BIJLAGE 2: VRAGENLIJST EFFECTMETING TAALSCHOLING WERKNEMERS
Subsidieregeling Tel mee met Taal
Vragenlijst deelnemer taalcursus voor werknemers
Vragenlijst 1 – bij start van cursus
U volgt een taalcursus.
Wij willen graag weten:
Wat leert u hier van?
Wilt u deze vragenlijst invullen?
U hoeft uw naam niet op te geven.
De docent zet een nummer op het voorblad van deze vragenlijst.
Deze lijst vult u in aan het begin van de cursus.
Na de cursus vult u deze vragenlijst nog een keer in.
Dan zet de organisatie ook dit nummer erop. Dat is voor ons belangrijk.
Dan weten wij welke twee lijsten bij elkaar horen.
Uw naam wordt niet gebruikt.
U kunt dus alles eerlijk invullen.
Dank u wel voor het invullen van deze vragenlijst.
Onderzoeksnummer: .............. (in te vullen door opleider)
Onderdeel 1: Algemene gegevens
Kruis bij elke vraag het hokje aan dat het beste bij u past.
-
1.1 Ik ben een:
-
1.2 Ik ben:
-
1.3 Hoe oud bent u? (vul uw leeftijd in)
Ik ben .......... jaar
-
1.4 De hoogste opleiding die ik heb afgemaakt:
-
□ Speciaal onderwijs op de basisschool
-
□ De basisschool
-
□ Speciaal onderwijs op de middelbare school / het voortgezet onderwijs
-
□ De middelbare school / het voortgezet onderwijs
-
□ Iets wat lijkt op of gelijk is aan het MBO (Middelbare Beroepsopleiding) van nu
-
□ Iets wat lijkt op of gelijk is aan het HBO (Hogere Beroepsopleiding) van nu
-
□ Iets wat lijkt op of gelijk is aan de Universiteit van nu
-
□ Anders: ..............
-
1.5 Ik heb:
-
□ 5 Jaar of minder op school gezeten
-
□ Tussen de 6 en 10 jaar op school gezeten
-
□ Tussen de 11 en 15 jaar op school gezeten
-
□ Meer dan 16 jaar op school gezeten
-
1.6 Ik heb vroeger:
-
1.7 In welke gemeente woont u? (vul de naam in)
...............
-
1.8 Hoe heet de organisatie waar u nu werkt? (vul de naam in)
..............
-
1.9 In welke plaats is uw organisatie gevestigd? (vul de naam in)
...............
-
1.10 Hoe heet de opleiding die u gaat volgen? (vul de naam in)
-
1.11 Ik ben:
-
□ Werknemer en geef aan niemand leiding
-
□ Werknemer en geef leiding aan 1–5 personen
-
□ Werknemer en geef leiding aan meer dan 5 personen
-
□ Niet van toepassing
-
1.12 Hoe vaak heeft u zich het afgelopen half jaar ziek gemeld?
-
□ Nooit
-
□ 1 keer
-
□ 2 keer
-
□ 3 keer
-
□ 4 keer
-
□ 5 keer
-
□ Meer dan 5 keer
-
1.13 Als u de dagen optelt, hoeveel dagen bent u het afgelopen half jaar dan ziek geweest
(vul het aantal dagen in)
Onderdeel 2a: Taal op het werk
U leest een paar uitspraken. Passen deze uitspraken bij u? Dat kan u aangeven door
aan elke uitspraak een cijfer te geven van het cijfer 1 tot en met het cijfer 10
Cijfer 1 betekent: Past helemaal NIET bij mij en cijfer 10 betekent: Past helemaal bij mij. Geef aan elke uitspraak één
cijfer voor hoe goed de uitspraak bij u past en kruis het hokje aan.
|
|
1
|
2
|
3
|
4
|
5
|
6
|
7
|
8
|
9
|
10
|
2.1
|
Ik begrijp tijdens de lunchpauze wat collega’s zeggen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.2
|
Ik kan met collega’s een gesprek voeren
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.3
|
Ik kan een briefje naar mijn leidinggevende schrijven
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.4
|
Ik kan een brief of verslag van het werk lezen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.5
|
Ik kan de veiligheidsinstructies op het werk lezen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.6
|
Ik kan een briefje naar mijn collega’s schrijven
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.7
|
Ik kan tegen mijn leidinggevende zeggen dat ik het ergens niet mee eens ben
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.8
|
Ik kan met een collega overleggen over wie welke taken moet doen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.9
|
Ik begrijp in een vergadering wat er gezegd wordt
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.10
|
Ik kan op het werkrooster lezen wanneer ik moet werken
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.11
|
Ik kan formulieren op mijn werk invullen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Onderdeel 3A: Wat doe ik?
U leest een paar uitspraken. Passen deze uitspraken bij u? Dat kan u aangeven door
aan elke uitspraak een cijfer te geven van het cijfer 1 tot en met het cijfer 10
Cijfer 1 betekent: Past helemaal NIET bij mij en cijfer 10 betekent: Past helemaal bij mij. Geef aan elke uitspraak één
cijfer voor hoe goed de uitspraak bij u past en kruis het hokje aan.
|
|
1
|
2
|
3
|
4
|
5
|
6
|
7
|
8
|
9
|
10
|
3.1
|
Ik doe activiteiten buitenshuis
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.2
|
Ik ontmoet voldoende mensen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.3
|
Ik doe nieuwe contacten op
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.4
|
Ik ervaar nieuwe contacten als heel positief
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
2
|
3
|
4
|
5
|
6
|
7
|
8
|
9
|
10
|
3.5
|
Ik ga de natuur in
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.6
|
Ik werk in de tuin
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.7
|
Ik heb voldoende lichaamsbeweging
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.8
|
Ik neem deel aan sportactiviteiten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Onderdeel 3B: De mensen om me heen
Kruis achter elke uitspraak één hokje aan in welke mate de uitspraak bij u past. Kies
nu voor ja, min of meer of nee.
|
uitspraak
|
Ja
|
Min of meer
|
Nee
|
3.9
|
Er is altijd wel iemand in mijn omgeving waar ik naar toe kan met mijn dagelijkse
problemen
|
|
|
|
3.10
|
Ik mis een echte goede vriend of vriendin
|
|
|
|
3.11
|
Ik ervaar een leegte om mij heen
|
|
|
|
3.12
|
Er zijn genoeg mensen waar ik naar toe kan als ik problemen heb
|
|
|
|
3.13
|
Ik mis gezelligheid om mij heen
|
|
|
|
3.14
|
Ik vind mijn kennissenkring te klein
|
|
|
|
3.15
|
Ik heb veel mensen op wie ik volledig kan vertrouwen
|
|
|
|
3.16
|
Er zijn genoeg mensen met wie ik me nauw verbonden voel
|
|
|
|
3.17
|
Ik mis mensen om mij heen
|
|
|
|
3.18
|
Vaak voel ik me alleen
|
|
|
|
3.19
|
Wanneer ik daar behoefte aan heb kan ik altijd bij mijn vrienden terecht
|
|
|
|
Dank u wel voor het invullen van de vragenlijst
Vragenlijst 2 deelnemer taalcursus voor werknemers
(in te vullen na afloop van de cursus)
Vragenlijst 2
U heeft deelgenomen aan een taalcursus op het werk.
Wij willen graag weten:
Wat leert u hier van?
Wilt u deze vragenlijst invullen?
U hoeft uw naam niet op te geven.
De docent zet een nummer op het voorblad van deze vragenlijst.
U heeft aan het begin van de taalcursus dezelfde vragenlijst ingevuld.
Daar heeft de docent hetzelfde nummer op gezet. Dat is voor ons belangrijk.
Dan weten wij welke twee lijsten bij elkaar horen.
Uw naam wordt niet gebruikt.
U kunt dus alles eerlijk invullen.
