Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wet op het kindgebonden budget (hierna:
de wet) worden het bedrag van de (gezamenlijke) grondslag sparen en beleggen, genoemd
in artikel 1, vierde lid, van de wet, de bedragen die betrekking hebben op de aanspraak
op het kindgebonden budget, genoemd in artikel 2, tweede lid, van de wet, de bedragen
van de verhoging van het kindgebonden budget voor kinderen van 12 tot en met 15 jaar
en kinderen van 16 of 17 jaar, genoemd in artikel 2, vierde en vijfde lid, van de
wet, alsmede de aanspraak op een verhoging van het kindgebonden budget van een ouder
zonder partner, genoemd in artikel 2, zesde lid, van de wet, bij het begin van het
kalenderjaar gewijzigd overeenkomstig de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel
10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
De onderhavige bekendmaking strekt er toe de geïndexeerde bedragen van het kindgebonden
budget voor het jaar 2018 bekend te maken. De tabelcorrectiefactor voor het jaar 2018
bedraagt 0,8%. De indexatie heeft telkens plaatsgevonden vanuit de oorspronkelijke
afgeronde bedragen (2017), waarbij de uitkomst naar boven is afgerond op de eerst
hogere hele euro. Bij verhoging van de bedragen met 0,8% resulteert dit voor het jaar
2018 in het bedrag van de (gezamenlijke) grondslag sparen en beleggen van € 83.415,–.
De bedragen van de aanspraak op het kindgebonden budget zijn na indexering bij één
kind, bij twee kinderen en bij drie of meer kinderen vastgesteld op € 1.152,–, € 2.058,–
respectievelijk € 2.346,–. Het extra bedrag per kind wordt na indexering vastgesteld
op € 288,–. De bedragen van de verhoging van het kindgebonden budget voor kinderen
van 12 tot en met 15 jaar en kinderen van 16 of 17 jaar worden na indexering vastgesteld
op € 236,– respectievelijk € 421,–. De aanspraak op een verhoging van het kindgebonden
budget van een ouder zonder partner wordt vastgesteld op € 3.101,–.
Opgemerkt wordt dat de regering heeft besloten1 de inkomenspositie van gezinnen met lage en middeninkomens verder te ondersteunen
door middel van een verhoging van het maximumbedrag van het kindgebonden budget met
ingang van 1 januari 2018 voor het tweede kind. De bedragen die daarmee verband houden
(in artikel 2, tweede lid, onderdelen b, c en d, van de wet) worden dus nog aangepast.
Dat gebeurt door middel van een algemene maatregel van bestuur op grond van artikel
3, tweede lid, van de wet.