Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu van 8 september 2017, nr. IENM/BSK-2017/214358, tot wijziging van de Regeling legionellapreventie in drinkwater en warm tapwater (vermindering spoelfrequentie bij toepassing alternatieve techniek)

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op de artikelen 37, eerste en tweede lid, en 44, eerste en zesde lid, van het Drinkwaterbesluit;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling legionellapreventie in drinkwater en warm tapwater wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt de puntkomma aan het slot van de begripsomschrijving voor ‘eenvoudige drinkwaterinstallatie’ vervangen door een punt.

B

In artikel 2, eerste lid, wordt de puntkomma aan het slot van onderdeel i vervangen door een punt.

C

In artikel 6, vierde lid, vervalt: door Onze Minister.

D

In artikel 7.1, eerste lid, wordt ‘NEN 6265:2007’ vervangen door: NEN-EN-ISO 11731, met inbegrip van het bijbehorende Nederlandse voorwoord.

E

Aan het slot van artikel 11 wordt een punt toegevoegd.

F

In bijlage 2, paragraaf 5.1, worden na voorschrift 5.1.5 de volgende voorschriften toegevoegd, luidende:

  • 5.1.6. Indien fysisch beheer wordt toegepast kan van voorschrift 5.1.5 worden afgeweken indien:

    • a. bij aanvang van het beheer reiniging en desinfectie van de gehele aangesloten installatie is uitgevoerd;

    • b. een overbruggingsleiding gesloten en verzegeld is door middel van een afsluiter met aftapmogelijkheid of een daaraan gelijkwaardige methode;

    • c. warm tapwater, gemeten op het einde van een retourleiding en eventuele deelringen, gemeten op het verste punt, een minimumtemperatuur van 60 °C heeft, dan wel de minimumtemperatuur die met toepassing van artikel 1.3 van het Bouwbesluit 2012 door het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van het Bouwbesluit 2012 als gelijkwaardig is aangemerkt;

    • d. de in artikel 36 van het besluit genoemde maximaal toelaatbare hoeveelheid kolonie vormende eenheden legionellabacteriën niet wordt overschreden, gemeten bij de tappunten waar de spoelfrequentie het laagst is;

    • e. het beheer ononderbroken overeenkomstig BRL K14010-1 functioneert;

    • f. tappunten van leidingen die langer dan een week niet gebruikt zijn voorafgaande aan ingebruikname worden gespoeld, waarbij water wordt getapt tot 10 seconden nadat een stabiele temperatuur is bereikt; en

    • g. van de onder a tot en met f bedoelde omstandigheden aantekening wordt gehouden in het logboek, bedoeld in artikel 40 van het besluit.

  • 5.1.7. Indien fotochemisch of elektrochemisch beheer wordt toegepast kan van voorschrift 5.1.5 worden afgeweken indien wordt voldaan aan:

    • a. de voor de desbetreffende methode of product door de minister vastgestelde minimale spoelfrequentie, waarbij op basis van uitgevoerde pilots is gebleken dat er geen gevaar bestaat voor de volksgezondheid; en

    • b. de onderdelen a tot en met g van voorschrift 5.1.6, voor zover deze niet bij de vaststelling, bedoeld in onderdeel a, buiten toepassing zijn verklaard, waarbij voor ‘BRL K14010-1’ in onderdeel e wordt gelezen: BRL K14010-2.

G

In bijlage 2, paragraaf 5.2, wordt onder de tabel de volgende tekst ingevoegd:

Noten:

  • 1. Bij temperaturen tussen 20°C en 25°C in combinatie met stilstand langer dan een week of slechte doorstroming kan langzame uitgroei van de bacterie optreden tot boven de detectiegrens.

  • 2. In dit temperatuurstraject wordt de risicokwalificatie ‘0’ alleen gegeven in de situatie dat het water na die twee dagen overeenkomstig de in voorschrift 5.1.3 gegeven standtijd tot een temperatuur van meer dan 60°C verhit wordt. Wordt aan deze voorwaarde niet voldaan dan is er sprake van een langere duur van de periode met temperaturen tussen 25°C en 45°C en dient de risicokwalificatie te worden bepaald voor de gehele periode.

  • 3. In dit temperatuurstraject wordt de risicokwalificatie ‘0’ alleen gegeven in de situatie dat het water na die week overeenkomstig de in voorschrift 5.1.3 gegeven standtijd tot een temperatuur van meer dan 60°C verhit wordt. Wordt aan deze voorwaarde niet voldaan dan geldt een risicokwalificatie ‘– – –’. Bij wekelijkse preventieve thermische desinfectie kan incidenteel een situatie ontstaan waarin legionellabacteriën in concentraties boven de in artikel 36 van het besluit genoemde hoeveelheid kolonie vormende eenheden voorkomen. Er is geen aanleiding om dan hoge concentraties te verwachten, zodat in het kader van de risicoinventarisatie deze situatie als veilig kan worden beschouwd.

    Voor leidingvolumes kleiner dan één liter is voor alle temperaturen boven 25°C de risicokwalificatie neutraal (0), mits sprake is van een goede doorstroming.

ARTIKEL II

  • 1. Deze regeling, met uitzondering van onderdeel D, treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.

  • 2. Onderdeel D treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

TOELICHTING

Algemeen

Bij brief van 4 september 2013 (IenM/BSK-2013/96407), gericht aan onder meer de leveranciers en koepelorganisaties van de eigenaren van beheersystemen voor legionellapreventie, ben ik ingegaan op drie juridische knelpunten die speelden bij toepassing van alternatieve technieken voor legionellapreventie. De brief is op internet te vinden via het briefnummer of via de titel: ‘Juridische knelpunten bij toepassing van alternatieve technieken legionellapreventie’.

In de brief komen de volgende knelpunten aan de orde:

  • 1. Er ontbrak een overgangsregeling voor de certificeringsplicht voor alternatieve technieken. Dit knelpunt is opgelost door middel van toevoeging van artikel 44a aan het Drinkwaterbesluit (Stb. 2015, 120).

  • 2. Het was vanuit een oogpunt van energiebesparing wenselijk en vanuit een oogpunt van volksgezondheid mogelijk om bij gebruik van bepaalde alternatieve technieken een lagere minimumtemperatuur voor warm tapwater te hanteren dan 60°C. In de brief is aangegeven dat in dergelijke gevallen het bevoegd gezag op grond van artikel 1.3 van het Bouwbesluit 2012 kan verklaren dat een daarbij aan te geven lagere minimumtemperatuur als gelijkwaardig kan worden beschouwd.

  • 3. Het derde knelpunt betrof de minimale spoelfrequentie. Dat knelpunt is met deze wijzigingsregeling opgelost.

In de Regeling legionellapreventie in drinkwater en warm tapwater (hierna te noemen: Regeling legionellapreventie), bijlage 2, paragraaf 5.1, voorschrift 5.1.5, wordt in verband daarmee bepaald:

‘Leidingen voor koud en warm water die langer dan een week niet gebruikt worden, worden wekelijks gespoeld. Bij het spoelen wordt water getapt tot 10 seconden nadat een stabiele temperatuur is bereikt’.

Bij toepassing van sommige alternatieve technieken (fysische technieken, fotochemisch beheer, elektrochemisch beheer) kan het vanuit een oogpunt van legionellapreventie en volksgezondheid verantwoord zijn (en vanuit een oogpunt van besparing van water, energie en inzet van personeel gewenst) om onder bepaalde voorwaarden een lagere spoelfrequentie te hanteren. Het eerdergenoemde voorschrift 5.1.5 stond hieraan in de weg.

Daarom is de Regeling legionellapreventie gewijzigd door de voorliggende regeling, waardoor de minimale spoelfrequentie onder bepaalde voorwaarden kan worden verlaagd. Dit is verwerkt in de vorm van nieuwe voorschriften 5.1.6 en 5.1.7 in bijlage 2.

Tevens zijn met de voorliggende wijziging enige technische correcties doorgevoerd en de tekst van de voetnoten toegevoegd aan de tabel, opgenomen in paragraaf 5.2, die bij een eerdere publicatie abusievelijk was weggevallen.

Daarnaast wordt met de voorliggende wijziging in artikel 7.1, eerste lid, een nieuwe bemonsterings- en analysemethode voor legionella aangewezen (NEN-EN-ISO 11731, inclusief Nederlands voorwoord) die NEN 6265:2007 vervangt.

Voorbereiding

Consultatie

Begin 2015 is een conceptversie van de wijzigingsregeling voor commentaar voorgelegd aan een aantal belanghebbende organisaties, zoals EnvAqua (branche-organisatie van waterbehandelaars), Recron, KWR, Bureau Deerns, Brabant Water, ISSO, leveranciers en adviesbedrijven. Waar mogelijk en relevant, zijn de ontvangen commentaren verwerkt in de definitieve tekst. In 2015 heeft nog geen internetconsultatie plaatsgehad.