Dank u wel voor het invullen van deze vragenlijst.
Onderzoeksnummer: .............. (in te vullen door opleider)
Onderdeel 1: Algemene gegevens
Kruis bij elke vraag het hokje aan dat het beste bij u past.
Vraag 1.4, 1.5 en 1.6 worden overgeslagen.
-
1.7 In welke gemeente woont u? (vul de naam in)
..............
-
1.8 Hoe heet de organisatie waar u nu werkt? (vul de naam in)
-
1.9 In welke plaats is uw organisatie gevestigd? (vul de naam in)
Vraag 1.10 en 1.11 worden overgeslagen.
-
1.12 Hoe vaak heeft u zich het afgelopen half jaar ziek gemeld?
-
□ Nooit
-
□ 1 keer
-
□ 2 keer
-
□ 3 keer
-
□ 4 keer
-
□ 5 keer
-
□ Meer dan 5 keer
-
1.13 Als u de dagen optelt, hoeveel dagen bent u het afgelopen half jaar dan ziek geweest
(vul het aantal dagen in)
Onderdeel 2a: Taal op het werk
U leest een paar uitspraken. Passen deze uitspraken bij u? Dat kan u aangeven door
aan elke uitspraak een cijfer te geven van het cijfer 1 tot en met het cijfer 10
Cijfer 1 betekent: Past helemaal NIET bij mij en cijfer 10 betekent: Past helemaal bij mij. Geef aan elke uitspraak één
cijfer voor hoe goed de uitspraak bij u past en kruis het hokje aan.
|
|
1
|
2
|
3
|
4
|
5
|
6
|
7
|
8
|
9
|
10
|
2.1
|
Ik begrijp tijdens de lunchpauze wat collega’s zeggen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.2
|
Ik kan met collega’s een gesprek voeren
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.3
|
Ik kan een briefje naar mijn leidinggevende schrijven
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.4
|
Ik kan een brief of verslag van het werk lezen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.5
|
Ik kan de veiligheidsinstructies op het werk lezen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.6
|
Ik kan een briefje naar mijn collega’s schrijven
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.7
|
Ik kan tegen mijn leidinggevende zeggen dat ik het ergens niet mee eens ben
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.8
|
Ik kan met een collega overleggen over wie welke taken moet doen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.9
|
Ik begrijp in een vergadering wat er gezegd wordt
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.10
|
Ik kan op het werkrooster lezen wanneer ik moet werken
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.11
|
Ik kan formulieren op mijn werk invullen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Onderdeel 2b: Mijn werk
U heeft een cursus gevolgd. U heeft nieuwe kennis, vaardigheden en een houding aangeleerd.
In welke mate heeft u dit geholpen? Dat kan u aangeven door aan elke uitspraak een
cijfer te geven van het cijfer 1 tot en met het cijfer 10
Cijfer 1 betekent: Past helemaal NIET bij mij en cijfer 10 betekent: Past helemaal bij mij. Geef aan elke uitspraak één
cijfer voor hoe goed de uitspraak bij u past en kruis het hokje aan.
|
|
1
|
2
|
3
|
4
|
5
|
6
|
7
|
8
|
9
|
10
|
2.12
|
Het gebruiken van de nieuwe kennis, vaardigheden en houding heeft me geholpen mijn
werk te verbeteren
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.13
|
Ik kan mijn taken op het werk sneller doen dan voor de cursus
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.14
|
Ik heb mijn taken op het werk sneller gedaan dan voor de cursus
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.15
|
Ik kan mijn taken op het werk beter doen door het gebruiken van nieuwe kennis, vaardigheden
en houding
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.16
|
De kwaliteit van mijn werk is verbeterd na het gebruiken van de nieuwe kennis, vaardigheden
en houding
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.17
|
Ik maak minder fouten tijdens mijn werk als ik nieuwe kennis, vaardigheden en houding
gebruik
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Onderdeel 3A: Wat doe ik?
U leest een paar uitspraken. Passen deze uitspraken bij u? Dat kan u aangeven door
aan elke uitspraak een cijfer te geven van het cijfer 1 tot en met het cijfer 10
Cijfer 1 betekent: Past helemaal NIET bij mij en cijfer 10 betekent: Past helemaal bij mij. Geef aan elke uitspraak één
cijfer voor hoe goed de uitspraak bij u past en kruis het hokje aan.
|
|
1
|
2
|
3
|
4
|
5
|
6
|
7
|
8
|
9
|
10
|
3.1
|
Ik doe activiteiten buitenshuis
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.2
|
Ik ontmoet voldoende mensen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.3
|
Ik doe nieuwe contacten op
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.4
|
Ik ervaar nieuwe contacten als heel positief
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
2
|
3
|
4
|
5
|
6
|
7
|
8
|
9
|
10
|
3.5
|
Ik ga de natuur in
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.6
|
Ik werk in de tuin
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.7
|
Ik heb voldoende lichaamsbeweging
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.8
|
Ik neem deel aan sportactiviteiten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Onderdeel 3B: De mensen om me heen
Kruis achter elke uitspraak één hokje aan in welke mate de uitspraak bij u past. Kies
nu voor ja, min of meer of nee.
|
uitspraak
|
Ja
|
Min of meer
|
Nee
|
3.9
|
Er is altijd wel iemand in mijn omgeving waar ik naar toe kan met mijn dagelijkse
problemen
|
|
|
|
3.10
|
Ik mis een echte goede vriend of vriendin
|
|
|
|
3.11
|
Ik ervaar een leegte om mij heen
|
|
|
|
3.12
|
Er zijn genoeg mensen waar ik naar toe kan als ik problemen heb
|
|
|
|
3.13
|
Ik mis gezelligheid om mij heen
|
|
|
|
3.14
|
Ik vind mijn kennissenkring te klein
|
|
|
|
3.15
|
Ik heb veel mensen op wie ik volledig kan vertrouwen
|
|
|
|
3.16
|
Er zijn genoeg mensen met wie ik me nauw verbonden voel
|
|
|
|
3.17
|
Ik mis mensen om mij heen
|
|
|
|
3.18
|
Vaak voel ik me alleen
|
|
|
|
3.19
|
Wanneer ik daar behoefte aan heb kan ik altijd bij mijn vrienden terecht
|
|
|
|
Dank u wel voor het invullen van de vragenlijst
TOELICHTING
Algemene toelichting
1. Aanleiding
Laaggeletterdheid is een groot maatschappelijk probleem. 1,3 miljoen Nederlanders
tussen de 16 en 65 jaar beheersen de Nederlandse taal op of onder het eindniveau van
het basisonderwijs (referentieniveau 1F). Dat niveau is ontoereikend voor volwaardige
maatschappelijke participatie. Taalvaardigheid is ook een belangrijke werknemersvaardigheid.
Circa de helft van de laaggeletterden heeft een betaalde baan, maar is minder productief,
heeft een hoger ziekteverzuim en minder doorgroeimogelijkheden. Laaggeletterden zijn
daarnaast minder goed in staat om kritisch te consumeren, veiligheidsinstructies op
te volgen en medicijnvoorschriften te begrijpen. Daarmee is laaggeletterdheid niet
alleen voor de maatschappij een probleem, maar ook voor werkgevers en niet in de laatste
plaats voor de laaggeletterden zelf.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), minister en staatssecretaris
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (VWS) hebben op 6 maart 2015 het Actieprogramma ‘Tel mee met Taal’
(hierna: het actieprogramma) aan de Tweede Kamer gestuurd. Met dit actieprogramma
ondersteunen en stimuleren de drie ministeries gemeenten, werkgevers, cursusaanbieders
en andere partijen om laaggeletterdheid aan te pakken. Hiervoor worden verschillende
instrumenten ingezet. De hier voorliggende subsidieregeling is gericht op werkgevers
en samenwerkingsverbanden om laaggeletterdheid te voorkomen en te bestrijden.
