Advies Raad van State inzake ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk in verband met de wijziging van de Werkloosheidswet

Nader Rapport

2017-0000426690

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Aan de Koning

Nader rapport ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk in verband met de wijziging van de Werkloosheidswet

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 21 juni 2017, no. 2017001031, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 12 juli 2017, no. W04.17.0175/l, bied ik u hierbij aan.

De Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) adviseert het besluit vast te stellen, maar acht een nadere toelichting of aanpassing van het ontwerpbesluit aangewezen waar het gaat om de afwijkende regeling in het ontwerpbesluit ten opzichte van de inkomstenverrekening in de Werkloosheidswet (hierna: WW).

De Afdeling is, kort samengevat, van mening dat de overheid ook in haar hoedanigheid van werkgever het doel van de regering (als wetgever en beleidsmaker) met het door haar in de WW vastgelegde arbeidsmarktbeleid zou moeten nastreven. Dat zou er volgens de Afdeling voor pleiten dat de gewijzigde systematiek in de WW (in het bijzonder die van de inkomstenverrekening) in zijn geheel zou moeten worden doorgevoerd in het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk (hierna: BwWW Rijk), zodat de gunstige effecten van de inkomstenverrekening in de WW ook voor werklozen in de sector Rijk van toepassing zijn.

Voor zover de Afdeling met haar opmerking veronderstelt dat de gunstige effecten van de inkomstenverrekening in de WW door dit besluit gedeeltelijk ongedaan (kunnen) worden gemaakt of beperkt (kunnen) worden voor werklozen in de sector Rijk, berust dat op een misverstand. Het BwWW Rijk is naar aard en strekking een bovenwettelijke regeling die in hoogte en duur aanvult op de WW. Het door de Afdeling aangehaalde artikel 15 van het BwWW Rijk (de loonaanvullingsregeling) houdt in dat de inkomsten van een werkloze uit nieuwe arbeid en resterende WW-uitkering aangevuld worden tot het (ongemaximeerde) dagloon uit de oorspronkelijke betrekking, naar rato van het aantal hervatte arbeidsuren. In 2015 hebben de partijen in het SOR met elkaar afgesproken dat de loonaanvulling op grond van artikel 15 van het BwWW Rijk tot in beginsel dezelfde uitkomsten in totaliteit zou moeten leiden als het geval was voordat de systematiek van urenverrekening in de WW integraal werd vervangen door die van inkomstenverrekening. In het onderhavige ontwerpbesluit is dit geregeld. De nota van toelichting is ter verduidelijking op dit punt aangepast.

Ik moge U hierbij het ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk.

Advies Raad van State

No. W04.17.0175/I

’s-Gravenhage, 12 juli 2017

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 21 juni 2017, no.2017001031, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk in verband met de wijziging van de Werkloosheidswet met ingang van 1 juli 2015, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit past het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk (BwWW Rijk) aan in verband met wijzigingen van de Werkloosheidswet (WW) per 1 juli 2015.

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar acht een nadere toelichting of aanpassing van het ontwerpbesluit aangewezen waar het gaat om de afwijkende regeling in het ontwerpbesluit ten opzichte van de inkomstenverrekening in de WW.

De Afdeling constateert dat het voorliggende ontwerpbesluit een weerslag vormt van de afspraken die zijn gemaakt in het Sectoroverleg Rijkspersoneel. Zij heeft geen opmerkingen over de wijze waarop die afspraken in het voorgestelde besluit zijn verwerkt. Wel vraagt zij aandacht voor de aanpassing van de inkomstenverrekening. Per 1 juli 2015 kent de WW niet langer een systeem van urenverrekening, maar van inkomstenverrekening. Doel van deze wijziging was om het aantrekkelijker te maken voor mensen met een WW-uitkering om werk te hervatten tegen een loon dat lager is dan de hoogte van de uitkering. Door het systeem van inkomstenverrekening wordt bereikt dat werkhervatting vanuit de WW altijd lonend is.1

De toelichting bij het ontwerpbesluit wijst op deze aanpassing van de WW en stelt dat het BwWW Rijk hierop moet worden aangepast om te voorkomen dat een te hoge dan wel een te lage uitkering ontstaat. Doel en strekking van de aanpassingen is blijkens de toelichting om te bereiken dat per saldo eenzelfde uitkering wordt verstrekt als vóór 1 juli 2015 het geval was.2 Hieruit zou kunnen worden afgeleid dat een persoon die op grond van het BwWW Rijk een WW-uitkering ontvangt en arbeid aanvaardt tegen een loon dat lager is dan de hoogte van de uitkering niet in alle gevallen kan profiteren van het gunstige effect dat het systeem van inkomstenverrekening zou moeten hebben. Indien dit het geval zou zijn, is de stimulerende werking die uit zou moeten gaan van de wijziging van de WW mogelijk niet van toepassing op werklozen in de sector Rijk.

De toelichting gaat niet in op de vraag waarom het beoogde gunstige effect van de wijziging van de uitkeringssystematiek in de WW niet volledig zou moeten gelden voor personen die vallen onder het BwWW Rijk. De Afdeling heeft er eerder op gewezen dat het voor de hand ligt dat de overheid ook in haar hoedanigheid van werkgever het doel dat de regering nastreeft met het door haar in de WW vastgelegde arbeidsmarktbeleid laat meewegen bij de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden en de daaraan voorafgaande onderhandelingen met de vakorganisaties.3 Dat zou ervoor pleiten dat de gewijzigde systematiek in de WW in zijn geheel wordt doorgevoerd in het BwWW Rijk, zodat de gunstige effecten die zouden moeten worden bereikt met de wijziging van de WW ook voor werklozen in de sector Rijk van toepassing zijn.

De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en zo nodig het ontwerpbesluit aan te passen.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State, J.P.H. Donner.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Besluit van ... houdende wijziging van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk in verband met de wijziging van de Werkloosheidswet met ingang van 1 juli 2015

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van 16 juni 2017, nr. 2017-0000283931;

Gelet op artikel 125, eerste lid, van de Ambtenarenwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van ... 2017, nr. ...);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van ... 2017, nr. ..;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel b, onder 1e, komt te luiden:

  • 1e. de ambtenaar in vaste dienst, die op basis van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Ambtenarenreglement Staten-Generaal of het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken in burgerlijke rijksdienst werkzaam is of is geweest en die ten gevolge van een ontslag, met uitzondering van een ontslag op grond van de artikelen 81, eerste lid, onder l, 94b, tweede en vierde lid, 94c, tweede lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, 130d, eerste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement zoals deze luidde op 31 maart 2015, de artikelen 1 en 2 van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal j° artikel 81, eerste lid, onder l, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement of artikel 87, eerste lid, onder l, van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken, werkloos is geworden in de zin van de Werkloosheidswet;.

b. In onderdeel f wordt ‘artikel 45 van de Werkloosheidswet’ vervangen door: artikel 1b, eerste en zesde lid, van de Werkloosheidswet.

c. Onder lettering van onderdeel k tot g en onderdeel q tot h, vervallen de onderdelen g (oud), h (oud), i, j, l, m, n, o en p.

d. Onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel h (nieuw) door een puntkomma, worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:

i. maandloon:

het maandloon, bedoeld in artikel 1b, tweede lid, van de Werkloosheidswet;

j. bovenwettelijk maandloon:

het maandloon, evenwel zonder toepassing van het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen;

k. inkomen in een kalendermaand:

het inkomen in een kalendermaand, bedoeld in artikel 1b, vierde lid, van de Werkloosheidswet.

2. In het tweede lid vervalt ‘dan wel’ en wordt na ‘artikel 57b, eerste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement’ ingevoegd: , dan wel de artikelen 35 en 38 van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervalt: 47, tweede en derde lid,.

2. In het derde lid wordt ‘de artikelen 34, 35a en 35aa van de Werkloosheidswet’ vervangen door: de artikelen 47a en 47b van de Werkloosheidswet.

C

Artikel 4, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De aanvulling op de werkloosheidsuitkering bedraagt de uitkomst van de formule: 0,7 * (A – B) – C,

    in welke formule voorstelt:

    A: het bedrag van het bovenwettelijk maandloon;

    B: het bedrag van het inkomen in een kalendermaand;

    C: het bedrag van de werkloosheidsuitkering.

D

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt vóór ‘75’ ingevoegd: 47a, 47b,.

2. In het derde lid wordt ‘en h’ vervangen door ‘en i’ en ‘onderdeel e’ door: onderdeel b.

E

Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10. Hoogte van de aansluitende uitkering

De aansluitende uitkering bedraagt de uitkomst van de formule 0,7 * (A – B).

in welke formule voorstelt:

A: het bedrag van het bovenwettelijk maandloon;

B: het bedrag van het inkomen in een kalendermaand.

F

Artikel 12 vervalt.

G

In artikel 14, eerste lid, vervalt de zinsnede: of gedeeltelijk.

H

Artikel 15 komt te luiden:

Artikel 15. Loonaanvulling
  • 1. De betrokkene die een nieuwe dienstbetrekking aanvaardt, kan op zijn aanvraag gedurende de op basis van artikel 2 voor hem vastgestelde uitkeringsduur een loonaanvulling krijgen, indien het dagloon in de nieuwe dienstbetrekking minder bedraagt dan het dagloon uit de betrekking waaruit hij werkloos werd.

  • 2. Het bedrag van de loonaanvulling bedraagt de uitkomst van de formule

    (C – 1) * (B – (D/E)*A)

    in welke formule voorstelt:

    A: het bedrag van het bovenwettelijk maandloon;

    B: het bedrag van inkomen in een kalendermaand;

    C: het voor betrokkene geldende uitkeringspercentage van de bovenwettelijke uitkering;

    D: het aantal uren van de nieuwe dienstbetrekking, waarbij geldt dat indien D groter is dan E, D wordt gemaximeerd op E;

    E: het aantal arbeidsuren dat betrokkene gemiddeld per week in de dienstbetrekking waaruit hij werkloos werd werkzaam was in de 26 weken voorafgaand aan de kalenderweek waarin de eerste werkloosheidsdag is gelegen.

    Bij een uitkomst kleiner dan nul is de loonaanvulling nihil.

  • 3. De loonaanvulling eindigt:

    • a. zodra de nieuwe dienstbetrekking eindigt;

    • b. zodra het totaal aan werkloosheidsuitkering, aanvullende of aansluitende uitkering en inkomen uit de nieuwe dienstbetrekking per maand gelijk is aan of hoger is dan het maandloon, of

    • c. zodra de voor betrokkene op basis van artikel 2 vastgestelde uitkeringsduur is verstreken.

  • 4. De aanvraag om loonaanvulling wordt binnen drie maanden na het aanvaarden van de nieuwe betrekking ingediend. De loonaanvulling wordt door middel van een beschikbaar gesteld formulier aangevraagd. Bij overschrijding van deze termijn wordt de loonaanvulling toegekend vanaf het moment dat de aanvraag werd ingediend.

I

De artikelen 20b tot en met 20d vervallen.

J

Artikel 20e, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Ten aanzien van de betrokkene die op 31 december 2011 recht had op een bovenwettelijke uitkering op basis van dit besluit, blijft dit besluit van toepassing zoals het op die dag luidde, met dien verstande dat:

    • a. voor de ambtenaar bedoeld in artikel 2, derde lid, van het besluit zoals dit gold op 31 december 2011, de uitkeringsduur wordt verlengd tot de dag waarop betrokkene de pensioengerechtigde leeftijd bereikt;

    • b. voor de ambtenaar bedoeld in artikel 8, vierde lid, van het besluit zoals dit gold op 31 december 2011, het recht op aansluitende uitkering eindigt na ommekomst van de duur van de aansluitende uitkering, dan wel op de dag waarop betrokkene de pensioengerechtigde leeftijd bereikt indien dat eerder is.

K

In artikel 20f, onderdelen a en b, wordt ‘Besluit van [...]’ vervangen door ‘Besluit van 11 september 2014’ en ‘(Stb. 2014, nr. 000)’ vervangen door: (Stb. 2014, nr 345).

L

Na artikel 20f wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 20g

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 20e en 20f van dit besluit, blijft op uitkeringen op grond van dit besluit, ingegaan vóór 1 juli 2015, dit besluit van toepassing, zoals dat luidde op 30 juni 2015.

ARTIKEL II

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2015.

  • 2. In afwijking van het eerste lid werkt artikel I, onderdeel J, terug tot en met 1 juli 2013.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Dit besluit strekt tot aanpassing van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk (hierna: BwWW Rijk) aan de wijzigingen van de Werkloosheidswet (hierna: WW) per 1 juli 2015 uit hoofde van de Wet werk en zekerheid (hierna: WWZ). Het gaat om de volgende onderwerpen: wijziging van de begrippen dagloon en passende arbeid en inkomstenverrekening vanaf de eerste dag WW in plaats van urenverrekening bij (gedeeltelijke) werkhervatting.

Uitgangspunt in het BwWW Rijk is dat de systematiek van de WW wordt gevolgd. In de artikelen 3 en 8 BwWW Rijk is bijvoorbeeld een groot deel van de WW van overeenkomstige toepassing verklaard. De wijzigingen van de WW per 1 juli 2015 moeten leiden tot aanpassing van de bovenwettelijke WW. Voor een deel betreft het wijzigingen die automatisch doorwerken, omdat de betreffende artikelen uit de WW van overeenkomstige toepassing zijn verklaard in het BwWW Rijk. Voor een ander deel betreft het technische wijzigingen, omdat artikelen in de WW, waarnaar is verwezen in het BwWW Rijk, zonder inhoudelijke wijziging zijn vernummerd. Beide categorieën wijzigingen worden nader toegelicht in het artikelsgewijze deel van deze nota van toelichting. Ten slotte betreft het onderwerpen die meer uitwerking vragen om de WW-systematiek in de bovenwettelijke WW te volgen. Hierop wordt in paragraaf 2 van het algemeen deel van deze nota van toelichting nader ingegaan.

In het onderhavige besluit zijn de afspraken uitgewerkt in regelgeving zoals die op 24 september 2015 zijn gemaakt in het Sectoroverleg Rijk (hierna: SOR). Formalisering van de afspraken is eerst uitgesteld, omdat de uitvoering van het BwWW Rijk Europees werd aanbesteed en de uitvoerder betrokken moet zijn bij de verwerking van de afspraken in het besluit. Het voorliggende ontwerpbesluit is voor een uitvoeringstoets voorgelegd aan de uitvoerder, APG Service Partners BV (hierna: APG). APG heeft de wijzigingen als uitvoerbaar en in overeenstemming met de wijze waarop zij er vanaf 1 juli 2015 uitvoering aan geven, verklaard.

Voor de goede orde: het gaat hier niet om de wijzigingen van de WW als gevolg van de WWZ per 1 januari 2016 (de versoberde opbouw en duur van de WW). Daarover vindt nog overleg plaats in het SOR.

2. Uit te werken wijzigingen in de WW per 1 juli 2015

De WW kende tot 1 juli 2015 in het geval een uitkeringsgerechtigde (gedeeltelijk) arbeid ging verrichten een urenkorting. Dit hield in dat voor het aantal uur (per week) dat een uitkeringsgerechtigde arbeid ging verrichten, hij geen WW-uitkering ontving.

In het geval van langdurige werkloosheid van de uitkeringsgerechtigde vond een inkomstenverrekening plaats met de WW-uitkering bij het verrichten van arbeid. De systematiek van urenverrekening gold op overeenkomstige wijze ook voor de aanvullende en de aansluitende uitkering krachtens de BwWW Rijk.

Op grond van artikel 15 BwWW Rijk heeft de uitkeringsgerechtigde, die (gedeeltelijk) arbeid ging verrichten aanspraak op een loonaanvulling, in het geval het dagloon in de oude functie hoger was dan het dagloon in de nieuwe functie.

Inkomstenverrekening

Vanaf 1 juli 2015 geldt voor uitkeringen met een ingangsdatum vanaf die datum of later dat vanaf de eerste werkloosheidsdag inkomstenverrekening plaatsvindt in plaats van urenkorting. Het recht op een uitkering eindigt wanneer de uitkeringsgerechtigde meer dan 87,5% van zijn oude inkomen gaat verdienen. Het kan dus voorkomen dat een uitkeringsgerechtigde voltijd gaat werken, maar nog wel recht op een uitkering behoudt, omdat hij minder dan 87,5% van zijn oude inkomen ontvangt. Omdat de WW met ingang van genoemde datum geen urenverrekening meer hanteert, moet de BwWW Rijk hierop worden aangepast om te voorkomen dat (afhankelijk van de omstandigheden van het geval) een te hoge dan wel een te lage uitkering ontstaat. In het besluit zijn met het oog daarop de artikelen 4 (aanvullende uitkering), 10 (aansluitende uitkering) en 15 (loonaanvulling) aangepast. Doel en strekking hiervan is om te bereiken dat deze bepalingen per saldo een zelfde uitkomst geven als vóór 1 juli 2015 het geval was.

Dagloonbegrip

De nieuwe definitie van dagloon houdt in dat ook de inkomsten uit (latere) dienstverbanden – niet zijnde bij het Rijk – mee kunnen tellen bij de bepaling van het dagloon. Dit is alleen relevant voor de toepassing van artikel 14 (hervatting recht op uitkering) en artikel 15 (loonaanvulling). De artikelen zijn zodanig geredigeerd dat is bepaald dat hervatte uitkering en loonaanvulling zijn gebaseerd op het oorspronkelijke dagloon dat is vastgesteld bij het begin van de werkloosheid (na ontslag). Latere inkomens niet bij de sector Rijk – eventueel relevant voor het dagloon- blijven dan buiten beschouwing hiervoor.

3. Overgangsrecht

De wijzigingen in de WW per 1 juli 2015 gelden alleen voor nieuwe uitkeringen na 1 juli 2015. Om deze reden is in artikel 130z WW overgangsrecht opgenomen voor op 1 juli 2015 reeds bestaande WW-uitkeringen. Een vergelijkbare bepaling / verwijzing is ook in het besluit opgenomen.

4. Gevolgen voor regeldruk

Deze regeling brengt geen regeldrukeffecten met zich voor burgers en bedrijven. Voor de overheid zijn er gevolgen voor werkgevers en werknemers, maar dat betreft slechts het formaliseren van de reeds bestaande uitvoeringspraktijk.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A, onder 1a en 1c

In de definitie van betrokkene zijn de bepalingen ten aanzien van de grondslag voor ontslag die niet langer van toepassing zijn verwijderd. Daarnaast zijn andere definities die niet meer gebruikt worden verwijderd.

Artikel I, onderdelen A, onder 1b en 1d, B en D

De wijzigingen van artikel 1, onderdeel f, en de nieuwe onderdelen i, j en k, artikel 3, tweede en derde lid, en artikel 8, tweede en derde lid, betreffen technische wijzigingen van het BwWW Rijk in verband met de wijzigingen van de WW per 1 juli 2015, met als doel het behouden van een zo naadloos mogelijke aansluiting van de BwWW Rijk op de WW.

Artikel I, onderdeel A, onder 2

De bepalingen uit het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken waren abusievelijk niet opgenomen. Deze omissie is hiermee hersteld.

Artikel I, onderdeel C

De aanvullende uitkering vult de werkloosheidsuitkering en, indien van toepassing, het nieuwe inkomen aan tot 70% van het voor betrokkene geldende dagloon. De berekening is in artikel 4, eerste lid, opnieuw geformuleerd in verband met de gewijzigde systematiek van de WW.

Artikel I, onderdeel E

De aansluitende uitkering bedraagt 70% van het voor betrokkene geldende dagloon of vult indien van toepassing het nieuwe inkomen aan tot 70% van het voor betrokkene geldende dagloon. De berekening is in artikel 10 opnieuw geformuleerd in verband met eenduidigheid met de formulering in artikel 4.

Artikel I, onderdeel F

Vanwege het feit dat deze is uitgewerkt vervalt artikel 12.

Artikel I, onderdeel G

In de WW geldt vanaf 1 juli 2015 inkomstenverrekening ingeval betrokkene tijdens de uitkeringsduur werkt. Voor 1 juli 2015 werd bij werkhervatting tijdens de uitkering het recht beëindigd voor het aantal uren van de nieuwe dienstbetrekking. Het recht werd gedeeltelijk beëindigd indien in de nieuwe dienstbetrekking minder uren werd gewerkt dan het aantal uren van de dienstbetrekking waaruit betrokkene werkloos was geworden. Bij de inkomstenverrekening vindt geen gedeeltelijke beëindiging van het recht meer plaats. Het recht op uitkering eindigt geheel met ingang van de eerste dag van de kalendermaand waarin de werknemer een inkomen heeft dat meer bedraagt dan 87,5% van het maandloon. Om die reden kan de zinsnede ‘of gedeeltelijk’ in artikel 14, eerste lid, komen te vervallen.

Onderdeel H

In aansluiting op de toelichting op de wijziging van artikel 14 is het volgende van belang. In de WW is sinds 1 juli 2015 sprake van inkomstenverrekening in het geval een betrokkene tijdens de uitkering werkzaamheden gaat verrichten. Voor die datum werd het uitkeringsrecht beëindigd aan de hand van het aantal uren dat betrokkene ging werken. Hierbij werd niet gekeken naar de inkomsten die betrokkene met de nieuwe werkzaamheden verwierf. In artikel 15 is geregeld dat betrokkene een loonaanvulling kan krijgen. Doordat in de nieuwe wijze van inkomstenverrekening in de WW al een loonaanvulling zit ten opzichte van de voor 1 juli 2015 toegepaste urenverrekening is artikel 15 aangepast om ervoor te zorgen dat betrokkene aan uitkering, inkomsten uit arbeid en loonaanvulling materieel hetzelfde blijft ontvangen. Hiervoor is nu een formule opgenomen.

Hieronder volgt een voorbeeld:

Betrokkene verdiende in zijn oude baan € 3.000 per maand en werkte 36 uur per week. In zijn nieuwe baan verdient hij € 2.000 in 31 uur per week. Het voor betrokkene geldende uitkeringspercentage van de bovenwettelijke uitkering bedraagt op het moment van verrekening 70%.

Volgens de urensystematiek zou zijn totale inkomen als volgt zijn samengesteld:

  • WW-uitkering (of aansluitende uitkering): (5/36) x (70% * € 3.000) = € 291,67

  • Loonaanvulling: (31/36) x (€ 3.000 – € 2.000) = € 583,33

  • Totaal: € 291,67 + € 583,33 + € 2.000 (inkomen uit arbeid) = € 2.875

Aan de hand van de in het nieuwe tweede lid opgenomen berekening kan het bedrag van de loonaanvulling worden berekend, zodanig dat het totale inkomen gelijk is aan de berekening volgens de urensystematiek:

  • WW-uitkering (of aansluitende uitkering): 70% x (3.000 – 2.000) = € 700

  • Loonaanvulling: (70%-1) * (€2.000 – 31/36 * € 3.000) = € 175

  • Totaal: € 700 + € 175 + € 2.000 (inkomen uit arbeid) = € 2.875

Omdat de uitvoerder APG van de bovenwettelijke werkloosheidsuitkering vorenstaande berekeningswijze al vanaf 1 juli 2015 toepast, kan aan de inwerkingtreding van het artikel tot en met deze datum terugwerkende kracht worden verleend.

Wegens de vele wijzigingen in dit artikel is besloten dit artikel in zijn geheel opnieuw op te nemen.

Artikel I, onderdeel I

Vanwege het feit dat deze zijn uitgewerkt, vervallen de artikelen 20b, 20c en 20d.

Artikel I, onderdeel J, en artikel II, tweede lid

In artikel 20e, eerste lid, is een omissie hersteld. Bij wijziging van het onderhavige besluit in verband met de verhoging van de AOW-leeftijd is verzuimd om ook de beëindiging van de aansluitende uitkering op de leeftijd van 65 jaar aan te passen. Thans is geregeld dat het recht op aansluitende uitkering uiterlijk eindigt bij het bereiken van de AOW-leeftijd. De wijziging van het besluit in verband met de verhoging van de AOW-leeftijd heeft destijds terugwerkende kracht gekregen tot 1 juli 2013. Ten aanzien van de onderhavige wijziging van artikel 20e in verband met het herstel van een omissie is derhalve in dezelfde terugwerkende kracht voorzien.

Artikel I, onderdeel K

In artikel 20f is de informatie met betrekking tot het in dat artikel genoemde besluit aangevuld. De datum van vaststelling alsmede de informatie ten aanzien van het Staatsblad waarin dat besluit is gepubliceerd is toegevoegd.

Artikel I, onderdeel L

Dit besluit is niet van toepassing op uitkeringen die zijn ingegaan vóór 1 juli 2015.

Artikel II, eerste lid

Aan dit besluit is terugwerkende kracht verleend tot en met 1 juli 2015. Hiermee is aangesloten bij de uitvoering die al sinds die datum volgens de nieuwe formuleringen van de artikelen 4, 10 en 15 plaatsvindt.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,


X Noot
1

Kamerstukken II 2013/14, 33 818, nr. 3, blz. 58.

X Noot
2

Toelichting, algemeen deel, paragraaf 2, Inkomstenverrekening.

X Noot
3

Zie het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van 6 december 2013 over het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid van rechterlijke ambtenaren en het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren onder meer in verband met het aanpassen van de duur en hoogte van de bovenwettelijke uitkering (W03.13.0384/II), Stcrt. 2014, nr. 5214.

Naar boven