Ook heeft de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT, toezichthouder op naleving van de Drinkwaterwet) een HUF-toets uitgevoerd op de conceptversie.

De opmerkingen van de ILT zijn verwerkt in de onderhavige tekst. De ILT geeft aan dat de wijzigingsregeling handhaafbaar is en geen gevolgen heeft voor de capaciteit van ILT.

Na de consultatie is de voorbereiding van de wijzigingsregeling voorts afgestemd op de Initiatiefnota Legionella die door de Tweede Kamer werd uitgebracht en de voorstellen die vanuit de Toezichttafel Gastvrijheidssector werden ontwikkeld.

Effecten

Er zijn geen gevolgen voor de administratieve lastendruk voor burgers en bedrijven.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A, B, C en E

Dit betreft redactionele en technische correcties.

Onderdeel D

In mei 2017 is een nieuwe internationale norm voor de bepaling van legionellabacteriën in water vastgesteld en gepubliceerd, namelijk ISO 11731. Deze ISO-norm is vervolgens overgenomen door het Europese comité voor normalisatie CEN en daarna door NEN. In Nederland is de volledige benaming van de norm: NEN-EN-ISO 11731:2017 ‘Water - Telling van Legionella’. Deze norm is de opvolger van NEN 6265:2007. In artikel 7, eerste lid, van de Regeling legionellapreventie wordt ook verwezen naar het Nederlands voorwoord behorend bij deze norm, waarin aanpassingen met betrekking tot de monstername zijn opgenomen. De aanwijzing van de nieuwe norm treedt in werking met ingang van 1 januari 2019 (zie artikel II, tweede lid), zodat de laboratoria voldoende tijd krijgen om de nieuwe methode in te voeren en daarvoor – overeenkomstig artikel 6 van de Regeling legionellapreventie – geaccrediteerd te worden.

Onderdeel F

Voor fysische beheerstechnieken (ultrafiltratie of microfiltratie, UV-licht, pasteurisatie of een combinatie van deze technieken) heb ik in de eerder-genoemde brief van 4 september 2013 aangegeven dat de spoelfrequentie kan worden verlaagd, uitgaande van de volgende voorwaarden:

  • 1. De periodieke bemonstering op Legionella volgens artikel 43 van het Drinkwaterbesluit en bijlage 3 van de Regeling legionellapreventie blijft onverminderd van kracht.

  • 2. Bij overschrijding van de norm moet de eigenaar maatregelen nemen. Het tijdelijk inzetten van extra beheersmaatregelen (zoals additioneel spoelen en/of reinigen) ligt voor de hand.

  • 3. Er dient overeenkomstig artikel 37 van het Drinkwaterbesluit een risicoanalyse te zijn uitgevoerd en overeenkomstig artikel 38 van het Drinkwaterbesluit een beheersplan te zijn opgesteld dat toegesneden is op de toegepaste fysische techniek. Op basis van artikel 40 van het Drinkwaterbesluit wordt een logboek bijgehouden, waarin de uitvoering van de beheersmaatregelen wordt bijgehouden.

  • 4. ‘Dode’ stukken dienen voor de nulreiniging te zijn verwijderd, bij voorkeur ‘glad’ weggewerkt (niet afgedopt).

  • 5. Er dient een nulreiniging en desinfectie te zijn uitgevoerd waarbij de gehele nageschakelde installatie is behandeld.

  • 6. De bypass dient gesloten en verzegeld te zijn, bij voorkeur door middel van een block-and-bleed principe.

  • 7. Het beheer van de ‘poortwachter’ dient stipt te worden uitgevoerd.

  • 8. Warmwater, gemeten op het einde van de retourleiding (en eventuele deelringen gemeten op het verste punt) dient aantoonbaar 50°C (of hoger) te zijn. Bij eventuele besmettingen dient deze temperatuur tijdelijk te worden verhoogd naar 60°C totdat er sprake is van beheerste risico's.

  • 9. Het toegepaste fysisch beheerssysteem moet zijn gecertificeerd overeenkomstig BRL 14010-1.

  • 10. Bij gebruik van een fysische techniek is sprake van behandeling van het water in de zin van de Drinkwaterwet en moet een meetprogramma worden opgesteld en uitgevoerd overeenkomstig bijlage 3, tabel IIId van de Drinkwaterregeling.

