De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op artikel 2.1, vijfde lid, van het Besluit zorgverzekering;
Besluit:
ARTIKEL I
Artikel 2.2, eerste lid, van de Regeling zorgverzekering wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen a, b en c vervallen.
2. De onderdelen d tot en met n worden geletterd a tot en met l.
3. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l (nieuw) door een puntkomma,
wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
-
m. van 1 oktober 2017 tot 1 oktober 2022 combinatiebehandeling van cytoreductieve chirurgie
en hypertherme intraperitoneale chemotherapie bij patiënten met zowel maagcarcinoom
als synchrone buikvliesmetastasen of tumorpositief buikvocht, voor zover de verzekerde
deelneemt aan onderzoek als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, naar deze zorg.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2017.
TOELICHTING
Met deze wijziging van de Regeling zorgverzekering (hierna: Regeling) is per 1 oktober
2017 een behandeling voorwaardelijk toegelaten tot het basispakket van de zorgverzekering.
Het betreft de combinatiebehandeling van cytoreductieve chirurgie en hypertherme intraperitoneale
chemotherapie (hierna: HIPEC) bij patiënten met zowel maagcarcinoom als synchrone
buikvliesmetastasen of tumorpositief buikvocht. Dit betekent dat deze behandeling
onder de dekking van de zorgverzekering valt indien sprake is van:
-
a. maagcarcinoom en synchrone buikvliesmetastasen,
-
b. maagcarcinoom en tumorpositief buikvocht of
-
c. maagcarcinoom, synchrone buikvliesmetastasen en tumorpositief buikvocht.
Voorwaarde is wel dat de patiënt deelneemt aan het onderzoek naar de behandeling.
Verder is de Regeling geactualiseerd. De perioden waarvoor drie vormen van zorg voorwaardelijk
waren toegelaten tot het basispakket, zijn inmiddels verstreken. Deze voorwaardelijke
toelatingen (artikel 2.2, het eerste lid, onderdelen a tot en met c, van de Regeling)
zijn daarom geschrapt. Het gaat om anesthesiologische pijnbestrijdingstechnieken (radiofrequente
denervatie) bij patiënten met chronische aspecifieke lage rugklachten en de behandeling
van therapieresistente essentiële hypertensie met toepassing van percutane renale
denervatie. Beide interventies zijn niet in het basispakket ingestroomd, omdat op
basis van de onderzoeksresultaten is gebleken dat deze behandelingen niet voldoen
aan de stand van de wetenschap en praktijk. Uit onderzoek naar de behandeling van
een herseninfarct met toepassing van intra-arteriële thrombolyse is gebleken dat deze
interventie voldoet aan de stand van de wetenschap en praktijk. Per 1 januari 2017
is deze behandeling opgenomen in het basispakket. Zie voor een uitgebreide toelichting
de Voortgangsrapportage 2017 over de voorwaardelijke toelating tot het basispakket
(Kamerstukken II 2016/17, 29 689, nr. 828) en de brief van 6 juli 2017 (Kamerstukken II 2016/17, 29 689, nr. 841).
In de brief van 5 juni 2015 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal is HIPEC genoemd
als een potentiële kandidaat voor voorwaardelijke toelating (Kamerstukken II 2015/16,
29 689, nr. 615). Inmiddels voldoet hij aan alle eisen om voorwaardelijk te worden toegelaten (Kamerstukken
II 2014/15, 32 620, nr. 134). Het begeleidend onderzoek naar de (kosten)effectiviteit van deze zorg is verder
uitgewerkt en betrokkenen hebben in het convenant de benodigde afspraken vastgelegd.
De bij de genoemde behandeling betrokken partijen zijn: Stichting Het Nederlands Kanker
Instituut-Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis, Erasmus Medisch Centrum Rotterdam, Universitair
Medisch Centrum Groningen, Catharina ziekenhuis, St. Antonius ziekenhuis, Stichting
Dutch Peritoneal Oncology Group, Dutch Upper GI Cancer Group (wetenschappelijke verenigingen)
en de Stichting voor Patiënten met Kanker aan het Spijsverteringskanaal.
Het Zorginstituut Nederland (hierna: Zorginstituut) heeft positief geadviseerd over
de voorwaardelijke toelating voor de duur van vijf jaar. Het Zorginstituut schat in
dat de in het convenant gemaakte afspraken voldoende garanties bieden om een voorwaardelijke
toelating zorgvuldig en succesvol te laten verlopen. Het gaat ervan uit dat het met
de voorwaardelijke toelating van de behandeling mogelijk wordt om binnen genoemde
termijnen duidelijke conclusies over de effectiviteit van de interventie te kunnen
trekken en dat patiënten tijdig en op verantwoorde wijze toegang hebben tot deze veelbelovende
zorg.
De behandeling wordt voorwaardelijk toegelaten voor een periode van vijf jaar. Hierbij
wordt afgeweken van het uitgangspunt dat de maximale termijn voor voorwaardelijke
toelating vier jaar is (Stb. 2014, 417). Van dat uitgangspunt kan in bijzondere gevallen worden afgeweken vanwege de (kleine)
omvang van de patiëntengroep, de snelheid waarmee de interventie zijn werk doet en/of
de snelheid waarmee een ziekte zich ontwikkelt. De behandeling bij patiënten met zowel
maagcarcinoom, als synchrone buikvliesmetastasen en/of tumorpositief buikvocht voldoet
aan deze voorwaarden, omdat de omvang van de patiëntengroep in het hoofdonderzoek
relatief klein is. Dit aantal is zo klein, omdat van de circa 130 patiënten die per
jaar gediagnosticeerd worden met deze ziekte waarschijnlijk 25-30% wil deelnemen,
waarvan vervolgens slechts 17 patiënten per jaar daadwerkelijk mee kunnen doen, omdat
zij voldoen aan alle voorwaarden van het onderzoek.
Verder dienen de patiënten minimaal één jaar gevolgd te worden om de effecten van
de behandeling goed inzichtelijk te maken. Het is dan ook noodzakelijk dat de maximale
termijn van de periode van voorwaardelijke toelating wordt verlengd met een jaar.
Met deze voorwaardelijke toelating is volgens het Zorginstituut een bedrag gemoeid
van maximaal € 1.855.000 (hoofdonderzoek). Dit bedrag is gebaseerd op de door de betrokken
partijen aangeleverde p*q ramingen, zoals opgenomen in het convenant dat die partijen
met elkaar hebben gesloten. Indien deze raming tijdens de periode van de voorwaardelijke
toelating wordt overschreden of dreigt te worden overschreden, kan dit leiden tot
beëindiging van de voorwaardelijke toelating voor afloop van de periode van vijf jaar.
Er zal geen nevenonderzoek als bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, onderdeel b, van
de Regeling worden opgezet, omdat de Medisch Ethisch Toetsingscommissie (METC) hiervoor
geen goedkeuring heeft gegeven. Het Zorginstituut is akkoord met het achterwege laten
van het nevenonderzoek, omdat het om een potentieel toxische behandeling gaat waarvan
de effectiviteit nog niet is bewezen.
De inwerkingtreding van deze regeling op 1 oktober 2017 houdt verband met de keuze,
verwoord in de brief van 10 juni 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 32 620, nr. 122), om interventies maximaal vier maal per jaar voorwaardelijk toe te laten tot het
basispakket van de zorgverzekering. Om duidelijkheid te scheppen naar alle betrokken
partijen is gekozen voor vaste momenten in het jaar, te weten 1 januari, 1 april,
1 juli en 1 oktober. Voor de termijn tussen de publicatiedatum en inwerkingtreding
is afgeweken van de gebruikelijke twee maanden. Betrokkenen zijn echter al geruime
tijd op de hoogte van deze voorwaardelijke toelating en zij zijn hierop voldoende
voorbereid.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.I. Schippers