TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
Drones bieden vele innovatieve toepassingsmogelijkheden om sneller, beter, veiliger
en efficiënter te kunnen werken. Het kabinet wil ruimte geven aan deze toepassingsmogelijkheden
voor beroepsmatig gebruik van drones. Daarbij moet een geïntegreerde belangenafweging
plaatsvinden, waarbij zowel economische en maatschappelijke kansen worden betrokken
als veiligheids- en privacybelangen. Het kabinet heeft daarbij een aantal potentieel
kansrijke domeinen bepaald, zoals bewaken en beveiligen (bijvoorbeeld bedrijfs- en
industrieterreinen) en infrastructuur (bijvoorbeeld inspectie van kunstwerken en technische
installaties)1. De onderhavige regeling is een vervolg op het voornemen van het kabinet de toepassingsmogelijkheden
van beroepsmatig gebruik van drones te verruimen.
2. Hoofdlijnen van de regeling
Verruiming afstand tot aaneengesloten bebouwing, mensenmenigten en wegen
De regelgeving bevatte de verplichting bij het uitvoeren van beroepsmatige operaties
met drones een afstand tot mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing en wegen aan te
houden van 150 meter. Ten opzichte van industrie- en havengebieden en vaartuigen,
voertuigen, kunstwerken en spoorlijnen gold een afstandseis van 50 meter. Deze afstandseisen
werkten belemmerend. Zo was bijvoorbeeld het verrichten van luchtwerk met betrekking
tot bebouwing niet altijd mogelijk, omdat daarmee de afstand ten opzichte van andere
bebouwing dan wel wegen of spoorlijnen in de omgeving niet kon worden nagekomen. Na
bestudering van de opgedane operationele ervaringen met beroepsmatig gebruik van drones
onder de huidige regelgeving in de afgelopen jaren is geconstateerd dat genoemde afstandseis
onnodig stringent is. Indien operaties worden uitgevoerd door gecertificeerde drone
operators, die gebruik maken van gekeurde drones tot en met 25 kg in de categorie
helikopters (voorzien van een bewijs van luchtwaardigheid) en professionele piloten
(in het bezit van een bewijs van bevoegdheid), garandeert een afstand van 25 meter
een adequaat veiligheidsniveau. Indien het drones betreft in de categorie vliegtuigen
dan wel een andere categorie dan helikopters of vliegtuigen garandeert een afstand
van 50 meter een adequaat veiligheidsniveau. Om die reden wordt met de onderhavige
regeling de voor beroepsmatig gebruik van drones geldende afstandseis versoepeld voor
drones tot en met 25 kg, waarmee een onnodige belemmering voor beroepsmatig gebruik
van drones wordt weggenomen.
Verruiming toepassingsmogelijkheden in de CTR.
Daarnaast worden met de onderhavige regeling de mogelijkheden verruimd om beroepsmatige
operaties uit te voeren binnen de CTR (het gecontroleerde luchtruim rond luchthavens).
Op grond van de tot nu toe geldende regeling waren operaties met drones alleen toegestaan
in de buitenste ring van de CTR tot een maximale hoogte van 45 meter. Deze regelgeving
verhinderde de inspecties met drones in de buitenste ring van de CTR boven 45 meter,
terwijl in bepaalde delen van CTR’s zich juist veel industrie bevindt, waarvoor de
inspecties met drones grote voordelen biedt. Deze operaties in de buitenste ring van
Maastricht CTR, Eelde CTR en Rotterdam CTR boven de 45 meter kunnen veilig worden
uitgevoerd door gecertificeerde drone operators, die gebruik maken van gekeurde toestellen
(voorzien van een bewijs van luchtwaardigheid) en professionele piloten (in het bezit
van een bewijs van bevoegdheid). Daarbij is ook van belang dat op grond van de SERA-verordening2 voorafgaand aan de vlucht een vliegplan moet worden ingediend, tweezijdig radiocontact
verplicht is en een klaring moet worden gekregen van de luchtverkeersleiding. Om deze
reden worden met de onderhavige regeling genoemde operaties mogelijk gemaakt. De verruiming
van de mogelijkheid voor operaties in de CTR heeft geen betrekking op Schiphol CTR.
Vooralsnog worden operaties daar in verband met de drukte in dat luchtruim niet haalbaar
geacht. Ditzelfde geldt voor operaties in het boven Nederlands grondgebied gelegen
deel van de Niederrhein CTR. Hoewel het hier Nederlands luchtruim betreft, is de Duitse
luchtverkeersdienstverlener verantwoordelijk voor het beheer hiervan. Over de gebruiksmogelijkheden
in deze CTR zullen op een later moment nadere afspraken gemaakt worden. Als daar dan
aanleiding toe is, zal de regelgeving dienovereenkomstig worden aangepast.
Verder voorziet de onderhavige regeling in de wens om in de gehele CTR Eelde vluchten
uit te voeren waarbij geëxperimenteerd kan worden met de integratie van op afstand
bestuurde luchtvaartuigen met bemande luchtvaart in gecontroleerd luchtruim. Het betreft
hier experimenten die noodzakelijkerwijs binnen gecontroleerd luchtruim plaats moeten
vinden en bijdragen aan de integratie van op afstand bestuurde luchtvaartuigen in
het bemande luchtvaartsysteem. Dit is nodig om deze gewenste integratie in de toekomst,
op een luchthaven die zich hier qua aard en omvang voor leent, mogelijk te maken.
Ook hier geldt de eis dat deze operaties worden uitgevoerd door gecertificeerde drone
operators, die gebruik maken van gekeurde drones en professionele piloten. En ook
deze operaties moeten voldoen aan de SERA-verordening.
Afschaffing meldplichten
Tot slot behelst de onderhavige regeling de afschaffing van de verplichting 48 uur
voorafgaand aan de vlucht een Notice to Airmen (NOTAM) te publiceren en de verplichting 24 uur voorafgaand aan de vlucht het voornemen
daartoe te melden aan de Minister van Infrastructuur en Milieu en de burgemeester
van de betrokken gemeente. Deze verplichtingen golden nog slechts voor beroepsmatig
gebruik van drones anders dan onder de regelgeving voor minidrones. Het betreft hier
een klein deel van het totale aantal drones. De publicatie van de NOTAM wordt niet
langer verplicht gesteld omdat is gebleken dat deze niet praktisch is. Met de afschaffing
wordt invulling gegeven aan een brede wens binnen de drones sector. Met een verplichte
publicatie van de NOTAM is het voor een operator moeilijk om snel in te kunnen spelen
op een commerciële opdracht. Daarnaast wordt het NOTAM-systeem onnodig vervuild als
er aanvragen binnenkomen voor vluchten die op de bedoelde dag niet uitgevoerd worden
als gevolg van bijvoorbeeld weersomstandigheden. Ten behoeve van de veiligheid voor
laagvliegoperaties is er voor gekozen de NOTAM-verplichting in stand te houden voor
vluchten hoger dan 40 meter in luchtruim waarin laag mag worden gevlogen door civiele
of militaire luchtvaartuigen. De 40 meter grens is afkomstig uit regelgeving voor
de zogenoemde minidrones, op grond waarvan tot maximaal 40 meter hoog mag worden gevlogen
in dit luchtruim indien een waarnemer aanwezig is. Wel wordt de termijn voor het publiceren
van de NOTAM verkort van 48 uur voorafgaand aan de vlucht tot 24 uur voorafgaand aan
de vlucht. Het Ministerie van Defensie heeft aangegeven dat zij voldoende tijd heeft
voor de vluchtvoorbereiding, indien het 24 uur voorafgaand aan de vlucht met de drone
in laagvlieggebieden hierover een NOTAM ontvangt.
De melding bij de burgemeester komt, na overleg met de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten en het Nederlands Genootschap van Burgemeesters te vervallen. Het instrument
bleek niet voldoende effectief en is om die reden een onnodige administratieve last
voor de dronevlieger.
3. Advies en consultatie
De Association of Dutch Certified RPAS operators (DCRO) en de Dutch Association for
Remotely Piloted Aircraft Systems (DARPAS) zijn bij de totstandkoming van de regeling
betrokken. Zij hebben gereageerd op het concept van de regeling. Ook is de regeling
afgestemd met het Ministerie van Defensie en de Luchtverkeersleiding Nederland. Daarnaast
is het concept van de regeling in de periode van 19 juli tot en met 30 augustus 2017
opengesteld voor openbare internetconsultatie. Er zijn in totaal 7 reacties binnengekomen,
waarvan 5 openbaar. De reacties zijn hieronder omschreven. Het verslag van de internetconsultatie
is te vinden op www.internetconsultatie.nl.
De reacties op de verruiming voor de mogelijkheden voor gecertificeerd drone gebruik
zijn positief. Daarbij is aangegeven dat deze verruiming alleen voor volwaardige ROC-houders
zou moeten gelden en niet voor houders van een zogenoemd ROC-light, omdat alleen dan de professionaliteit en daarmee de veiligheid in het luchtruim
gegarandeerd kan worden. Eén respondent heeft echter aangegeven dat de regelgeving
ook voor operators met een ROC-light versoepeld zou moeten worden. In reactie hierop
wijs ik erop dat uitgangspunt is dat voor beroepsmatig dronegebruik een certificaat
nodig is voor het bedrijf dat de vluchten exploiteert (de operator), een certificaat
nodig is met betrekking tot de drone en een bewijs van bevoegdheid voor de piloot.
Hierop wordt een uitzondering gemaakt voor het gebruik van drones tot en met 4 kg,
mits dit gebruik plaatsvindt onder operationele beperkingen ten aanzien van hoogte
en afstand. Zoals toegelicht in de Regeling tot wijziging van de Regeling op afstand
bestuurde luchtvaartuigen van 30 mei 2016 (Stcrt. 2016, nr. 27757), zijn de veiligheidsrisico’s alleen beheersbaar indien onder deze operationele beperkingen
wordt gevlogen. Anders dan in geval van gecertificeerd dronegebruik, is niet gebleken
dat een adequaat veiligheidsniveau kan worden gegarandeerd, indien deze operationele
condities worden versoepeld. Verder is geadviseerd om nog duidelijker aan te geven
dat de regeling alleen geldt voor gecertificeerde operators (ROC-houders). In reactie
hierop merk ik op dat inderdaad van belang is dat duidelijk is dat de regeling alleen
geldt voor gecertificeerde operators. Om die reden is dit in het opschrift van de
onderhavige regeling vermeld. Ook in de communicatie over de regeling zal hier expliciet
op worden gewezen.
De Vereniging van Nederlandse Verkeersvliegers heeft aangegeven in de met deze regeling
geregelde verspoeling van de luchtverkeersregels geen gevaren te zien voor de vliegveiligheid
ten opzichte van het bemande luchtverkeer. Daarbij heeft zij wel aangegeven te twijfelen
aan de gekozen algemene afstand van 25 meter, indien de operatie wordt uitgevoerd
met een zogenoemde fixed wing drone. Naar aanleiding hiervan, en met inachtneming
ook van opmerkingen die door DCRO en DARPAS namens de beroepsmatige dronegebruikers
zelf naar aanleiding van het concept van de regeling naar voren zijn gebracht, is
de afstandseis tot mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing, kunstwerken, spoorlijnen,
voertuigen en vaartuigen van 25 meter beperkt tot gebruik van drones in de categorie
helikopters. Gecertificeerd dronegebruik tot en met 25 kg met luchtvaartuigen die
in de categorie vliegtuigen dan wel een andere categorie vallen, moeten een afstand
aanhouden van 50 meter.
Een respondent heeft geconstateerd dat de afstand tot wegen, aaneengesloten bebouwing
en mensenmenigten wordt verkleind naar 25 meter, maar dat de huidige afstandsbeperking
tot kunstwerken, spoorlijnen, voer- en vaartuigen en haven- en industriegebieden ongewijzigd
blijft op 50 meter. Hij vraagt om uitleg hierover. In reactie hierop merk ik allereerst
op dat de bepaling dat vluchten mogen worden uitgevoerd tot minimaal 50 meter horizontaal
van industrie- en havengebieden (voorheen neergelegd in artikel 15, tweede lid, en
met deze wijziging neergelegd in artikel 15, derde lid) een afwijking betreft van
de afstandseis van 150 meter die geldt voor drones van meer dan 25 kg. Voor drones
tot en met 25 kilo geldt een afstandseis tot aaneengesloten bebouwing van 25 meter.
Zoals aangegeven, geldt deze eis alleen voor drones tot en met 25 kg in de categorie
helikopters. Voor andere categorieën drones tot en met 25 kg geldt de afstandseis
van 50 meter. Er is geen sprake van een afwijking van deze afstandseis.
Ten opzichte van industrie- en havengebieden geldt voor drones tot en met 25 kg enkel
een afstandseis als het gebieden met aaneengesloten bebouwing dan wel kunstwerken
betreft. Verder is de bedoeling dat de afstandseis van maximaal 25 meter (helikopters)
respectievelijk 50 meter (vliegtuigen en andere categorieën) ook gaat gelden ten opzichte
van kunstwerken, spoorlijnen, voertuigen en vaartuigen. Dit is echter in het oorspronkelijke
concept van de regeling niet goed geregeld en wordt naar aanleiding van de internetconsultatie
aangepast. Uit het nieuwe artikel 15, tweede lid, blijkt thans dat de afstandseis
van 25 meter respectievelijk 50 meter ook geldt ten aanzien van kunstwerken, voertuigen,
vaartuigen en spoorlijnen.
Eerder is ook een concept van de Regeling tot wijziging van de Regeling burgerluchthavens,
de Regeling modelvliegen en de Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen in het
kader van internetconsultatie gepubliceerd (van 1 mei tot en met 29 mei 2017). Eén
respondent heeft voorgesteld om de bepalingen in deze regeling, waarmee de Regeling
op afstand bestuurde luchtvaartuigen wordt gewijzigd, in de onderhavige regeling op
te nemen. Omdat het hier ook bepalingen betreft waarmee de mogelijkheden voor gecertificeerd
dronegebruik worden verruimd (afschaffing van de NOTAM-verplichting voor gecertificeerd
dronegebruik), heb ik dit voorstel opgevolgd. De bepalingen zijn opgenomen in artikel
I, onderdeel F. De wijziging van artikel 15aa, derde lid, van de Regeling op afstand
bestuurde luchtvaartuigen blijft echter onderdeel uitmaken van de regeling die eerder
in het kader van internetconsultatie is geconsulteerd, omdat deze wijziging onlosmakelijk
samenhangt met de wijziging van de Regeling modelvliegen. Verder merk ik desgevraagd
op dat de Regeling tot wijziging van onder andere de Regeling modelvliegen en de Regeling
op afstand bestuurde luchtvaartuigen naar verwachting, rekening houdend met het systeem
van vaste verandermomenten, op 1 januari 2018 in werking zal treden.
Een respondent heeft gevraagd hoe voorkomen gaat worden dat drones gebruik worden
voor terroristische aanslagen. De onderhavige regeling heeft niet als doel om terroristische
aanslagen te voorkomen. In mijn brief aan de Tweede Kamer van 29 juni 2017 in het
kader van het schriftelijk overleg naar aanleiding van eerdergenoemd concept van de
Regeling tot wijziging van de Regeling burgerluchthavens, de Regeling modelvliegen
en de Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen (TK 2016/17, 30 806, nr. 41) ben ik nader op dit punt ingegaan.
4. Lasten voor burgers
De onderhavige regeling betreft een wijziging van de luchtverkeersregels voor op afstand
bestuurde luchtvaartuigen. De wijziging van de luchtverkeersregels brengt geen verandering
in de administratieve lasten of de nalevingskosten mee.
Wel zal de wijziging van de luchtverkeersregels er in sommige gevallen toe leiden
dat het RPAS operator certificate moeten worden aangepast, omdat de luchtverkeersregels
hierin zijn opgenomen. Omdat het hier in beginsel een ambtshalve wijziging zal betreffen,
vloeien hier geen administratieve lasten uit voort.
5. Uitvoering en handhaving
Het toezicht op de naleving van de luchtverkeersregels, die met de onderhavige regeling
worden gewijzigd, berust bij de ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport
en bij de in artikel 141 van het wetboek van Strafvordering bedoelde ambtenaren. Krachtens
artikel 11.9 van de Wet luchtvaart in samenhang met artikel 33 van het Besluit luchtverkeer
2014 zijn overtredingen van deze voorschriften strafbaar gesteld.
6. Inwerkingtreding
De regeling heeft uitsluitend gevolgen voor een specifieke doelgroep, te weten de
beroepsmatige gebruiker van drones die specifieke operaties wil uitvoeren in de CTR
dan wel luchtwerk wil verrichten met betrekking tot gebouwen, kunstwerken, wegen,
voer- en vaartuigen. Gelet op de aanmerkelijke voordelen die het voor deze doelgroep
oplevert als de regeling op zo kort mogelijke termijn in werking treedt, wordt gebruik
gemaakt van de uitzondering op de systematiek van de vaste verandermomenten, genoemd
in aanwijzing 174, vierde lid, aanhef en onderdeel a, van de Aanwijzingen voor de
regelgeving.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdelen A en F
Zoals toegelicht in het algemeen deel van deze toelichting, komen met de onderhavige
regeling de verplichting een NOTAM te publiceren 48 uur voorafgaand aan een vlucht
(met uitzondering van vluchten die plaatsvinden hoger dan 40 meter in luchtruim waarin
laag mag worden gevlogen door civiele of militaire luchtvaartuigen) en de verplichting
het voornemen van de vlucht 24 uur voor de vlucht te melden bij de burgemeester van
de betrokken gemeente en de Minister, met de onderhavige regeling te vervallen. Deze
verplichtingen golden nog voor beroepsmatig gebruik van drones anders dan onder de
minidroneregeling.
De meldplicht bij de burgemeester en de Minister en de daarop geldende uitzondering
voor de brandweer was geregeld in artikel 10, vierde en vijfde lid, van de Regeling
op afstand bestuurde luchtvaartuigen. Deze artikelleden zijn met artikel I, onderdeel
A, geschrapt.
De verplichting een NOTAM te publiceren volgde uit bijlage 6 bij de regeling. Op grond
van deze bijlage moest het handboek, waarover de exploitant van vluchten met op afstand
bestuurde luchtvaartuigen moet beschikken, een duidelijke beschrijving bevatten van
de procedure om 48 uur voorafgaand aan de vlucht een NOTAM te publiceren. Het desbetreffende
bolletje, waarin dit was geregeld, is met artikel I, onderdeel F aangepast, zodat
de NOTAM-verplichting enkel nog geldt voor vluchten hoger dan 40 meter in luchtruim
waarin laag mag worden gevlogen door militaire of civiele luchtvaartuigen. Daarbij
is verder, zoals aangegeven in het algemeen deel van deze toelichting, de termijn
van 48 uur ingekort tot 24 uur. Het betreft hier enkel vluchten door gecertificeerde
drone operators. Beroepsmatige gebruikers van drones onder de minidroneregeling mogen
immers in deze zogenoemde laagvlieggebieden niet hoger dan 40 meter vliegen.
Artikel I, onderdelen B en D
De afstandseis voor drones tot en met 4 kg die vliegen onder striktere operationele
condities (de zogenoemde minidrones) was, in het oude artikel 15aa, tweede lid, van
de Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen geformuleerd als een toestemming
om dichterbij te vliegen dan ander beroepsmatig (gecertificeerd) gebruik. Omdat als
gevolg van de onderhavige regeling de afstandseis voor gecertificeerd dronegebruik
tot en met 25 kg soepeler wordt dan de afstandseis van 50 meter voor zogenoemde minidrones
(50 meter) dan wel gelijk wordt aan laatstgenoemde afstandseis, moet ook de formulering
van de bepalingen met betrekking tot deze minidrones worden aangepast. Met de onderhavige
regeling wordt de afstandseis van 50 meter nu opgenomen in artikel 15aa, eerste lid,
van de Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen, bij de overige eisen die gelden,
indien wordt gevlogen onder de minidroneregeling. Voor de volledigheid wordt hier
ook het verbod opgenomen te vliegen anders dan in klasse G. Dit verbod is niet nieuw.
Het verbod volgde reeds uit artikel 10a, eerste lid. Deze wijzigingen zijn louter
van wetstechnische aard. Inhoudelijk verandert er niets aan de eisen voor minidrones.
Artikel I, onderdeel C
Zoals aangegeven in het algemeen deel van de toelichting, wordt met deze regeling
de minimale afstand die bij beroepsmatig gebruik van een drone tot en met 25 kg moet
worden aangehouden (150 meter), verkleind tot 25 meter (in geval van helikopters)
respectievelijk 50 meter (in geval van vliegtuigen of drones in een andere categorie).
Dit wordt gedaan door artikel 15, eerste lid, waarin de afstandseis van 150 meter
is neergelegd, te beperken tot drones van meer dan 25 kg, en een nieuw tweede lid
in het leven te roepen, waarin deze afstandseis van maximaal 25 meter respectievelijk
50 meter wordt neergelegd die drones tot en met 25 kg in acht moeten nemen ten opzichte
van in gebruik zijnde wegen, mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing en kunstwerken,
voertuigen, vaartuigen en spoorlijnen. Met de in het nieuwe artikel 15, tweede lid,
genoemde categorieën drones is aangesloten bij de categorieën, genoemd in artikel
2, tweede lid, onder d, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart.
De afstandseis van 25 meter respectievelijk 50 meter geldt ook ten aanzien van industrie-
en havengebieden voor zover het hier aaneengesloten bebouwing, dan wel kunstwerken
betreft.
Artikel I, onderdeel E
Zoals toegelicht in het algemeen deel van deze toelichting, worden met de onderhavige
regeling de mogelijkheden voor beroepsmatig gebruik van drones in de CTR verruimd.
Dit wordt gedaan door de toevoeging van twee leden aan artikel 16 van de Regeling
op afstand bestuurde luchtvaartuigen. Het toegevoegde derde lid bevat een inperking
van het in het eerste lid opgenomen verbod te vliegen in Eelde CTR voor zover het
experimenten betreft met betrekking tot de integratie van RPA’s in het gecontroleerde
luchtruim. Het nieuwe vierde lid bevat de inperking van het in het tweede lid neergelegde
verbod te vliegen hoger dan 45 meter voor zover het luchtwerk betreft met betrekking
tot obstakels die zijn gelegen in de buitenste ring van Maastricht CTR, Eelde CTR
en Rotterdam CTR.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
S.A.M. Dijksma