,00
|
|
3.004,93
|
3.048,94
|
18,2513
|
207,00
|
|
3.048,95
|
3.092,96
|
18,2557
|
207,00
|
|
3.092,97
|
3.136,07
|
18,2566
|
207,00
|
|
3.136,08
|
3.136,52
|
18,2605
|
207,00
|
|
3.136,53
|
3.180,08
|
18,2615
|
207,00
|
|
3.180,09
|
3.223,19
|
18,2624
|
207,00
|
|
3.223,20
|
3.223,64
|
18,2663
|
207,00
|
|
3.223,65
|
3.267,21
|
18,2671
|
207,00
|
|
3.267,22
|
3.310,32
|
18,2679
|
207,00
|
|
3.310,33
|
3.353,88
|
18,2738
|
207,00
|
|
3.353,89
|
3.397,44
|
18,2852
|
207,00
|
|
3.397,45
|
3.441,01
|
18,2882
|
207,00
|
|
3.441,02
|
3.484,57
|
18,2894
|
207,00
|
|
3.484,58
|
3.528,13
|
18,2944
|
207,00
|
|
3.528,14
|
3.571,69
|
18,2952
|
207,00
|
|
3.571,70
|
3.615,26
|
18,3008
|
207,00
|
|
3.615,27
|
3.658,82
|
18,3021
|
207,00
|
|
3.658,83
|
3.659,27
|
18,3033
|
207,00
|
|
3.659,28
|
3.713,73
|
18,3067
|
207,00
|
|
3.713,74
|
3.768,18
|
18,3079
|
207,00
|
|
3.768,19
|
3.822,63
|
18,3133
|
207,00
|
|
3.822,64
|
3.823,09
|
18,3290
|
207,00
|
|
3.823,10
|
3.877,54
|
18,3307
|
207,00
|
|
3.877,55
|
3.932,00
|
18,3343
|
207,00
|
|
3.932,01
|
3.986,45
|
18,3357
|
207,00
|
|
3.986,46
|
4.040,90
|
18,3408
|
207,00
|
|
4.040,91
|
4.084,02
|
18,3426
|
207,00
|
Artikel 3
De pensioengrondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede en zesde lid, van de
Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, zoals zij golden op 1 juli 2017, worden
met ingang van 1 januari 2018 verhoogd met 0,81%.
Artikel 4
De bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a en b, van de Wet buitengewoon
pensioen Indisch verzet, worden met ingang van 1 januari 2018 vastgesteld als volgt:
-
a. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a, op € 26.075,87;
-
b. de bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder b, op achtereenvolgens:
€ 54.395,54;
€ 33.591,90;
€ 17.678,06;
€ 17.944,00;
€ 17.726,65;
€ 35.341,81.
Artikel 5
De grondslagen, bedoeld in artikel 8, eerste, tweede en zesde lid, van de Wet uitkeringen
vervolgingsslachtoffers 1940–1945, zoals zij golden op 1 juli 2017, worden met ingang
van 1 januari 2018 verhoogd met 0,81%.
Artikel 6
De bedragen, genoemd in de artikelen 8, zevende lid, onder a en b, en 10, eerste lid,
onder e en f, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945, worden met
ingang van 1 januari 2018 vastgesteld als volgt:
-
a. het bedrag, genoemd in artikel 8, zevende lid, onder a, op € 2.172,73;
-
b. het bedrag, genoemd in artikel 8, zevende lid, onder b, op € 4.510,60;
-
c. het bedrag, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder e, op € 2.947,48;
-
d. het bedrag, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder f, op € 2.742,62.
Artikel 7
De grondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede, zesde, zevende en negende lid,
van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, zoals zij golden op 1 juli
2017, worden met ingang van 1 januari 2018 verhoogd met 0,81%.
Artikel 8
De bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a en b, van de Wet uitkeringen
burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, worden met ingang van 1 januari 2018 vastgesteld
als volgt:
-
a. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a, op € 2.172,73;
-
b. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder b, op € 4.510,60.
Artikel 9
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.
TOELICHTING
In de artikelen 31a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 (Wbp),
28a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Wbpzo),
35, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet (WIV), 18, tweede
lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 (Wuv) en 25, tweede
lid, van de Wet uitkeringen burgeroorlogsslachtoffers 1940–1945 (Wubo), is de indexering
van de in de onderscheiden wetten gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen geregeld.
Deze artikelleden vormen de grondslagen van de voorliggende regeling.
Sinds 1 januari 2009 is de indexering van de factoren, grondslagen en bedragen gekoppeld
aan de index die in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt gehanteerd
voor de indexering van het wettelijk minimumloon.
De indexering van de in de onderscheiden wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen
gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen blijft om een tweetal redenen ook onder
de nieuwe indexeringssystematiek noodzakelijk. Ten eerste zijn bij het opnieuw vaststellen
van een buitengewoon pensioen, een garantietoeslag, een (periodieke) uitkering of
een garantie-uitkering actuele berekeningsgegevens noodzakelijk waaronder een grondslag
die geïndexeerd is naar het tijdstip van de hernieuwde vaststelling. Ten tweede blijft
indexering van minimum- en maximumgrondslagbedragen noodzakelijk voor degenen die
na de inwerkingtreding van de wet van 20 november 2008 voor het eerst een aanvraag
op grond van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen indienen. Door
deze indexering houden de toekenningen van financiële rechten aan hen gelijke tred
met de welvaartsontwikkeling in Nederland.
Met de regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 oktober
2017, nr.2017-0000159683, (Staatscourant nr. 58642), wordt het wettelijk minimumloon met ingang van 1 januari 2018 aangepast. Het aanpassingspercentage
is na afronding 0,81%. Conform de in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen
opgenomen indexeringsbepalingen voorziet deze regeling erin dat de factoren, grondslagen
en bedragen dienovereenkomstig worden aangepast.
In de Wbp en de Wbpzo wordt bij de berekening van het buitengewoon pensioen teruggegaan
naar de grondslag zoals die bij de inwerkingtreding van deze wetten (1947) zou zijn
geweest, waarna deze grondslag, om tot de actuele grondslag te komen, met een jaarlijks
te indexeren welvaartsfactor wordt vermenigvuldigd. In artikel 2 geeft kolom A de
verdeling naar het niveau van de pensioengrondslagen aan. Kolom B geeft de met ingang
van 1 januari 2018 vastgestelde factor aan, waarmee het peil van de buitengewone pensioenen
wordt aangepast in relatie tot de pensioengrondslagen.
Per 1 januari 2010 is de systematiek van Vaste Verandermomenten (VVM) uitgebreid naar
ministeriële regelingen (brief van de Minister van Justitie en de Staatssecretarissen
van Economische Zaken, Financiën en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van
11 december 2009, Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309). Het in het kader van VVM gehanteerde uitgangspunt dat een invoeringstermijn van
twee maanden vereist is tussen de publicatie van een regeling en de feitelijke inwerkingtreding
ervan is op de onderhavige regeling niet van toepassing.
Gelet op de strekking van deze regeling, te weten de jaarlijkse indexering van de
in de onderscheiden wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen gehanteerde
factoren, grondslagen en bedragen, is de in het kader van VVM gehanteerde uitzonderingsgrond
‘Reparatiewetgeving’ van toepassing.
De gewijzigde factoren, grondslagen en bedragen zijn alleen van toepassing op degenen
die voor het eerst een aanvraag ingevolge een van de wetten voor verzetsdeelnemers
en oorlogsgetroffenen indienen en voor degenen waarvan het buitengewoon pensioen,
de garantietoeslag, de (periodieke) uitkering of de garantie-uitkering opnieuw wordt
vastgesteld.
Het opnieuw vaststellen vindt alleen plaats in de enkele gevallen waarbij sprake is
van een van de in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen vastgelegde
ijkmomenten. Voorbeelden daarvan zijn, afhankelijk van de wet, echtscheiding, het
overlijden van de partner of het verkrijgen of verliezen van een bron van inkomsten.
Eerst dan worden de geactualiseerde factoren, grondslagen en bedragen in de berekening
van het buitengewoon pensioen, de garantietoeslag, de (periodieke) uitkering of de
garantie-uitkering meegenomen.
Het zeer beperkt aantal momenten waarbij de geactualiseerde factoren, grondslagen
en bedragen worden gehanteerd heeft tot gevolg dat de verhoging geen significante
financiële consequenties heeft.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis