Besluit beleidsregel UWV normbedragen voorzieningen 2017

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

besluit:

HOOFDSTUK 1: ALGEMEEN KADER

Artikel 1: Normbedragen

De normbedragen voor voorzieningen, als bedoeld in:

  • artikelen 34a en 35 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,

  • artikelen 2:22 en 2:23 van de Wet Werk en Arbeidsondersteuning Jonggehandicapten,

  • artikel 19a van de Wet overige OCW-subsidies

  • artikelen 3, 5, 6, 7, 13, 14, 15,15a, 15b en 18 van het Reïntegratiebesluit en de

  • artikelen 3, 5, 6, 7 en 8 van het Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap

worden vastgesteld op de bedragen, genoemd in de bijlage bij dit Besluit.

Artikel 2: Algemene begrippen:

In dit besluit wordt verstaan onder:

Dienstbetrekking:

Een dienstbetrekking in de zin van artikel 3 van de ZW/WAO/WW of een op grond van artikel 4 of 5 van de ZW/WAO/WW daarmee gelijkgestelde arbeidsverhouding.

Klant:

een natuurlijk persoon met structureel functionele beperkingen. Tot het begrip Klant behoort ook de Leerling.

Leerling:

een natuurlijk persoon zoals omschreven in artikel 19a lid 1 van de Wet Overige OCW-subsidies.

Leefvervoer:

vervoer in de privésfeer van een Klant.

Ministerie OCW:

Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap

Ministerie SZW:

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Normbedrag:

de maximale vergoeding die UWV voor de verstrekking van Voorziening betaalt.

Onderwijsvoorziening:

een Voorziening die een Leerling ondersteunt bij het volgen van onderwijs.

Reisvergoeding:

De vergoeding voor gereden kilometers die door de Tolk en de overige verleners van intermediaire activiteiten, als werktijd wordt beschouwd. Hierbij is ook de fiscaal toegestane norm onkostenvergoeding per kilometer begrepen.

Startende zelfstandige:

de natuurlijk persoon die, anders dan in Dienstbetrekking, arbeid in zelfstandig beroep of bedrijf gaat verrichten of verricht, teneinde zich daarmee een inkomen te verwerven.

Structureel functionele beperkingen:

beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek. Gaat het om beperkingen bij het verrichten van inkomensvormende arbeid, dan is de verwachting dat deze minimaal één jaar zullen duren. Beperkingen die ertoe leiden dat een Leerling belemmeringen ondervindt bij het volgen van onderwijs duren naar verwachting tenminste 3 maanden.

Tolk:

een vertaler van (gesproken) tekst in woord of gebaar die in het Register Tolken Gebarentaal (RTG www.stichtingrtg.nl) staat ingeschreven. Een communicatie assistent kan niet als Tolk optreden.

Tolk op afstand:

een Tolk die zijn tolkdiensten verricht vanuit een eigen werklocatie, niet zijnde de locatie waar de Klant – die gebruik maakt van de Tolk- zich bevindt.

Voorziening:

een middel of dienst die beoogt de beperkingen als gevolg van ziekte en/of gebrek voor het vinden en/of verrichten van inkomensvormende arbeid of het deelnemen aan regulier onderwijs zoveel als mogelijk weg te nemen.

UWV:

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen.

Werkvoorziening:

een Voorziening die een Klant ondersteunt bij het aan het werk gaan of bij de uitoefening van zijn werkzaamheden.

Werkgever:

een werkgever in de zin van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.

HOOFDSTUK 2: VERVOERSVOORZIENINGEN

Artikel 3: Kilometervergoeding

  • 1. De kilometervergoedingen volgens de normbedragen C221, C25-I en C25-V worden verstrekt op basis van de woon- werkafstand of woon-schoolafstand. Deze afstand wordt bepaald volgens de ANWB-routeplanner “snelste route”, op basis van volledige postcodes en wordt per enkele reis afgerond naar boven op hele kilometers.

  • 2. De aftrek van de eigen bijdrage, genoemd in de normbedragen C26-I en C26-II, wordt berekend over de afstand als bedoeld als in het eerste lid.

Artikel 4: Taxikostenvergoeding

  • 1. Een taxikostenvergoeding volgens het normbedrag C31 wordt verstrekt als de Klant niet meer dan 100 meter kan lopen en voor elke verplaatsing buitenshuis is aangewezen op een taxi.

  • 2. De combinatievergoeding volgens het normbedrag C34 wordt verstrekt als de Klant voor het Leefvervoer niet uitsluitend is aangewezen op vervoer per taxi, maar ook gebruik kan maken van alternatief vervoer.

HOOFDSTUK 3: TOLKEN

Artikel 5: Uurvergoeding Tolken en intermediaire dienstverleners

  • 1. De uurvergoeding volgens de normbedragen E17-I en E 17-III verstrekt UWV uitsluitend voor feitelijk uitgevoerde dienstverlening en bij een minimale inzet van:

    • a. één lesuur in onderwijssituaties tussen 08:00 en 18:00 uur op basis van de werkelijke lengte in minuten, of

    • b. één kwartier in alle overige voorkomende situaties.

    Afronding vindt plaats op hele kwartieren naar boven en geldt per getolkte tijd, per opdracht en per locatie in een etmaal.

  • 2. Voor opdrachten binnen Nederland wordt in geval van de hieronder vermelde buitengewone werktijden, de uurvergoeding vastgesteld op het daarbij aangegeven percentage van de in het eerste lid bedoelde uurvergoedingen. De in het eerste lid bedoelde uurvergoedingen worden als volgt verhoogd in geval van buitengewone werktijden:

    Maandag t/m vrijdag: 0.00 uur tot 6.00 uur: 140%

    6.00 uur tot 8.00 uur: 120%

    18.00 uur tot 22.00 uur: 120%

    22.00 uur tot 24.00 uur: 140%

    Zaterdag: 0.00 uur tot 6.00 uur: 140%

    6.00 uur tot 22.00 uur: 130%

    22.00 uur tot 24.00 uur: 140%

    Zondag/feestdag: 0.00 uur tot 24.00 uur: 145%

    Voor opdrachten op werkdagen van maandag tot en met vrijdag tussen 8.00 uur tot 18.00 uur vergoedt UWV 100% van de in het eerste lid bedoelde uurvergoeding.

    Voor opdrachten in het buitenland wordt, ongeacht de werktijden, 100% van de in het eerste lid bedoelde uurvergoeding vergoed.

  • 3. UWV vergoedt de door de Tolk verrichte activiteiten tijdens eventuele pauzes van de Klant. Vergoeding vindt plaats onder voorwaarde dat de activiteiten er op gericht zijn om het sociale netwerk van de Klant te onderhouden.

Artikel 6: Specifieke regels voor opdrachten in het onderwijs

  • 1. Voor opdrachten in het onderwijs wordt de uurvergoeding als volgt gedifferentieerd in percentages van de normbedragen E17-I en E17-III.

    • a. in wetenschappelijk en hoger beroepsonderwijs: 105%

    • b. in het middelbaar (beroeps) onderwijs: 100%

    • c. in het lager onderwijs: 95%

Artikel 7: Reisvergoeding van Tolken en intermediaire dienstverleners

  • 1. UWV verstrekt de Reisvergoeding volgens de normbedragen E17-A1 en E17-A3 op basis van het aantal werkelijk gereisde kilometers. Dit aantal wordt bepaald aan de hand van de ANWB-routeplanner ‘snelste route’, op basis van volledige postcodes en per enkele reis. Afronding vindt plaats naar boven op hele kilometers. Voor de Reisvergoeding geldt een maximum van 110 kilometer per enkele reis.

  • 2. De Reisvergoeding wordt verstrekt bij een reisafstand op basis van minimaal één cijfer of letter verschil in de postcode.

  • 3. Uitsluitend voor Klanten die doof en blind of doof en zeer slechtziend zijn, hanteert UWV geen maximum voor het aantal te reizen kilometers. De Tolk en de overige intermediaire dienstverlener kan binnen redelijke grenzen – dit ter beoordeling aan UWV – extra kilometers rijden voor het ophalen en/of thuisbrengen van de Klant.

Artikel 8: Afwijkende vergoeding tolkopdrachten

  • 1. Voor groepsgewijze toepassingen van de inzet van Tolken wijkt UWV af van de vergoedingen als bedoeld in artikel 5 eerste en tweede lid, en artikel 7 lid 1. UWV verstrekt in deze situatie op basis van maatwerk een passende vergoeding.

  • 2. Indien er sprake is van teamtolken, waarbij twee Tolken tegelijkertijd voor één Klantoptreden, vergoedt UWV elke tolk 100% van het geldende Normbedrag. De voorwaarden voor inzet van een teamtolk zijn:

    • a. de opdrachtduur is langer dan twee klokuren;

    • b. van tevoren staat vast dat gedurende de opdracht geen pauzes van de Tolk mogelijk zijn;

    • c. van tevoren staat vast dat het achtereenvolgens inzetten van verschillende Tolken niet mogelijk is.

  • 3. Voor opdrachten, die in het buitenland plaatsvinden, wordt geen teamtolkvergoeding verstrekt.

  • 4. Een aanvraag voor vergoeding van tolkopdrachten als bedoeld in het eerste lid dient uiterlijk drie weken voorafgaand aan de datum van uitvoering van de opdracht bij UWV te zijn ingediend.

  • 5. Een Klant kan binnen het aan hem aantal toegekende uren – in het werkdomein – naar eigen inzicht gebruik maken van een teamtolk als bedoeld in het tweede lid. Een Leerling dient voor inzet van een teamtolk als bedoeld in het tweede lid, een aanvraag voor vergoeding uiterlijk drie weken voorafgaand aan de datum van uitvoering van de opdracht bij UWV in te dienen.

  • 6. De leden 1 t/m 5 zijn niet van toepassing op de tolkdiensten, die worden verleendaan Klanten die doof en blind of doof en zeer slechtziend zijn als bedoeld in artikel 7, derde lid.

  • 7. Voor de Tolk op afstand wordt de uurvergoeding E 17-I gehanteerd. UWV verstrekt naast deze uurvergoeding ofwel een extra vergoeding van 30% van de uurvergoeding E 17-I voor voorbereiding en afronding van de opdracht ofwel de Reisvergoeding E17-AI op basis van het bepaalde in artikel 7. UWV verstrekt niet beide aanvullende vergoedingen naast de uurvergoeding E 17-I.

Artikel 9: Annulering van tolkopdrachten

  • 1. Een opdracht, die aantoonbaar binnen 24 uur voor het afgesproken tijdstip van uitvoering wordt geannuleerd, wordt voor 50% van de geldende norm vergoed. Opdrachten die langer dan 24 uur voor het afgesproken tijdstip van uitvoering worden geannuleerd, worden in het geheel niet vergoed.

  • 2. Indien de oorzaak van de annulering aan de Tolk moet worden toegeschreven, verstrekt UWV geen vergoeding.

  • 3. Is de feitelijke tijdsduur van de opdracht korter dan de oorspronkelijke tijdsduur die tussen de Tolk en de Klant is afgesproken, dan merkt UWV dit verschil als geannuleerde tijd aan. Dit verschil bedraagt tenminste vijftien minuten, omdat verrekening plaatsvindt in hele kwartieren. Het totaal van getolkte tijd en geannuleerde tijd mag de oorspronkelijk overeengekomen duur van de opdracht niet overtreffen.

  • 4. UWV verstrekt geen Reisvergoeding voor volledig geannuleerde opdrachten. Deze bepaling geldt, ook in de situatie dat het bericht van de annulering de Tolk te laat of in het geheel niet heeft bereikt.

  • 5. Mocht er sprake zijn van een annulering ter plaatse, dan vergoedt UWV de door de Tolk gemaakte reiskosten.

HOOFDSTUK 4: SLOTBEPALINGEN

Artikel 10: Intrekking

Het besluit Beleidsregel UWV normbedragen voorzieningen 2015 wordt ingetrokken.

Artikel 11: Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregel UWV normbedragen voorzieningen 2017.

Artikel 12: Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2017.

Dit besluit wordt met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant geplaatst.

Amsterdam, 17-01-2017

B.J. Bruins Voorzitter Raad van Bestuur UWV

     

per

per

   

code

beschrijving

toelichting

1 juli 2016

1 januari 2017

Werk

Onderwijs

ALGEMENE NORMBEDRAGEN

Drempelbedrag voorzieningen

       

B11

Drempelbedrag waar beneden geen vergoeding wordt verleend.

Voorzieningen die minder dan dit bedrag kosten, worden niet vergoed. Meerdere aangevraagde voorzieningen die ieder minder kosten dan het drempelbedrag kunnen worden opgeteld en vergoed.

€ 132,00

€ 133,24

X

X

(kostenbedrag inclusief BTW)

         

Referentieauto

C18-II

Normbedrag referentieauto

Een referentieauto is een gemiddeld type auto standaard voorzien van faciliteiten.

€ 21.500,00

€ 21.500,00

X

X

(aanschafbedrag inclusief BTW)

         

C18-III

Eigen bijdrage verzekeringskosten bij noodzakelijke aanschaf van een auto boven de kosten van de referentieauto

Dit maandelijkse bedrag wordt op de feitelijke maandelijkse kosten in mindering gebracht (eigen bijdrage).

€ 96,29

€ 96,47

X

X

C18-IV

Eigen bijdrage motorrijtuigenbelasting bij noodzakelijke aanschaf van een auto boven de kosten van een referentieauto

Dit maandelijkse bedrag wordt op de feitelijke maandelijkse kosten in mindering gebracht (eigen bijdrage).

€ 33,94

€ 34,00

X

X

Inkomensgrenzen voor vervoersvoorzieningen voor het woon- werk en het privé vervoer

C20-I

Inkomensgrens woon- werk en privé vervoer

Deze inkomensgrens geldt niet voor het woon- schoolvervoer. Boven deze inkomensgrens is geen vergoeding mogelijk behalve voor (rolstoel)taxi. Hiervoor is soms vergoeding mogelijk.

€ 37.167,72

€ 37.238,34

X

X

C20-III

Inkomensgrens woon- werk en privé vervoer als in één gezin meer vervoersvoorzieningen nodig zijn

Deze inkomensgrens geldt niet voor het woon- schoolvervoer.

€ 55.752,09

€ 55.858,02

X

X

Kilometervergoeding bruikleenauto van Welzorg

C22

Kilometervergoeding bruikleenauto

Deze vergoeding is bedoeld voor de brandstofkosten van een auto. De eigen bijdrage gaat hier nog wel vanaf.

€ 0,13

€ 0,13

X

X

Kilometervergoeding voor auto’s in eigen bezit

C25-I

Personenauto

Dit is een vergoeding voor het bezit en gebruik van een eigen auto. De eigen bijdrage gaat hier nog wel vanaf.

€ 0,49

€ 0,49

X

X

C25-V

Bestelauto/busje

Dit is een vergoeding voor het bezit en gebruik van een eigen bestelauto of busje. De eigen bijdrage gaat hier nog wel vanaf.

€ 0,61

€ 0,61

X

X

Algemeen gebruikelijke kosten woon-werkvervoer per kilometer

C26-I

Algemeen gebruikelijke kosten woon- werkvervoer per kilometer

Gemiddelde kosten van één kilometer openbaar vervoer in Nederland die op het woon- werkvergoeding in mindering wordt gebracht. Dit bedrag is de eigen bijdrage.

€ 0,14

€ 0,14

X

 

C26-II

Algemeen gebruikelijke kosten woon- werkvervoer per kilometer boven de inkomensgrens C20-I en C20-III

De kosten zijn gelijk aan de kosten van het bezit en gebruik van een eigen auto. Dit bedrag wordt in mindering gebracht op de (rolstoel) taxikosten of de kosten van speciale auto's

€ 0,49

€ 0,49

X

 

Vervoerskostenvergoeding voor privé-kilometers

C31

Taxikostenvergoeding

Indien ook een vergoeding is gegeven voor het woon- werkvervoer. De vergoeding kan niet separaat worden aangevraagd. Het betreft een vast jaarlijks bedrag.

€ 3.982,22

€ 3.989,79

X

X

C32

Vergoeding voor visueel gehandicapten

Indien ook een vergoeding is gegeven voor het woon- werkvervoer. De vergoeding kan niet separaat worden aangevraagd. Het betreft een vast jaarlijks bedrag.

€ 1.989,59

€ 1.993,37

X

X

C33

Rolstoeltaxikostenvergoeding

Indien ook een vergoeding is gegeven voor het woon- werkvervoer. De vergoeding kan niet separaat worden aangevraagd. Het betreft een vast jaarlijks bedrag.

€ 4.865,58

€ 4.874,82

X

X

C34

Combinatievergoeding (taxi + overig vervoer)

Indien ook een vergoeding is gegeven voor het woon- werkvervoer. De vergoeding kan niet separaat worden aangevraagd. Het betreft een vast jaarlijks bedrag.

€ 1.773,66

€ 1.777,03

X

X

Begeleidingskosten

C71

Vergoeding reiskosten begeleider per jaar

Jaarlijkse vergoeding als de arbeidsgehandicapte klant niet zelf kan reizen en de begeleider een deel niet samen kan reizen (bijv. de terugweg).

€ 860,20

€ 861,83

X

X

VOORZIENINGEN VOOR INTERMEDIAIRE DIENSTVERLENING

E17-I

Uurvergoeding geregistreerde tolk gebarentaal of schrijftolk (bedrag exclusief BTW)

Registratie van tolk op www.stichtingrtg.nl

€ 53,15

€ 53,25

X

X

E17-III

Uurvergoeding voor intermediare dienstverleners visueel gehandicapten en motorisch gehandicapten. NB communicatieassistent is komen te vervallen per 01-01-2015 (bedrag exclusief BTW)

 

€ 19,83

€ 20,02

X

X

E17-A1

Reisvergoeding geregistreerde doventolk per kilometer (bedrag exclusief BTW)

 

€ 0,69

€ 0,69

X

X

E17-A3

Reisvergoeding voor intermediare dienstverleners visueel gehandicapten en motorisch gehandicapten. NB communicatieassistent is komen te vervallen per 01-01-2015 (bedrag exclusief BTW)

Inclusief vergoeding voor gereisde werktijd; reisvergoeding voor student-tolk is vervallen.

€ 0,31

€ 0,31

X

X

MEENEEMBARE VOORZIENINGEN

G22-I

Computer/laptop/tablet (één maal per 4 jaar) (bedrag inclusief BTW)

De vergoeding is gericht op een middel zonder aanpassingen.

€ 799,48

€ 801,00

X

X

BRUIKLEENVERSTREKKING

I12

Een voorziening wordt in bruikleen verstrekt als deze meer kost dan het vastgestelde bedrag.

In geval van bruikleen kunnen additionele kosten als onderhoud en reparatie door UWV worden vergoed.

€ 3.588,55 Contractuele uitzonderingen mogelijk

€ 3.595,37 Contractuele uitzonderingen mogelijk

X

X

(beneden dit bedrag verstrekking in eigendom)

         

JOBCOACHING/PERSOONLIJKE ONDERSTEUNING (alleen werkvoorziening)

Q1

Uurvergoeding voor jobcoaching/ persoonlijke ondersteuning

 

€ 75,68

€ 75,82

X

 
 

(Bedrag exclusief BTW)

         

NORMBEDRAGEN VOOR STARTENDE ZELFSTANDIGEN

Z1

Inkomensgrens startende zelfstandigen 3 jaar na de start.

Op basis van het gemiddelde jaarinkomen van de voorgaande drie arbeidsjaren wordt vastgesteld of de zelfstandige nog in aanmerking komt voor vergoeding van voorzieningen. Het gemiddelde jaarinkomen mag dan niet hoger zijn dan het normbedrag Z1.

€ 82.090,03

€ 82.385,55

X

 

Z2

Vergoeding kosten begeleiding startende zelfstandigen vóór en ná de start.

 

€ 3.693,56

€ 3.706,86

X

 

(bedrag vergoeding incl.BTW)

         

Z3

Voorbereidingskrediet startende zelfstandige

Dit bedrag is bestemd voor oriënterende activiteiten van de starter zoals netwerkcontacten en vakbeurzen. De indexering van het bedrag Z3 volgt de jaarlijkse indexering van het starterskrediet door SZW.

€ 2.889,07

€ 2.899,47

X

 
 

(bedrag vergoeding incl.BTW)

         

INTERNE JOBCOACHING (alleen werkvoorziening)

       

Q2

Subsidiebedrag voor interne jobcoaching voor een dienstbetreking

         
 

Begeleidingsregimes

jaar 1

jaar 2

jaar 3 en verder

 

licht

€ 2.700,00

€ 1.400,00

€ 1.400,00

 

midden

€ 4.500,00

€ 2.700,00

€ 1.400,00

 

intensief

€ 6.800,00

€ 4.500,00

€ 2.700,00

 

Subsidiebedrag voor interne jobcoaching voor een proefplaatsing

         
 

Begeleidingsregimes

     
 

licht

€ 500,00

   
 

midden

€ 600,00

   
 

intensief

€ 750,00

   

TOELICHTING OP HET BESLUIT BELEIDSREGEL UWV NORMBEDRAGEN VOORZIENINGEN 2017

I. Toelichting algemeen

Aard van dit besluit

Het besluit Beleidsregel UWV normbedragen 2017 bevat uitsluitend de beleidsregels die verband houden met de vaststelling en wijziging van normbedragen inzake de verstrekking van Vervoersvoorzieningen en intermediaire Voorzieningen. De in het besluit vermelde beleidsregels betreffen een nadere invulling van hetgeen is opgenomen in de

  • artikelen 34a en 35 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,

  • artikelen 2:22 en 2:23 van de Wet Werk en Arbeidsondersteuning Jonggehandicapten,

  • artikel 19a van de Wet overige OCW-subsidies,

  • artikelen 3, 5, 6, 7, 13, 14, 15,15a, 15b en 18 van het Reïntegratiebesluit en de

  • artikelen 3, 5, 6, 7 en 8 van het Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap, en

  • het UWV-besluit intermediaire activiteiten 2006.

Aanvullend op het hierbovenvermelde zijn in dit besluit zijn tevens de normbedragen opgenomen m.b.t. de volgende voorzieningen:

Op grond van de in artikel 1 van de Beleidsregel UWV normbedragen voorzieningen 2017 genoemde wetsartikelen is UWV bevoegd voorzieningen te verstrekken tot behoud, herstel of bevordering van de arbeidsgeschiktheid.

Voor de verstrekking van de voorzieningen hanteert UWV normbedragen die periodiek worden vastgesteld. In dit besluit zijn de normbedragen opgenomen, zoals deze gelden met ingang van 1 januari 2017.

Invloed van de Participatiewet

De in dit besluit opgenomen bedragen hebben uitsluitend betrekking op de wettelijke opdracht die UWV heeft inzake de verstrekking van Voorzieningen uit hoofde van de Wet WIA, de Wet Wajong, het Reïntegratiebesluit en het Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap en de Wet Overige OCW Subsidies.

Perioden in het jaar waarin van voorzieningen gebruik wordt gemaakt

UWV gaat er bij de vaststelling van de normbedragen van uit dat een Klant niet het gehele jaar gebruik maakt van de Voorzieningen. Zo heeft bijvoorbeeld in het geval van een Dienstbetrekking met een looptijd van een jaar, de Klant de Werkvoorziening maximaal 48 weken nodig. UWV houdt namelijk rekening met perioden van niet werken als gevolg van bijvoorbeeld vakantie. Voor Onderwijsvoorzieningen gaat UWV ervan uit dat deze maximaal 40 weken per jaar nodig zijn (voor een volledig schooljaar).

Bij Dienstverbanden korter dan een jaar zal UWV de omvang van de Voorziening – indien het een vergoeding betreft – naar rato vaststellen.

De aanpassingen

De indexering van de normbedragen ten opzichte van de bedragen zoals die op 31 december 2016 golden op grond van de Beleidsregels UWV normbedragen voorzieningen 2015 heeft als volgt plaatsgevonden:

  • Op basis van de CBS-prijsindex (1 september 2016) zijn de bedragen op welke dit prijsindexcijfer van toepassing is, verhoogd met 0,19%.

  • Het drempelbedrag (B 11) is op basis van de stijging van het wettelijk minimumloon per 1 januari 2017 verhoogd met 0,94%.

  • De bedragen voor Voorzieningen van startende zelfstandigen (de Z-bedragen) zijn met 0,36% verhoogd. Hiermee volgt UWV het maximale bedrag van het starterskrediet dat voor het jaar 2017 door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is vastgesteld op € 35.667,–.

UWV bepaalt of een normbedrag wordt aangepast aan het CBS-prijsindexcijfer. De normen die zijn gebaseerd op het wettelijk minimumloon volgen te allen tijde de aanpassingen hiervan.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 3, eerste lid

Voor de bepaling van de ‘snelste’ route geldt in eerste instantie de ANWB-routeplanner. Als het resultaat daarvan afwijkt van de gedeclareerde afstand zal er een tweede check plaatsvinden op basis van route.nl (systeem van Falke). Als er geen noemenswaardig verschil is tussen de uitkomsten van beide routeplanners, volgt UWV de uitkomst van de ANWB-routeplanner

Artikel 4: Taxikostenvergoeding

Artikel 4, eerste lid: verstrekkingsgrond

UWV verstrekt voor het Leefvervoer een vergoeding waarmee op jaarbasis een afstand tussen de 1500 tot 2000 kilometer door de Klant kan worden overbrugd.

Artikel 4, tweede lid: combinatievergoeding

De combinatievergoeding wordt verstrekt voor het Leefvervoer van een Klant die niet uitsluitend is aangewezen op een taxi. De Klant kan met deze vergoeding gebruik maken van een (goedkoper) alternatief zoals bijvoorbeeld een (bel)bus. Daarom is de hoogte van deze vergoeding lager dan de taxikostenvergoeding als bedoeld in artikel 4 lid 1.

Artikel 5: Uurvergoeding Tolken

Artikel 5, eerste lid

Om in aanmerking te kunnen komen voor de vergoeding E17-I dient ingevolge de definitie van Tolk zoals opgenomen in artikel 2 van dit besluit en dient de Tolk geregistreerd te zijn in het register van de Stichting Register Tolken Gebarentaal. Voor de normvergoedingen E17-I en E17-III geldt dat deze uitsluitend mag worden gedeclareerd over de tijd, waarin de gevraagde dienstverlening heeft plaatsgevonden afgerond op een heel kwartier.

Als afrondingsregel voor vergoeding geldt:

  • in onderwijssituaties: het lesuur. Hieronder wordt verstaan de op de desbetreffende onderwijsinstelling geldende (vaak korter dan een klokuur durende) lengte van de leseenheid.

  • de declaratie van lestijd over één etmaal in één onderwijsinstelling mag over het totaal naar boven worden afgerond op het eerstvolgende hele kwartier;

  • in alle overige situaties: per tolkopdracht naar boven op het eerstvolgende hele kwartier.

Het normbedrag E17-III is van toepassing op de intermediaire dienstverlener. Per 1 januari 2015 kan een communicatieassistent niet langer als Tolk optreden.

De hoogte van de uurvergoeding

Om in aanmerking te kunnen komen voor de vergoeding E17-I dient de Tolk geregistreerd te zijn in het register van de Stichting Register Tolken Gebarentaal.

Er mogen naast deze uurvergoeding geen kosten afzonderlijk worden vergoed, tenzij in dit besluit anders is bepaald.

De samenstelling van de overheadvergoeding

De vergoedingen per uur volgens de normbedragen E17-I en E17-III zijn vastgesteld inclusief een overhead- en risico-opslag van 43% van het loon- of inkomensgedeelte in de norm.

Deze opslag is bedoeld als tegemoetkoming in de kosten, die de werkgever van de Tolk cq. de zelfstandig werkende Tolk of intermediaire dienstverlener moet maken zoals onder meer:

(Totaal 43 procentpunten):

  • Registratie en onderhoud deskundigheid (8);

  • Werkgeverslasten en verzekeringen (7);

  • Ondernemersrisico en acquisitie opdrachten (8);

  • Kantoor- en administratiekosten (7);

  • Inconveniënte tijd, onder meer: pauzes en wachttijd tijdens en tussen opdrachten, alsmede de vrijval als gevolg van te laat geannuleerde opdrachten (totaal 13, inclusief 8 voor annuleringsschade) en

  • voor schrijftolken bovendien: kosten apparatuur, incl. opbouw- en afbraaktijd (maakt onderdeel uit van het inkomensgedeelte van de norm).

Artikel 5 tweede lid: toeslag buitengewone werktijden

Voor de bepaling van de verhoging van de uurvergoeding in geval van buitengewone werktijden is aansluiting gezocht bij de CAO Welzijn. Deze verhoging is uitsluitend van toepassing op de normbedragen E-17-I en E17-III en uitsluitend voor opdrachten binnen Nederland.

Met betrekking tot de vraag welke feestdagen voor een toeslag in aanmerking komen, volgt UWV de maatschappelijke ontwikkelingen.

De achterwachtregeling

De achterwachtregeling is een regeling die door de bemiddelaar wordt beheerd. Deze regeling houdt in dat de bemiddelaar in bijzondere situaties, meestal op ongewone tijdstippen, een Tolk regelt. De uurvergoeding vindt plaats op basis van het percentage, dat voor het desbetreffende tijdstip geldt (zie artikel 5 lid 2). Van de achterwachtregeling wordt vooral in de leefsfeer maar steeds vaker ook in de werk- en onderwijssfeer gebruik gemaakt.

Artikel 5, derde lid

Per 1 januari 2017 komen de tolkactiviteiten die een Tolk verricht tijdens de pauzes van een Klant – voor zover het gaat om het onderhouden van het (sociale) netwerk, komen voor vergoeding in aanmerking. Is er sprake van een pauze en de Tolk verricht geen activiteiten, dan kan de Tolk vanzelfsprekend geen declaratie over deze tijd indienen. Onder een pauze worden – in de onderwijssituatie – niet verstaan tussenuren en studie-uren. Een Tolk kan niet zijn eigen pauzes, waarin hij geen tolkactiviteiten verricht – declareren als getolkte tijd. De pauze van een Tolk is namelijk te zien als inconveniënte tijd. Zie in dit verband onder samenstelling overheadvergoeding.

Artikel 6: Specifieke bepalingen ten aanzien van tolkdiensten in het regulier onderwijs

Artikel 6, eerste lid: differentiatie naar type onderwijs

Aannemelijk is dat in het wetenschappelijk onderwijs en het hoger beroepsonderwijs de intensiteit van het onderwijs hoger is dan bij het middelbaar (beroeps) onderwijs. Bij het lager onderwijs is het aannemelijk dat de intensiteit lager is dan bij het middelbaar (beroeps) onderwijs In overleg met het Ministerie van OCW hanteert UWV bij het wetenschappelijk onderwijs en het hoger beroepsonderwijs een hogere factor en bij het lager onderwijs een lagere factor ten opzichte van het middelbaar (beroeps) onderwijs. De moeilijkheidsgraad van opdrachten is bij de vaststelling van deze factoren buiten aanmerking gelaten.

De in dit lid genoemde percentages worden alleen gewijzigd met instemming van het Ministerie OCW.

Artikel 7, eerste lid

Voor de bepaling van de ‘snelste’ route geldt het gebruik van de ANWB-routeplanner. Als de gedeclareerde afstand niet overeenkomt met het resultaat van de gebruikte routeplanner, vindt er een tweede check plaats op basis van route.nl, het systeem van Falke. In het geval er geen noemenswaardig verschil is, volgt UWV de uitkomst van het eerste gehanteerde systeem.

UWV vergoedt de reiskosten op basis van het werkelijk aantal gemaakte kilometers met een maximum van 110 kilometers per enkele reis. Dit is een verruiming ten opzichte van de Beleidsregel UWV normbedragen voorzieningen 2015.

Artikel 7, tweede lid

Het minimum voor de Reisvergoeding wordt bepaald door de postcodes van vertrek en aankomst. Dit betekent dat wanneer vertrek en aankomst in hetzelfde postcodegebied gelegen zijn (volgens de volledige postcode van zes posities) er geen vergoeding wordt verstrekt.

Artikel 7, derde lid: De doofblinde Klant

Voor Klanten die naast een ernstige auditieve handicap ook een ernstige visuele handicap hebben, legt UWV geen beperkingen op aan het aantal kilometers dat de Tolk ten behoeve van de doofblinde Klant rijdt.

In geval van een opdracht voor een Klant die naast een ernstige auditieve handicap ook een ernstige visuele handicap heeft, kan tot op zekere hoogte het gestelde maximum aantal kilometers worden overschreden. UWV bepaalt op basis van de omstandigheden of deze meerdere kilometers redelijk zijn. De Tolk mag ten behoeve van deze Klant tegen geldende normvergoeding omrijden om hem op te halen en/of terug naar huis te brengen. Voorwaarde is dat de Klant zelf deze dienstverlening van de dienstverlener vraagt.

Artikel 8: Afwijkende vergoedingen tolkopdrachten

De in dit artikel genoemde vergoedingen betreffen de standaard normbedragen, tenzij UWV met een Klant of Tolkorganisatie een specifieke regeling heeft getroffen.

Artikel 8, eerste lid: groepstoepassingen en buitenlandse opdrachten (het zogenoemde Madrid-model)

Voor groepsgewijze toepassingen en opdrachten in het buitenland kunnen speciale afspraken worden gemaakt. Bij toekenning van een vergoeding kan, onder meer op basis van het uitgangspunt “goedkoopst en adequaat”, naar beneden worden afgeweken van de bepalingen in dit besluit. Voorafgaande toestemming van UWV is een vereiste.

Ook kan ingeval van een groepstoepassing een op de situatie toegesneden vergoeding worden afgesproken voor de werkelijke reis- en verblijfkosten. Dit is een afwijking van de hoofdregel volgens welke reis- en verblijfkosten van de Tolk in het buitenland niet worden vergoed.

Aan de bemiddelaar kan worden verzocht om, op basis van de samenstelling van de groep, een aantal Tolken van de benodigde typen vast te stellen.

Voor Tolkdiensten in het buitenland geldt:

  • per dag wordt voor iedere doventolk een vergoeding verstrekt voor het daadwerkelijk benodigde aantal tolkuren, met een maximum van acht.

  • reis- en verblijfkosten van de Tolk, voor zover deze betrekking hebben op het buitenland, worden in het geheel niet vergoed. Uitzonderingen zijn ervoor groepsgewijze toepassingen, waarbij als uitgangspunt geldt de werkelijke reis- en verblijfskosten, op basis van een groepsarrangement.

UWV wil bevorderen dat voor een tijdelijk verblijf in het buitenland zoveel mogelijk van ter plaatse beschikbare dienstverlening gebruik wordt gemaakt. Hiervoor kan een vergoeding worden verstrekt ten behoeve van een Tolk ter plaatse, met inachtneming van de bepalingen van dit besluit.

Artikel 8, tweede, derde en vierde lid: voorwaarden ten aanzien van de inzet van teamtolken.

Indien er sprake is van teamtolken, waarbij maximaal twee Tolken tegelijkertijd voor één Klant optreden, vergoedt UWV per 1 januari 2017 elke Tolk 100% van het geldende normbedrag.

Een Klant – in het werkdomein – hoeft met ingang van 1 januari 2017 geen voorafgaande toestemming meer te vragen aan UWV voor inzet van een Teamtolk. Deze Klant kan naar eigen inzicht binnen het aantal aan hem toegekende tolkuren gebruik maken van een teamtolk. De inzet van een teamtolk vindt plaats binnen de daarvoor geldende voorwaarden.

Gaat het om inzet van een teamtolk voor een Leerling dan is wel nog voorafgaande toestemming nodig. Er bestaat hierover nog geen overeenstemming met Ministerie OC& W. Een Leerling dient uiterlijk 3 weken voor de inzet van een teamtolk een aanvraag in te dienen. Voor groepsgewijze toepassingen van de inzet van Tolken is voor alle Klanten – zowel in het werkdomein als het onderwijsdomein – nog wel toestemming van UWV nodig.

Artikel 8, zesde lid: Tolken op afstand

De Tolk op afstand is geen specifieke functie. Een Tolk kan voor de ene opdracht als Tolk op locatie werken en voor een andere opdracht als Tolk op afstand. Per opdracht moeten beide hoedanigheden strikt worden gescheiden. De normvergoeding voor een Tolk op afstand bedraagt de normvergoeding E17-I vermeerderd met een toeslag van 30% of de Reisvergoeding. Vergoeding van beide aanvullingen op de normvergoeding E 17-I ten behoeve van een en dezelfde opdracht is niet toegestaan.

Artikel 9: Annulering van tolkopdrachten

UWV brengt in geval van verhindering de Tolk voor een vergoeding van 50% van de normvergoeding over de gederfde uren in aanmerking. Deze vergoeding geldt in de onderwijssfeer, de werksfeer en de leefsfeer. Aanspraak op deze vergoeding bestaat uitsluitend wanneer de annulering aantoonbaar plaatsvindt binnen 24 uur vòòr aanvang van de opdracht.

UWV verstrekt geen Reisvergoeding voor geannuleerde opdrachten.

De Reisvergoeding wordt wel verstrekt als de annulering betrekking heeft op een kortere opdracht dan oorspronkelijk was afgesproken. De Reisvergoeding moet in deze situatie worden toegeschreven aan het deel van de opdracht dat wel is uitgevoerd.

Naast deze annuleringsvergoeding geldt de vergoeding, die hiervoor is opgenomen in de overheadopslag. (Zie de toelichting op artikel 5, tweede lid).

De Tolk kan de werkelijk getolkte tijd declareren volgens de in artikel 5 en 6 gestelde normen.

Werkelijk geleverde tijd door een Tolk is niet altijd gelijk aan de geboekte of geplande tijd. Duurt de opdracht korter, dan is de kortere tijd volgens de norm declarabel. Het niet gerealiseerde deel van de geplande of geboekte tijd kan de Tolk als een geannuleerde opdracht declareren. Hierbij geldt als voorwaarde dat deze tijd minimaal 1 kwartier bedraagt. Deze handelwijze geldt ook als de opdracht op een later tijdstip dan met de Tolk was afgesproken is begonnen.

Loopt de opdracht uit, dan is de langere getolkte tijd declarabel volgens de norm. Deze extra tijd wordt bij de duur van de oorspronkelijke opdracht opgeteld.

Mocht er sprake zijn van een annulering ter plaatse, dan vergoedt UWV de door de Tolk gemaakte reiskosten. Van een annulering ter plaatse is sprake als de Klant de Tolk niet van tevoren heeft kunnen informeren als gevolg van overmacht dat de tolkopdracht geen doorgang vindt. Denk in dit verband bijv. aan het niet doorgaan van een lesuur in verband met ziekte van een leerkracht of het om het laatste moment annuleren van een vergadering.

Artikel 11: Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2017 en heeft betrekking op de voorzieningen die op of na 1 januari 2017 worden toegekend of verstrekt. De eerdere Beleidsregels UWV-normbedragen voorzieningen en daarop gebaseerde Wijzigingsbesluiten blijven van toepassing op verstrekkingen en vergoedingen die door UWV in het kalenderjaar van de desbetreffende beleidsregels hebben plaatsgevonden.

TOELICHTING OP DE NORMBEDRAGEN DIE NIET IN DE ARTIKELEN VAN HET BESLUIT ZIJN GENOEMD

C18-II Referentieauto

UWV herziet het normbedrag voor de referentieauto een keer per vijf jaar. Hierbij maakt UWV gebruik van de uitgave “Mobiliteit in cijfers”van de stichting Bovag-RAI.

Voor het bedrag van de referentie-auto is gekozen voor een gemiddelde van de auto’s, die in de voorgaande periode in Nederland zijn gekocht.

C18-III Eigen bijdrage verzekeringskosten

De kosten van deze eigen bijdrage zijn afgeleid van een (vol) cascoverzekering die hoort bij een auto met een aanschafwaarde gelijk aan de referentieauto en met een no-claim van 50% zoals deze berekend zijn door de ANWB.

C18-IV Eigen bijdrage motorrijtuigenbelasting

De kosten van deze eigen bijdrage zijn gebaseerd op de gemiddelde kosten van de motorrijtuigenbelasting in Nederland voor een personenauto die op benzine rijdt en 975 kg zwaar is. Het gewicht is ontleend aan de uitgave ‘Mobiliteit in cijfers’ van de stichting Bovag-RAI.

Het is het gemiddelde gewicht van een auto in Nederland.

C 31 en C 33: inkomensgrenzen vervoer

De in 2017 te verwachten wijzigingen in het vaststellen van het inkomen zijn niet van zodanige aard en omvang dat de bedragen C 31 en C 33 moeten worden herzien ten opzichte van die in de Beleidsregels UWV normbedragen voorzieningen 2015.

G22-1 Computers

Onder computer wordt ook een laptop en/of tablet begrepen. UWV beschouwt in de werksfeer een computer als algemeen gebruikelijk. Voor een aantal onderwijsvormen is het bezit en gebruik van een computer als algemeen gebruikelijk. Zie hiervoor het UWV-besluit “Beleidsregels UWV vergoeding computers in het regulier onderwijs”. (Staatscourant 2012 18 december 2012, nr. 26156).

De aanvraag kan slechts betrekking hebben op één type computer. De Klant kan dus niet tegelijkertijd of kort achtereenvolgens voor een personal computer, een laptop en een tablet in aanmerking worden gebracht.

De verstrekkingduur bedraagt 4 jaar. Dit betekent dat de Klant geacht wordt ten minste vier jaar met het verstrekte Voorziening te doen.

Het normbedrag G22-1 geldt als maximumbedrag voor de eenvoudige computer voor de lees-en schrijffunctie. Voor alle computers geldt dat de Klant deze niet zelf mag aanschaffen maar dat aankoop via de centrale inkoopfunctie van UWV plaatsvindt.

I 12 De afbakening tussen voorzieningen die in bruikleen en die in eigendom worden verstrekt

Het bedrag I 12 is in principe bepalend voor de keuze of een Voorziening door UWV in bruikleen dan wel in eigendom wordt gegeven. Voorzieningen met een lagere aanschafprijs worden in de regel in eigendom gegeven aan de Klant tenzij UWV met zijn leveranciers hierover andere afspraken heeft gemaakt. In het geval van verstrekking in eigendom komen de kosten van onderhoud en verzekering voor rekening van de Klant zelf. Voorzieningen waarvan de aanschafprijs hoger is dan bedrag I 12 worden in bruikleen of lease aan de Klant gegeven. Kosten van onderhoud en verzekering komen in deze situatie voor rekening van UWV of van de bruikleen/lease-verstrekker.

UWV heeft met leveranciers afspraken gemaakt inzake levering, nazorg en onderhoud van de Voorziening. Deze afspraken gelden, ongeacht de kostprijs van de Voorziening.

Dit betekent dat het onderscheid op basis van bedrag I12 alleen nog geldt ten aanzien van voorzieningen waarvoor UWV geen vaste afspraken met leveranciers heeft gemaakt.

Q1 Jobcoach

De voorwaarden waaronder UWV een jobcoach als voorziening kan toekennen, zijn opgenomen in de Beleidsregel Protocol Jobcoach 2016, gepubliceerd in de Staatscourant van 27 januari 2016, nummer 3306. De vergoeding voor jobcoach betreft een all-in tarief. Reistijd, reiskosten etc. maken onderdeel uit van dit tarief.

Q 2 Interne Jobcoach

De voorwaarden waaronder UWV subsidie verleent voor een interne jobcoach is opgenomen in de Beleidsregel Protocol Interne Jobcoach 2015, gepubliceerd in de Staatscourant van 23 december 2014, nummer 36771. Het subsidiebedrag voor een interne jobcoach betreft een jaarbedrag ingeval een Klant een Dienstbetrekking van tenminste 24 uur per week heeft. UWV stelt het jaarbedrag naar rato vast, als het aantal te werken uren minder dan 24 uur bedraagt. Aan de Dienstbetrekking wordt een minimumgrens van tenminste 12 uur werken gesteld.

Z1 Inkomensgrens voor voorzieningen aan startende zelfstandigen

Met ingang van 1 januari 2010 geldt een wettelijke inkomensgrens ten aanzien van de Voorzieningen die aan Startende zelfstandigen zijn toegekend. UWV hanteert de inkomensgrens nadat de eerste drie jaar van de zelfstandige vestiging zijn verstreken.

De inkomensgrens Z1 geldt voor de meeneembare Voorzieningen, de aanpassingen aan de bedrijfsruimte en de intermediaire activiteiten die door de Startende zelfstandige worden aangevraagd.

De inkomensgrens Z1 geldt niet voor het starterskrediet en de bijbehorende instrumenten. Voor vervoersvoorzieningen gelden vanaf het eerste moment de inkomensgrenzen C 31 en C 33. Om te voorkomen dat een eenmalige piek in het inkomen van de pas gestarte zelfstandige tot een afwijzing of intrekking van Voorzieningen leidt, middelt UWV de vastgestelde inkomens van de laatste drie jaren. Hiermee nivelleert UWV eenmalige uitschieters in het inkomen van de zelfstandige (Reïntegratiebesluit, artikel 15b, tweede lid).

Gevestigde (niet-startende) zelfstandigen komen niet in aanmerking voor de Voorzieningen van de Wet WIA. De enige uitzondering op deze regel betreft de zelfstandigen die onder toepassing van de toenmalige Wet Rea een Voorziening hebben gekregen en die thans een verzoek indienen tot voortzetting of vervanging van deze Voorziening.

Z2 Begeleiding vóór en na de start

De kosten van begeleiding voor en na de start kunnen als Voorziening in de zin van art. 34a Wet WIA worden vergoed. Deze vergoeding kan UWV verstrekken aan alle aanvragers in een zelfstandig beroep of die een bedrijf willen starten. Bovendien kan deze begeleiding worden verstrekt aan Klanten, die bij UWV een aanvraag hebben ingediend voor een starterskrediet.

Begeleiding voor de start is in het bijzonder gericht op de voltooiing van het ondernemersplan, waarvoor de Startende zelfstandige zelf een eerste aanzet moet leveren.

Begeleiding na de start is gericht op de versterking van de ondernemersvaardigheden bijvoorbeeld bij het opstellen van de jaarrekening, de BTW-afdracht en de belastingaangifte. Voor elk van beide vormen van begeleiding kan een vergoeding tot het maximale bedrag van normbedrag Z2 worden verstrekt.

Als voorwaarde voor deze begeleiding stelt UWV dat de Startende zelfstandige niet tegelijkertijd in aanmerking is gebracht voor een re-integratietraject.

Begeleiding vóór en na de start dient niet te worden verward met het voorbereidingskrediet (zie onder Z3).

Z3 Voorbereidingskrediet

Het voorbereidingskrediet is bestemd voor de bekostiging van marketing-, netwerk- en overige voorbereidingsactiviteiten van de Startende zelfstandige. Het voorbereidingskrediet wordt, na toekenning van het eigenlijke starterskrediet, bij het bedrag van dit krediet opgeteld en dient op gelijke wijze en met hetzelfde rentepercentage te worden afgelost. In geval van afwijzing door UWV van de aanvraag starterskrediet behoeft het inmiddels verkregen bedrag van het voorbereidingskrediet niet te worden terugbetaald. UWV sluit hiermee aan op de uitvoeringspraktijk van het Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen.

B.J. Bruins Voorzitter Raad van Bestuur UWV


X Noot
1

De codes verwijzen naar de codelijst zoals opgenomen in de Bijlage bij deze Beleidsregel

Naar boven