Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 29 augustus 2017, nummer WBV 2017/8, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf A3/7 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7. Geen uitzetting om gezondheidsredenen

7.1 Algemeen

De IND kan uitstel van vertrek verlenen op grond van artikel 64 Vw als:

  • De vreemdeling medisch gezien niet in staat is om te reizen; of

  • Er een reëel risico bestaat op schending van artikel 3 EVRM om medische redenen.

7.1.1 Vreemdeling is niet in staat om te reizen

De vreemdeling krijgt uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw als BMA aangeeft dat voor de vreemdeling of één van zijn gezinsleden vanwege de gezondheidssituatie medisch gezien niet verantwoord is om te reizen.

7.1.2 Gezinsleden

Als gezinsleden in verband met artikel 64 Vw worden aangemerkt:

  • echtgenoten en (geregistreerde) partners en hun minderjarige kinderen of minderjarige kinderen uit een eerste of eerder huwelijk;

  • de meerderjarige kinderen die feitelijk tot het gezin behoren en in het land van herkomst al behoorden tot het gezin.

Een uitzondering op de definitie van gezinsleden volgt als er sprake is van het achterwege laten van de uitzetting van een minderjarig kind. Als gezinsleden worden dan aangemerkt:

  • de (stief/pleeg)ouders van het minderjarige kind;

  • de minderjarige (stief)broers en zussen van het minderjarige kind;

  • de meerderjarige broers en zussen die feitelijk behoren tot het gezin en in het land van herkomst al behoorden tot het gezin van de (stief/pleeg)ouders.

Voor de wijze waarop de familierechtelijke relatie en het feitelijke behoren tot het gezin wordt aangetoond, wordt verwezen naar paragraaf C1/4.4.6 Vc. In het kader van deze regeling hoeven officiële bewijsmiddelen waarmee de familierechtelijke relatie wordt aangetoond, niet gelegaliseerd te zijn door de Minister van Buitenlandse Zaken.

Het verlenen van uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw doet zich niet eerder voor dan vanaf het moment waarop de rechtsplicht ontstaat Nederland te verlaten. Uitzondering hierop is de ambtshalve toets die de IND uit kan voeren in de parallelle procedure (zie paragraaf A3/7.2.3 Vc).

7.1.3 Reëel risico op schending van artikel 3 EVRM om medische redenen

De vreemdeling krijgt uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw, als sprake is van een reëel risico op schending van artikel 3 EVRM om medische redenen.

Er is uitsluitend sprake van een reëel risico op schending van artikel 3 EVRM:

  • als uit het advies van het BMA blijkt dat het achterwege blijven van de medische behandeling naar alle waarschijnlijkheid zal leiden tot een medische noodsituatie; en

  • als de noodzakelijke medische behandeling in het land van herkomst of bestendig verblijf niet beschikbaar is; of

  • als in geval de noodzakelijke medische behandeling wel beschikbaar is, gebleken is dat deze aantoonbaar niet toegankelijk is.

Medische noodsituatie

Onder een medische noodsituatie verstaat de IND: die situatie waarbij de vreemdeling lijdt aan een aandoening, waarvan op basis van de huidige medisch-wetenschappelijke inzichten vaststaat dat het achterwege blijven van behandeling binnen een termijn van drie maanden zal leiden tot overlijden, invaliditeit of een andere vorm van ernstige geestelijke of lichamelijke schade.

7.1.4 Beschikbaarheid van de benodigde zorg

De IND concludeert dat de medische behandeling niet in het land van herkomst (of een ander land waar de vreemdeling naar kan vertrekken) beschikbaar is als, in één van de volgende gevallen:

  • uit het BMA-advies blijkt dat in het desbetreffende land geen of onvoldoende behandelmogelijkheden aanwezig of beschikbaar zijn;

  • uit het BMA-advies blijkt dat in het desbetreffende land onderbrekingen in de medicijnvoorraden voorkomen, die een maand of langer duren;

  • het BMA vanwege de situatie in het land van herkomst niet in staat is om te adviseren over de aanwezigheid van behandelmogelijkheden in het land van herkomst; of

  • uit het BMA-advies blijkt dat, ter voorkoming van een medische noodsituatie, mantelzorg noodzakelijk is voor het slagen van de medische behandeling, terwijl de vreemdeling heeft aangetoond deze mantelzorg in het land van herkomst niet te kunnen ontvangen van één of meer gezins- of familieleden dan wel via professionele (thuis)zorg. Zie over mantelzorg verder hieronder.

7.1.5 Feitelijke toegankelijkheid tot de medische zorg

De bewijslast dat de vreemdeling geen toegang zal hebben tot de vereiste medische zorg rust op de vreemdeling.

Dit is van belang in die gevallen waarin het BMA in het medisch advies:

  • heeft geconcludeerd dat het achterwege blijven van de medische behandeling naar alle waarschijnlijkheid zal leiden tot een medische noodsituatie; en

  • heeft aangegeven, dat de medische behandeling in het land van herkomst of bestendig verblijf beschikbaar is.

Als de vreemdeling zijn identiteit en nationaliteit niet heeft aangetoond middels originele documenten, kan hij in beginsel niet aannemelijk maken dat de noodzakelijke medische zorg in het land van herkomst of het land waarnaar hij kan vertrekken voor hem niet toegankelijk is.

Nationaliteit

Als documenten met betrekking tot de nationaliteit van de vreemdeling gelden in ieder geval:

  • een paspoort; of

  • een ander door de overheid van het land van herkomst van de vreemdeling afgegeven document met pasfoto waarin staat aangegeven dat de vreemdeling de nationaliteit van het betreffende land bezit.

Identiteit

De documenten met betrekking tot de identiteit van de vreemdeling moeten officiële, door de overheid van het land van herkomst van de vreemdeling afgegeven documenten zijn met daarin tenminste een pasfoto en de geboorteplaats en -datum van de vreemdeling.

Het ontbreken van documenten ter staving van de identiteit en nationaliteit valt de vreemdeling niet toe te rekenen, indien:

  • hij heeft aangetoond dat hij vanwege de regering van het land waarvan hij onderdaan is, niet of niet meer in het bezit van een geldig document voor grensoverschrijding kan worden gesteld; of

  • hij heeft aangetoond dat de enige mogelijkheid voor de afgifte of verlenging van een geldig document voor grensoverschrijding vereist dat hij in persoon terugkeert naar het land van herkomst.

Aan het vereiste om middels documenten de identiteit en nationaliteit aan te tonen wordt niet voorbijgegaan om de enkele reden dat de vreemdeling in Nederland een medische behandeling ondergaat.

In de situatie dat de vreemdeling wel zijn identiteit en nationaliteit heeft aangetoond middels documenten, legt de IND het medisch advies ter informatie voor aan de vreemdeling en biedt hem daarbij de mogelijkheid om aan de hand van documenten zoals bedoeld in A3/7.2.4 aannemelijk te maken dat de medische zorg voor hem ontoegankelijk is. De IND geeft de vreemdeling een termijn van twee weken om te reageren.

De omstandigheid dat een vreemdeling enkel aangeeft dat de kosten voor een medische behandeling hoog zijn of dat de plek, waar de medische behandeling kan plaatsvinden, ver weg is van de woonplaats van de vreemdeling, vormt onvoldoende reden om een reëel risico op schending van artikel 3 EVRM aan te nemen.

De IND kent geen betekenis toe aan niet onderbouwde stellingen over enig beletsel dat in de weg staat aan het verkrijgen van toegang tot de benodigde zorg.

Als de vreemdeling heeft gereageerd op het verzoek van de IND en daarbij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de medische zorg voor hem niet toegankelijk is, dan vraagt de IND in beginsel aan de DT&V te onderzoeken of de vreemdeling direct aansluitend op zijn terugkeer feitelijke toegang tot medische zorg zal kunnen krijgen.

De IND zal in een dergelijk geval in het besluit opnemen dat uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw wordt verleend in afwachting van het uitvoeren van de in dat besluit genoemde voorwaarden (zie verder paragraaf A3/7.3.2.2 Vc.)

Vertrek moratorium

Als er sprake is van een vertrek moratorium voor het gebied waar de medische zorg beschikbaar is, zal de IND ambtshalve concluderen dat de medische zorg niet toegankelijk is.

De IND verleent uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw aan een vreemdeling, die afkomstig is uit een land waarvoor een gedeeltelijk besluit- en vertrekmoratorium geldt, als:

  • de vreemdeling afkomstig is uit een gebied, dat niet onder de werking van het besluit- en vertrekmoratorium valt; en

  • de behandelmogelijkheden alleen aanwezig zijn in een gebied waarvoor het moratorium geldt.

7.1.6 Mantelzorg

Het BMA kan in het medisch advies opnemen dat mantelzorg noodzakelijk wordt geacht, als mantelzorg essentieel is voor het welslagen van de medische behandeling.

De IND verstaat onder mantelzorg de vanwege de aard van de medische aandoening noodzakelijke verzorging van de vreemdeling door derden. Deze derden hoeven voor het verrichten van mantelzorg niet medisch geschoold te zijn.

Indien in een land van herkomst of bestendig verblijf professionele (thuis)zorg beschikbaar is, dan kan zorg zoals gegeven bij mantelzorg ook verleend worden door medewerkers van deze professionele (thuis)zorg. Het BMA zal in het medisch advies opnemen of deze vorm van professionele (thuis)zorg beschikbaar is.

Om in aanmerking te komen voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw vanwege door BMA noodzakelijk geachte mantelzorg moet de vreemdeling aantonen dat:

  • de vreemdeling in Nederland mantelzorg (die een essentieel onderdeel is van de medische behandeling) ontvangt van een of meer gezins- of familieleden, die hier te lande verblijven op grond van artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, Vw of Nederlander zijn; en

  • de vreemdeling in het land van herkomst of bestendig verblijf geen mantelzorg kan ontvangen van één of meer gezins- of familieleden.

Als de vreemdeling in Nederland geen mantelzorg ontvangt van gezins- of familieleden, maar mantelzorg wordt verleend door een derde of door professionele (thuis)zorg, dan kan de IND overwegen dat de mantelzorg in het land van herkomst ook door een derde of professionele (thuis)zorg verleend kan worden.

De IND kent geen betekenis toe aan niet onderbouwde stellingen over het ontbreken van mantelzorg in het land van herkomst of bestendig verblijf.

7.2 De aanvraagprocedure
7.2.1 De schriftelijke aanvraag

De vreemdeling die een aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw wil indienen, maakt daarvoor gebruik van het formulier ‘Aanvraag uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw’ en voegt de relevante medische gegevens en bewijsmiddelen als hieronder vermeld toe.

De IND stelt het aanvraagformulier en bijlagen beschikbaar via de website www.ind.nl;

De vreemdeling legt bij de schriftelijke aanvraag alle bewijsmiddelen als bedoeld in paragraaf A3/7.2.4 Vc over.

7.2.2 Vertrekplicht tijdens aanvraag om uitstel vertrek op grond van artikel 64 Vw

Het indienen van de aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw schort de vertrekplicht niet op. In afwachting van het besluit op de aanvraag, heeft de vreemdeling geen rechtmatig verblijf op grond van artikel 8 Vw.

In beginsel maakt de DT&V geen gebruik van de bevoegdheid tot uitzetting van de vreemdeling, zolang op de aanvraag op grond van artikel 64 Vw niet is beslist.

Het indienen van de aanvraag op grond van artikel 64 Vw schort de door het COA te volgen procedures tot beëindiging van verstrekkingen ingevolge de Rva niet op.

Als de IND de aanvraag afwijst, brengt de IND de vreemdeling hier schriftelijk van op de hoogte.

7.2.3 Ambtshalve toets medische aspecten in de asielprocedure

De IND toetst op grond van artikel 6.1e Vb ambtshalve tijdens de eerste asielprocedure of een vreemdeling in aanmerking komt voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw. De IND kan bij de ambtshalve toets medische informatie betrekken, die is verkregen tijdens het medisch advies in de rust- en voorbereidingstermijn. De IND neemt ook overige medische omstandigheden mee, die tijdens de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd tot uiting komen.

In verband met de ambtshalve toets op grond van artikel 6.1e Vb moet de vreemdeling een recente, volledige ingevulde en ondertekende toestemmingsverklaring verstrekken en zijn identiteit en nationaliteit laten vaststellen zoals beschreven in paragraaf A3/7.2.4 Vc.

De IND past de ambtshalve toets ook toe bij intrekking van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd of bij afwijzing van de aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur van die vergunning. De IND toetst in dat geval uitsluitend ambtshalve als de vreemdeling de voor die beoordeling relevante medische gegevens en overige bescheiden heeft overgelegd.

Bij tweede of volgende aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd geldt de ambtshalve toets niet.

De IND past de ambtshalve toets niet toe als artikel 6.1e, tweede lid, Vb van toepassing is.

De IND maakt een meeromvattende beschikking over het besluit op de asielaanvraag en de ambtshalve toets aan artikel 64 Vw. De meeromvattende beschikking wordt zoveel mogelijk in de algemene asielprocedure en in ieder geval in de verlengde asielprocedure gemaakt.

Voor de ambtshalve toets in reguliere zaken wordt verwezen naar paragraaf B1/3.4.1.1 Vc.

7.2.4 Bewijsmiddelen

De vreemdeling legt bij de aanvraag voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw in ieder geval de volgende bewijsmiddelen over:

  • 1. een ingevulde en ondertekende toestemmingsverklaring, niet ouder dan zes maanden, met vermelding van behandelaar(s) bij wie de vreemdeling momenteel onder behandeling staat;

  • 2. een gedagtekend en ondertekend schriftelijk bewijs van de medische behandelaar(s), niet ouder dan zes weken op het moment waarop het bewijs overgelegd wordt, waaruit blijkt:

    • de naam, het adres en het registratienummer van het register van Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg of het Nederlands Instituut van Psychologen van de behandelaar(s);

    • welke medische klachten de vreemdeling heeft, waarvoor hij door de behandelaar(s) wordt behandeld;

    • de datum van de start van de behandeling en als dit bekend is de verwachte einddatum van de behandeling.

  • 3. relevante medische gegevens, dat wil zeggen meer gedetailleerde informatie over:

    • de actuele klachten en diagnose die de behandelaar heeft geconstateerd;

    • de medische voorgeschiedenis;

    • de aard van de ingezette of in te zetten behandeling;

    • de voorgeschreven medicatie (indien van toepassing);

    • het beloop van de behandeling en de te verwachten duur ervan.

  • 4. een kopie van een geldig document voor grensoverschrijding en/of identiteitsdocument of andere bewijsmiddelen waarmee de vreemdeling inzicht in zijn identiteit en nationaliteit geeft.

Ad. 3.

De relevante medische gegevens moeten aan alle volgende voorwaarden voldoen:

  • afkomstig zijn van de behandelaar(s) van de vreemdeling;

  • een antwoord bevatten op alle vragen die het Bureau Medische Advisering (BMA) heeft gesteld in haar brief aan de behandelaar(s). Deze brief maakt onderdeel uit van de bijlage ‘toelichting en bewijsmiddelen medische omstandigheden’;

  • geen antwoorden bevatten op andere vragen dan die gesteld door het BMA.

Ad. 4.

Als de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding beschouwt de IND de volgende documenten als een bewijsmiddel van identiteit en nationaliteit:

  • een schriftelijke verklaring van de autoriteiten van het land waarvan de vreemdeling onderdaan is, waarin de autoriteiten van dat land motiveren waarom de vreemdeling niet in het bezit wordt gesteld van een geldig document voor grensoverschrijding; en

  • aanvullende gegevens en bewijsmiddelen met betrekking tot zijn identiteit en nationaliteit zoals een identiteitskaart, een geboorteakte of een nationaliteitsverklaring.

7.2.5 Herstel verzuim

De IND vraagt de vreemdeling of zijn gemachtigde in ieder geval om aanvullende informatie of bewijsmiddelen als:

  • het aanvraagformulier niet volledig is ingevuld;

  • de door de vreemdeling verstrekte informatie niet duidelijk is;

  • de relevante medische gegevens of overige bewijsmiddelen niet volledig zijn of in het geheel ontbreken.

Het BMA beoordeelt in dit kader of de relevante medische gegevens zijn aangeleverd. Als het BMA oordeelt dat de vreemdeling niet alle relevante medische gegevens heeft overgelegd, dan meldt het BMA dit bij de IND.

De IND geeft schriftelijk aan de vreemdeling aan, welke gegevens ontbreken. De eerder ingestuurde medische stukken hoeft de vreemdeling niet opnieuw naar de IND te sturen. Als deze medische stukken ouder zijn geworden dan drie maanden dan moet de vreemdeling zorgen voor een actualisering van de medische stukken en deze naar de IND zenden.

De IND stelt de aanvraag buiten behandeling of wijst de aanvraag af als de vreemdeling niet binnen de door de IND gegeven termijn het verzuim heeft hersteld.

Paragraaf B1/3.4.1.3 Vc is van overeenkomstige toepassing.

7.2.6 Raadplegen BMA

Bij de beoordeling van de aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw verzoekt de IND het BMA om een advies uit te brengen, als de IND dit op grond van de overgelegde bewijsmiddelen nodig acht om de aanvraag te beoordelen.

De IND verzoekt het BMA in ieder geval niet om een advies uit te brengen als de vreemdeling incomplete of ontbrekende bewijsmiddelen als genoemd in paragraaf A3/7.2.4 Vc overlegt en deze niet heeft aangevuld, ondanks dat de IND hem daartoe in de gelegenheid heeft gesteld.

Het raadplegen van BMA is niet nodig als het gaat om een aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw bij zwangerschap, tuberculose of klinische opname (zie ook paragrafen A3/7.2.6, A3/7.2.7 en A3/7.2.8 Vc).

De vreemdeling hoeft zijn medische situatie niet aan te tonen als de DT&V, het COA of de ambtenaar belast met grensbewaking, concrete aanwijzingen heeft dat de vreemdeling medisch gezien niet in staat is om te reizen. De vreemdeling moet in ieder geval onder behandeling staan bij een behandelaar. De ambtenaar belast met de uitzetting of ontruiming of de ambtenaar van de DT&V moet ook zonder nadere onderbouwing van het beroep op artikel 64 Vw door de vreemdeling zich ervan vergewissen of de uitzetting achterwege moet blijven en bij de IND een medisch advies (laten) vragen.

De IND vraagt het BMA geen informatie over behandelmogelijkheden in het land van herkomst als de vreemdeling zijn identiteit en nationaliteit niet aannemelijk heeft gemaakt. In dat geval is niet duidelijk in welk land naar behandelmogelijkheden moet worden gezocht en wordt uitgegaan van het bestaan ervan.

7.3 Verlening uitstel vertrek op grond van artikel 64 Vw.
7.3.1 Algemeen

De IND doet, onder verwijzing naar het medisch advies van BMA, schriftelijk alle volgende mededelingen aan de vreemdeling:

  • dat uitstel van vertrek wordt verleend op grond van artikel 64 Vw;

  • de duur van het uitstel van vertrek.

De IND verleent uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw met als ingangsdatum de datum van de aanvraag om uitstel van vertrek door de vreemdeling.

Uitzondering hierop is de situatie dat:

  • de vreemdeling de voor de aanvraag relevante bewijsmiddelen na het indienen van de aanvraag heeft aangeleverd. Dan geldt als ingangsdatum de datum, waarop de vreemdeling zijn aanvraag compleet heeft gemaakt;

  • de IND de vreemdeling uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw verleent in afwachting van definitieve besluitvorming. Dan geldt als ingangsdatum de datum van het besluit, waarbij uitstel van vertrek is verleend (zie paragraaf A3/7.3.2 Vc).

De duur van het uitstel van vertrek is gelijk aan de periode die in het medisch advies van BMA is genoemd, waarvoor de vreemdeling naar verwachting onder behandeling zal staan, met een maximum van een jaar.

De IND informeert de DT&V dat uitzetting tijdelijk achterwege blijft. Als de vreemdeling aanspraak wil maken op Rva-verstrekkingen, informeert de IND ook het COA.

Als de vreemdeling beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding, plaatst de IND daarin een sticker Verblijfsaantekeningen Algemeen (bijlage 7g VV), met vermelding van de duur van het uitstel van vertrek. De periode van dit uitstel mag de geldigheidsduur van het document niet overschrijden. Als de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding, dan geldt een van de volgende situaties:

  • als artikel 64 Vw voor de duur van minder dan zes weken wordt toegepast, krijgt de vreemdeling een brief van de IND waarin staat voor hoe lang het uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw geldt;

  • als artikel 64 Vw voor de duur van meer dan zes weken wordt toegepast, krijgt de vreemdeling een document W2, met een inlegvel, voorzien van een sticker Verblijfsaantekeningen Algemeen (bijlage 7g VV). De geldigheidsduur van het document W2 is altijd gelijk aan de periode van het uitstel van vertrek.

Na afloop van het uitstel van vertrek ontstaat de plicht voor de vreemdeling om Nederland te verlaten overeenkomstig de vertrektermijn van het gelijktijdig met de toekenning of voordien gegeven terugkeerbesluit. Er is geen nieuw besluit nodig.

De IND trekt het verleende uitstel van vertrek in, als de vreemdeling onvoldoende actief heeft gewerkt aan:

  • het onderzoek van de DT&V naar de feitelijke toegang tot de medische zorg in het land van herkomst;

  • het realiseren van zijn vertrek.

Van een vreemdeling wordt verwacht dat hij:

  • een medisch dossier overlegt ter vertaling voor een medisch behandelaar in het land van herkomst, als daar om wordt gevraagd;

  • probeert op andere wijze in het bezit te komen van documenten om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen waarmee hij vervangende reisdocumenten kan verkrijgen om Nederland te kunnen verlaten (zie paragraaf B8/4 Vc).

De DT&V stelt vast of er sprake is van voldoende medewerking door de vreemdeling.

7.3.2 Toepassing van artikel 64 Vw in afwachting van (definitieve) besluitvorming

De IND kan besluiten om toepassing te geven aan artikel 64 Vw in afwachting van definitieve besluitvorming.

7.3.2.1 Tijdens beoordeling verzoek om uitstel vertrek

De IND stelt vast of de vreemdeling alle relevante bewijsmiddelen heeft overgelegd die nodig zijn om bij het BMA een medisch advies op te vragen voor de beoordeling van de aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw (zie paragraaf A3/7.2.4 Vc).

De IND past artikel 64 Vw toe in afwachting van de beslissing op de aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw, als de IND vaststelt dat:

  • de vreemdeling een aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw heeft ingediend;

  • de vreemdeling bij de aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw alle relevante bewijsmiddelen als genoemd in paragraaf A3/7.2.4 Vc heeft overgelegd op de wijze zoals beschreven in die paragraaf; en

  • het BMA heeft aangegeven niet binnen twee weken een medisch advies te kunnen uitbrengen.

De IND verleent uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw in dit geval voor maximaal zes maanden vanaf de datum van de beschikking, waarbij artikel 64 Vw wordt toegepast. Artikel 64 Vw vervalt, nadat de zes maanden zijn verstreken of na het definitieve besluit op de aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw dan wel het besluit als bedoeld in paragraaf A3/7.1.5. juncto. paragraaf 7.3.2.2. Als de IND na zes maanden nog geen besluit heeft genomen, past de IND ambtshalve opnieuw artikel 64 Vw toe. Als de vreemdeling beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding, is de werkwijze zoals beschreven onder paragraaf A3/7.3.1 Vc, met betrekking tot het plaatsen van een sticker Verblijfsaantekening algemeen, van toepassing. Als de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding, wordt de vreemdeling, in afwijking van paragraaf A3/7.3.1 Vc, in het bezit gesteld van een brief van de IND waarin staat dat het uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw geldt voor een periode van zes maanden of zoveel korter totdat de IND een besluit op de aanvraag op grond van artikel 64 Vw heeft genomen.

De vreemdeling aan wie het in deze paragraaf beschreven uitstel van vertrek is verleend, heeft recht op opvang in afwachting van definitieve besluitvorming op zijn aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw als hij een uitgeprocedeerde asielzoeker is of een asielzoeker die zich in de hoger beroepsfase van de asielprocedure bevindt.

7.3.2.2 In afwachting van onderzoek DT&V naar feitelijke toegankelijkheid van medische zorg

De IND zal uitstel van vertrek verlenen op grond van artikel 64 Vw in afwachting van het onderzoek door de DT&V als bedoeld in paragraaf A3/7.1.5 Vc.

De IND verleent het voorlopige uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw in dit geval voor zes maanden vanaf de datum van de artikel 64 beschikking.

Als de IND na de periode waarin uitstel van vertrek is verleend nog geen definitief besluit heeft kunnen nemen in afwachting van het onderzoek van DT&V, dan kan de IND ambtshalve opnieuw uitstel van vertrek verlenen op grond van artikel 64 Vw.

Nadat DT&V haar onderzoek heeft afgerond, neemt de IND alsnog een definitief besluit op het verzoek om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw. Als de DT&V heeft meegedeeld dat zij er in is geslaagd om feitelijke toegang tot de medische zorg te realiseren, beëindigt de IND het eerder verleende uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw. Als de DT&V heeft meegedeeld dat men er niet in is geslaagd om feitelijke toegang tot de medische zorg te realiseren, ondanks de bereidwilligheid van de vreemdeling om hieraan mee te werken, dan ontvangt de vreemdeling een definitief besluit dat ertoe strekt dat hij in aanmerking komt voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw.

Bij de beoordeling of de vreemdeling bereid is om mee te werken aan het realiseren van feitelijke toegang tot de medische zorg, betrekt de DT&V ook de bereidheid van de vreemdeling om mee te werken aan de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit en het verkrijgen van een vervangend reisdocumenten, als de vreemdeling daar zelf niet over beschikt.

7.3.2.3 In afwachting van definitieve besluitvorming tijdens de algemene asielprocedure

In de algemene asielprocedure kan in afwachting van definitieve besluitvorming uitstel van vertrek worden verleend op grond van artikel 64 Vw, als:

  • de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd kan worden afgewezen in de algemene asielprocedure;

  • BMA-onderzoek in het kader van artikel 64 Vw is opgestart; en

  • het advies van BMA niet binnen de termijnen van de algemene asielprocedure wordt verwacht.

Paragraaf A3/7.3.2.1 Vc is van overeenkomstige toepassing.

Als de vreemdeling beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding, wordt de procedure gevolgd zoals beschreven in paragraaf A3/7.3.1 Vc. Als de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding, wordt de vreemdeling in het bezit gesteld van een brief van de IND waarin staat dat de uitzetting achterwege blijft op grond van artikel 64 Vw, voor een periode van drie maanden of zoveel korter tot dat een ambtshalve besluit wordt genomen.

7.3.2.4 Toepassing van artikel 64 Vw in afwachting van definitieve besluitvorming tijdens verlengde asielprocedure

In de verlengde asielprocedure kan de IND toepassing geven aan hetgeen gesteld is in paragraaf A3/7.3.2.2 Vc.

In de verlengde asielprocedure wijst de IND de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet eerder af dan nadat het BMA-advies afgerond is. Dit geldt bij voorkeur ook wanneer de medische problematiek van de vreemdeling zich gedurende de verlengde asielprocedure openbaart.

7.3.2.5 Opvang in afwachting van definitieve besluitvorming op een aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw

De vreemdeling kan, onder voorwaarden, op grond van de Rva in aanmerking komen voor opvang als de IND uitstel van vertrek heeft verleend in afwachting van definitieve besluitvorming als bedoeld in paragraaf A3/7.3.2 Vc.

De vreemdeling die meent op grond van vorenstaande in aanmerking te komen voor opvang, richt zich met dat verzoek tot het COA.

7.3.2.6 Procedure bij zwangerschap/ bevalling

Bij zwangerschap van een vreemdeling blijft de uitzetting per vliegtuig achterwege gedurende de periode van zes weken voor tot zes weken na de bevalling. Dit is de periode van zes weken vanaf de eerste dag dat de vermoedelijke datum van de bevalling uit een verklaring van een arts of verloskundige blijkt. De vreemdeling moet deze verklaring van een arts of verloskundige aan de IND verstrekken.

7.3.2.7 Procedure bij tbc

De IND schort de uitzetting van de vreemdeling en van zijn gezinsleden op als bij de vreemdeling of een van zijn gezinsleden tbc is geconstateerd. Uitzondering hierop vormt de situatie waarbij deze vreemdeling of een van zijn gezinsleden overgedragen wordt op grond van de Verordening (EU) nr. 604/2013 of overdracht zal plaatsvinden aan een bij de Verordening (EU) nr. 604/2013 aangesloten land waarmee een terug- en overname overeenkomst is gesloten. Zie paragraaf A3/7.4.2 Vc.

Voor de toepassing van artikel 64 Vw wegens tbc is geen advies van het BMA nodig en is ook geen toestemmingsverklaring vereist. Een gedagtekende verklaring van een GG&GD arts geldt als afdoende bewijs, dat de vreemdeling aan tbc lijdt. Deze verklaring moet vermelden dat de vreemdeling tbc heeft en wat de te verwachten behandeltermijn is. De verklaring van de GG&GD-arts mag niet ouder zijn dan twee weken.

Als sprake is van verdenking van tbc, zal de vreemdeling in beginsel uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw krijgen tot het onderzoek naar tbc is voltooid.

Als de IND aan de vreemdeling uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw verleent, dan is paragraaf A3/7.3.2 Vc van toepassing.

De IND beëindigt het uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw, als de vreemdeling bij wie tbc is geconstateerd:

  • zich onttrekt aan de medische behandeling; en

  • er geen besmettingsgevaar aanwezig is.

In dat geval is er niet langer een reisbeletsel op grond van artikel 64 Vw.

7.3.2.8 Procedure bij klinische opname

De IND kan uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw verlenen zonder hiervoor medisch advies aan het BMA te vragen. De vreemdeling moet hiervoor een opnameverklaring van het ziekenhuis overleggen, die niet ouder mag zijn dan twee weken.

De IND verleent uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw zonder BMA-advies als:

  • de vreemdeling klinisch is opgenomen

  • de vreemdeling een actieve medische behandeling ondergaat die niet buiten de kliniek mogelijk is;

  • in dit verband niet in staat is om te reizen.

De IND verleent in deze gevallen uitstel van vertrek voor de duur van de opname tot een maximum van een half jaar. Het verleende uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw vervalt van rechtswege twee weken na beëindiging van opname.

Opname in klinieken of instellingen die geen direct klinisch behandeldoel hebben maar bv een langdurig verblijfsdoel (bv. begeleid wonen projecten), wordt niet aangemerkt als klinische opname die aan reizen in de weg staat. In dat geval verleent de IND geen uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw.

7.4 Bijzondere procedures
7.4.1 Handelwijze aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw bij een inreisverbod

De IND wijst een aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw af als aan de vreemdeling een inreisverbod is opgelegd op grond van artikel 66a, zevende lid, Vw. De gezondheidstoestand van de vreemdeling kan wel aanleiding zijn om tijdelijk de vreemdeling niet uit te zetten. Uitzetting blijft achterwege zonder dat sprake is van rechtmatig verblijf en zonder dat het inreisverbod wordt opgeheven. De IND stelt in deze situatie geen aantekening in het document voor grensoverschrijding.

De IND kan een aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw inwilligen als aan de vreemdeling een inreisverbod is opgelegd op grond van artikel 66a, zesde lid, onder b, Vw.

7.4.2 Handelwijze aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw bij een overdracht op grond van de Verordening (EU) nr.604/2013

De IND past artikel 64 Vw niet toe als de vreemdeling op grond van de Verordening (EU) nr.604/2013 wordt overgedragen aan een bij de Verordening aangesloten lidstaat. In dat geval kan de vreemdeling op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden overgedragen aan een andere lidstaat, tenzij de vreemdeling met bewijsmiddelen aannemelijk maakt dat dit uitgangspunt in zijn geval niet opgaat.

De vreemdeling dient in dat geval een aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw schriftelijk in bij de IND. Deze aanvraag moet onderbouwd worden met:

  • een ingevulde en ondertekende toestemmingsverklaring, niet ouder dan zes maanden met vermelding van de behandelaar(s) bij wie de vreemdeling momenteel onder behandeling staat; en

  • bewijs omtrent de medische situatie van de vreemdeling; en

  • medische stukken waaruit blijkt dat de vreemdeling niet in staat is om fysiek overgedragen te worden aan een bij de Verordening (EU) nr. 604/2013 aangesloten lidstaat.

Als de vreemdeling geen medische bewijsmiddelen ter onderbouwing van de aanvraag indient en/of een ingevulde toestemmingsverklaring ontbreekt, stelt de IND de vreemdeling in de gelegenheid binnen een redelijke termijn van twee weken de aanvraag aan te vullen en dit verzuim te herstellen. Als de vreemdeling hier niet aan voldoet, wijst de IND de aanvraag af. De termijn van twee weken kan korter zijn als de uitzetting van de vreemdeling eerder is gepland.

Bij de beoordeling van een aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw, waarbij sprake is van een overdracht aan één van de bij de Verordening aangesloten lidstaten, kan de IND het BMA verzoeken om een advies uit te brengen.

7.4.3 Procedure in geval van vreemdelingenbewaring

Als de aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw vanuit vreemdelingenbewaring wordt ingediend, moet de DT&V of de ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen bij het doorzenden van de aanvraag naar de IND melding maken van het feit dat de vreemdeling de vrijheid is ontnomen. De IND behandelt deze aanvragen met voorrang. Als de aanvraag op grond van artikel 64 Vw wordt ingewilligd, wordt de bewaring op grond van artikel 59 Vw opgeheven.

Een vreemdeling die een aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw indient terwijl hij in bewaring verblijft, komt niet in aanmerking voor toepassing van het beleid zoals neergelegd in paragraaf A3/7.3.2 Vc.

7.5 Rechtsmiddelen

De vreemdeling mag de behandeling van een eerste, tijdig ingediend verzoek om een voorlopige voorziening in beginsel in Nederland afwachten. Een verzoek om een voorlopige voorziening moet binnen 24 uur na bekendmaking van het besluit zijn ingediend. Het indienen van het verzoek om een voorlopige voorziening levert geen rechtmatig verblijf op grond van artikel 8 Vw op en betekent evenmin dat de vreemdeling aanspraak maakt op de verstrekkingen ingevolge de Rva.

De vreemdeling mag de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening niet in Nederland afwachten als sprake is van tenminste één van de volgende situaties:

  • redenen van openbare orde of nationale veiligheid verzetten zich daartegen;

  • het gevaar bestaat dat de mogelijkheid van terugkeer naar het land van herkomst verloren zou gaan;

  • er is sprake van een poging van de vreemdeling om de uitzetting te frustreren

  • de aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw met toepassing van artikel 4:6 Awb is afgewezen.

De vaststelling of er sprake is van het frustreren van de uitzetting moet plaatsvinden aan de hand van alle individuele omstandigheden van de vreemdeling. De DT&V beoordeelt of het de vreemdeling te doen is de geplande uitzetting te frustreren of dat de behandeling van het verzoek in Nederland mag worden afgewacht. De DT&V brengt hierover aan de IND een advies uit, waaraan door de IND bij de besluitvorming rekening mee wordt gehouden.

Als de IND oordeelt dat de behandeling van het eerste, tijdig ingediende verzoek om een voorlopige voorziening niet in Nederland mag worden afgewacht, wordt de vreemdeling of zijn raadsman direct schriftelijk of mondeling op de hoogte gebracht.

7.6 Overgangsrecht

De aanvraag van een vreemdeling om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw, die is ingediend voor 1 september 2017 wordt getoetst aan het beleid zoals dat geldt vanaf 1 september 2017. Dit geldt ook als aan de vreemdeling eerder uitstel van vertrek is verleend op grond van artikel 64 Vw.

De IND verleent uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw aan de vreemdeling die een aanvraag heeft ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, als:

  • er nog geen besluit is genomen op deze aanvraag;

  • de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is ingediend vóór 1 september 2017; en

  • de IND heeft aangenomen dat sprake is van een reëel risico op schending van artikel 3 EVRM om medische redenen, conform het beleid zoals dat geldt vanaf 1 september 2017.

Indien de IND voor 1 september 2017 om medische redenen aan de vreemdeling een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft verleend op grond van artikel 3 EVRM; en de vreemdeling een aanvraag heeft ingediend om:

  • o verlenging van de geldigheidsduur van de aan hem verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd; of

  • o verlening van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd

dan zal de IND bij een ongewijzigde medische gesteldheid de vergunninghouder niet tegenwerpen dat het BMA minder stellig is over de waarschijnlijkheid dat zich een medische noodsituatie op korte termijn zal voordoen.

Indien de IND voor 1 september 2017 om medische redenen aan de vreemdeling een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd heeft verleend op grond van artikel 3 EVRM; en de vreemdeling een aanvraag heeft ingediend om:

  • o verlenging van de geldigheidsduur van de aan hem verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd; of

  • o verlening van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd

dan zal de IND bij een ongewijzigde medische gesteldheid de vergunninghouder niet tegenwerpen dat het BMA minder stellig is over de waarschijnlijkheid dat zich een medische noodsituatie op korte termijn zal voordoen.

B

Paragraaf B8/9 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

9 Medische behandeling

9.1 Beleidsregels
9.1.1 Algemene voorwaarden

Geldig document voor grensoverschrijding

De IND verleent vrijstelling van het vereiste over een geldig document voor grensoverschrijding te beschikken als wordt voldaan aan alle volgende voorwaarden:

  • de vreemdeling verblijft in Nederland;

  • er bestaat voldoende inzicht in de identiteit en nationaliteit van de vreemdeling. De autoriteiten van het land waarvan de vreemdeling onderdaan is betwisten de identiteit en nationaliteit van de vreemdeling niet;

  • de vreemdeling toont aan dat de enige mogelijkheid voor de afgifte of verlenging van een geldig document voor grensoverschrijding vereist dat de vreemdeling in persoon terugkeert naar het land van herkomst;

  • als gevolg van stopzetting van de medische behandeling ontstaat een medische noodsituatie; en

  • de behandeling van de medische aandoening kan niet plaatsvinden in het land van herkomst.

Middelenvereiste

De IND wijst de aanvraag voor een verblijfsvergunning af als de vreemdeling niet over voldoende middelen van bestaan beschikt voor de kosten van het levensonderhoud gedurende het voorgenomen verblijf in Nederland.

De IND wijst de aanvraag af als de kosten die verbonden zijn aan het verblijf van de vreemdeling in Nederland in verband met de medische behandeling met algemene middelen worden gefinancierd.

De IND wijst de aanvraag voor een verblijfsvergunning niet af als artikel 3.46, vierde lid, Vb van toepassing is.

Beletselen in de zin van artikel 64 Vw

Met een jaar direct voorafgaand aan de aanvraag, zoals bedoeld in artikel 3.46, vierde lid, Vb, bedoelt de IND dat sprake moet zijn van één aaneengesloten jaar uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw direct voordat de vreemdeling de aanvraag indient voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het ondergaan van een medische behandeling.

De IND verleent geen verblijfsvergunning regulier medisch als de vreemdeling onvoldoende actief heeft gewerkt aan:

  • het verkrijgen van garanties voor toegang tot medische zorg in het land van herkomst;

  • het realiseren van zijn vertrek.

Paragraaf A3/7.3.1 Vc is van overeenkomstige toepassing.

Van onvoldoende meewerken is in ieder geval sprake als de vreemdeling:

  • Heeft geweigerd een medisch dossier over te leggen ter vertaling voor medicus in land van herkomst;

  • Geen serieuze poging heeft verricht om reispapieren te regelen;

  • Niet heeft meegewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit.

De DT&V stelt vast of er sprake is van voldoende medewerking door de vreemdeling.

Tijdig ingediende aanvraag

De vreemdeling draagt zelf de volledige verantwoordelijkheid voor de tijdige indiening van de aanvraag. Als de vreemdeling de aanvraag voor de verblijfsvergunning niet tijdig indient, is er geen sprake meer van een jaar uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw direct voorafgaande aan de aanvraag.

De IND beschouwt de aanvraag als tijdig ingediend als de vreemdeling de aanvraag bij de IND indient in de periode tussen:

  • 28 dagen voor het eindigen van het jaar rechtmatig verblijf op grond van artikel 64Vw; en

  • 28 dagen na het eindigen van het jaar rechtmatig verblijf op grond van artikel 64 Vw.

Niet tijdig ingediende aanvraag maar niet toerekenbaar

Als de vreemdeling de aanvraag later indient dan 28 dagen nadat het rechtmatig verblijf op grond van artikel 64 Vw is geëindigd, dan beschouwt de IND de aanvraag als tijdig, als de te late indiening van de aanvraag niet aan de vreemdeling is toe rekenen. In deze gevallen geeft de IND toepassing aan artikel 3.46, vierde lid, Vb. De IND vindt in ieder geval dat de volgende omstandigheden geen verschoonbare redenen zijn voor de te late indiening:

  • de vreemdeling geeft aan dat de IND hem er niet op heeft gewezen dat zijn rechtmatig verblijf binnenkort eindigt en dat hij een aanvraag indienen; of

  • de vreemdeling geeft aan meer tijd nodig te hebben om de voor de aanvraag benodigde bewijsmiddelen te verzamelen.

Ingangsdatum van de verblijfsvergunning

De IND verleent de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in verband met medische behandeling met als ingangsdatum de datum van de aanvraag van de verblijfsvergunning.

Als de vreemdeling de voor de aanvraag relevante gegevens na het indienen van de aanvraag heeft aangeleverd, dan geldt als ingangsdatum de datum, waarop de vreemdeling zijn aanvraag compleet heeft gemaakt.

Daarnaast geldt het volgende:

  • Als de vreemdeling de aanvraag indient na 28 dagen voor het eindigen van het jaar rechtmatig verblijf, maar voor de datum waarop het rechtmatige verblijf grond van artikel 64 Vw eindigt, verleent de IND de verblijfsvergunning niet eerder dan met ingang van de datum waarop het jaar rechtmatig verblijf op grond van artikel 64 Vw eindigt;

  • Als de vreemdeling de aanvraag indient na de datum waarop het rechtmatige verblijf grond van artikel 64 Vw eindigt, maar binnen 28 dagen na het eindigen van het jaar rechtmatig verblijf, verleent de IND de verblijfsvergunning altijd met een onderbreking in het verblijfsrecht;

  • Als de vreemdeling de aanvraag indient voor het einde van het jaar rechtmatig verblijf op grond van art. 64 Vw, verleent de IND de verblijfsvergunning met onderbreking in het verblijfsrecht, als de vreemdeling nadat het rechtmatig verblijf op grond van artikel 64 Vw is geëindigd aantoont aan alle voorwaarden te voldoen.

Bij onderbreking in het verblijfsrecht van de vreemdeling telt de IND de voorgaande periode van rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, onder j, Vw niet mee voor de periode van drie jaar rechtmatig verblijf die nodig is om aanspraak te maken op een verblijfsvergunning onder de beperking ‘niet tijdelijk humanitair’ (zie in dit verband paragraaf B9/8 Vc).

9.1.2 Meest aangewezen land

De IND beschouwt Nederland uitsluitend als het meest aangewezen land voor het ondergaan van een noodzakelijke medische behandeling, als bedoeld in artikel 3.46 Vb, als de vreemdeling voldoet aan elk van de voorwaarden die genoemd worden in de op de vreemdeling toepasselijke situatie van de hier, onder 1 t/m 5 genoemde situaties:

  • 1. Nederland heeft internationaal gezien een bijzonder specialisme voor de medische noodzakelijke behandeling van de betreffende aandoening.

  • 2.

    • a. de vreemdeling verblijft ten minste vijf jaar al dan niet rechtmatig in Nederland;

    • b. er is sprake van medische klachten waarvan de behandeling niet in het land van herkomst, of een ander land waar de vreemdeling naar kan vertrekken, kan plaatsvinden;

    • c. stopzetting van de medische behandeling veroorzaakt een medische noodsituatie; en

    • d. de medische behandeling vindt ten minste één jaar plaats.

  • 3.

    • a. de vreemdeling is in Nederland;

    • b. er is sprake van medische klachten waarvan de behandeling niet in het land van herkomst of een ander land waar de vreemdeling naar kan vertrekken, kan plaatsvinden;

    • c. stopzetting van de medische behandeling veroorzaakt een medische noodsituatie; en

    • d. de medische behandeling ter voorkoming van het ontstaan van deze medische noodsituatie zal naar verwachting langer dan één jaar duren.

  • 4.

    • a. de vreemdeling verblijft langdurig in Nederland op grond van artikel 8, aanhef en onder a tot en met e, dan wel l, Vw; en

    • b. de vreemdeling ondergaat in Nederland een medisch noodzakelijke behandeling.

  • 5.

    • a. de vreemdeling is zwanger;

    • b. de vreemdeling is hier te lande woonachtig;

    • c. uit het BMA-advies blijkt dat het verlenen van specialistische prenatale zorg medisch noodzakelijk is;

    • d. er is sprake van een naar internationaal privaatrecht geldig huwelijk of een (geregistreerd) partnerschap; en

    • e. de partner of echtgenoot van de vreemdeling is Nederlander of verblijft in Nederland op grond van artikel 8, aanhef en onder a tot en met e, dan wel l, Vw.

Ad 2b en 3b.

Het gestelde in paragraaf A3/7.1.3 en A3/7.1.4 Vc is van overeenkomstige toepassing.

Ad 3d.

De IND verleent geen verblijfsvergunning, maar uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw als de medische behandeling ter voorkoming van deze medische noodsituatie één jaar of korter zal duren (zie hoofdstuk A3/7 Vc).

Ad 4.

Onder langdurig verblijf verstaat de IND: verblijf voor een periode van ten minste vijf jaar, waarbij de IND onderbrekingen in het verblijfsrecht van minder dan een half jaar niet tegenwerpt.

9.1.3 Medische noodsituatie

Het gestelde in paragraaf A3/7.1.3 Vc is van overeenkomstige toepassing.

9.1.4 Noodzakelijke medische behandeling

De IND betrekt het advies van het BMA bij de beoordeling van de vraag of de medische behandeling noodzakelijk is, als bedoeld in artikel 3.46 Vb.

9.1.5 Deugdelijke financiering van de medische behandeling

De IND beschouwt een toereikende ziektekostenverzekering als deugdelijke financiering van de medische behandeling als bedoeld in artikel 3.46 Vb. De IND beschouwt een ziektekostenverzekering in ieder geval niet als toereikend als:

  • de ziektekostenverzekering uit de algemene middelen wordt betaald; of

  • de premie van de ziektekostenverzekering wordt voldaan uit een uitkering die ten laste komt van de algemene middelen.

De IND wijst de aanvraag voor een verblijfsvergunning af bij niet deugdelijke financiering van de medische behandeling.

9.1.6 Raadplegen BMA

Paragraaf A3/7.2.6 Vc is van overeenkomstige toepassing.

9.1.7 Feitelijke toegankelijkheid

Paragraaf A3/7.1.5 Vc is van overeenkomstige toepassing.

9.1.8 Artikel 64 Vw

De IND beoordeelt ambtshalve bij afwijzing van een aanvraag voor medische behandeling of aan de vreemdeling uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw verleend moet worden. Hoofdstuk A3/7 Vc is in dat geval van toepassing.

De IND past artikel 64 Vw toe voor de duur van het reisbeletsel met als maximum een jaar.

9.1.9 Opvang in afwachting van definitieve besluitvorming op een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verband houdend met medische behandeling

Het gestelde in paragraaf A3/7.3.2.5 Vc is van overeenkomstige toepassing.

De vreemdeling moet daarbij een geldig document voor grensoverschrijding hebben overgelegd (paragraaf B8/9.1.1 Vc is van overeenkomstige toepassing);

9.2 Beperking, arbeidsmarktaantekening, en geldigheidsduur

Beperking

Op grond van artikel 3.4, eerste lid onder o, Vb verleent de IND de verblijfsvergunning als bedoeld in paragraaf B8/9.1.1 Vc onder de beperking: ‘medische behandeling’.

Arbeidsmarktaantekening

Op grond van artikel 3.1, derde lid, onder l, VV luidt de arbeidsmarktaantekening op het verblijfsdocument: ‘arbeid niet toegestaan’.

Geldigheidsduur

Op grond van artikel 3.58, eerste lid, Vb verleent de IND de verblijfsvergunning voor de duur van de medische behandeling voor maximaal één jaar.

9.3 Bewijsmiddelen

Bijzonderheid specialisme

De IND beschouwt een daartoe strekkende medische verklaring als bewijsmiddel van de bijzonderheid van het specialisme als bedoeld in B8/9.1.2 Vc, onder situatie 1.

Verblijf in Nederland

De IND beschouwt objectieve bescheiden als bewijsmiddel van het verblijf in Nederland als bedoeld in B8/9.1.2 Vc, onder situatie 2. Ook moet uit deze of andere bescheiden het moment van aanvang van medische behandeling blijken. De IND beschouwt getuigenverklaringen niet als bewijsmiddel van het verblijf in Nederland als bedoeld in B8/9.1.2 Vc, onder situatie 2.

Mantelzorg in het land van herkomst of bestendig verblijf

De IND beschouwt officiële bescheiden, zoals een familieboekje of overlijdensakte, als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat er geen gezins- of familieleden in het land van herkomst of bestendig verblijf zijn die de mantelzorg op zich kunnen nemen.

Huwelijk en geregistreerd partnerschap

De IND beschouwt een huwelijksakte als bewijsmiddel dat de vreemdeling is gehuwd met de partner of echtgenoot van de vreemdeling, als bedoeld in B8/9.1.2 Vc, onder situatie 5.

Erkenning

De IND beschouwt als bewijsmiddel dat de partner het kind van de vreemdeling heeft erkend, als bedoeld in B8/9.1.2 Vc, onder situatie 5:

  • een daartoe strekkende akte van erkenning opgemaakt door een ambtenaar van de burgerlijke stand; of

  • een daartoe strekkende notariële akte van erkenning.

Als de erkenning naar vreemd (niet-Nederlands) recht heeft plaatsgevonden, beschouwt de IND bewijsmiddelen over de staat van personen als bewijsmiddel dat de partner het kind van de vreemdeling heeft erkend.

Deugdelijke financiering van de medische behandeling

De IND beschouwt een geldige polis van de afgesloten ziektekostenverzekering waaruit blijkt dat de kosten voor de volledige medische behandeling gedekt zijn als bewijsmiddel dat sprake is van deugdelijke financiering van de medische behandeling als bedoeld in paragraaf B8/9.1.5 Vc. De IND beschouwt een polis van de afgesloten ziektekostenverzekering in ieder geval niet als bewijsmiddel in een van de volgende situaties:

  • de ziektekostenverzekering uit de algemene middelen wordt betaald; of

  • de premie van de ziektekostenverzekering wordt voldaan uit een uitkering die ten laste komt van de algemene middelen.

Bewijslast medische omstandigheden

De IND beschouwt in ieder geval de bewijsmiddelen 1, 2 en 3 genoemd in paragraaf A3/7.2.4 Vc, onder het kopje ‘bewijsmiddelen’ als bewijsmiddel dat de vreemdeling zich terecht beroept op medische gronden.

Inschakeling BMA bij ongedocumenteerde vreemdelingen

De IND beschouwt als bewijsmiddel van identiteit en nationaliteit als de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding:

  • een schriftelijke verklaring van de autoriteiten van het land waarvan de vreemdeling onderdaan is, waarin de autoriteiten van dat land motiveren waarom de vreemdeling niet in het bezit wordt gesteld van een geldig document voor grensoverschrijding; en

  • aanvullende gegevens en bescheiden met betrekking tot zijn identiteit en nationaliteit zoals een identiteitskaart, een geboorteakte of een nationaliteitsverklaring.

9.4 Overgangsrecht

De IND verleent een verblijfsvergunning regulier medisch voor bepaalde tijd aan de vreemdeling die daartoe een aanvraag heeft ingediend, en die een jaar voorafgaand reeds rechtmatig verblijf had op grond van artikel 8, onder j, Vw om medische redenen als:

  • er nog geen besluit is genomen op deze aanvraag;

  • de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier medisch voor bepaalde tijd is ingediend vóór 1 september 2017; en

  • de IND heeft aangenomen dat sprake is van een reëel risico op schending van artikel 3 EVRM om medische redenen, conform het beleid zoals dat geldt vanaf 1 september 2017.

De IND zal bij de aanvraag van een vreemdeling voor verlenging van de aan hem verleende verblijfsvergunning regulier met als doel ‘medische behandeling’ bij een ongewijzigde medische gesteldheid de vergunninghouder niet tegenwerpen dat het BMA minder stellig is over de waarschijnlijkheid dat zich een medische noodsituatie op korte termijn zal voordoen.

De IND zal bij de aanvraag van een vreemdeling als bedoeld in paragraaf B9/9 Vc bij een ongewijzigde medische gesteldheid de vergunninghouder niet tegenwerpen dat het BMA minder stellig is over de waarschijnlijkheid dat zich een medische noodsituatie op korte termijn zal voordoen.

C

Paragraaf C2/3.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

3.3 Ernstige schade als bedoeld in artikel 29 eerste lid, aanhef en onder b Vw

Algemeen

De IND verleent een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw als bij de verwijdering van de vreemdeling uit Nederland sprake is van een reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw, en artikel 3.37b VV.

Het reëel risico op ernstige schade kan aanwezig zijn op het moment van het vertrek van de vreemdeling uit het land van herkomst, maar kan ook ontstaan na vertrek van de vreemdeling uit het land van herkomst.

De IND verleent geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw, als artikel 3.105e, aanhef en onder e, Vb van toepassing is.

Willekeurig geweld en mensenrechtensituatie

Bij de beoordeling van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw wordt ook de algemene gewelds- en mensenrechtensituatie in een land van herkomst betrokken. Hoe ernstiger de situatie van (willekeurig) geweld of de mensenrechtensituatie in en land van herkomst is, hoe eerder de IND kan concluderen dat de vreemdeling, gelet op zijn individuele feiten en omstandigheden bij terugkeer naar het land van herkomst een reëel risico loopt op ernstige schade.

De IND beoordeelt of sprake is van een situatie als beschreven in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw aan de hand van alle volgende elementen:

  • is in het land van herkomst, of in een bepaald gebied in dit land, sprake van een uitzonderlijke situatie, waarin personen louter door hun aanwezigheid in het land van herkomst, een reëel risico lopen op ernstige schade;

  • behoort de vreemdeling tot een groep die systematisch blootgesteld wordt aan een reëel risico op ernstige schade, indien geen sprake is van een uitzonderlijke situatie;

  • komt de vreemdeling op grond van het beleid inzake de ‘kwetsbare minderheidsgroep’ in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 290, eerste lid, aanhef en onder b, Vw, indien geen sprake is van een uitzonderlijke situatie en systematische blootstelling;

  • heeft de vreemdeling op grond van zijn persoonlijke situatie/individuele asielrelaas aannemelijk gemaakt dat hij een reëel risico loopt ernstige schade, indien geen van de voorgaande situaties zich voordoet.

De IND toetst of de vreemdeling in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef onder b, Vw, aan de hand van vorenstaande volgorde.

Uitzonderlijke situatie

Er is sprake van een uitzonderlijke situatie >als bedoeld in artikel 3EVRM (en artikel 15c van de richtlijn 2011/95/EU) indien de algehele gewelds- en mensenrechtensituatie in het land van herkomst, of in een bepaald gebied in dit land zo uitzonderlijk slecht is dat voor elke vreemdeling, ongeacht de individuele omstandigheden bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade (in de woorden van het EHRM: most extreme cases of general violence). De Minister is bevoegd een situatie in een land van herkomst aan te merken als uitzonderlijke situatie.

Bij de vraag of sprake is van een uitzonderlijke situatie worden in ieder geval de volgende elementen in samenhang gewogen:

  • de vraag of partijen bij het conflict oorlogsmethoden hanteren die de kans op burgerslachtoffers vergroten of burgers als doel nemen;

  • de vraag of het gebruik van die methoden wijdverbreid is bij de strijdende partijen;

  • de vraag of het geweld wijdverbreid is of plaatselijk;

  • de aantallen doden, gewonden en ontheemden onder de burgerbevolking ten gevolge van de strijd.

Het individualiseringsvereiste beperkt zich in deze gevallen tot het afkomstig zijn uit het land of bepaald gebied, waarin sprake is van een uitzonderlijke situatie.

In het landgebonden beleid is opgenomen of er in een bepaald land sprake is van een uitzonderlijke situatie.

Systematische blootstelling

Het individualiseringsvereiste beperkt zich tot het aannemelijk maken van het behoren tot de bevolkingsgroep of sociale groep, die systematisch een reëel risico loopt op ernstige schade daden als bedoeld in artikel 29 eerste lid, aanhef en onder b, Vw.

In het landgebonden beleid is opgenomen of er in een bepaald land ten aanzien van een bevolkingsgroep of sociale groep sprake is van systematische blootstelling aan ernstige schade als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw.

Kwetsbare minderheidsgroepen

De Minister is bevoegd om een bevolkingsgroep in een land van herkomst aan te merken als kwetsbare minderheidsgroep.

Bij de vraag of een bevolkingsgroep wordt aangemerkt als kwetsbare minderheid worden in ieder geval de volgende elementen in samenhang gewogen:

  • de vraag of er sprake is van willekeurig geweld of willekeurige mensenrechtenschendingen in het land of in een bepaald gebied van dit land, zoals moord, verkrachting en mishandeling;

  • de mate waarin de vreemdeling, die behoort tot de bevolkingsgroep, effectieve bescherming kan inroepen tegen dreigend geweld of mensenrechtenschendingen (zie artikel 3.37c VV);

  • de mate waarin de vreemdeling, die behoort tot de bevolkingsgroep, zich kan onttrekken aan dreigend geweld of mensenrechtenschendingen door zich elders te vestigen (zie artikel 3.37d VV).

In het landgebonden beleid is opgenomen, of een bevolkingsgroep wordt aangemerkt als kwetsbare minderheid. Een kwetsbare minderheidsgroep wordt onderscheiden van een risicogroep (zie paragraaf C2/3.2 Vc).

De vreemdeling die behoort tot een bevolkingsgroep die in het landgebonden beleid is aangewezen als een kwetsbare minderheidsgroep, kan indien er sprake is van geloofwaardige en individualiseerbare verklaringen, met beperkte indicaties aannemelijk maken dat hij vreest voor ernstige schade daden als hier bedoeld.

Het individualiseringsvereiste beperkt zich in deze gevallen niet tot wat de vreemdeling persoonlijk heeft ondervonden. De IND weegt op basis van de verklaringen van de vreemdeling mee wat personen, die behoren tot de kwetsbare minderheidsgroep, in de naaste omgeving van de vreemdeling aan mensenrechtenschendingen hebben ondervonden. De vreemdeling hoeft in dit geval niet aannemelijk te maken dat de mensenrechtenschendingen zijn ingegeven door het behoren tot de kwetsbare minderheidsgroep. Deze mensenrechtenschendingen kunnen ook hebben plaatsgevonden in de naaste omgeving van de vreemdeling in het land van herkomst, nadat de vreemdeling al uit het land was vertrokken.

De IND verleent geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder b, Vw aan de vreemdeling die behoort tot een kwetsbare minderheid, als in ieder geval:

  • sprake is van een aanzienlijk tijdsverloop tussen de mensenrechtenschendingen en het vertrek van de vreemdeling uit het land van herkomst;

  • de vreemdeling gedurende de periode van aanzienlijk tijdsverloop geen nieuwe problemen heeft ondervonden.

Individuele kenmerken

Het individualiseringsvereiste is in alle overige gevallen van toepassing. De vreemdeling moet specifieke individuele kenmerken (special distinguishing features) naar voren brengen, waaruit het reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder b, Vw valt af te leiden.

Eerdere confrontatie met wandaden

Indien de vreemdeling in het land van herkomst is blootgesteld aan ernstige schade als bedoeld in artikel 29 eerste lid onder b, Vw wordt allereerst verwezen naar artikel 31, vijfde lid, Vw.

In aanvulling op deze bepaling wordt een vreemdeling, die in het verleden is geconfronteerd met traumatische gebeurtenissen in zijn directe omgeving en zich op grond van de psychologische problematiek als gevolg van de wandaden in een positie bevindt dat hij niet terug kan keren naar zijn land van herkomst, door de IND onder de hieronder gestelde voorwaarden in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw. Dit is een gunstigere norm in de zin van artikel 3 van richtlijn 2011/95/EU.

De IND verleent geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd enkel op grond van de omstandigheid dat een vreemdeling een medische verklaring over zijn trauma heeft overgelegd.

De vreemdeling moet aan alle volgende voorwaarden voldoen om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder b, Vw.

Het betreft uitsluitend daden die zijn veroorzaakt door:

  • de autoriteiten van het land van herkomst;

  • door politieke of militante groeperingen die de feitelijke macht uitoefenen in het land van herkomst of een deel daarvan;

  • door groeperingen waartegen de overheid niet in staat of niet willens is bescherming te bieden.

Uitsluitend de volgende daden kunnen voor de IND aanleiding geven een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder b, Vw te verlenen:

  • de gewelddadige dood van naaste familieleden of huisgenoten van de vreemdeling;

  • de gewelddadige dood van andere verwanten of vrienden van de vreemdeling voor zover de vreemdeling aannemelijk maakt dat een hechte relatie bestond tussen de overledene en de vreemdeling;

  • substantiële niet-strafrechtelijke detentie van de vreemdeling;

  • marteling, ernstige mishandeling of verkrachting van de vreemdeling;

  • het aanwezig zijn als getuige bij marteling, ernstige mishandeling of verkrachting van naaste familieleden of huisgenoten van de vreemdeling;

  • het aanwezig zijn als getuige bij marteling, ernstige mishandeling of verkrachting van andere verwanten of vrienden van de vreemdeling voor zover de vreemdeling aannemelijk maakt dat er een hechte relatie bestond tussen de verwant of vriend en de vreemdeling.

De IND verleent de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw, aan de vreemdeling die verder voldoet aan alle volgende voorwaarden:

  • de vreemdeling is geconfronteerd met een gebeurtenis in het land van herkomst, waarbij de daders van die gebeurtenissen in het land van herkomst niet bestraft worden;

  • de vreemdeling heeft aannemelijk gemaakt dat deze gebeurtenis aanleiding is geweest voor het vertrek uit het land van herkomst;

De IND onderzoekt bij de toets aan de beleidsregel met voornoemde voorwaarden of plegers van de wandaden in het algemeen worden bestraft in het land van herkomst. Voor de beoordeling van dit criterium wordt verwezen naar artikel 3.37c VV.

De vreemdeling moet zelf in zijn verklaringen aannemelijk maken dat sprake is geweest van een traumatische gebeurtenis en dat die traumatische gebeurtenis in relatie tot de feitelijke situatie in het land van herkomst reden is geweest voor het vertrek uit het land van herkomst. De bewijslast hiervoor berust bij de vreemdeling.

Het causale verband tussen traumatische gebeurtenis en de reden van vertrek wordt aangenomen, als de vreemdeling binnen zes maanden na de traumatische gebeurtenis het land van herkomst heeft verlaten.

Uitzondering hierop is de situatie dat de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat er een verband is tussen de traumatische gebeurtenis en het vertrek uit het land van herkomst en de vreemdeling buiten zijn schuld niet in staat is geweest om het land van herkomst binnen de termijn van zes maanden te verlaten.

De IND verleent de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw in dit kader ook indien er vóór het vertrek van de vreemdeling uit het land van herkomst een regimewisseling in het land van herkomst van de vreemdeling heeft plaatsgevonden.

De IND verleent geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder b Vw, als sprake is van een vestigingsalternatief voor de vreemdeling (zie paragraaf C2/3 Vc). Artikel 3.37c VV is van overeenkomstige toepassing.

De IND verleent geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder b, Vw indien sprake is van:

  • de veiligelandenexceptie als bedoeld in paragraaf C2/6.1 tot en met 6.3 Vc;

  • een contra-indicatie als bedoeld in paragraaf C2/5 tot en met C2/8 Vc.

Genitale verminking

De IND verleent een vrouw, die zich beroept op een vrees voor genitale verminking, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder b, Vw, als wordt voldaan aan alle volgende voorwaarden:

  • er een reëel risico bestaat op genitale verminking bij vrouwen;

  • artikel 3.37c VV niet van toepassing is;

  • artikel 3.37d VV niet van toepassing is.

De IND beoordeelt op basis van de individuele verklaringen van de vreemdeling of de vreemdeling in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder b, Vw vanwege een reëel risico op genitale verminking bij vrouwen.

De IND weegt daarbij mee de algemene informatie over genitale verminking bij vrouwen in het land van herkomst. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit een ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken.

De IND verleent bij een gegronde vrees voor genitale verminking de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder b, Vw uitsluitend aan:

  • meisjes, waaronder zij die in Nederland zijn geboren, die bij terugkeer naar het land van herkomst een reëel risico lopen op genitale verminking; en

  • de ouder van het meisje aan wie de IND een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder b, Vw heeft verleend.

In afwijking van het voorgaande verleent de IND bij een beroep op vrees voor genitale verminking in ieder geval geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder b, Vw, aan:

  • de ouder die de genitale verminking zelf uitvoert of de uitvoering ervan mogelijk maakt;

  • de ouder die Nederland inreist nadat de dochter al in het bezit is gesteld van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 eerste lid, aanhef en onder b, Vw; en,

  • andere familieleden.

Medische omstandigheden

Uitzetting kan in verband met de medische situatie onder bijzondere omstandigheden leiden tot een schending van artikel 3 EVRM. De IND toetst de vraag of sprake is van schending van artikel 3 EVRM vanwege medische redenen in het kader van de ambtshalve toets of uitstel van vertrek verleend moet worden op grond van artikel 64 Vw. Er zal in deze situatie geen asielvergunning verleend worden, behoudens de situaties zoals omschreven in het in A3/7.6 neergelegde overgangsrecht. Voor de geldende beleidsregels en het overgangsrecht, zie paragraaf A3/7 Vc. Indien er geen ambtshalve toets plaatsvind, maar het meeromvattend asielbesluit ook als terugkeerbesluit moet worden aangemerkt, toetst de IND – in het kader van dat terugkeerbesluit – eveneens of er sprake is van schending van artikel 3 EVRM vanwege medische redenen.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 september 2017.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 29 augustus 2017

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze, J.C. Goet Directeur-generaal Vreemdelingenzaken

TOELICHTING

ALGEMEEN

Op 13 december 2016 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) uitspraak gedaan in de zaak van de Georgische vreemdeling Paposhvili tegen België (nr. 41738/10).

Tot dan volgde uit vaste jurisprudentie van het EHRM dat een vreemdeling die medische, sociale of andere zorg ontvangt in beginsel aan artikel 3 EVRM geen recht kan ontlenen zijn verblijf in een land voort te zetten. Alleen in uitzonderlijke omstandigheden kon uitzetting in het licht van dwingende humanitaire omstandigheden schending van artikel 3 EVRM opleveren. Het EHRM hield de mogelijkheid open dat ook in andere gevallen sprake zou kunnen zijn van zeer uitzonderlijke omstandigheden, maar het Hof nam tot uitgangspunt dat de drempel hoog moest blijven. In de Nederlandse uitvoeringspraktijk werd de norm ‘appeared to be close to death’, in het kader van asiel, ingevuld met een overlijden binnen een week na terugkeer.

In de uitspraak van het EHRM in de zaak van Paposhvili tegen België geeft het EHRM voor het eerst invulling aan de ‘andere uitzonderlijke omstandigheden’ die onder artikel 3 EVRM in de weg kunnen staan aan uitzetting van ernstig zieke vreemdelingen. Het EHRM overweegt dat deze ‘andere uitzonderlijke omstandigheden’ inhouden dat de vreemdeling lijdt aan een ernstige ziekte die een dusdanig stadium heeft bereikt dat hij door de uitzetting, bij een gebrek aan medische voorzieningen, komt te verkeren in een situatie van serieuze, snelle en onomkeerbare verslechtering van zijn gezondheid resulterend in een intens lijden of een significante afname van zijn levensverwachting. Daarbij benadrukt het Hof nog immer en expliciet dat de drempel hoog moet blijven, dat de impact van de uitzetting op de gezondheidssituatie een zekere mate van speculatie in zich heeft, en dat een vreemdeling aan artikel 3 EVRM niet het recht kan ontlenen voor een specifieke medische behandeling in zijn land van herkomst die niet beschikbaar is voor de rest van de bevolking.

Het EHRM geeft aan dat beoordeeld dient te worden of een eventueel benodigde behandeling voor de vreemdeling toegankelijk is. Voor de invulling van deze toets verwijst het EHRM naar de gebruikelijke passages met betrekking tot de bewijslastverdeling; in beginsel ligt de bewijslast, ook bij medische aspecten bij de vreemdeling. Ook verwijst het EHRM naar eerdere uitspraken waarin onder meer de geografische omstandigheden, kosten van de zorg en aanwezigheid van een sociaal netwerk bij de beoordeling zijn betrokken. In die eerdere uitspraken is de enkele omstandigheid dat de kosten voor de behandeling erg hoog zijn of dat er een grote afstand moet worden afgelegd voor het EHRM géén reden geweest om aan te nemen dat sprake is van schending van artikel 3 EVRM. Indien er, uitgaande van genoemde bewijslastverdeling en beoordelingskader, serieuze twijfels zijn of de vreemdeling daadwerkelijk toegang krijgt tot benodigde zorg in het land van herkomst, zullen echter individuele garanties in het land van herkomst door de uitzettende Staat moeten worden verkregen.

Beleidskader

Naar aanleiding van de uitspraak in de zaak Paposhvili tegen België is het beleid op enkele onderdelen herijkt. Indien de medische toestand van de vreemdeling valt onder de reikwijdte van de norm (lijdt aan een ziekte waarvan vaststaat dat het achterwege blijven van behandeling binnen drie maanden zou leiden tot overlijden, invaliditeit of een andere vorm van ernstige geestelijke of lichamelijke schade) én aannemelijk is geworden dat de noodzakelijk medische zorg bij terugkeer in het land van herkomst niet beschikbaar of toegankelijk is, wordt de uitzetting van de vreemdeling achterwege gelaten op grond van artikel 64 Vw. Na een jaar onafgebroken verblijf op grond van artikel 64 Vw kan de vreemdeling een reguliere vergunning verband houdend met medische behandeling aanvragen. Voor het aanvragen van deze vergunning zullen geen leges worden gevraagd van de vreemdeling. Op grond van artikel 3.34, onder p, Vv is de vreemdeling vrijgesteld van het legesvereiste, indien hij een aanvraag indient om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor medische behandeling, indien aan de vreemdeling voorafgaand aan deze aanvraag gedurende één jaar onafgebroken uitstel van vertrek is verleend op grond van artikel 64 Vw.

Het verstrekken van deze verblijfstitels aan ernstig zieke vreemdelingen in relatie tot artikel 3 EVRM, in plaats van een asielvergunning, sluit aan bij het arrest van het Hof van Justitie van de EU (HvJEU) in de zaak M’Bodj tegen de Belgische staat (HvJEU 18 december 2014, M’Bodj tegen België, C 542/13). In die uitspraak heeft het HvJEU namelijk geoordeeld dat een verzoek om toelating op medische gronden niet is te zien als een verzoek om asielbescherming en daarom niet valt onder de werkingssfeer van de EU-Procedurerichtlijn (2013/32/EU).

Indien een vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat noodzakelijk geachte medische zorg in zijn het land van herkomst voor hem niet toegankelijk is en er derhalve, zoals bedoeld in de uitspraak Paposhvili, reden is om aan te nemen dat de vreemdeling zonder individuele garanties hier geen toegang toe heeft, zal de IND in het besluit opnemen welke voorwaarden door DT&V gerealiseerd dienen te worden alvorens tot uitzetting kan worden overgegaan. In afwachting van de invulling van dit onderzoek zal dan aan de vreemdeling tijdelijk rechtmatig verblijf en opvang kunnen worden geboden op grond van artikel 64 Vw.

De DT&V doet onderzoek in het land van herkomst of het land waarnaar de vreemdeling terug kan keren, bijvoorbeeld door contact te zoeken met de medische instelling, waar de medische behandeling gegeven kan worden. Daarbij is het noodzakelijk dat de vreemdeling actief meewerkt. Zowel aan het onderzoek naar de toegankelijkheid van de medische behandeling als ook aan de feitelijke terugkeer, bijvoorbeeld met het oog op het verkrijgen van reisdocumenten.

Als de DT&V naar aanleiding van het onderzoek concludeert dat toegang tot de medische behandeling mogelijk is, dan zal de IND het eerder verleende uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw intrekken. Dat betekent dat het rechtmatig verblijf van de vreemdeling wordt beëindigd, de opvang wordt beëindigd en dat er op de vreemdeling een vertrekplicht komt te rusten. Voor onderdak kan de vreemdeling zich wenden tot de VBL.

Als de DT&V concludeert dat toegang tot de medische behandeling niet mogelijk is, dan zal de IND het verleende uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw definitief stellen.

Met dit toetsingskader is invulling gegeven aan de door het EHRM geïdentificeerde ‘uitzonderlijke omstandigheden’ bij uitzetting van ernstig zieke vreemdelingen, daarbij de terughoudendheid van het EHRM in acht nemend. Door uitzetting achterwege te laten bij dergelijke medische omstandigheden, wordt voorkomen dat een ernstig zieke vreemdeling aan een met artikel 3 EVRM strijdige situatie wordt blootgesteld.

De tekst en structuur van paragraaf A3/7 Vc, B8/9 en C2/3.3 (Medische omstandigheden) is hierop aangepast. Naast de gevolgen van de uitspraken inzake Paposhvili en M’Bodj zijn in de tekst een aantal kleine aanpassingen en verduidelijkingen meegenomen.

ARTIKELSGEWIJS

A

Hoofdstuk A3/7 Vc is in structuur en tekstueel ingrijpend aangepast. Hieronder staat aangegeven in welke paragrafen wijzigingen zijn doorgevoerd. Paragrafen die zijn hernummerd, maar waar inhoudelijk geen wijzigingen zijn doorgevoerd, worden hieronder niet nader toegelicht.

In paragraaf A3/7.1 Vc zijn de voorwaarden opgenomen, wanneer sprake is van een reëel risico op schending van artikel 3 EVRM vanwege uitzonderlijke (medische) omstandigheden. Deze voorwaarden zijn aangepast aan de uitspraak van het EHRM inzake Paposhvili tegen België. In paragraaf A3/7.1.5 Vc is beschreven hoe de IND de feitelijke toegankelijkheid tot de medische zorg in het land van herkomst toetst.

Uit het arrest Paposhvili volgt dat het aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat de medische zorg noodzakelijk en voor hem niet toegankelijk is. Indien de vreemdeling zijn identiteit en nationaliteit niet heeft aangetoond via documenten, maakt hij daarmee de beoordeling naar de toegankelijkheid onmogelijk. Immers, inhoudelijke beoordeling van de feitelijke toegankelijkheid van de in het herkomstland beschikbare zorg voor de vreemdeling, is verweven met omstandigheden die zien op de persoon, zoals aanwezige familie, vermogen, of het bestaan van een sociaal netwerk. Ook is voor de vraag of de medische instellingen in het land van herkomst toegang verlenen tot de medische behandeling relevant dat de identiteit en met name nationaliteit bekend is. Nu de gronden voor deze aanvraag niet gelegen zijn in vrees voor de autoriteiten en er voor de vreemdeling in beginsel geen beletsel is om zich tot die autoriteiten te wenden, kan van de vreemdeling worden verwacht dat hij documenten overlegt. Als de identiteit en/of nationaliteit niet is aangetoond zal de IND het medisch advies dan ook niet aan de vreemdeling voorleggen, en wordt de aanvraag om uitstel van vertrek afgewezen.

In paragraaf A3/7.1.3 Vc is verduidelijkt wat onder een medische noodsituatie wordt verstaan. Om aan de norm voor artikel 3 EVRM te voldoen moet er sprake zijn van een reëel risico dat de medische noodsituatie zich binnen drie maanden zal voordoen bij het uitblijven van een medische behandeling.

Er is sprake van een reëel risico op schending van artikel 3 EVRM, als:

  • a. de vreemdeling lijdt aan een ernstige ziekte die een dusdanig stadium heeft bereikt dat hij door de uitzetting komt te verkeren in een onmenselijke situatie van ondraaglijk lijden die meteen of vrijwel meteen tot de dood leidt; of

  • b. de vreemdeling lijdt aan een ernstige ziekte die een dusdanig stadium heeft bereikt dat hij door de uitzetting komt te verkeren in situatie van:

    • serieuze, snelle en onomkeerbare verslechtering van zijn gezondheid resulterend in een intens lijden, of

    • een significante afname van zijn levensverwachting.

In A3/7.1.4 Vc zijn de beleidsregels met betrekking tot mantelzorg verduidelijkt naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1023).

In paragraaf A3/7.1.4 en 7.1.6 Vc is verduidelijkt dat de aanwezigheid van mantelzorg wordt aangenomen, als er één persoon in het land van herkomst is die deze kan verlenen of nader kan organiseren, ongeacht de noodzakelijke omvang van de te verlenen mantelzorg. Bovendien is opgenomen dat ook activiteiten die onder mantelzorg vallen ook door medewerkers van professionele thuiszorg verleend kunnen worden.

In paragraaf A3/7.2 Vc is de aanvraagprocedure voor een aanvraag om uitstel van vertrek uitgewerkt, mede naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:945). De Afdeling heeft toen geoordeeld dat een wettelijke grondslag ontbreekt voor de zogenaamde kennisgevingsprocedure. Als gevolg hiervan is de kennisgeving verdwenen bij aanvragen om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw en kan de vreemdeling een schriftelijke aanvraag indienen.

In paragraaf A3/7.3 Vc zijn de verschillende vormen van te verlenen uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw opgenomen.

In paragraaf A3/7.3.1 Vc is opgenomen wat de ingangsdatum van het te verlenen uitstel van vertrek is. In een tweetal uitspraken van 13 juli en 14 augustus 2015 (respectievelijk ECLI:NL:RVS:2015:2342 en ECLI:NL:RVS:2015:2673) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat bij het beleid om als ingangsdatum van uitstel vertrek op grond van artikel 64 de datum van de inwilligende beslissing te hanteren, geen rekening is gehouden met de situatie waarin uitsluitend als gevolg van een aan de Staatssecretaris toe te rekenen omstandigheid een verblijfsgat is ontstaan. Om die reden is nu in het beleid opgenomen dat de ingangsdatum van te verlenen uitstel van vertrek niet langer de datum van de beslissing op de aanvraag is, maar dat de datum van de aanvraag als ingangsdatum van het uitstel van vertrek wordt gehanteerd. Uitzondering hierop is de situatie die de voor de beoordeling van de aanvraag relevante bewijsmiddelen niet heeft aangeleverd bij zijn aanvraag, maar pas later in de procedure. In dat geval geldt als ingangsdatum de datum waarop de vreemdeling zijn aanvraag compleet heeft gemaakt.

Een andere uitzondering op de regel dat de datum van de aanvraag geldt als ingangsdatum van het uitstel van vertrek is als de vreemdeling uitstel van vertrek wordt verleend in afwachting van definitieve besluitvorming. In dat geval wordt als ingangsdatum nog steeds de datum van de beslissing gehanteerd. Reden hiervoor is dat bij deze toepassing van artikel 64 Vw in afwachting van definitieve besluitvorming geen sprake is van een inhoudelijke verlening van het uitstel van vertrek maar een procedurele. Op het moment dat de IND een definitieve beslissing neemt op het verzoek om uitstel van vertrek kan de ingangsdatum van het uitstel van vertrek wel verleend worden met datum aanvraag of zoveel later als de vreemdeling zijn aanvraag compleet heeft gemaakt.

In paragraaf A3/7.3.1 Vc is tevens opgenomen, dat de IND verleend uitstel van vertrek kan intrekken als de vreemdeling onvoldoende medewerking verleent aan het terugkeertraject of als de vreemdeling onvoldoende meewerkt aan het onderzoek van de DT&V met het oog op de toegankelijkheid van de medische zorg van de vreemdeling in het land van herkomst.

In paragraaf A3/7.3.2 Vc zijn de verschillende toepassingsmogelijkheden van het verlenen van uitstel van vertrek opgenomen in afwachting van definitieve besluitvorming. Nieuw bij deze toepassingsmogelijkheden is de mogelijkheid om uitstel van vertrek te verlenen in afwachting van definitieve besluitvorming, zolang de DT&V onderzoek verricht naar de gewenste toegankelijkheid van de medische zorg in het land van herkomst of land van bestendig verblijf. Nadat de IND bericht heeft ontvangen van de DT&V of de vreemdeling benodigde toegang tot de medische zorg kan verkrijgen, zal de IND een definitief besluit nemen op de aanvraag om uitstel van vertrek.

Deze vorm van voorlopig uitstel van vertrek kan worden verleend voor een periode van maximaal zes maanden. De IND kan deze periode ambtshalve verlengen. Na één jaar onafgebroken uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw kan de vreemdeling er ook voor kiezen om een aanvraag in te dienen voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verband houdend met medische behandeling.

In paragraaf A3/7.3.2.8 Vc is verduidelijkt wat de IND verstaat onder een klinische opname, die aan reizen in de weg staat.

In paragraaf A3/7.5 Vc is verduidelijkt dat een verzoek om voorlopige voorziening ook niet in Nederland mag worden afgewacht, als de aanvraag om uitstel van vertrek is afgewezen met toepassing van artikel 4:6 Awb. Dit is in lijn met de redenen zoals die staan opgenomen in paragraaf B1/7.3 Vc.

In paragraaf A3/7.6 Vc is overgangsrecht opgenomen. Hierin is opgenomen dat een openstaande aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw wordt getoetst aan het beleid zoals dat geldt met ingang van dit WBV, aansluitend bij de onmiddellijke werking die voortvloeit uit de wijziging van het beleid.

Verder maakt de tekst duidelijk dat de vreemdeling die nog een openstaande aanvraag vóór een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft lopen van voor onderhavige beleidswijziging en waarop nog geen beslissing is genomen, niet in aanmerking kan komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar dat aan hem een uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw verleend kan worden als de vreemdeling voldoet aan de voorwaarden voor uitstel vertrek als beschreven in paragraaf A3/7.1.3 t/m A3/7.1.5 Vc.

Na inwerkingtreding van dit WBV zal slechts in het geval dat het BMA concludeert dat zich naar alle waarschijnlijkheid een medische noodsituatie op de korte termijn voor zal doen bij het uitblijven van behandeling, voor de IND die medische noodsituatie vast staan. Een kleine kans op een medische noodsituatie (blijkend uit een formulering als: ‘niet valt uit te sluiten’) is niet voldoende. Voor zover om medische redenen een verblijfsvergunning asiel is verleend, zal in een minder stellige conclusie van het BMA geen reden gezien worden om de vergunning in te trekken, tenzij de medische gesteldheid sindsdien is verbeterd en er om die reden in het BMA-advies een andere conclusie wordt bereikt.

De aanvraag van een vreemdeling voor verlenging van de hem op grond van artikel 3 EVRM medisch verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd of voor verlening van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd, wordt getoetst aan het beleid zoals dat gold voor de inwerkingtreding van dit WBV. In die gevallen kan – als uitzondering op de hoofdregel – nog een asielvergunning worden verleend, zodat de rechtspositie van de vreemdeling niet verslechtert.

B

Hoofdstuk B8/9 Vc is minder ingrijpend gewijzigd. Vanwege de verbondenheid met paragraaf A3/7 Vc is ervoor gekozen ook deze paragraaf in zijn geheel opnieuw te publiceren. In de toelichting hieronder wordt enkel ingegaan op de inhoudelijke wijzigingen.

De voorwaarden voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning regulier verband houdend met medische behandeling komen grotendeels overeen met de voorwaarden voor het verlenen van uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw. Daar waar mogelijk wordt daarom in paragraaf B8/9 Vc verwezen naar paragrafen in A3/7 Vc. Zo gelden bijvoorbeeld de voorwaarden met betrekking tot de feitelijke toegankelijkheid zowel bij de procedure om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw als bij de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verband houdend met medische behandeling. In B8/9.1.7 Vc is daarom volstaan met een verwijzing naar A3/7.1.5 Vc.

In paragraaf B8/9.1.1 Vc is opgenomen dat de IND geen verblijfsvergunning regulier verleent indien de vreemdeling onvoldoende heeft meegewerkt aan het onderzoek van de DT&V naar de benodigde toegankelijkheid van de medische zorg of het realiseren van het vertrek.

In paragraaf B8/9.1.1 Vc is verder analoog aan paragraaf A3/7.3.1 Vc gesteld wat de ingangsdatum is van de te verlenen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Kortheidshalve wordt hier verwezen naar wat er onder deel A hierboven al over is vermeld.

Verder is opgenomen dat bij de aanvraag verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘medische behandeling’, om verlenging van de geldigheidsduur van de verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en de aanvraag van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met niet-tijdelijke humanitaire gronden op grond van artikel 3.51, eerste lid, onderdeel a, ten tweede, en artikel 3.51, eerste lid, onderdeel b, Vb, niet wordt tegengeworpen dat het BMA minder stellig is over de waarschijnlijkheid dat zich een medische noodsituatie op korte termijn zal voordoen.

Na inwerkingtreding van dit WBV zal slechts in het geval dat het BMA concludeert dat zich naar alle waarschijnlijkheid een medische noodsituatie op de korte termijn voor zal doen bij het uitblijven van behandeling, voor de IND die medische noodsituatie vast staan. Een kleine kans op een medische noodsituatie (blijkend uit een formulering als: ‘niet valt uit te sluiten’) is niet voldoende. Voor zover om medische redenen een verblijfsvergunning regulier is verleend, zal in een minder stellige conclusie van het BMA geen reden gezien worden om vergunning in te trekken, mits de medische gesteldheid ongewijzigd is gebleven.

C

In paragraaf C2/3.3 onder ‘medische behandeling’ is de tekst aangepast naar aanleiding van de uitspraak van het EHRM inzake Paposhvili tegen België. De vreemdeling van wie wordt aangenomen dat er sprake is van een reëel risico op schending van artikel 3 EVRM om medische redenen krijgt niet langer een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw. Voor de geldende voorwaarden en het overgangsrecht wordt verwezen naar paragraaf A3/7 Vc.

In paragraaf C2/3.3 onder ‘Willekeurig geweld en mensenrechtensituatie’ is een typefout hersteld.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze, de directeur-generaal Vreemdelingenzaken, J.C. Goet

Naar boven