2. Doel
Deze subsidieregeling richt zich op twee doelgroepen. Allereerst stelt de regeling
in Nederland gevestigde werkgevers in staat om een bijdrage aan te vragen voor taalscholing
van hun laagtaalvaardige medewerkers. Daarnaast stelt de regeling samenwerkingsverbanden
in staat om een projectsubsidie aan te vragen waarmee zij uitvoering kunnen geven
aan een lokaal of regionaal project om laaggeletterdheid te voorkomen en/of bestrijden.2 De artikelen in de subsidieregeling zijn op beide doelgroepen gericht. Artikel 3
en 10 zijn echter uitsluitend op werkgevers gericht en artikel 4 en 11 uitsluitend
op samenwerkingsverbanden.
Met de subsidieregeling worden de volgende doelen nagestreefd:
-
• Taalscholing aan laagtaalvaardige werknemers stimuleren zodanig dat in de periode
2017–2018 tenminste 100 verschillende bedrijven hun laagtaalvaardige werknemers aan
een cursus laten deelnemen waardoor in totaal minstens 3.000 personen worden geschoold.
-
• Regionale of lokale samenwerking in het kader van de aanpak van laaggeletterdheid
stimuleren zodanig dat in de periode 2016-2018 in tenminste 30 arbeidsmarktregio’s
resultaatgerichte afspraken worden gemaakt en wordt overgegaan tot uitvoering van
deze afspraken.
3. Aanvraagprocedure
3.1 Aanvraagprocedure voor werkgevers
Subsidie is beschikbaar voor in Nederland gevestigde werkgevers met volledige rechtsbevoegdheid.
Overheden komen als werkgevers niet in aanmerking voor subsidie.
Niet alle kosten en trajecten komen voor subsidie in aanmerking. Uit de aanvraag moet
duidelijk worden dat het opleidingstraject voldoet aan de volgende criteria:
-
o Het opleidingstraject is gericht op verbetering van taalbeheersing op de werkvloer
en taalvaardigheid als werknemersvaardigheid. Hierbij gaat het om lezen, luisteren,
spreken en/of schrijven. In aanvulling hierop kan ook sprake zijn van aandacht voor
rekenvaardigheden en de toepassing van taalvaardigheid in een digitale omgeving.
-
o Het opleidingstraject begint na de datum waarop subsidie wordt aangevraagd (artikel
3.2 van de Kaderregeling) en in hetzelfde kalenderjaar waarin de subsidie wordt aangevraagd.
Het opleidingstraject kan ten vroegste beginnen de dag nadat een complete subsidieaanvraag
is ingediend. Kosten die worden gemaakt voordat een complete subsidieaanvraag is ingediend
(zijnde een aanvraag die voldoet aan alle in de regeling gestelde voorwaarden) zijn
dus niet subsidiabel.3
-
o Het opleidingstraject bestaat uit minimaal 30 contacturen;
-
o Het opleidingstraject beslaat maximaal 12 maanden;
-
o De totale kosten per contactuur (incl. personeelskosten, materiaalkosten en overige
kosten die direct verband houden met de ingekochte cursus) per opleidingstraject zijn
niet hoger dan € 150,–. Een opleidingstraject dient te worden begrepen als één cursistengroep,
dat wil zeggen een groep deelnemers die samen aan één opleidingstraject deelneemt.
Wanneer grote aantallen deelnemers worden verdeeld over meerdere cursistengroepen,
geldt het maximum van € 150,– voor elke cursistengroep apart.
-
o Het maximaal aan te vragen bedrag per aanvraagperiode is € 50.000 per aanvrager. Aanvragers
co-financieren tenminste 33% van de totale subsidiabele kosten van de opleiding. Verletkosten
en andere kosten die samenhangen met het opleidingstraject (zoals administratieve
kosten van de aanvrager) zijn niet subsidiabel.
-
o Een subsidieaanvraag kan uit meerdere opleidingstrajecten of cursistengroepen bestaan.
Zo kan een grotere werkgever subsidie aanvragen voor twee cursistengroepen van elk
20 deelnemers, waarbij beide groepen een ander opleidingstraject volgen dat aansluit
bij hun specifieke niveau en doelstellingen. De totale subsidieaanvraag kan echter
niet meer dan € 50.000 bedragen. Bovendien gelden voor elk afzonderlijk opleidingstraject
de hierboven beschreven voorwaarden en moet elke individuele werknemer een traject
volledig volgen dat aan bovenstaande voorwaarden voldoet.
Wanneer een werkgever onderdeel is van een groep van verbonden rechtspersonen (zoals
het geval is bij een holding) en een aanvraag om subsidie heeft ingediend en toegekend
gekregen, dan kunnen andere werkgevers binnen die groep van verbonden rechtspersonen
in dezelfde aanvraagperiode geen aanvraag meer toegekend krijgen. Wanneer een werknemer
als uitzendkracht is uitgeleend aan een werkgever, kan zowel het uitzendbureau als
de werkgever waar de uitzendkracht werkt een aanvraag voor de betreffende werknemer
indienen op voorwaarde dat de partij die de aanvraag indient kan aantonen dat de betreffende
werknemer voor de gehele duur van het opleidingstraject een arbeidsovereenkomst heeft
met de aanvrager dan wel ingeleend is door de aanvrager.
Een aanvraagperiode duurt maximaal zes maanden. Er is een subsidieplafond vastgesteld.
Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst. Het loont dus de moeite om
zo snel mogelijk na het begin van de aanvraagperiode een aanvraag in te dienen. Aanvragen
worden meteen na ontvangst beoordeeld. De beoordeling duurt maximaal 13 weken (artikel
4.1, eerste lid, van de Kaderregeling). Wanneer het budget dat voor één aanvraagperiode
beschikbaar is, is uitgeput en het subsidieplafond dus is bereikt, worden aanvragen
om die reden afgewezen. Aanvragers dienen bij de subsidieaanvraag de volgende documenten
te uploaden:
-
✓ Een activiteitenplan waarin tenminste de volgende onderwerpen aan de orde komen:
-
• Een beschrijving van het opleidingstraject waarvoor subsidie wordt aangevraagd, waaruit
in elk geval het aantal contacturen blijkt, de periode waarin de opleiding wordt aangeboden,
het aantal deelnemers, de groepsgrootte, de gebruikte (les)methode, opleider en de
gebruikte toets(en);
-
• Een beschrijving van de doelen van het opleidingstraject en de wijze waarop de opleiding
aansluit bij de huidige of toekomstige werkzaamheden van de deelnemers;
-
✓ Een begroting die voldoet aan de eisen gesteld in artikel 3.5 van de Kaderregeling
en waaruit in elk geval duidelijk worden de totale kosten van het opleidingstraject,
de kosten per deelnemer, de kosten per contactuur en het cofinancieringspercentage;
Verder verklaart de aanvrager bij de digitale aanvrager dat bij de digitale aanvraag
aan de volgende voorwaarden voor subsidie is voldaan:
-
✓ Uit een actuele individuele niveaubepaling of niveau-indicatie, die op basis van een
gevalideerd instrument is afgenomen, blijkt dat elke deelnemer de Nederlandse taal
of één of meer taalvaardigheden Nederlands, beheerst op het referentieniveau 2F of
lager. Bij elke deelnemer dient dus recent een individuele niveaubepaling of niveau-indicatie
voor één of meerdere onderdelen van taalbeheersing (lezen, schrijven, spreken, luisteren)
te zijn afgenomen. De meting moet actueel zijn, dat wil onder andere zeggen dat de
deelnemer tussen het moment waarop de niveaubepaling is gedaan en het moment waarop
het opleidingstraject begint, géén ander opleidingstraject heeft gevolgd met dezelfde
of soortgelijke doelen en inhoud. Het opleidingstraject is gericht op de onderdelen
van taalbeheersing (en in aanvulling hierop, waar gewenst, eventueel rekenvaardigheden
of digitale vaardigheden) waarop de betreffende deelnemer aantoonbaar op of onder
niveau 2F scoort. De aanvrager gebruikt een gevalideerd instrument voor de niveaubepaling
of niveau-indicatie. Dit kan ook de Taalmeter zijn.
-
✓ Elke deelnemer heeft een dienstbetrekking met de werkgever voor tenminste de volledige
duur van het opleidingstraject. Opleidingstrajecten van deelnemers van wie het dienstverband
voortijdig wordt beëindigd en als gevolg daarvan het opleidingstraject niet kunnen
afronden, zijn niet subsidiabel. Op grond van artikel 5.7 van de Kaderregeling moet
de subsidieontvanger onverwijld schriftelijk melden als een deelnemer het opleidingstraject
niet afrondt.
-
✓ De opleider die het opleidingstraject verzorgt, dient te beschikken over een onderwijsbevoegdheid
voor het basisonderwijs of een eerstegraads of tweedegraads onderwijsbevoegdheid voor
het voortgezet onderwijs. Bij de aanvraag dient de aanvrager te verklaren dat dit
het geval is.
-
✓ De aanvrager zal voldoen aan de verplichtingen die voorvloeien uit artikel 13 en artikel
16.
Daarnaast wordt de aanvrager gevraagd om zijn kvk-nummer en, indien de opleider niet
werkzaam is bij de aanvrager, het kvk-nummer van de opleider te verstrekken. Aan de
hand van dit nummer wordt bij de beoordeling van de aanvraag onder meer nagegaan of
de aanvrager een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon is als bedoeld
in artikel 1, onderdeel n en of degene die de aanvraag heeft ondertekend tekenbevoegd
is.
De subsidieverlener heeft de mogelijkheid om bewijsstukken op te vragen ter staving
van de verklaring van de aanvrager dat aan de bovenstaande voorwaarden voor subsidie
is voldaan. Er is voor gekozen om deze bewijsstukken niet standaard op te vragen als
onderdeel van de aanvraagprocedure om de administratieve lasten voor aanvragers te
beperken.
3.2 Aanvraagprocedure voor samenwerkingsverbanden
Naast subsidie voor werkgevers, is ook subsidie beschikbaar voor samenwerkingsverbanden
die gericht zijn op de bestrijding van laaggeletterdheid en het bevorderen van leesplezier.
Een samenwerkingsverband bestaat uit tenminste acht partijen (zie bijlage 1) en doet,
indien het een rechtspersoon betreft, als geheel een aanvraag. Daarnaast is het mogelijk
dat een van de partijen (met rechtspersoonlijkheid) van dit samenwerkingsverband een
aanvraag indient als penvoerder. De aanvraag van de penvoerder moet dan worden ondersteund
door ten minste acht partijen uit het samenwerkingsverband. Sommige samenwerkingsverbanden
bestaan uit heel veel partijen. Om te voorkomen dat al deze partijen de aanvraag van
een penvoerder met een verklaring moeten ondersteunen, is een minimum van zeven ondersteuningsverklaringen
verplicht gesteld. De penvoerder en de zeven ondersteuners maken samen de minimaal
gestelde omvang van een samenwerkingsverband, namelijk acht partijen.
Gemeenten of gemeentelijke diensten en andere overheden kunnen zelf geen aanvraag
indienen, maar kunnen als deelnemer aan het samenwerkingsverband, of als ondersteuner
van de aanvraag van een penvoerder, wel betrokken zijn bij de aanvraag en kunnen ook
begunstigde zijn van het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Per aanvraagperiode
kan een aanvrager, zijnde het samenwerkingsverband dan wel een penvoerder uit het
samenwerkingsverband, slechts één aanvraag indienen.
Wanneer een aanvraag wordt ingediend door een penvoerder wordt dit beschouwd als een
aanvraag van het samenwerkingsverband. In dezelfde aanvraagperiode kunnen geen andere
aanvragen van deelnemers aan het betreffende samenwerkingsverband worden toegekend.
In de meeste gevallen is een partij bij één samenwerkingsverband betrokken. In sommige
gevallen kan een partij echter bij meerdere samenwerkingsverbanden betrokken zijn.
Zodra een samenwerkingsverband waarin de partij betrokken is een aanvraag heeft ingediend,
kan de partij bij andere samenwerkingsverbanden niet meer optreden als penvoerder,
maar wel aanvragen van een andere penvoerder ondersteunen. In het voorbeeld hieronder
zijn de voorwaarden aangegeven voor een partij X die ondertekenaar is van taalakkoord
A (provincie Drenthe), taalakkoord B (subregio Noord-Midden-Drenthe) en taalakkoord
C (gemeenten Aa & Hunze, Assen en Tynaarlo). Deze partij X is dus bij drie verschillende,
deels overlappende, samenwerkingsverbanden betrokken.
Aanvrager
|
Situatie voor partij X
|
Samenwerkingsverband A vraagt als rechtspersoon aan namens alle partijen in het samenwerkingsverband.
|
X kan in dezelfde aanvraagperiode niet zelf een aanvraag indienen, ook niet als penvoerder
voor (een deel van) samenwerkingsverband B of C.
Partij X kan wel een begunstigde zijn van een aanvraag door (een deel van) samenwerkingsverband
B of C en een aanvraag van een penvoerder uit samenwerkingsverband B of C ondersteunen.
|
Partij Y vraagt als penvoerder uit samenwerkingsverband A een subsidie aan. X ondersteunt
de aanvraag van Y.
of
Partij Y vraagt als penvoerder uit samenwerkingsverband A subsidie aan. Partij X ondersteunt
de aanvraag van partij Y niet.
|
X kan in dezelfde aanvraagperiode een aanvraag indienen als penvoerder uit samenwerkingsverband
B of C, maar niet een tweede aanvraag als penvoerder uitsamenwerkingsverband A. Per
samenwerkingsverband/taalakkoord kan namelijk slechts één aanvraag worden toegewezen.
|
Aan de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, worden de volgende voorwaarden gesteld:
-
✓ De activiteiten vormen samen één project met een startdatum na aanvraag van de subsidie
(artikel 3.2 van de Kaderregeling) en een einddatum uiterlijk 30 juni 2019;
-
✓ De activiteiten worden of zijn niet uit andere actielijnen van Tel mee met Taal financieel
ondersteund en betreffen geen opleiding educatie als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste
lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
-
✓ Maximaal 40% van de begrote kosten per aanvraag zijn personeelskosten van de aanvrager;
Uitsluitend aanvragen die worden ingediend via het digitale aanvraagformulier worden
in behandeling genomen. Aanvragers dienen de volgende documenten te uploaden:
-
✓ Een begroting die voldoet aan de eisen gesteld in artikel 3.5 van de Kaderregeling
en per activiteit een overzicht behelst van de geraamde kosten en waarin in elk geval
een onderscheid is gemaakt tussen materiële kosten, personeelskosten en kosten inhuur.
De begrotingsposten worden ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien en de begroting
is sluitend;
-
✓ Het regionale of lokale taalakkoord dat tenminste is ondertekend door alle partijen
van het samenwerkingsverband. Een taalakkoord is een schriftelijk vastgelegde afspraak
tussen deelnemers aan een samenwerkingsverband waarin de ambitie en inzet van alle
partijen is beschreven om laaggeletterdheid te bestrijden en leesplezier te bevorderen.
Een taalakkoord kan op verschillende schaalniveaus worden afgesloten, maar het meest
voor de hand ligt het niveau van een provincie of een arbeidsmarktregio, omdat zo
goed kan worden aangesloten bij de regionale infrastructuur rondom de besteding van
WEB-middelen tegen laaggeletterdheid en het bibliothekenbeleid.
Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt het taalakkoord van het samenwerkingsverband
aan een aantal voorwaarden getoetst die de kwaliteit en duurzaamheid van het samenwerkingsverband
waarborgen. Deze voorwaarden zijn in bijlage 1 van deze regeling opgenomen. Alleen
wanneer het taalakkoord, inclusief eventuele bijlagen, aan alle voorwaarden voldoet,
kan een aanvraag voor subsidie door of namens het betreffende samenwerkingsverband
worden geaccepteerd.
Uitsluitend partijen die een regionaal of lokaal taalakkoord hebben ondertekend kunnen
optreden als penvoerder van het samenwerkingsverband dat hoort bij het betreffende
taalakkoord. Tevens kunnen ondersteuningsverklaringen voor de aanvraag van de penvoerder
enkel afkomstig zijn van partijen die het taalakkoord van het betreffende samenwerkingsverband
hebben ondertekend.
-
✓ Indien de aanvrager een penvoerder betreft; schriftelijke verklaringen waaruit blijkt
dat zeven andere deelnemers aan het samenwerkingsverband de ingediende aanvraag ondersteunen.
-
✓ Een akkoordverklaring voor alle verplichtingen die verband houden met het ontvangen
van subsidie.
Naast de reguliere verplichtingen, zoals ook opgenomen in de Kaderregeling subsidies
OCW, SZW en VWS, zijn er in deze subsidieregeling ook een aantal voor deze subsidie
van belang zijnde verplichtingen opgenomen waaraan de aanvrager na verlening van de
subsidie dient te voldoen. Voor wat betreft deze laatste categorie verplichtingen
- genoemd in artikel 13 en artikel 16 - dient de aanvrager te verklaren dat hij aan
deze verplichtingen zal voldoen.
4. Toekenning en vaststelling van de subsidie
Uiterlijk 13 weken nadat een subsidie is aangevraagd, wordt de aanvrager in kennis
gesteld over het besluit op de aanvraag (artikel 4.1, eerste lid, van de Kaderregeling).
Wanneer subsidie wordt aangevraagd door een partij die is uitgesloten (bijvoorbeeld
een gemeente of een partij die in dezelfde aanvraagperiode reeds een subsidie heeft
ontvangen) wordt de aanvraag afgewezen. Wanneer een aanvraag onvolledig of onvolkomen
is, wordt de aanvrager, indien het totaal beschikbare budget nog niet is uitgeput,
eenmalig in de gelegenheid gesteld de aanvraag te herstellen (artikel 4:5 van de Algemene
wet bestuursrecht). Een herstelde aanvraag dient zo snel mogelijk, maar uiterlijk
voor het einde van de aanvraagperiode te worden ingediend. De aanvraag wordt in behandeling
genomen vanaf de dag waarop deze volledig is ingediend, op voorwaarde dat het beschikbare
budget nog niet is uitgeput en op voorwaarde dat een partij behorend tot dezelfde
groep van rechtspersonen of hetzelfde samenwerkingsverband nog geen aanvraag heeft
ingediend die voldoet aan alle voorwaarden.
5. Subsidieverplichtingen
Ontvangers van subsidie gaan de volgende verplichtingen aan:
-
• Werkgevers die subsidie ontvangen zorgen ervoor dat de deelnemers aan het opleidingstraject
bij het begin van het traject en bij beëindiging van het traject de door de minister
vastgestelde vragenlijst ‘effectmeting taalscholing voor werknemers’ invullen. De
opleider of werkgever kan de deelnemer die niet in staat is om de vragenlijst zelfstandig
in te vullen hierbij helpen. De vragenlijst is als bijlage 2 bij deze regeling gevoegd.
De administratie van de (geanonimiseerde) vragenlijsten dient op zodanige wijze te
geschieden dat de t=0 en t=1 meting zijn te herleiden naar één deelnemer. Bijvoorbeeld
door beide lijsten van hetzelfde nummer te voorzien. Indien vragenlijsten ontbreken,
maakt de subsidieontvanger hiervan melding. Het ontbreken van vragenlijsten kan reden
zijn om de subsidie lager vast te stellen of terug te vorderen.
-
• Alle subsidieontvangers werken mee aan de evaluatie van de regeling die plaatsvindt
in het kader van de brede evaluatie naar het actieprogramma Tel mee met Taal. Werkgevers
stellen de ingevulde vragenlijsten ‘effectmeting taalscholing voor werknemers’ ter
beschikking aan de onderzoeker. Daarnaast verlenen subsidieontvangers op verzoek gedurende
de looptijd van het project medewerking aan tenminste één van de halfjaarlijkse landelijke
Tel mee met Taal congressen om de projectuitvoering en/of resultaten van het project
toe te lichten.
6. Beschikbaar budget
In totaal is € 4.700.000,– beschikbaar voor aanvragen door werkgevers en samenwerkingsverbanden.
In de eerste aanvraagperiode is € 2.600.000,– beschikbaar en in de tweede aanvraagperiode
is € 2.100.000,– beschikbaar. Aanvragen kunnen worden ingediend zolang er budget beschikbaar
is. Het budget is niet geoormerkt. Er zijn dus geen beperkingen gesteld aan het maximaal
beschikbare budget voor één van de twee typen aanvragen. Alle aanvragen – van werkgevers
en samenwerkingsverbanden – worden op volgorde van binnenkomst behandeld en subsidies
worden toegekend zolang het totaalbudget van een aanvraagperiode dit toelaat.
7. Verantwoording
Subsidies worden bij verlening ambtshalve vastgesteld. Subsidieontvangers voeren een
overzichtelijke, controleerbare en doelmatige administratie die zo is ingericht dat
daaruit te allen tijde het aantal aanwezige deelnemers en de door hen gevolgde contacturen
kunnen worden nagegaan. Deze informatie mag worden geanonimiseerd maar moet wel kunnen
worden gekoppeld aan de t=0 en t=1 meting en de dienstbetrekking. De Dienst Uitvoering
Subsidies aan Instellingen (DUS-I) trekt een steekproef van circa 3 % uit alle subsidieontvangers
om na te gaan of de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en
dat is voldaan aan de verplichtingen. Uit de toegekende aanvragen van werkgevers en
samenwerkingsverbanden wordt apart een steekproef getrokken. De verantwoordingsinformatie
die op basis van de steekproef wordt verkregen kan door een onderzoeksbureau gebruikt
worden om de subsidieregeling te evalueren.
8. Evaluatie
Om te kunnen vaststellen of de middelen voor de subsidieregeling Tel mee met Taal
effectief en efficiënt zijn ingezet, zal de regeling worden geëvalueerd. Aanvragers
zijn verplicht om mee te werken aan de evaluatie. Werkgevers zijn in dit kader verplicht
om de geanonimiseerde resultaten te overleggen van de metingen die zijn verricht naar
het effect van de taalscholing via de vragenlijsten van bijlage 2. Daarnaast zijn
alle aanvragers (zowel werkgevers als samenwerkingsverbanden) verplicht om op verzoek
van het onderzoeksbureau mee te werken aan de evaluatie naar het gebruik van de subsidie.
Dit onderzoek kan bijvoorbeeld bestaan uit het invullen van een vragenlijst, het afnemen
van een interview of het deelnemen aan een focusgroep.
9. Administratieve lasten aanvragers
Administratieve lasten worden gedefinieerd als de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen
aan de overheid, voorvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. Deelname aan
deze regeling is vrijwillig is en brengt dus geen verplichte administratieve lasten
met zich mee.
Voor alle werkgevers samen worden de administratieve lasten geschat op gemiddeld circa
1656 uur per aanvraagperiode. Dit komt neer op circa 23 uur per aanvrager. Hierbij
is uitgegaan van gemiddeld 6 uur per aanvraag en 30 minuten per deelnemer waarvoor
subsidie wordt aangevraagd. Ook is ervan uitgegaan dat gemiddeld 20% van de aanvragers
(onderdelen van) de aanvraag moet herstellen, hetgeen gemiddeld 2 uur kost. Voor de
verantwoording wordt 4 uur per subsidieontvanger gerekend plus 15 minuten per cursist
en een steekproefgrootte van 33%. De totale administratieve lasten bedragen daarmee
gemiddeld € 99.360,– per aanvraagperiode (uitgaande van een uurtarief van € 60,–),
ofwel gemiddeld circa € 1.380,– per aanvrager.
Voor samenwerkingsverbanden of penvoerders worden de administratieve lasten geschat
op gemiddeld circa 950 uur per aanvraagperiode voor alle samenwerkingsverbanden samen.
Hierbij is uitgegaan van gemiddeld 32 uur per aanvraag. Ook is ervan uitgegaan dat
gemiddeld 20% van de aanvragers (onderdelen van) de aanvraag moet herstellen, hetgeen
gemiddeld 4 uur kost. Voor de verantwoording wordt 16 uur per subsidieontvanger gerekend
en een steekproefgrootte van 33%. De totale administratieve lasten bedragen daarmee
gemiddeld € 142.500,– per aanvraagperiode, ofwel gemiddeld € 5700,– per aanvrager.
10. Uitvoering
De regeling wordt namens de minister van OCW uitgevoerd door DUS-I, die de regeling
op uitvoerbaarheid heeft beoordeeld. De aanvraag voor subsidie wordt elektronisch
ingediend. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van het aanvraagformulier dat beschikbaar
wordt gesteld op de website van DUS-I. De uitvoeringslasten die met de uitvoering
van deze regeling zijn gemoeid, zijn door DUS-I geschat op ongeveer 7,5 uur per aanvraag
van werkgevers en 8,5 uur per aanvraag voor samenwerkingsverbanden. Voor de verantwoording
wordt 4 uur gerekend per toegevoegde aanvraag die in de steekproef valt.
Daarnaast is voor het ontwikkelen van instrumentarium, zoals een digitale aanvraagpagina,
eenmalig een bedrag van circa € 7.500,– voorzien. De totale uitvoeringslasten bedragen
ongeveer € 182.000,– ofwel 3,6% van het totaal beschikbare budget.
11. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking per 1 januari 2017. Potentiële aanvragers en hun samenwerkingspartners
zijn voor deze datum reeds voorgelicht tijdens de landelijke congressen van Tel mee
met Taal en via de website van het Steunpunt Basisvaardigheden.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1. Begripsbepalingen
In dit artikel is een aantal definities opgenomen.
Onderdeel a geeft een omschrijving van het begrip ‘contacturen’. Onder deze uren valt
enkel het feitelijk contact. Contact via de digitale weg (bijv. e-learning) valt niet
onder dit begrip.
Onderdeel b geeft een omschrijving van het begrip ‘deelnemer’. Om te kunnen deelnemen
aan de subsidiabele activiteiten is het onder meer van belang dat de deelnemer de
Nederlandse taal, of één of meer taalvaardigheden (schrijfvaardigheid, leesvaardigheid,
luistervaardigheid of spreekvaardigheid), beheerst op het referentieniveau 2F of lager.
Het taalniveau van een deelnemer mag overigens ook met een niveauaanduiding gebaseerd
op de richtlijnen van het Europees Referentiekaders voor Moderne Vreemde talen (ERK)
(tot en met B1) worden weergegeven. In de algemene toelichting onder paragraaf 3.1
is toegelicht met welke instrumenten het taalniveau kan worden aangetoond.
Onderdeel c geeft een omschrijving van het begrip ‘dienstbetrekking’. Van een dienstbetrekking
is sprake wanneer een werknemer in loondienst is bij een werkgever, of, in het geval
dat de werkgever een overheidsorganisatie is, een aanstelling als ambtenaar heeft
bij die overheidsorganisatie. De verwijzing naar artikel 7:690 van het Burgerlijk
Wetboek betekent dat een werkgever ook subsidie kan aanvragen voor werknemers die
via een uitzendorganisatie middels een uitzendovereenkomst werkzaamheden bij hem verricht.
Tenslotte valt onder het begrip ‘dienstbetrekking’ ook de persoon met een indicatie
als bedoeld in de Wet sociale werkvoorziening die werkzaam is bij een sociaal werkbedrijf.
Bij onderdeel n is toegelicht welke sociale werkbedrijven in deze subsidieregeling
als ‘werkgever’ worden aangemerkt.
Onderdeel d geeft een omschrijving van het begrip ‘groep van verbonden rechtspersonen’.
Hiervan is sprake wanneer een groep stichtingen, bv’s of andere rechtspersonen in
organisatorisch opzicht met elkaar verweven zijn. Van verweving is sprake wanneer
de verschillende organisaties onder één overkoepelende leiding staan die als eenheid
functioneert. De leiding van de overige organisaties in de groep moet hieraan ondergeschikt
zijn. Denk aan de situatie dat het bestuur van de ene stichting doorslaggevende invloed
heeft op een andere stichting of wanneer meer dan 50% van de aandelen van elk van
de ondernemingen in een groep, direct of indirect, in dezelfde handen is.
Onderdeel k geeft een omschrijving van het begrip ‘personeelskosten’. Onder personeelskosten
wordt verstaande bruto loonkosten voor het personeel van de aanvrager dat werkzaamheden
verricht ten behoeve van subsidiabele activiteiten.
Onderdeel n geeft een omschrijving van het begrip ‘werkgever’. Onder dit begrip vallen
alle organisaties die werknemers in dienst hebben, met uitzondering van de Staat,
gemeenten, provincies en waterschappen. De overheid is daarmee uitgezonderd van deze
subsidieregeling. Dit betekent dat sociale werkbedrijven alleen voor subsidie in aanmerking
kunnen komen als zij geen onderdeel zijn van de gemeente, maar de uitvoering van de
Wet sociale werkvoorziening is opgedragen aan een verzelfstandig eigen werkbedrijf
van de gemeente (bijvoorbeeld een BV of een stichting), een joint venture met een
private partner (bijvoorbeeld in een BV of een NV) of aan een particulier bedrijf.
Door ook ‘publiekrechtelijke rechtspersonen’ als werkgever in de zin van de subsidieregeling
te beschouwen, kunnen zelfstandige bestuursorganen, onderwijsinstellingen, academische
ziekenhuizen etc. wel voor subsidie in aanmerking komen.
Artikel 2. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS
Deze regeling betreft een aanvulling op de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.
Dit betekent dat onder meer de bepalingen over de begrotingsvoorwaarde (artikel 1.4
van de Kaderregeling), de uitwerking van de wijze van verdeling van de subsidie (artikel
2.3 van de Kaderregeling), de melding van andere aanvragen (artikel 3.6 van de Kaderregeling),
het overzicht financiële situatie (artikel 3.7 van de Kaderregeling), de vergoeding
van diensten aan derden (artikel 5.3 van de Kaderregeling), de meldingsplicht (artikel
5.7 van de Kaderregeling), de inlichtingenplicht (artikel 5.11 van de Kaderregeling)
en de beslistermijnen ook gelden voor de ontvanger van een subsidie op grond van deze
regeling. Met deze regeling wordt echter wel afgeweken van artikel 3.1 en artikel
7.6 van de Kaderregeling. De aanvraag voor een subsidie wordt namelijk ingediend via
de website https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/subsidies-vws en voor wat betreft de verantwoording van subsidies tussen de € 25.000,– en € 50.000,–
is gekozen voor een lichtere regime (zie artikel 15 van deze regeling).
Artikel 3. Te subsidiëren activiteiten werkgevers
Subsidie kan aangevraagd worden voor een of meerdere opleidingstrajecten ten behoeve
van het verbeteren van de taalvaardigheid van een werknemer die de Nederlandse taal,
of één of meer taalvaardigheden, beheerst op het referentieniveau 2F of lager en die
hierdoor wordt beperkt in zijn functioneren.
Het opleidingstraject moet allereerst gericht zijn op het verbeteren van de taalvaardigheid
van een werknemer. Blijkt uit de niveaubepaling dat een deelnemer slechts één of een
aantal taalvaardigheden beheerst op het referentieniveau 2F of lager, dan moet het
opleidingstraject gericht zijn op die taalvaardigheid/taalvaardigheden die de deelnemer
onvoldoende beheerst. Het is niet de bedoeling dat het opleidingstraject is gericht
op de taalvaardigheid die de deelnemer al in voldoende mate beheerst. Rekenvaardigheden
en digitale vaardigheden mogen ook onderdeel zijn van het opleidingstraject. Het opleidingstraject
moet echter primair gericht zijn op het verbeteren van de taalvaardigheden. Daarnaast
moet het opleidingstraject minimaal dertig contacturen bevatten en uiterlijk twaalf
maanden na de subsidieaanvraag zijn afgerond. Het opleidingstraject moet voorts verzorgd
worden door een docent met een onderwijsbevoegdheid voor het basisonderwijs of een
eerstegraads of tweedegraads onderwijsbevoegdheid voor het voortgezet onderwijs en
die werkzaam is voor een bedrijf of een instelling of als zelfstandige beschikt over
een inschrijving bij de Kamer van Koophandel. Omdat bijvoorbeeld het niveau van beheersing
van Nederlandse taal kan verschillen per werknemer – een aantal werknemers beheersen
de Nederlandse taal, of onderdelen daarvan, op 1F anderen op bijna 2F – kan een werkgever
er voor kiezen om voor de verschillende groepen werknemers verschillende opleidingstrajecten
aan te bieden en dus voor meerdere opleidingstrajecten subsidie aan te vragen.
Artikel 4. Te subsidiëren activiteiten samenwerkingsverbanden
Ook kan subsidie worden aangevraagd door een samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid
of een penvoerder voor een project dat bijdraagt aan de regionale of lokale aanpak
van laaggeletterdheid bij volwassenen en de leesbevordering bij kinderen. Indien de
aanvraag wordt ingediend door een penvoerder moeten ten minste zeven andere partijen
uit dit samenwerkingsverband de aanvraag ondersteunen.
Subsidie wordt verstrekt voor een project dat een onderdeel is van, of bijdraagt aan,
het verwezenlijken van de doelen van een regionaal of lokaal taalakkoord dat is ondertekend
door alle partijen van een samenwerkingsverband. Indien een penvoerder de aanvraag
indient zal worden nagegaan of de penvoerder en de partijen die de aanvraag ondersteunen
het taalakkoord hebben ondertekend.
Het project mag niet zijn of worden bekostigd uit andere actielijnen van Tel mee met
Taal of een opleiding educatie betreffen. In Bijlage 1 bij deze regeling staat aan
welke voorwaarden een regionaal of lokaal taalakkoord moet voldoen.
Artikel 5. Te subsidiëren kosten
In het eerste lid van dit artikel is bepaald dat een tarief van ten hoogste € 150,–
per uur per opleidingstraject voor subsidie in aanmerking komt. Dit betekent dat voor
alle deelnemers in één opleidingstraject, gezamenlijk maximaal € 150,– per uur mag
worden gerekend. Dit tarief kan onder meer bestaan uit personeels-, reis- en verblijfkosten
voor de opleider en kosten voor materiaal en benodigdheden ten behoeve van het opleidingstraject.
Indien een werkgever besluit, bijvoorbeeld vanwege het niveauverschil van beheersing
van de Nederlandse taal van de werknemers, meerdere trajecten (=groepen) aan te bieden,
geldt het maximum tarief van € 150,– voor elk opleidingstraject, dus voor elke groep.
De kosten moeten echter wel in redelijke verhouding staan tot het aantal deelnemers
per traject. Een aanvraag voor een subsidie waarbij een tarief wordt gerekend dat
onevenredig hoog is, kan worden afgewezen omdat de kosten niet in een redelijke verhouding
staan tot de voorgenomen doelstellingen en de daarvan te verwachten resultaten.
In het tweede lid staan de kosten genoemd die voor subsidie in aanmerking komen bij
een subsidie voor samenwerkingsverbanden. Om te waarborgen dat het project direct
ten goede komt aan de doelgroep, zijn de personeelskosten van de aanvrager gemaximeerd
op 40% van de aangevraagde subsidie.
De te subsidiëren kosten worden overigens begrensd door de bepalingen over de omvang
van de subsidie in artikel 6 van deze regeling.
Artikel 6. Omvang subsidie
In dit artikel wordt de omvang van de subsidie begrensd.
In het eerste lid wordt het maximale subsidiebedrag per subsidieaanvraag gesteld op
€ 50.000. Zo wordt voorkomen dat een disproportioneel deel van het budget door grote
aanvragers (bedrijven of samenwerkingsverbanden) wordt aangevraagd waardoor de regeling
beperkter toegankelijk zou worden voor het MKB en kleinere samenwerkingsverbanden.
In het tweede lid wordt bepaald dat aanvragers minimaal 33% van de subsidiabele kosten
betrekken uit andere middelen dan de aangevraagde subsidie. Hiermee wordt bevorderd
dat aanvragers zelf een bijdrage leveren of een bijdrage van derden gebruiken. Cofinanciering
kan overigens niet bestaan uit WEB-middelen, noch uit andere middelen van het programma
Tel mee met Taal.
In het derde lid wordt, omwille van een kostenefficiënt aanbod van opleidingstrajecten,
bepaald dat de subsidie per opleidingstraject per deelnemer niet meer dan € 1.500,–
bedraagt.
Rekenvoorbeelden aanvraag opleiding voor werknemers
Bij bedrijf A werken 16 werknemers met een taalbeheersing op of onder niveau 2F. Bedrijf
A wil deze werknemers taalscholing aanbieden. Uit de begroting blijkt dat de opleiding
bestaat uit 45 contacturen. De totale prijs bedraagt € 7.650,– en de totale prijs
per contactuur € 170,–. Op grond van artikel 5, eerste lid, is dit uurtarief te hoog.
De aanvrager zal in de gelegenheid worden gesteld de aanvraag aan te vullen. Bedrijf
A vraagt daarop een offerte aan bij een andere opleider. Uit de gewijzigde begroting
blijkt dat de opleiding 55 contacturen bedraagt. De totale is € 7.500,– en de totale
prijs per contactuur is € 136,36. Gelet op artikel 5, eerste lid, valt dit uurtarief
binnen het maximaal te hanteren uurtarief. Bedrijf A stuurt de gewijzigde aanvraag
toe. Indien de aanvraag compleet is en aan alle voorwaarden is voldaan, wordt een
subsidie toegekend van 67% van € 7.500,–, dus € 5.025,–.
Artikel 7 Subsidieplafond
Voor deze subsidie wordt een subsidieplafond gehanteerd. Voor het kalenderjaar 2017
is een bedrag van ten hoogste € 2.600.000,– beschikbaar. Voor het kalenderjaar 2018
is een bedrag van ten hoogste € 2.100.000,– beschikbaar. Mocht het genoemde bedrag
voor het einde van de aanvraagperiode al zijn verstrekt, zullen aanvragen die nog
binnenkomen worden afgewezen. Ook aanvragen waarbij toewijzing ervan zal leiden tot
overschrijding van het subsidieplafond, omdat het subsidiebedrag dat wordt aangevraagd
hoger is dan het bedrag dat op dat moment nog beschikbaar is voor de subsidie, zullen
(in z’n geheel) worden geweigerd.
Artikel 8 Wijze van verdeling
In dit artikel staat dat het beschikbare bedrag wordt verdeeld in de volgorde van
binnenkomst. Ingevolge artikel 2.3, eerste lid, van de Kaderregeling zal, indien meerdere
aanvragen op hetzelfde moment en op het moment dat het subsidieplafond wordt bereikt
worden ontvangen, de minister door middel van loting vaststellen aan wie de subsidie
wordt verleend. De beoordeling start overigens direct na ontvangst van de aanvraag.
Aanvragers hoeven dus niet te wachten totdat alle aanvragen zijn ingediend. Aanvragers
ontvangen binnen dertien weken bericht of hun aanvraag is toegekend (artikel 4.1,
eerste lid, van de Kaderregeling).
Artikel 9 De subsidieaanvraag
In dit artikel staan de voorwaarden voor de subsidieaanvraag.
Subsidieaanvragen worden ingediend via de website: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/subsidies-vws
De aanvraagperioden in 2017 en 2018 lopen van januari tot en met juni. Aanvragen die
buiten deze periode worden ingediend worden afgewezen.
Een aanvrager kan slechts één aanvraag per periode indienen. Bovendien kan per groep
van verbonden rechtspersonen (bijvoorbeeld een holding) slechts één aanvraag per periode
worden toegekend. Ook kan per samenwerkingsverband slechts één aanvraag per periode
worden toegekend, ook wanneer een penvoerder uit het samenwerkingsverband een aanvraag
indient en krijgt toegekend. Zie ook paragraaf 3.2 van de algemene toelichting.
Indien per aanvrager meer dan één aanvraag wordt ingediend, worden deze aanvragen
in de volgorde van binnenkomst worden behandeld, met dien verstande dat wanneer de
aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht eenmalig gelegenheid
heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag en het tijdstip waarop de aangevulde
aanvraag is ontvangen, met betrekking tot de verdeling als de datum en het tijdstip
van ontvangst geldt. Indien twee of meer aanvragen op hetzelfde tijdstip worden ontvangen
op het moment dat het subsidieplafond wordt bereikt, stelt de minister de onderlinge
rangschikking van deze aanvragen door middel van loting vast.
Artikel 10 Bij de aanvraag tot subsidieverlening aan werkgevers in te dienen documenten
In het eerste lid van dit artikel zijn de documenten opgenomen die de aanvrager bij
de aanvraag voor een subsidie voor werkgevers dient te uploaden bij de digitale aanvraag.
Een toelichting op de in te dienen stukken is opgenomen in paragraaf 3.1 van de algemene
toelichting.
In het tweede lid van dit artikel is opgenomen welke verklaringen de aanvrager dient
af te leggen bij de digitale aanvraag. De verklaring wordt afgelegd door het betreffende
veld in het digitale aanvraagformulier aan te kruisen of aan te vinken. Daarnaast
dient de aanvrager zijn kvk-nummer en, indien de opleider niet werkzaam is bij de
aanvrager, het kvk-nummer van de opleider te verstrekken.
Artikel 11 Bij de aanvraag tot subsidieverlening aan samenwerkingsverbanden te overleggen
informatie
In het eerste lid zijn de documenten opgenomen die een aanvrager moet indienen bij
het aanvragen van een subsidie voor samenwerkingsverbanden. Ook deze documenten kunnen
tijdens het invullen van het digitale aanvraagformulier worden geüpload en op die
wijze bij de digitale aanvraag worden gevoegd. Een toelichting op de in te dienen
stukken is opgenomen in paragraaf 3.2 van de algemene toelichting.
In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat de aanvrager bij de aanvraag zijn
kvk-nummer dient te verstrekken. Ook wordt de aanvrager verzocht te verklaren dat
hij zich aan de verplichtingen zal houden genoemd in artikel 13 en 16 van deze Regeling.
Artikel 12 Meldingen andere aanvragen
Met dit artikel wordt cumulatie van subsidies voorkomen. De gegevens moeten in ieder
geval bij de aanvraag worden ingediend (artikel 3.6 van de Kaderregeling). Ook dient
de ontvanger van een subsidie in een later stadium de Minister te berichten als de
ontvanger voor dezelfde begrote kosten een andere subsidie of financiële bijdrage
heeft aangevraagd.
Artikel 13 Verplichtingen
In paragraaf 5 van de algemene toelichting zijn de verplichtingen toegelicht. In verband
met de te houden steekproef is de ontvanger van de subsidie ook verplicht om een administratie
bij te houden waaruit blijkt welke van de deelnemers waarvoor subsidie is aangevraagd
deel hebben genomen aan het opleidingstraject. Van belang is dat bij een steekproef
kan worden nagegaan hoeveel contacturen een deelnemer waarvoor subsidie is aangevraagd
heeft bijgewoond. De informatie mag worden geanonimiseerd. Wel moet deze informatie
kunnen worden gekoppeld aan de t=0 en t=1 meting en aan de dienstbetrekking. Daarnaast
zijn ook de verplichtingen zoals genoemd in hoofdstuk 5 van de Kaderregeling van toepassing.
Artikel 15 Ambtshalve vaststelling subsidie
In de verleningsbeschikking wordt aangegeven op welke wijze dient te worden aangetoond
dat de subsidiabele activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.
De vaststelling vindt ambtshalve plaats, dat wil zeggen zonder dat daarvoor een aanvraag
tot vaststelling is vereist. De vaststelling vindt uiterlijk binnen 22 weken na afloop
van de in de verleningsbeschikking opgenomen datum waarop de activiteiten waarvoor
de subsidie wordt verleend zijn verricht, plaats. De subsidie wordt vastgesteld op
een bedrag tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag. Het is
namelijk mogelijk dat de subsidie lager wordt vastgesteld dan het verleende bedrag,
bijvoorbeeld als naar aanleiding van een steekproef of naar aanleiding van een melding
is gebleken dat de activiteiten niet volledig zijn uitgevoerd.
Op grond van artikel 7.4 van de Kaderregeling is ambtshalve vaststelling van subsidie
van toepassing op subsidies tot € 25.000,–. Naar verwachting zal een groot deel van
de subsidies die op grond van deze regeling worden verleend en vastgesteld lager zijn
dan € 25.000,–. Ten behoeve van de eenduidigheid van de wijze van vaststelling is
ervoor gekozen om ook subsidies van € 25.000,– tot € 50.000,– ambtshalve vast te stellen.
Artikel 15 van deze regeling regelt dit.
Op basis van een steekproef wordt bij een aantal verleende subsidies, onafhankelijk
van de hoogte van het subsidiebedrag, beoordeeld of aan de verplichtingen is voldaan.
Indien de verplichtingen geheel of gedeeltelijk niet zijn nagekomen, heeft dit gevolgen
voor de hoogte van het subsidiebedrag.
Op basis van een steekproef wordt bij een aantal verleende subsidies, onafhankelijk
van de hoogte van het subsidiebedrag, beoordeeld of aan de verplichtingen is voldaan.
Indien de verplichtingen geheel of gedeeltelijk niet zijn nagekomen, heeft dit gevolgen
voor de hoogte van het subsidiebedrag.
Artikel 16 Evaluatie
Om de doeltreffendheid en het effect van deze regeling te kunnen bepalen wordt een
evaluatie uitgevoerd. Het is één van de subsidieverplichtingen dat de werkgevers,
de samenwerkingsverbanden en de penvoerders die subsidie ontvangen meewerken aan evaluatie
van de regeling. De werkgevers en samenwerkingsverbanden zorgen er tevens voor dat
de opleiders en de partijen in het samenwerkingsverband meewerken aan de evaluatie.
Artikel 17 Inwerkingtreding en vervaldatum
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2017 en heeft 1 januari 2021
als einddatum.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker