Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 oktober 2017, nummer 2129952, houdende wijziging van de Subsidieregeling AMIF en ISF 2014-2020

De Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 3, eerste lid, artikel 5 en artikel 8, eerste lid, van de Kaderwet SZW-subsidies en de artikelen 48s en 48t van de Wet Justitie-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling AMIF en ISF 2014-2020 wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i, door een puntkomma worden twee onderdelen toegevoegd aan artikel 4, luidende:

  • j. het inrichten van een nationale passagiersinformatie-eenheid (Pi-NL), nader uitgewerkt in bijlage Hb, behorende bij deze regeling.

  • k. het ontwikkelen van noodzakelijke IT oplossingen om de informatie uitwisseling met andere EU lidstaten en de interoperabiliteit met IT systemen en databases ontwikkeld door de EU of andere EU lidstaten te verbeteren, nader uitgewerkt in de bijlagen Hc en Hd, behorende bij deze regeling.

B

Artikel 12, zesde lid, komt te luiden:

  • 6. In de kosten van een door een verbonden organisatie verrichte eigen arbeid ten behoeve van het project mogen geen winstopslagen opgenomen zijn. De door een privaatrechtelijke verbonden organisatie verrichte eigen arbeid ten behoeve van het project is slechts subsidiabel op basis van directe loonkosten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

C

In bijlage B, artikel B3, wordt ‘€ 6.600.000’ vervangen door: € 11.822.259.

D

Bijlage C, artikel C3, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 12.300.000’ vervangen door: € 14.192.602.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 6.150.000’ vervangen door: € 4.370.469.

E

In bijlage G vervalt artikel G5, derde lid.

F

Na Bijlage Ha worden drie bijlagen ingevoegd, die luiden als aangegeven in de bijlagen 1, 2 en 3 bij deze regeling.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat:

  • a. artikel I, onderdeel A, voor zover het artikel 4, onderdeel j (nieuw) betreft, en onderdeel F, voor zover het bijlage 1 betreft, terugwerkt tot en met 1 juni 2016;

  • b. artikel I, onderdeel A, voor zover het artikel 4, onderdeel k (nieuw) betreft, en onderdeel F, voor zover het bijlage 3 betreft, terugwerkt tot en met 1 januari 2017;

  • c. artikel I, onderdelen B en E terugwerken tot en met 1 januari 2015, en

  • d. artikel I, onderdelen C en D terugwerken tot en met 1 februari 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

‘s-Gravenhage, 11 oktober 2017

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

BIJLAGE 1., BEHOREND BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL E

Bijlage Hb., behorende bij artikel 4, onderdeel j

Specifieke bepalingen met betrekking tot de actie, genoemd in artikel 4, onderdeel j: het inrichten van een nationale passagiersinformatie-eenheid (Pi-NL).

Artikel Hb1. Subsidieaanvrager

De subsidie wordt aangevraagd door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid.

Artikel Hb2. Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen met betrekking tot een project in het kader van deze bijlage worden uiterlijk 29 december 2017, 17.00 uur door de Minister ontvangen.

Artikel Hb3. Subsidieplafond

Het maximaal beschikbare bedrag voor het verlenen van subsidie bedraagt voor het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel Hb2, € 3.335.099.

Artikel Hb4. Subsidiabele activiteiten

Projecten zijn uitsluitend gericht op de volgende activiteit:

  • a. het inrichten van een nationale passagiersinformatie-eenheid (Pi-NL) volgens de EU PNR-richtlijn 2016/681.

Artikel Hb5. Specifieke eisen aan het project

  • 1. De duur van een project is maximaal 43 maanden, met dien verstande dat het project uiterlijk op 31 december 2019 is afgerond.

  • 2. In plaats van de datum van ontvangst van de volledige aanvraag kan door de Minister in de beschikking tot subsidieverlening een andere startdatum van het project worden vermeld.

Artikel Hb6. Hoogte van de subsidie

In afwijking van artikel 11 bedraagt de subsidie maximaal 90% van de subsidiabele kosten doch ten hoogste het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde maximumbedrag.

BIJLAGE 2., BEHOREND BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL E

Bijlage Hc., behorende bij artikel 4 onderdeel k

Specifieke bepalingen met betrekking tot de actie, genoemd in artikel 4, onderdeel k: het ontwikkelen van noodzakelijke IT oplossingen om de informatie uitwisseling met andere EU lidstaten en de interoperabiliteit met IT systemen en databases ontwikkeld door de EU of andere EU lidstaten te verbeteren.

Artikel Hc1. Subsidieaanvrager

De subsidie wordt aangevraagd door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid.

Artikel Hc2. Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen met betrekking tot een project in het kader van deze bijlage worden uiterlijk 29 december 2017, 17.00 uur door de Minister ontvangen.

Artikel Hc3. Subsidieplafond

Het maximaal beschikbare bedrag voor het verlenen van subsidie bedraagt voor het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel Hc2, € 548.174.

Artikel Hc4. Subsidiabele activiteiten

Projecten zijn uitsluitend gericht op het gereedmaken van de Pi-NL voor verplichte interoperabiliteit tussen Passagier Informatie Units van EU Lidstaten, Europol en derde landen als onderdeel van richtlijn Richtlijn 2016/681/EU.

Artikel Hc5. Specifieke eisen aan het project

  • 1. De duur van het project is maximaal 48 maanden, met dien verstande dat het project uiterlijk op 31 december 2020 is afgerond;

  • 2. In plaats van de datum van ontvangst van de volledige aanvraag kan door de Minister in de beschikking tot subsidieverlening een andere startdatum van het project worden vermeld.

Artikel Hc6. Hoogte van de subsidie

In afwijking van artikel 11 bedraagt de subsidie maximaal 90% van de subsidiabele kosten doch ten hoogste het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde maximumbedrag.

BIJLAGE 3. , BEHOREND BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL E

Bijlage Hd., behorende bij artikel 4 onderdeel k

Specifieke bepalingen met betrekking tot de actie, genoemd in artikel 4, onderdeel k: het ontwikkelen van noodzakelijke IT-oplossingen om de informatie uitwisseling met andere EU lidstaten en de interoperabiliteit met IT-systemen en databases ontwikkeld door de EU of andere EU lidstaten te verbeteren.

Artikel Hd1. Subsidieaanvrager

De subsidie wordt aangevraagd door de Politie, als bedoeld in artikel 25, eerste lid van de Politiewet 2012.

Artikel Hd2. Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen met betrekking tot een project in het kader van deze bijlage worden uiterlijk 29 december 2017, 17.00 uur door de Minister ontvangen.

Artikel Hd3. Subsidieplafond

Het maximaal beschikbare bedrag voor het verlenen van subsidie bedraagt voor het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel Hd2, € 500.000.

Artikel Hd4. Subsidiabele activiteiten

Projecten zijn uitsluitend gericht op het optimaliseren van de behandeling, begeleiding en afhandeling van het internationale berichtenverkeer van de politie.

Artikel Hd5. Specifieke eisen aan het project

  • 1. De duur van het project is maximaal 48 maanden, met dien verstande dat het project uiterlijk op 31 december 2020 is afgerond;

  • 2. In plaats van de datum van ontvangst van de volledige aanvraag kan door de Minister in de beschikking tot subsidieverlening een andere startdatum van het project worden vermeld.

Artikel Hd6. Hoogte van de subsidie

In afwijking van artikel 11 bedraagt de subsidie maximaal 90% van de subsidiabele kosten doch ten hoogste het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde maximumbedrag.

TOELICHTING

ALGEMEEN

Deze regeling tot wijziging van de Subsidieregeling AMIF en ISF 2014-2020 bevat onder andere een aanpassing van de wijze van verantwoording van kosten door verbonden organisaties en toegevoegde acties onder ISF Politie.

ARTIKELSGEWIJS

Artikel I

Onderdelen A en F (artikel 4, onderdelen j en k en bijlagen Hb, Hc en Hd)

Bijlage Hb

In februari 2017 heeft de Europese Commissie meegedeeld dat Nederland € 3.335.099 aan extra middelen ontvangt voor ISF (Politie) voor ‘het opzetten van een nieuwe en ontwikkeling van een bestaande Passenger Information Unit (PIU) op nationaal niveau om een Passenger Name Record IT systeem te ontwikkelen en te implementeren’, zoals beschreven in paragraaf 1 (e) van artikel 4 van Verordening (EU) 513/2014.

De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid zal een nationale passagiersinformatie-eenheid (Pi-NL) inrichten voor het beschikbare bedrag om daarmee de bestrijding van zware criminaliteit en terroristische misdrijven verder te versterken. Het doel daarvan is dat Nederland uiterlijk op 25 mei 2018 voldoet aan de organisatorische en technische vereisten zoals gesteld in de wet- en regelgeving waarmee Richtlijn 2016/681/EU1 wordt geïmplementeerd. Richtlijn 2016/681/EU, die op 4 mei 2016 is gepubliceerd, verplicht de lidstaten om binnen twee jaar te regelen dat luchtvaartmaatschappijen reserverings- en check-in gegevens (PNR), die zij in het kader van hun normale bedrijfsvoering verzamelen, verstrekken aan een in te richten passagiersinformatie-eenheid (hierna Pi-NL). Hiertoe wordt een Passagiersinformatie-eenheid Pi-NL ingericht.

In artikel Hb2 staat het tijdvak waarin de aanvragen moeten worden ingediend opgenomen. Richtlijn 2016/681/EU moet zijn geïmplementeerd op 25 mei 2018. De Europese Commissie heeft in februari 2017 meegedeeld dat Nederland ten behoeve daarvan de in deze bijlage genoemde extra middelen ontvangt. In april en juni 2017 heeft Nederland daartoe, op verzoek van de Europese Commissie, haar nationale programma ISF aangepast.

De werkzaamheden om te kunnen voldoen aan de richtlijn zijn al gestart. De richtlijn is namelijk al gepubliceerd op 4 mei 2016. Om te voorkomen dat relevante kosten niet kunnen worden meegenomen in de aanvraag en er onderbesteding van de aan Nederland toegekende gelden voor dit doeleinde ontstaat mag de startdatum van het project teruggaan tot 1 juni 2016. Dit is in lijn met artikel 130 van Verordening 966/2012/EU, EURATOM (financieel reglement) waarin is benoemd dat de Europese Commissie bevoegd is gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende nadere bepalingen inzake het verbod op terugwerkende kracht. Daarin is voorzien in artikel 10, derde lid, van de Gedelegeerde Verordening 1042/2014/EU waarin staat ‘In de regel wordt de subsidieovereenkomst ondertekend voordat de projectactiviteiten ten laste van het nationale programma beginnen’.

bijlagen Hc en Hd

In februari 2017 heeft de Europese Commissie meegedeeld dat Nederland € 1.048.174 aan extra middelen ontvangt voor ISF (Politie) voor het ontwikkelen van noodzakelijke IT oplossingen om de informatie-uitwisseling met andere EU-lidstaten en de interoperabiliteit met IT-systemen en databases ontwikkeld door de EU of andere EU lidstaten te verbeteren. De middelen worden besteed aan de in de artikelen Hc4 en Hd4 opgenomen activiteiten.

In de artikel Hc2 en Hd2 staat het tijdvak waarin de aanvragen moeten worden ingediend opgenomen. De Commissie heeft in februari 2017 meegedeeld dat Nederland ten behoeve van informatie-uitwisseling en interoperabiliteit van IT systemen de in deze bijlage genoemde extra middelen ontvangt. In april en juni 2017 heeft Nederland daartoe, op verzoek van de Commissie, haar nationale programma ISF aangepast.

In de artikelen Hc4 en Hd4 staan de subsidiabele activiteiten opgenomen. Nederland moet uiterlijk op 25 mei 2018 voldoen aan de organisatorische en technische vereisten zoals gesteld in de wet- en regelgeving waarmee Richtlijn 2016/681/EU wordt geïmplementeerd. Deze richtlijn, die op 4 mei 2016 is gepubliceerd, verplicht de lidstaten om binnen twee jaar te regelen dat luchtvaartmaatschappijen reserverings- en check-in gegevens (PNR), die zij in het kader van hun normale bedrijfsvoering verzamelen, verstrekken aan een in te richten passagiersinformatie-eenheid. Hiertoe wordt een Passagiersinformatie-eenheid Pi-NL ingericht, zoals opgenomen onder bijlage Hb van deze regeling, om daarmee de bestrijding van zware criminaliteit en terroristische misdrijven verder te versterken. Onderdeel van Richtlijn 2016/681/EU is ook de informatie uitwisseling tussen Passenger Information Units (PIUs) van Europese Lidstaten, Europol en derde landen. De Nederlandse PIU, Pi-NL, wordt gereed gemaakt voor deze verplichte informatie-uitwisseling.

Daarnaast is Nederland verplicht, naar aanleiding van de Schengen evaluatie, verbeterpunten te implementeren op een vijftal onderwerpen. Eén daarvan is de implementatie van een monitormanagementsysteem op de rechtshulp én de mogelijkheid om hierover statistische gegevens te kunnen generen. Daarnaast is het ook nodig om achterstanden in het berichtenverkeer te verminderen en de kwaliteit van het afhandelen van rechtshulpberichten te verbeteren in een steeds complexer wordende informatiestroom. Dit kan door het regelen en uniformeren van beheer van een werkproces en tool die het voor het Landelijk Internationale Rechtshulp Centrum (LIRC) mogelijk maakt om optimaal de berichten uit de officiële internationale informatiekanalen te kunnen behandelen, begeleiden en af te handelen.

Richtlijn 2016/681/EU moet zijn geïmplementeerd op 25 mei 2018. De werkzaamheden om te kunnen voldoen aan de richtlijn zijn echter al gestart. Om te voorkomen dat relevante kosten niet kunnen worden meegenomen in een aanvraag mag de startdatum van het project van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid dat ziet op het gereed maken van de Pi-NL voor verplichte informatie-uitwisseling als onderdeel van de Richtlijn 2016/681/EU teruggaan tot 1 januari 2017. Dit is in lijn met artikel 130 van Verordening 966/2012/EU, EURATOM (financieel reglement) waarin is benoemd dat de Commissie bevoegd is gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende nadere bepalingen inzake het verbod op terugwerkende kracht. Daarin is voorzien in artikel 10, derde lid, van de Gedelegeerde Verordening 1042/2014/EU waarin staat ‘In de regel wordt de subsidieovereenkomst ondertekend voordat de projectactiviteiten ten laste van het nationale programma beginnen’.

Onderdeel B (artikel 12, zesde lid)

Het zesde lid geeft een nadere invulling van de subsidiabele kosten in het geval van een verbonden organisatie. In het zevende en achtste lid wordt vervolgens beschreven wanneer sprake is van een verbonden organisatie. In het zevende lid worden verschillende verhoudingen benoemd tussen de subsidieontvanger of een bij het project betrokken partij en een andere organisatie, waarin overheersende invloed kan worden uitgeoefend. In het achtste lid wordt aangegeven wanneer overheersende invloed wordt vermoed (zie Stcrt. 2015, 9132, blz. 39). De reden om destijds de leden zes tot en met acht van artikel 12 in de subsidieregeling op te nemen is gelegen in het feit dat op deze manier kan worden voorkomen dat in de kosten eventuele opslagen op de werkelijke kosten, die ten gunste komen van de subsidieontvanger of een daaraan verbonden organisatie, worden gesubsidieerd. Conform artikel 16, lid 2, van de Horizontale verordening mogen acties die uit de nationale programma’s worden ondersteund immers geen winstoogmerk hebben. Het zesde lid van artikel 12 geeft een nadere invulling van de subsidiabele kosten in het geval van een verbonden organisatie, waarbij een directe link wordt gelegd met de berekening van de directe loonkosten als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel a. In de praktijk bleek de tekst in het zesde lid niet goed te werken voor subsidieontvangers binnen de Rijksoverheid die in projecten samenwerken met andere publiekrechtelijke organisaties. Er is daarom gekozen voor een aanpassing die recht doet aan de bedoeling van de wetgever en die tevens uitvoerbaar is binnen de Rijksoverheid.

Indien sprake is van een verbonden organisatie binnen de Rijksoverheid dienen de kosten, conform de bedoeling van de wetgever, opgevoerd te worden tegen werkelijke kosten. Winstopslagen en interne opslagen die niet kunnen worden onderbouwd, zijn niet toegestaan. Dit houdt in dat voor dit type organisaties, naast de berekening van de directe loonkosten als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel a, ook kostprijstarieven van organisaties binnen de Rijksoverheid die binnen het betreffende ministerie zijn goedgekeurd en zijn opgenomen in de goedgekeurde departementale begroting kunnen worden verantwoord. In andere gevallen zal wellicht in overleg met de betreffende organisatie onderzocht moeten worden welke onderdelen van de kosten mogelijk niet subsidiabel zijn en buiten de verantwoording moeten blijven. Uiteraard moet de verbonden overheidsorganisatie wel in staat zijn om de opgevoerde kosten te onderbouwen en de geleverde prestatie aan te tonen.

Voor publiekrechtelijke organisaties (zie artikel 12, zesde tot en met achtste lid) betekent dit dat de directe loonkosten bij de subsidievaststelling worden verhoogd met zowel de opslag van 32% op grond van artikel 12, eerste lid, onderdeel a, als de 15% opslag op grond van artikel 12, tweede lid, aangezien er voor wordt gekozen om de kosten voor eigen arbeid (lees werkzaamheden) te verantwoorden op basis van een erkende kostprijsmethodiek zoals hierboven beschreven.

Het toepassen van de term werkelijke kosten houdt ook in dat niet alleen de loonkosten kunnen worden opgevoerd, maar ook kosten die door derden aan de verbonden partij in rekening zijn gebracht.

De kosten van een verbonden partij worden opgevoerd onder de kostensoort Overige externe kosten.

Als sprake is van een niet verbonden partij, maar het betreft wel een overheidsinstantie die ressorteert onder één of meer andere departementen, gelden uit voorzichtigheidsoogpunt dezelfde regels.

Als sprake is van een verbonden partij in de particuliere sector zijn de eigen werkzaamheden wel slechts subsidiabel op basis van directe loonkosten als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel a. Dus inclusief de opslag van 32% op grond van artikel 12, eerste lid, onderdeel a en de 15% opslag op grond van artikel 12, tweede lid.

Onderdeel C (Bijlage B, artikel B3)

Er is gebleken dat er in het tweede aanvraagtijdvak meer aanvragen met betrekking tot de actie, genoemd in artikel 4 onderdeel b, zijn ingediend dan kunnen worden toegekend. Dit aanvraagtijdvak liep van 1 maart 2017, 09.00 uur, tot en met 28 april 2017, 17.00 uur. Om zoveel mogelijk goede initiatieven te kunnen ondersteunen, wordt het subsidieplafond voor het tweede aanvraagtijdvak als volgt verhoogd.

In februari 2017 heeft de Europese Commissie € 5.526.200 aanvullend aan Nederland toegekend voor integratieactiviteiten (Ares(2017)702148 – 08/02/2017). Minus technische bijstand betekent dit dat er € 5.222.259 beschikbaar is voor projecten onder Bijlage B. De totaal beschikbare middelen voor bijlage B worden hierdoor € 11.822.259.

Onderdeel D (Bijlage C, artikel C3, tweede lid)

Er is gebleken dat er in het tweede aanvraagtijdvak meer aanvragen met betrekking tot de actie, genoemd in artikel 4 onderdeel c, zijn ingediend dan kunnen worden toegekend. Dit aanvraagtijdvak liep van 1 maart 2017, 09.00 uur, tot en met 28 april 2017, 17.00 uur. Om zoveel mogelijk goede initiatieven te kunnen ondersteunen, wordt het subsidieplafond voor het tweede aanvraagtijdvak als volgt aangepast.

Door het gereserveerde gedeelte van het subsidieplafond aan organisaties met een de jure monopoliepositie te verlagen van € 6.150.000 naar € 4.370.469 wordt onderbenutting tegengegaan en wordt de ruimte om projecten van overige organisaties te kunnen toekennen met € 1.779.531 verruimt.

In februari 2017 heeft de Europese Commissie € 4.736.743 aanvullend aan Nederland toegekend voor terugkeeractiviteiten (Ares(2017)702148 – 08/02/2017). Vanuit dit aanvullend budget wordt € 1.892.602 beschikbaar gesteld om de projecten met een score boven de 60 punten volledig te kunnen toekennen. De totaal beschikbare middelen voor bijlage C worden hierdoor € 14.192.602.

Onderdeel E (bijlage G, artikel G5, derde lid)

Het betreft hier het laten vervallen van een specifieke eis (te weten dat reis – en verblijfkosten buitenland niet voor subsidie in aanmerking komen) die alleen in deze bijlage is opgenomen. Om de subsidieregeling gelijk te maken voor alle ISF aanvragers is besloten om hier deze specifieke eis te laten vervallen.

De invoeringstermijn bedraagt minder dan twee maanden en de inwerkingtreding valt niet op een vast verandermoment. Daarmee wijkt de inwerkingtreding af van het systeem van vaste verandermomenten. Deze regeling betreft onder andere een aanpassing van de regeling voor het verhogen van het subsidieplafond voor ingediende aanvragen in het kader van integratie, waarvoor afwijking is toegestaan, omdat deze doelgroep daarbij gebaat is.

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Richtlijn 2016/681/EU van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit

Naar boven