  • 11. Als de fysische bacteriologische barrière gefaald heeft, hoe kort dan ook, moet de eigenaar ervan uitgaan dat de nageschakelde installatie in principe besmet kan zijn. Het herstellen van de hygiënische nulsituatie is dan een noodzakelijke stap om het fysisch beheer weer operationeel te krijgen. Dit doet zich bijvoorbeeld voor:

    • a. Bij ultrafiltratie: als er sprake is van een membraanbreuk zonder dat er een tweede poortwachter (zoals UV) operationeel is.

    • b. Bij UV: als de noodzakelijke voorbehandeling voor amoebeverwijdering faalt of doorslaat en/of de (enkelvoudige) UV-lamp uitvalt door lampbreuk of stroomstoring.

    • c. Bij pasteurisatie: als de noodzakelijke tijd-temperatuur combinaties in de thermische barrière niet zijn gehaald.

Noot: de verplichting tot herreiniging vervalt als de poortwachterapparatuur over een meervoudige barrière beschikt die de uitval van de eerste barrière opvangt.

Deze additionele barrières dienen eveneens de minimale afdoding/retentie te bewerkstellingen (zie BRL K 4010-1).

De genoemde voorwaarden zijn omgezet in het nieuwe voorschrift 5.1.6 van bijlage 2, paragraaf 5.1, van de Regeling legionellapreventie. Voor fotochemisch of elektrochemisch beheer is een nieuw voorschrift 5.1.7 toegevoegd.

In voorschrift 5.1.6 wordt voor fysische beheerstechnieken bepaald onder welke voorwaarden het wekelijks spoelen waartoe voorschrift 5.1.5 in beginsel verplicht, achterwege kan blijven.

In onderdeel a is als voorwaarde opgenomen dat de gehele leidingwaterinstallatie die is aangesloten op het beheersysteem moet worden gereinigd en gedesinfecteerd voordat het beheersysteem in gebruik wordt genomen. Het is essentieel om bij toepassing van een fysische techniek te starten met een schone installatie, omdat een fysische beheerstechniek alleen een werking heeft voor het water dat de techniek passeert en geen bacteriedodende werking heeft in de leidinggedeelten die daarachter liggen.

Teneinde de beheerstechniek uit de installatie te nemen voor vervanging of onderhoud, is soms voorzien in een zogeheten overbruggingsleiding (ofwel ‘by-pass’) met een aftapmogelijkheid. Die combinatie wordt ook wel aangeduid als ‘block and bleed’. Overeenkomstig onderdeel b moet die leiding zijn afgesloten en verzegeld, zodat gewaarborgd is dat al het water dat de drinkwaterinstallatie ingaat wordt behandeld.

In onderdeel c is bepaald dat het warme tapwater op alle tappunten een temperatuur van minimaal 60°C moet bereiken. Dit is de reguliere minimumtemperatuur op grond van het Bouwbesluit 2012. Eventueel kan het bevoegd gezag in de zin van dat besluit op grond van artikel 1.3 van dat besluit (gelijkwaardigheidsverklaring) een lagere minimumtemperatuur vaststellen.

Periodiek moet het water worden bemonsterd en geanalyseerd op de aanwezigheid van legionellabacteriën. De in artikel 36 van het Drinkwaterbesluit genoemde maximaal toelaatbare hoeveelheid legionellabacteriën (100 kolonievormende eenheden per liter) mag niet worden overschreden. In onderdeel d is dit als expliciete voorwaarde voor afwijking opgenomen waarbij de meting moet plaatsvinden bij de tappunten waar de spoelfrequentie het laagst is. Als niet of niet meer wordt voldaan aan deze voorwaarde (of overige voorwaarden) van voorschrift 5.1.6 voor afwijking van voorschrift 5.1.5, vervalt de afwijkingsmogelijkheid en moet voorschrift 5.1.5 in acht worden genomen, totdat vastgesteld is dat de overschrijding zich niet meer voordoet.

Op grond van onderdeel e van voorschrift 5.1.6 geldt het voorgaande eveneens als het fysisch beheer onderbroken is, hoe kort dan ook. De eigenaar moet ervan uitgaan dat de nageschakelde installatie dan in principe besmet kan zijn. Het herstellen van de hygiënische nulsituatie is dan een noodzakelijke stap om het fysisch beheer weer operationeel te krijgen. Dit doet zich bijvoorbeeld voor:

  • bij ultrafiltratie of microfiltratie: als er sprake is van een membraanbreuk zonder dat er ter plaatse een tweede poortwachter (zoals UV-licht) operationeel is;

  • bij UV-licht: als de noodzakelijke voorbehandeling voor amoebeverwijdering faalt of doorslaat en/of een (enkelvoudige) UV-lamp uitvalt door lampbreuk of stroomstoring;

  • bij pasteurisatie: als de noodzakelijke tijd-temperatuur combinaties in de thermische barrière niet zijn gehaald.

Bij overschrijding van de in artikel 36 van het Drinkwaterbesluit genoemde waarde voor legionellabacteriën wordt de temperatuur verhoogd boven 60°C en is voorschrift 5.1.5 van toepassing totdat is aangetoond dat voornoemde waarde niet meer wordt overschreden.

Dit is alleen anders indien het beheer bestaat uit meerdere beheerssystemen, zoals een combinatie van ultrafiltratie of microfiltratie en UV-licht. Het ene systeem moet dan de uitval van het andere systeem kunnen opvangen, waarbij het nog functionerende systeem voldoet aan de eisen van BRL K14010-1.

In voorkomende gevallen is artikel 44a van het Drinkwaterbesluit ook hier van toepassing, waarin een overgangsbepaling voor gecertificeerde beheerstechnieken is opgenomen.

Voorschrift 5.1.6 kent geen minimum spoelfrequentie. Het is dus mogelijk dat het water gedurende lange tijd in (bepaalde delen van) het leidingnet stilstaat. Daarom bepaalt onderdeel f dat vóórdat tappunten, die langer dan een week niet zijn gebruikt, in de nageschakelde installatie worden gebruikt, deze moeten worden doorgespoeld zodat het te consumeren water vers is. Dit heeft geen direct verband met legionellabeheer maar richt zich op de algemene waterkwaliteit.

Op grond van onderdeel g houdt de eigenaar in het (digitale) logboek, bedoeld in artikel 40 van het Drinkwaterbesluit, aantekening van de maatregelen en controles op grond van dit voorschrift.

Naast het nieuwe voorschrift 5.1.6 is tevens een nieuw voorschrift 5.1.7 ingevoegd, dat ziet op fotochemisch en elektrochemisch beheer. Voor wat betreft fotochemisch en elektrochemisch beheer was in de eerdergenoemde brief van 4 september 2013 vermeld dat de leveranciers het initiatief konden nemen om in overleg met mijn ministerie pilots uit te voeren met het verlagen van de spoelfrequentie, al dan niet in combinatie met verlaging van de warm tapwatertemperatuur. Indien de pilot succesvol was, zouden met betrekking tot het onderzochte systeem in de Regeling legionellapreventie regels worden opgenomen die een verlaging van de minimale spoelfrequentie mogelijk zouden maken. Indien op basis van de resultaten van een pilot kan worden vastgesteld dat er geen gevaar voor de volksgezondheid is als de spoelfrequentie wordt verlaagd, kan voor de toepassing van de desbetreffende fotochemische of elektrochemische methode of product een lagere minimale spoelfrequentie worden vastgesteld. Het desbetreffende besluit van de minister wordt bekendgemaakt in de Staatscourant en tevens op www.overheid.nl. Een aanwijzing met bekendmaking op www.overheid.nl had bij de voorbereiding van deze regeling de voorkeur van betrokken partijen boven een in de regeling zelf op te nemen bijlage. Voorwaarde voor het mogen afwijken van voorschrift 5.1.5 is dat men zich houdt aan de lagere minimale spoelfrequentie en aan het bepaalde in de onderdelen a tot en met g, die van overeenkomstige toepassing zijn. Bij de aanwijzing kan bepaald worden dat een of meer onderdelen niet van toepassing zijn. Dit hangt er mee samen dat bij inzet van fotochemisch of elektrochemisch beheer sprake kan zijn van een nawerking in de rest van het leidingsysteem.

Onderdeel G

Abusievelijk waren in de in 2011 gepubliceerde Regeling legionellapreventie de voetnoten behorend bij de tabel onder het voorschrift, opgenomen in paragraaf 5.2, weggevallen. Deze bevatten relevante uitleg. Met onderdeel G wordt die omissie hersteld.

Artikel II

De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2018, met uitzondering van onderdeel D, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2019. Op de redenen daarvan is ingegaan in de toelichting op onderdeel D, waarnaar kortheidshalve wordt verwezen.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven