TOELICHTING
Algemeen
1. Aanleiding
Op 6 maart 2015 is het Actieprogramma ‘Tel mee met Taal’ (hierna: het actieprogramma)
aan de Tweede Kamer gestuurd. In dit programma werken de ministeries van OCW, SZW
en VWS in de periode 2016 – 2018 samen om laaggeletterdheid te voorkomen en bestrijden.
Zij dragen gezamenlijk gemiddeld € 18 miljoen per jaar bij voor verschillende (subsidie)programma’s
en activiteiten. In het actieprogramma is aangekondigd dat gemeenten, cursusaanbieders,
ouders en hun kinderen worden gestimuleerd en ondersteund om laaggeletterdheid aan
te pakken en te voorkomen. Hiervoor is, onder andere, een subsidieregeling gepubliceerd.
De eerste aanvraagperiode vond plaats van 1 januari tot en met 30 juni 2017.
Op 31 oktober 2016, ruim een jaar na het Actieprogramma ‘Tel mee met Taal’, hebben
de bewindslieden van OCW ook een Actieprogramma Gelijke Kansen in het onderwijs aan
de Tweede Kamer gestuurd. Met dit programma wordt gewerkt aan het bevorderen van gelijke
kansen in het onderwijs en het vormen van allianties rond gelijke kansen. Als onderdeel
van dit actieprogramma is € 4 miljoen toegevoegd aan het programma Tel mee met Taal
om laagtaalvaardige ouders te ondersteunen bij de verhoging van hun taalvaardigheid.
Het doel hiervan is dat ouders beter betrokken kunnen worden bij het opgroeien en
schoolgaan van hun kinderen: ouders worden zo een educatieve partner van instellingen
die de jeugdgezondheidszorg uitvoeren of van (voor)school(se voorzieningen. Ook kunnen
taalvaardige ouders hun kinderen beter ondersteunen door het bieden van een meer stimulerend
educatief thuismilieu. Dit draagt bij aan de kansen op onderwijssucces voor hun kinderen.
Hiernaast hebben de ervaringen met de eerste aanvraagperiode van de bovengenoemde
subsidieregeling geleid tot een aantal wensen tot meer technische wijziging van de
regeling.
2. Doel
Het doel van de regeling is om activiteiten te ondersteunen die leiden tot verbetering
van de taalvaardigheid van laagtaalvaardige ouders. Dit stimuleert een educatief thuismilieu
en draagt bij aan het ontwikkelen van een educatief partnerschap tussen ouders en
partijen die betrokken zijn bij het opgroeien van hun kinderen. Dit zijn niet alleen
scholen, maar ook consultatiebureaus, instellingen in de jeugdgezondheidszorg en voorschoolse
voorzieningen. Zo krijgen kinderen meer kansen op succes in het onderwijs en het optimaal
ontwikkelen van hun talenten en ambities.
Waar in deze regeling wordt gesproken over het stimuleren van een educatief thuismilieu
worden activiteiten in de thuissituatie bedoeld die bijdragen aan de ontwikkeling
en schoolloopbaan van kinderen. Voorbeelden hiervan zijn ouders die helpen met het
maken van huiswerk, voorleesactiviteiten, bibliotheekbezoek of het beschikbaar stellen
van boeken, kranten of tijdschriften thuis.
Waar in deze regeling wordt gesproken over het bevorderen van een educatief partnerschap
wordt de communicatie bedoeld tussen ouders en partners bij het opvoeden, opgroeien
en leren van hun kinderen. Het gaat dan om instellingen die de jeugdgezondheidszorg
uitvoeren zoals consultatiebureaus, maar ook om peuterpeelzalen, kinderopvangorganisaties
en scholen. Van een educatief partnerschap is bijvoorbeeld sprake wanneer leerkrachten
of begeleiders met ouders in gesprek gaan over de (taal)ontwikkeling van hun kind
of over manieren om dit thuis verder te stimuleren.
3. Aanvraagprocedure
Aanvragen voor subsidie kunnen uitsluitend digitaal worden ingediend via de website
https://telmeemettaal.e-formulier.nl.
3.1. Aanvraagprocedure voor werkgevers
In de aanvraagprocedure voor werkgevers wordt een wijziging aangebracht ten aanzien
van de eisen die worden gesteld aan opleiders. De eis dat een opleider dient te beschikken
over een onderwijsbevoegdheid voor het basis- of voortgezet onderwijs is gebleken
onvoldoende aan te sluiten op de feitelijke kwalificaties van docenten die door opleiders
worden ingezet voor het verzorgen van taaltraining aan werknemers. Daarnaast zijn
de eisen meer gespecificeerd naar het opleiden in de Nederlandse taal.
Daarom is ervoor gekozen om als eis te stellen dat opleiders aantoonbaar geschikt
zijn voor het geven van taalonderwijs in de Nederlandse taal. Opleiders kunnen zowel
werkzaam zijn voor publiek bekostigde onderwijsinstellingen als voor private opleiders.
Artikel 3a geeft een opsomming van de verschillende manieren waarop de geschiktheid
van opleiders kan worden aangetoond:
-
• Door middel van een getuigschrift dat betrekking heeft op bekwaamheidseisen gericht
op het handelen in het onderwijsleerproces.
-
• Door middel van het certificaat Competent Docent NT2, afgegeven door de Beroepsvereniging
van docenten Nederlands als Tweede Taal.
-
• Door als zelfstandige aangesloten te zijn bij de Nederlandse Raad voor Training en
Opleiding, of een dienstbetrekking te hebben bij een opleider die is aangesloten bij
deze organisatie.
-
• Door als taaldocent werkzaam te zijn voor een mbo-instelling.
-
• Door als taaldocent werkzaam te zijn voor een taalaanbieder die in het bezit is van
het keurmerk Blik op Werk of als zelfstandige taalaanbieder in het bezit zijn van
dit keurmerk.
In de aanvraagprocedure worden geen verdere wijzigingen aangebracht. Aanvragen kunnen
worden ingediend van 1 januari 2018 tot en met 30 juni 2018 op https://telmeemettaal.e-formulier.nl/
3.2. Aanvraagprocedure voor samenwerkingsverbanden
In de aanvraagprocedure voor samenwerkingsverbanden worden geen wijzigingen aangebracht.
Aanvragen kunnen worden ingediend van 1 januari 2018 tot en met 30 juni 2018 op https://telmeemettaal.e-formulier.nl/
3.3. Aanvraagprocedure voor activiteiten gericht op laagtaalvaardige ouders
Aan de regeling wordt een subsidiemogelijkheid toegevoegd voor activiteiten gericht
op laagtaalvaardige ouders. Deze activiteiten worden uitgevoerd in het kader van het
bevorderen van gelijke kansen van kinderen van laagtaalvaardige ouders. Aanvragen
kunnen worden ingediend van 1 januari 2018 tot en met 30 juni 2018.
4. Te subsidiëren activiteiten gericht op laagtaalvaardige ouders
Er wordt een onderscheid gemaakt in twee typen activiteiten die voor subsidie in aanmerking
komen.
4.1. Taaltrajecten voor laagtaalvaardige ouders
Deze trajecten zijn gericht op het verhogen van de taalvaardigheid van laagtaalvaardige
ouders.
Voorbeelden van dergelijke trajecten zijn:
-
– Een traject waarbij ouders beter leren (voor)lezen;
-
– Een training om ouders te leren beter een gesprek te voeren met de docent en/of begeleider
van hun kind(eren);
-
– Een traject waarbij docenten, al dan niet met ondersteuning van vrijwilligers, ouders
ondersteunen om hun kinderen te helpen bij het maken van huiswerk;
-
– Een traject waarbij ouders leren om online of offline beter te communiceren met de
school van hun kinderen.
De activiteiten leiden tot verhoging van de communicatievaardigheden in het Nederlands
van ouders en de toepassing van deze vaardigheden in het contact met bijvoorbeeld
school en jeugdgezondheidszorginstellingen. Ook kan verhoging van de taalvaardigheid
van ouders leiden tot het bieden van een meer stimulerend thuismilieu aan hun kinderen.
Uitsluitend aantoonbaar laagtaalvaardige ouders kunnen deelnemen aan een taaltraject.
Aantoonbaar laagtaalvaardige ouders zijn ouders van wie op basis van een gevalideerd
toets- of indicatie-instrument is vastgesteld dat hun taalbeheersing Nederlands op
of onder niveau 2F zit. Een voorbeeld van een gevalideerd indicatie-instrument is
de Taalmeter (www.basismeters.nl).
Alle ouders die mogen deelnemen aan een taaltraject op grond van bovenstaande bepaling
vullen vervolgens aan het begin en aan het eind van het traject een vragenlijst in
waarin zij vragen beantwoorden over hun (zelfperceptie van) taalvaardigheid, communicatie
met hun kind en communicatie met school en andere organisaties die betrokken zijn
bij het opgroeien van hun kind. Op deze manier wordt het effect van het taaltraject
gemeten. De vragenlijst wordt digitaal beschikbaar gesteld aan ontvangers van subsidie.
In aanvulling op de verplichting om deelnemers aan het begin en aan het eind van een
taaltraject een vragenlijst te laten invullen, kunnen aanvragers van subsidie, desgewenst,
een taaltoets (laten) afnemen. Deze taaltoets is reeds ontwikkeld in het kader van
het actieprogramma Tel mee met Taal. De taaltoets geeft een objectief beeld van de
taalvaardigheid van deelnemers en kan op verschillende momenten worden afgenomen.
De taaltrajecten worden altijd aangeboden onder verantwoordelijkheid van een bevoegde
opleider zoals bedoeld in artikel 3a van deze regeling. De uitvoering van de activiteiten
kan echter geheel of gedeeltelijk worden belegd bij (getrainde) vrijwilligers.
Voor taaltrajecten kan subsidie worden aangevraagd tot maximaal € 1.000.000.
4.2. Overige activiteiten die bijdragen aan het verbeteren van de taalvaardigheid
van ouders, het versterken van een educatief partnerschap en/of bevorderen van een
educatief thuismilieu
Subsidiabele activiteiten zijn bijvoorbeeld:
-
o Onderzoek naar effectieve manieren om laagtaalvaardige ouders te bereiken met taalactiviteiten.
-
o Kennisdelingsactiviteiten en netwerkbijeenkomsten.
-
o Het ontwikkelen of versterken van samenwerking tussen stakeholders.
-
o Het ontwikkelen, uitproberen en/of evalueren van lesmethoden of lesmaterialen.
-
o Expertisebevordering en professionalisering van professionals en/of vrijwilligers,
werkzaam bij gemeenten, scholen, instellingen die de jeugdgezondheidszorg uitvoeren
of andere betrokkene organisaties.
-
o Het bieden van handelingsperspectieven voor professionals.
-
o Gespreksvoering met laagtaalvaardige ouders over bijvoorbeeld opvoeden, opgroeien
en het bieden van een stimulerende thuisomgeving.
-
o Bevordering van kennis van laagtaalvaardige ouders over (het belang van) communicatie
met de school, educatief partnerschap en een educatief thuismilieu.
-
o Het versterken van een voorleescultuur in een gezin met laagtaalvaardige ouders en/of
kinderen.
-
o Bewustwording en agendering.
Voor overige activiteiten kan subsidie worden aangevraagd tot maximaal € 125.000.
Voor overige activiteiten geldt niet de verplichting dat de deelnemers aan de activiteiten
aantoonbaar laagtaalvaardige ouders zijn. Activiteiten kunnen bijvoorbeeld gericht
zijn op professionals die met laagtaalvaardige ouders werken, of bestaan uit het ontwikkelen
van een gespreksleidraad voor docenten in het primair onderwijs. Evenmin geldt voor
de overige activiteiten dat deelnemers een vragenlijst moeten invullen.
4.3. Voorwaarden voor subsidie voor activiteiten gericht op laagtaalvaardige ouders
Voor het aanvragen van subsidie voor activiteiten gericht op laagtaalvaardige ouders
geldt een aantal voorwaarden. Deze staan hieronder beschreven en gelden zowel voor
taaltrajecten als voor overige activiteiten. Een aanvrager kan slechts subsidie aanvragen
voor één van beide typen activiteiten. Het is dus niet mogelijk dat één aanvrager
zowel een aanvraag indient voor taaltrajecten als voor overige activiteiten. Een aanvrager
van subsidie voor activiteiten gericht op laagtaalvaardige ouders kan evenmin subsidie
aanvragen voor een andere activiteit die met deze subsidieregeling wordt ondersteund,
zijnde taaltrajecten voor laagtaalvaardige werknemers of activiteiten van samenwerkingsverbanden
zoals bedoeld in artikel 3 en 4.
-
o De aanvraag wordt gedaan door een rechtspersoon namens ten minste 3 partijen, waaronder:
-
• ten minste één gemeente,
-
• ten minste één basisbibliotheek en
-
• ten minste één instelling die de jeugdgezondheidszorg uitvoert/school/voorschoolse
voorziening.
-
o Cofinanciering van minimaal 20% (van de subsidiabele kosten) is verplicht.
-
o De aanvraag bevat een activiteitenplan waarin de wijze van uitvoering van het project
wordt beschreven alsmede de looptijd en de verdeling van taken tussen de betrokken
partijen, alsmede eventuele externe partijen. Het activiteitenplan bevat ook een beschrijving
van de behoefte(n) waarin het project voorziet, de doelstellingen, resultaten of producten
die met het project worden nagestreefd en de wijze waarop deze worden gemonitord of
geëvalueerd.
-
o Het aantal laagtaalvaardige ouders dat met de activiteiten wordt bereikt, is meetbaar.
-
o De activiteiten zijn uiterlijk 30 juni 2019 afgerond.
-
o Aanvragers dienen een verantwoording in over de uitgevoerde activiteiten uiterlijk
22 weken na afronding van de activiteiten.1 Daarnaast werken ze mee aan een evaluatie wanneer gegevens voor de eindevaluatie
van Tel mee met Taal worden verzameld.
-
o De activiteiten zijn niet met WEB-middelen bekostigd en zijn niet direct of indirect
uit andere actielijnen van Tel mee met Taal financieel ondersteund (zoals de ondersteuningsprogramma’s
van Stichting Lezen & Schrijven en Stichting Lezen), de experimenten, de onderzoeksagenda
of de andere onderdelen van de subsidieregeling Tel mee met Taal.
-
o Het te subsidiëren project is geen lopende activiteit.
Wanneer subsidie wordt aangevraagd voor taaltrajecten gelden de volgende aanvullende voorwaarden en verplichtingen:
-
o Ouders aan wie de taaltrajecten worden aangeboden beheersen één of meer vaardigheden
van de Nederlandse taal op of onder het niveau van een startkwalificatie. Dit is niveau
2F. Om dit aan te tonen neemt de aanvrager van subsidie een gevalideerde taaltoets
af, of gebruikt hij/zij een gevalideerd indicatie-instrument zoals de Taalmeter.
-
o Uitsluitend trajecten Nederlandse taal komen voor subsidie in aanmerking.
-
o De subsidie per bereikte ouder is maximaal € 600 euro. De totale subsidiabele kosten
van de activiteit (inclusief alle overhead) worden gedeeld door het aantal deelnemers
om de hoogte van de subsidie vast te stellen.
-
• Rekenvoorbeeld 1
Een aanvrager begroot € 425.000 om in totaal 1.200 deelnemers aan een taaltraject
te laten deelnemen. De begrote uitgaven zijn bedoeld voor onder andere het trainen
van vrijwilligers, personeelskosten, lesruimte, werving, het inkopen van les- en cursusmateriaal.
De totale subsidiabele kosten bedragen daarmee € 425.000.
Hiervan is 20% cofinanciering. De maximale subsidie bedraagt € 340.000.
-
• Rekenvoorbeeld 2
Een aanvrager begroot € 1.200.000 om in totaal 1.000 deelnemers aan een taaltraject
te laten deelnemen.
De totale subsidiabele kosten bedragen € 1.200.000.
Hiervan is 20% cofinanciering. De maximale subsidie bedraagt € 960.000.
De maximale subsidie voor 1.000 deelnemers is echter € 600.000.
De aanvrager ontvangt subsidie van maximaal € 600.000.
-
o Aanvragers kunnen subsidie aanvragen voor meerdere taaltrajecten tegelijk, gericht
op verschillende groepen laagtaalvaardige ouders, zolang dat binnen een subsidieaanvraag
gebeurt.
5. Toekenning en vaststelling van de subsidie
Uiterlijk 13 weken nadat een subsidie is aangevraagd, wordt de aanvrager in kennis
gesteld over het besluit op de aanvraag (artikel 4.1, eerste lid, van de Kaderregeling).
Wanneer subsidie wordt aangevraagd door een partij die is uitgesloten (bijvoorbeeld
een gemeente of een partij die in dezelfde aanvraagperiode reeds een subsidie heeft
ontvangen) wordt de aanvraag afgewezen. Wanneer een aanvraag onvolledig of onvolkomen
is, wordt de aanvrager, indien het totaal beschikbare budget nog niet is uitgeput,
eenmalig in de gelegenheid gesteld de aanvraag te herstellen (artikel 4:5 van de Algemene
wet bestuursrecht). Een herstelde aanvraag dient zo snel mogelijk, maar uiterlijk
voor het einde van de aanvraagperiode te worden ingediend. De aanvraag wordt in behandeling
genomen vanaf de dag waarop deze volledig is ingediend, op voorwaarde dat het beschikbare
budget nog niet is uitgeput en op voorwaarde dat een partij behorend tot dezelfde
groep van rechtspersonen of hetzelfde samenwerkingsverband nog geen aanvraag heeft
ingediend die voldoet aan alle voorwaarden.
6. Subsidieverplichtingen
Ontvangers van subsidie gaan de volgende verplichtingen aan:
-
• Alle subsidieontvangers werken mee aan de evaluatie van de regeling die plaatsvindt
in het kader van de brede evaluatie naar het actieprogramma Tel mee met Taal. Werkgevers
stellen de ingevulde vragenlijsten ‘effectmeting taalscholing voor werknemers’ ter
beschikking aan de onderzoeker. Organisaties die taaltrajecten uitvoeren voor laagtaalvaardige
ouders stellen de vragenlijsten waarin de leeropbrengst en perceptie van sociale zelfredzaamheid
wordt gemeten ter beschikking aan de onderzoeker en de registraties waaruit blijkt
wat het geslacht is van de deelnemers en of het om NT1’ers of NT2’ers gaat.
-
• Daarnaast verlenen subsidieontvangers op verzoek gedurende de looptijd van het project
medewerking aan ten minste één van de landelijke Tel mee met Taal congressen om de
projectuitvoering en/of resultaten van het project toe te lichten.
7. Beschikbaar budget
Het budget van € 4.000.000 (voor 2018) is exclusief voor de activiteiten gericht op
laagtaalvaardige ouders. Dat betekent dat de andere doelgroepen die met de subsidieregeling
worden bediend (werkgevers en samenwerkingsverbanden) niet op dit budget kunnen intekenen.
Van deze € 4.000.000 is € 3.000.000 gereserveerd voor de taaltrajecten en € 1.000.000
voor de overige activiteiten.
Verder is het subsidieplafond voor opleidingstrajecten voor werknemers en projecten
van samenwerkingsverbanden in 2018 verhoogd van € 2.100.000 naar € 2.500.000.
8. Verantwoording
Voor de verantwoording wordt het Uniform Subsidiekader gevolgd. Voor aanvragen tot
€ 50.000 geldt dat, conform de aanvragen door werkgevers en samenwerkingsverbanden,
ambtshalve wordt vastgesteld.
Subsidieontvangers voeren een overzichtelijke, controleerbare en doelmatige administratie.
Voor de taaltrajecten is deze administratie zodanig ingericht dat daaruit te allen
tijde het aantal aanwezige deelnemers en de door hen gevolgde contacturen kunnen worden
nagegaan. Deze informatie mag worden geanonimiseerd maar moet wel kunnen worden gekoppeld
aan de t=0 en t=1 meting. De Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I)
trekt een steekproef van circa 33% uit alle subsidieontvangers om na te gaan of de
activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan
de verplichtingen. Uit de toegekende aanvragen van werkgevers en samenwerkingsverbanden
wordt apart een steekproef getrokken. De verantwoordingsinformatie die op basis van
de steekproef wordt verkregen kan door een onderzoeksbureau gebruikt worden om de
subsidieregeling te evalueren.
9. Evaluatie
Om te kunnen vaststellen of de middelen voor de subsidieregeling Tel mee met Taal
effectief en efficiënt zijn ingezet, zal de regeling worden geëvalueerd. Aanvragers
zijn verplicht om mee te werken aan de evaluatie. Werkgevers zijn in dit kader verplicht
om de geanonimiseerde resultaten te overleggen van de metingen die zijn verricht naar
het effect van de taalscholing via de vragenlijsten van bijlage 2. Hetzelfde geldt
voor de aanvragers die subsidie ontvangen voor taaltrajecten bedoeld voor laagtaalvaardige
ouders. Daarnaast zijn alle aanvragers (zowel werkgevers als samenwerkingsverbanden
als organisaties die activiteiten uitvoeren gericht op laagtaalvaardige ouders) verplicht
om op verzoek van het onderzoeksbureau mee te werken aan de evaluatie naar het gebruik
van de subsidie. Dit onderzoek kan bijvoorbeeld bestaan uit het invullen van een vragenlijst,
het afnemen van een interview of het deelnemen aan een focusgroep.
10. Administratieve lasten aanvragers
Administratieve lasten worden gedefinieerd als de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen
aan de overheid, voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid.
De administratieve lasten voor de subsidiestroom voor werkgevers en voor samenwerkingsverbanden
zijn reeds verantwoord in de oorspronkelijke subsidieregeling.2 Voor taaltrajecten gericht op laagtaalvaardige ouders worden de administratieve lasten
voor aanvragers geschat op 0,5 uur per bereikte ouder. Een aanvraag van € 1.000.000
waarmee circa 2000 ouders worden bereikt, brengt dus circa 1.000 uur aan administratieve
lasten met zich mee. Dat is een bedrag van ongeveer € 60.000, ofwel 6% van de aangevraagde
subsidie. Voor de verantwoording wordt 16 uur per subsidieontvanger gerekend en een
steekproefgrootte van 33%.
Voor overige activiteiten gericht op laagtaalvaardige ouders worden de administratieve
lasten geschat op 24 uur per aanvraag. Ook is ervan uitgegaan dat gemiddeld 20% van
de aanvragers (onderdelen van) de aanvraag moet herstellen, hetgeen gemiddeld 4 uur
kost. Voor de verantwoording wordt 16 uur per subsidieontvanger gerekend en een steekproefgrootte
van 33%.
11. Uitvoering
De regeling wordt namens de Minister van OCW uitgevoerd door DUS-I, die de regeling
op uitvoerbaarheid heeft beoordeeld. De aanvraag voor subsidie wordt elektronisch
ingediend. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van het aanvraagformulier dat beschikbaar
wordt gesteld op de website van DUS-I. De gemiddelde uitvoeringslasten die met de
uitvoering van deze regeling zijn gemoeid, zijn door DUS-I geschat op ongeveer 8 uur
per aanvraag. Voor de verantwoording wordt 4 uur gerekend per toegevoegde aanvraag
die in de steekproef valt.
12. Consultatie
Van 15 juni tot en met 30 juni zijn belangstellenden en betrokkenen in de gelegenheid
gesteld om te reageren op een concept van de subsidieregeling.
Op 19 juni hebben twee consultatiebijeenkomsten plaatsgevonden in Utrecht. Hier hebben
in totaal vertegenwoordigers van 15 verschillende organisaties aan deelgenomen. Daarnaast
zijn vier schriftelijke reacties ontvangen.
Naar aanleiding van de consultatie is de regeling op een aantal punten gewijzigd:
-
• De aanvraagperiode voor activiteiten gericht op laagtaalvaardige ouders is gelijkgetrokken
met de aanvraagperiode voor samenwerkingsverbanden en werkgevers;
-
• Het cofinancieringspercentage voor activiteiten gericht op laagtaalvaardige ouders
is gewijzigd naar 20%;
-
• Het beschikbare subsidiebedrag voor ‘overige activiteiten’ gericht op laagtaalvaardige
ouders is verruimd;
-
• Bibliotheken zijn toegevoegd als verplichte partner bij overige activiteiten gericht
op laagtaalvaardige ouders;
-
• Verschillende redactionele wijzigingen en verduidelijkingen zijn aangebracht.
13. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking per 1 oktober 2017. Potentiële aanvragers en hun samenwerkingspartners
zijn voor deze datum reeds voorgelicht tijdens de landelijke congressen van Tel mee
met Taal en via de website van het Steunpunt Basisvaardigheden.
Artikelsgewijze toelichting
Onderdeel A (artikel 1)
-
1. De begripsbepaling wordt aangepast zodat het conform nummer 100 van de Aanwijzingen
voor de regelgeving in alfabetische volgorde en zonder nadere aanduiding per onderdeel
wordt weergegeven.
-
2. Ten behoeve van de nieuwe subsidiestroom in verband met laagtaalvaardige ouders wordt
de definitie van deelnemer aangepast opdat dit begrip in beide contexten kan worden
gehanteerd. Voor de subsidie voor werkgevers blijft de beschrijving hetzelfde.
-
3. Dit betreft een redactionele wijziging die in overeenstemming is met de Aanwijzingen
voor de regelgeving.
-
4. Omdat de opleider – die opleidingstrajecten aanbiedt binnen de subsidiestroom voor
werkgevers – breder wordt geformuleerd, met een veelheid aan varianten, wordt deze
definitie ‘doorgeschoven’ naar artikel 3a waar meer ruimte is om het leesbaar en overzichtelijk
te beschrijven.
-
5. De definitie van opleidingstraject wordt taalkundig verbeterd.
-
6. Ten behoeve van de nieuwe subsidiestroom in verband met laagtaalvaardige ouders wordt
de definitie van penvoerder aangepast, opdat dit begrip in beide contexten kan worden
gehanteerd. Voor de subsidie voor samenwerkingsverbanden blijft de beschrijving hetzelfde.
Zie voor de samenstelling van de partijen die een aanvraag kunnen indienen voor een
subsidie in verband met laagtaalvaardige ouders het algemene deel van deze toelichting.
De opsomming in onderdeel b is cumulatief en het laatste onderdeel is facultatief.
Dat wil zeggen dat er in ieder geval een gemeente en een bibliotheek betrokken zijn
en daarnaast in ieder geval één van de drie partijen die onder nummer 3 worden genoemd.
-
7 en 8. Met een wijziging van het begrip ‘samenwerkingsverband’ en ‘taalvaardigheid’ wordt
in de regeling verduidelijkt dat het om bijscholing van de taalvaardigheid in de Nederlandse
taal gaat. Dat geldt zowel voor de bestaande subsidiestromen voor werkgevers en samenwerkingsverbanden,
als voor de nieuwe subsidie in verband met laagtaalvaardige ouders.
-
9. Ten behoeve van de nieuwe subsidiestroom in verband met laagtaalvaardige ouders worden
een aantal nieuwe begrippen geïntroduceerd die verderop in de regeling worden gebruikt.
-
– laagtaalvaardige ouder: De laagtaalvaardige ouder beheerst de Nederlandse taal of één van de deelvaardigheden
(spreken, lezen, luisteren en schrijven) op het referentieniveau 2F of lager. De taalvaardigheden
zijn terug te vinden in het begrip ‘taalvaardigheid’ dat ook in dit artikel is gedefinieerd,
waarin met onderhavige wijziging ook de toevoeging is gedaan dat het om vaardigheden
in de Nederlandse taal moet gaan.
-
– ouder, voogd of verzorger: om de definitie van laagtaalvaardige ouder eenvoudig leesbaar te maken wordt het
begrip “ouder, voogd of verzorger” apart gedefinieerd. In de definitie wordt aansluiting
gezocht bij het Burgerlijk Wetboek, waaraan de beperking is toegevoegd dat het om
ouders, voogden of verzorgers van minderjarigen gaat.
-
– taaltraject: de opleidingen van een opleider die binnen de subsidiestroom voor werkgevers worden
aangeboden onder de noemer van ‘opleidingstraject’ zijn voor de doelgroep van de subsidiestroom
in verband met laagtaalvaardige ouders niet in alle gevallen passend (te formeel).
Daarom wordt een apart begrip gehanteerd voor deze subsidiestroom waarbinnen meer
vrijheidsgraden bestaan ten aanzien van het taalaanbod. De opleidingstrajecten die
voor werkgevers aangeboden worden zijn een mogelijkheid. Daarnaast kunnen ook cursussen,
aangeboden door of onder de verantwoordelijkheid van opleiders (zie artikel 3a) gesubsidieerd
worden.
Onderdeel B (artikel 2)
Artikel 2 wordt redactioneel gewijzigd. De kaderregeling is gedefinieerd in artikel
1, dus kan ook de verkorte aanduiding worden gebruikt in dit artikel.
Onderdeel C (artikel 3a)
Het begrip opleider wordt uitgebreid en verduidelijkt. Zie het algemeen deel van deze
toelichting.
Onderdeel D (artikel 4)
In artikel 4 wordt een redactionele verbetering aangebracht.
Onderdeel E (artikelen 4a, 4b en 4c)
Artikel 4a
-
1. De subsidie in verband met laagtaalvaardige ouders kan uitsluitend worden verstrekt
op aanvraag van een penvoerder. De penvoerder vraagt aan namens ten minste de partijen
die in de begripsbepaling onder ‘penvoerder’ worden beschreven en de penvoerder voldoet
verder aan de eisen die in artikel 13a worden gesteld.
-
2. De te subsidiëren activiteiten dienen uiterlijk 30 juni 2019 te zijn afgerond.
-
3. In het derde lid is een viertal weigeringsgronden opgenomen: lopende activiteiten
en activiteiten die al op grond van de WEB of een andere geldstroom binnen Tel mee
met Taal worden bekostigd worden niet gehonoreerd. Ook activiteiten die (ook) onderdeel
zijn van een inburgeringscursus worden niet gesubsidieerd.
Artikel 4b
In artikel 4b wordt beschreven welke taaltrajecten (opleidingstrajecten of cursussen)
subsidiabel zijn en welke doelen die trajecten moeten dienen. Zie verder de algemene
toelichting.
Met (het stimuleren van een) educatief thuismilieu wordt bedoeld: thuissituatie waarin
het kind zich op het gebied van taal ontwikkelt. Het kan hier gaan om voorlezen, bibliotheekbezoek,
spelenderwijs letters leren, zingen, rijmen of praten met kinderen. Dit heeft een
positief effect op de taalontwikkeling van kinderen.
Laagtaalvaardige ouders zijn minder goed in staat om hun kinderen een ondersteunende
en stimulerende omgeving te bieden. Door ouders handvatten te geven hoe zij hun kind
thuis beter kunnen ondersteunen in de taalontwikkeling, wordt een taalrijk thuismilieu
bevorderd. Een educatief thuismilieu is dus een belangrijke voorwaarde voor geslaagde
taalontwikkeling.3
Met ‘aantoonbaar laagtaalvaardige ouders’ wordt bedoeld dat uitsluitend subsidie wordt
toegekend voor taaltrajecten waaraan ouders deelnemen van wie op basis van een gevalideerd
toets- of indicatie-instrument is vastgesteld dat hun taalbeheersing Nederlands op
of onder niveau 2F zit. Ontvangers van subsidie dienen derhalve de resultaten van
deze toets of indicatie-meting te kunnen overleggen wanneer hierom wordt gevraagd
door de subsidieverlener. Een voorbeeld van een gevalideerd indicatie-instrument dat
kan worden gebruikt is de Taalmeter.
Artikel 4c
In artikel 4c wordt beschreven welke overige activiteiten subsidiabel zijn en welke
doelen die activiteiten moeten dienen. De opsomming is niet cumulatief en met ‘of’
wordt bedoeld ‘en/of’. Zie verder de algemene toelichting.
Onderdeel F (artikel 5)
In artikel 5 wordt door toevoeging van een nieuw derde lid aangegeven dat ten aanzien
van de subsidiestroom voor laagtaalvaardige ouders de hoofdregel van de kaderregeling
geldt, namelijk dat alle direct bij de activiteit behorende kosten subsidiabel zijn.
Onderdeel G (artikel 6)
-
1. In het eerste lid wordt een differentiatie aangebracht tussen de maximale subsidie
voor enerzijds de projecten van werkgevers en samenwerkingsverbanden (€ 50.000 per
aanvraag) en anderzijds de subsidie in verband met laagtaalvaardige ouders (een aanvraag
van maximaal € 1.000.000 respectievelijk € 125.000).
-
2. In het tweede lid wordt een differentiatie aangebracht ten aanzien van het cofinancieringspercentage.
Voor de subsidie in verband met laagtaalvaardige ouders bedraagt dat percentage 20
procent en het subsidiebedrag is dus ten hoogste 80 procent van de subsidiabele kosten.
-
3. In het derde lid wordt toegevoegd dat de subsidie voor taaltrajecten in verband met
laagtaalvaardige ouders maximaal € 600 per deelnemer aan een taaltraject bedraagt.
In de verantwoording is dus van belang dat het precieze aantal deelnemers kan worden
vastgesteld voor de hoogte van het bedrag.
Onderdeel H (artikel 7)
In het opschrift en het lichaam van artikel 7 wordt verduidelijkt dat dit de subsidieplafonds
zijn die voor de subsidiestroom voor werkgevers en voor samenwerkingsverbanden gelden.
Ook wordt het bedrag dat voor 2018 beschikbaar is verhoogd.
Onderdeel I (artikel 7a)
-
1. In het eerste lid wordt het subsidieplafond aangegeven dat geldt voor taaltrajecten
voor laagtaalvaardige ouders.
-
2. In het tweede lid wordt het subsidieplafond aangegeven dat geldt voor overige activiteiten
gericht op laagtaalvaardige ouders.
Onderdeel J (artikel 9)
-
1. Het webadres waar het e-formulier voor subsidie-aanvragen kan worden gevonden is gewijzigd.
Aanvragen kunnen worden ingediend via: https://telmeemettaal.e-formulier.nl.
-
2. In het tweede en derde lid wordt gespecificeerd dat het daar om de aanvraagperiode
voor de subsidie voor werkgevers en voor samenwerkingsverbanden gaat. Hoewel de in
het tweede lid genoemde data reeds zijn verstreken, kan het tweede lid in de loop
van 2017 nog dienen als weigeringsgrond voor te late aanvragen.
-
3. Het huidige vierde tot en met zesde lid worden vernummerd en worden nu het vijfde,
zesde en zevende lid. In het nieuwe vierde lid word de aanvraagperiode beschreven
die wordt opengesteld voor de subsidie in verband met laagtaalvaardige ouders.
-
4. Het nieuwe vijfde lid (was het vierde lid) bevat een verruiming ten aanzien van de
weigeringsgrond. Ook wanneer de aanvraag voor een subsidie voor taaltrajecten of voor
overige activiteiten buiten een aanvraagperiode wordt ingediend, wordt die aanvraag
afgewezen.
-
5. Het nieuwe zesde lid (was het vijfde lid) bevat een uitbreiding van de regel dat een
aanvrager per periode slechts één subsidie toegekend kan krijgen. Dat geldt ook voor
de subsidie in verband met laagtaalvaardige ouders. De toekenning kan ofwel een subsidie
voor een taaltraject ofwel subsidie voor overige activiteiten betreffen.
-
6. In het nieuwe zevende lid (was het zesde lid) wordt aangegeven dat wat daar geregeld
is ook geldt voor de aanvraagperiodes voor de subsidie in verband met laagtaalvaardige
ouders. Ook wordt een redactionele verbetering aangebracht.
Onderdeel K (artikel 10)
-
1, 2 en 5. Het eerste lid, onderdelen a en b, en het derde lid, onderdeel d, worden redactioneel
verbeterd.
-
3. In het tweede lid, onderdeel a, wordt het moment verduidelijkt waarop de aanvrager
de individuele niveaubepaling moet hebben gedaan van de werknemers die deelnemen aan
een opleidingstraject. Dat hoeft niet noodzakelijkerwijs vóór de subsidieaanvraag,
maar wel uiterlijk voordat het opleidingstraject begint.
De aanvrager is verantwoordelijk voor de niveaubepaling of niveau-indicatie en voor
het gebruik van het juiste instrument, passend bij het niveau van de deelnemer. Wanneer
subsidie wordt aangevraagd voor te veel deelnemers, moet de aanvrager hiervan melding
maken en kan subsidie worden teruggevorderd (verplicht gesteld in de Kaderregeling,
artikel 5.7). Wanneer achteraf blijkt dat subsidie is aangevraagd voor te weinig deelnemers
kan – op voorwaarde dat er nog budget beschikbaar is – de aanvraag worden herzien.
Het moment waarop de herziene aanvraag wordt ingediend, is leidend bij de beoordeling
of voldoende budget beschikbaar is. Om wijzigingen achteraf te voorkomen, verdient
het aanbeveling om de niveaubepaling- of indicatie te laten plaatsvinden vóórdat subsidie
wordt aangevraagd.
-
4. De bevoegdheden die thans in het tweede lid, onder c, worden genoemd zijn uitgebreid
en nu opgesomd in artikel 3a. Met de nieuwe formulering moet de aanvrager dus verklaren
dat de opleiders voldoen aan de in artikel 3a gestelde bevoegdheidseisen.
Onderdeel L (artikel 11)
Artikel 11 wordt redactioneel verbeterd.
Onderdeel M (artikelen 11a en 11b)
Artikel 11a
-
1. In het eerste lid wordt beschreven welke informatie bij de aanvraag voor een subsidie
voor taaltrajecten in verband met laagtaalvaardige ouders moet worden aangeleverd.
-
2. In het tweede lid wordt beschreven welke zaken de aanvrager bij de aanvraagt dient
te verklaren.
-
3. In het derde lid wordt vereist dat de aanvrager het nummer van diens inschrijving
bij de Kamer van Koophandel verstrekt.
Artikel 11b
-
1. In het eerste lid wordt beschreven welke informatie moet worden aangeleverd bij de
aanvraag voor een subsidie voor overige activiteiten in verband met laagtaalvaardige
ouders.
-
2. In het tweede lid wordt beschreven welke zaken de aanvrager bij de aanvraagt dient
te verklaren.
-
3. In het derde lid wordt vereist dat de aanvrager het nummer van diens inschrijving
bij de Kamer van Koophandel verstrekt.
Onderdeel N (artikel 12)
Artikel 12 wordt redactioneel verbeterd.
Onderdeel O (artikel 13)
Het huidige artikel 13 wordt vervangen en er wordt een nieuw onderdeel b ingevoegd,
waardoor de huidige onderdelen b en c worden verletterd tot c en d.
Onderdeel a bevat regels voor de subsidie voor werkgevers.
Onderdeel b (nieuw) bevat aanvullende verplichtingen die gelden voor de subsidieontvanger
voor taaltrajecten in verband met laagtaalvaardige ouders.
Allereerst wordt in onderdeel 1° voorgeschreven dat de leeropbrengst wordt gemeten
aan de hand van de vragenlijst die in ieder geval online beschikbaar wordt gesteld
aan aanvragers.
In onderdeel 2° wordt voorgeschreven dat het aantal laagtaalvaardige ouders dat deelneemt
aan een taaltraject wordt geregistreerd en hoeveel mensen van elk geslacht dat zijn.
In onderdeel 3° wordt voorgeschreven dat wordt bijgehouden hoeveel deelnemers de taaltrajecten
volgen met Nederlands als moedertaal en voor hoeveel deelnemers het om NT2-scholing
gaat. Een moedertaal is de taal die iemand tijdens zijn of haar jeugd, zonder formeel
taalonderwijs, heeft verworven.
De onderdelen c en d gelden voor alle subsidieontvangers op grond van deze regeling,
ook voor de nieuwe subsidiestroom in verband met laagtaalvaardige ouders. Daarbij
wordt in onderdeel c verduidelijkt dat de informatie die op grond van onderdeel a,
en voor de ontvangers van de subsidie, bedoeld in artikel 4b, op grond van onderdeel
b moet worden verzameld ook moet zijn opgenomen in de administratie.
Onderdeel P (artikel 13a)
Met de toevoeging van een nieuw artikel 13a wordt de (verantwoordings)rol van de penvoerder
verduidelijkt. De penvoerder moet zich vergewissen van voldoende doorzettingsmacht
ten aanzien van de andere partijen bij de aanvraag om te kunnen zorgen voor een goede
verantwoording. De andere partijen dienen te verklaren dat de penvoerder bevoegd is.
Onderdeel Q (artikel 14)
Artikel 14 wordt redactioneel verbeterd.
Onderdeel R (artikel 15)
Artikel 15 wordt opnieuw geformuleerd. De vaststelling en verantwoording voor de subsidies
voor werkgevers en samenwerkingsverbanden blijft zoals die is. Daarbij wordt verduidelijkt
dat de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld.
-
1. Subsidies tot € 50.000 worden ambtshalve vastgesteld. Dat geldt voor alle subsidies
die op grond van deze regeling worden verstrekt.
-
2. Voor subsidies van € 50.000 tot € 125.000 geldt het verantwoordingsregime dat is geregeld
in artikel 7.6 van de kaderregeling. Vaststelling gebeurt dan op aanvraag in combinatie
met een activiteitenverslag.
-
3. Voor subsidies van € 125.000 of meer wordt de verantwoording en vaststelling gedaan
conform artikel 7.8 van de kaderregeling.
-
4. Voor bekostigde instellingen geldt paragraaf 9.1 van de kaderregeling. Daarbij geldt
dat bedragen die overblijven nadat alle subsidiabele activiteiten zijn verricht worden
teruggevorderd wanneer het een subsidie van € 125.000 of meer betreft. Voor subsidies
onder de € 125.000 kunnen overgebleven middelen worden ingezet voor andere bekostigde
activiteiten.
-
5. De huidige eerste volzin van artikel 15 regelt de verantwoordingsplicht voor instellingen
die binnen de steekproef vallen en moeten aantonen dat zij aan alle verplichtingen
hebben voldaan. Deze regel wordt met het nieuwe vijfde lid van kracht voor alle subsidies,
ook voor de nieuwe subsidiestroom in verband met laagtaalvaardige ouders.
Onderdeel S (artikel 16)
Artikel 16 wordt redactioneel verbeterd. Van belang is te vermelden dat artikel 16
ook van toepassing is op de nieuwe subsidiestroom in verband met laagtaalvaardige
ouders.
Onderdeel T en U (bijlagen 1 en 2)
De opschriften (kopjes) van de eerste twee bijlagen worden redactioneel verbeterd.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker