TOELICHTING
Algemeen deel
Verbod op het verwijderen van een emissiebeheerssingssysteem
Nieuwe auto’s die op de markt worden gebracht moeten aan de Europese emissie-eisen
voldoen. Daarvoor rusten fabrikanten nieuwe auto’s met allerlei technische voorzieningen
uit, zoals een roetfilter, uitlaatgasrecirculatie en katalysatoren. Vanzelfsprekend
is het de bedoeling dat deze emissiebeheersingssystemen goed blijven functioneren
nadat voertuigen op de markt zijn gebracht en deelnemen aan het dagelijkse verkeer.
Bij een emissiebeheersingssysteem moet onder andere worden gedacht aan:
-
1°. een driewegkatalysator met lambdasonde;
-
2°. een door de fabrikant gemonteerde roetfilter;
-
3°. een systeem voor uitlaatgasrecirculatie (EGR);
-
4°. een SCR-katalysator met het systeem voor AdBlue injecties; of
-
5°. een NOx-absorptiekatalysator.
Gebleken is dat deze systemen met enige regelmaat worden verwijderd of buiten werking
worden gesteld. Om dit tegen te gaan is de Regeling voertuigen zodanig gewijzigd,
dat het verwijderen, aanpassen en buiten werking stellen van emissiebeheersingssystemen
verboden is als deze voorzieningen nodig zijn om aan de emissie-eisen te voldoen.
Ook vervanging door een niet-origineel emissiebeheersingssysteem of door een niet-goedgekeurd
vervangend emissiebeheersingssysteem is verboden als het systeem nodig is om aan de
emissie-eisen te voldoen.
Tot 1 januari 2015 bestond er een verbod op het verwijderen van emissiebeheersingssystemen.
Dit verbod kon worden afgeleid uit de toenmalige Regeling voertuigen waarin was opgenomen
dat ‘Personenauto’s moeten blijven voldoen aan de voorschriften bij of krachtens verordening
(EG) 715/2007’. Op 1 januari 2015 is dit verbod geschrapt bij een opschoningsoperatie
van alle zogenaamde "dode" regelgeving. In de praktijk bleek deze bepaling niet te
handhaven, en de bepaling miste daarmee in materiële zin haar uitwerking. Met deze
wijziging van de Regeling voertuigen is er weer een verbod ingevoerd.
In deze wijzigingsregeling zijn enkele nadere bepalingen opgenomen ten aanzien van
het verwijderen en buiten werking stellen van emissiebeheersingssystemen. Voor de
controle op de aanwezigheid van roetfilters wordt in eerste instantie aangesloten
bij de bepalingen uit Richtlijn 2014/45/EU van het Europees Parlement en de Raad
van 3 april 2014 betreffende de periodieke technische controle van motorvoertuigen
en aanhangwagens en tot intrekking van Richtlijn 2009/40/EG (PbEU 2014, L 127) (hierna:
Richtlijn 2014/45/EU)) met scherpere minimum vereisten voor de APK. Deze richtlijn
schrijft voor dat met ingang van 20 mei 2018 bij alle voertuigen met een door de fabrikant
gemonteerd roetfilter een visuele controle in de APK moet worden ingevoerd. Het gaat
hierbij om dieselpersonenauto’s, dieselbedrijfsauto’s met een maximum toegestane massa
van 3500 kg (hierna: dieselbestelauto’s), dieselvrachtauto’s en dieselbussen met
een door de fabrikant gemonteerd roetfilter.
De periode vanaf inwerkingtreding van de onderhavige regeling (1 oktober 2017) tot
20 mei 2018 wordt als een overgangsperiode beschouwd waarin voertuigeigenaren kunnen
zorgen voor een goedwerkend roetfilter. In deze periode worden roetfiltercontroles
uitgevoerd tijdens wegkantinspecties, waarbij een waarschuwing kan worden gegeven.
Wijziging constructie
De aanpak voor het nieuwe verbod op het verwijderen van emissiebeheersingssystemen
is gebaseerd op het principe dat aanpassingen aan een emissiebeheersingssysteem als
een wijziging van de constructie worden gezien. Wijziging van de constructie is alleen
toegestaan als het voertuig na wijziging aan de eisen voor toelating tot het verkeer
op de weg blijft voldoen. Één van de eisen voor toelating tot het verkeer betreft
de Europese normstelling voor de uitstoot van vervuilende uitlaatgassen. Hierbij gaat
het om Europese normen voor de uitstoot van fijnstof, stikstofoxiden, koolwaterstoffen
en koolmonoxide, die de afgelopen 25 jaar een aantal keren zijn aangescherpt.
Voor het verwijderen van roetfilters is de norm voor de uitstoot van fijnstof, Particulate
Matter (PM), van belang. Op 1 januari 2011 is deze norm voor dieselpersonenauto’s
aangescherpt naar Euro-5 met een waarde van 0,005 g/km voor de fijnstofuitstoot. Fabrikanten
kunnen alleen aan deze norm voldoen door dieselauto’s van een affabriek roetfilter
te voorzien. Door wijziging van een emissiebeheersingssysteem als een wijziging in
de constructie aan te merken, mag bij dieselpersonenauto’s van na 1 januari 2011 het
roetfilter niet worden verwijderd, omdat dan niet meer aan de voor dat voertuig geldende
toelatingseisen tot de weg wordt voldaan.
Onderstaande tabel toont voor verschillende voertuigcategorieën vanaf welke datum
van eerste toelating (DET) het verbod op het verwijderen van roetfilters geldt:
Voertuigcategorie:
|
Diesel personenauto’s
|
Diesel bestelauto’s1 en voertuigen voor speciale doeleinden
|
Diesel vrachtauto’s en -bussen2
|
Euroklasse:
|
Euro 5
|
Euro 5
|
Euro 6
|
Datum eerste toelating (DET) vanaf:
|
1 januari 2011
|
1 januari 2012
|
31 december 2013
|
X Noot
1Voor de meest lichte bestelauto’s (Categorie N1, Klasse I) geldt de fijnstofnorm van
5 mg/km vanaf 1 januari 2011. Voor de andere bestelauto’s (Categorie N1, Klasse I
en II) geldt deze norm vanaf 1 januari 2012. Omdat Categorie N1, Klasse I slechts
een beperkt aantal voertuigen betreft, wordt omwille van de eenvoud de datum van 1 januari
2012 ook voor Categorie N1, Klasse I bestelauto’s aangehouden.
X Noot
2Inclusief zware bestelauto’s (bedrijfsauto’s met een maximum toegestane massa zwaarder
dan 3.500 kg) met een motortypegoedkeuring volgens het vrachtautoregime.
Nieuwe dieselbestelauto’s moeten met ingang van 1 januari 2012 aan de Euro 5-norm
voldoen. Aan deze norm kan ook alleen maar worden voldaan als de fabrikant het voertuig
met een roetfilter heeft uitgerust. Omwille van de eenduidigheid wordt er in het kader
van deze regeling van uitgegaan dat de datum van 1 januari 2012 ook geldt voor de
meest lichte categorie van bedrijfsauto’s. Voor een voertuig voor speciale doeleinden,
zijnde een kampeerwagen, gepantserd voertuig, ambulance, lijkwagen, of een voor rolstoel
toegankelijk voertuig, geldt ook de datum van 1 januari 2012 dat aan de Euro-5 norm
moet worden voldaan.
Voor dieselvrachtauto’s en -bussen wordt voor de Europese typegoedkeuring een test
met de motor op een proefstand uitgevoerd in plaats van een test met het voertuig
op een rollenbank. De fijnstofemissies worden hierbij gemeten in milligrammen per
kilowattuur in plaats van per kilometer zoals bij personenauto’s en bestelauto’s.
De Euro 6-norm voor zware voertuigen waarbij de deeltjesmassa wordt gemeten in g/kWh,
kan alleen met een door de fabrikant gemonteerd roetfilter worden gehaald. Zware personenauto’s
en bestelauto’s kunnen ook op basis van de motortest op de proefstand worden goedgekeurd
in plaats van met de voertuigtest op de rollenbank.
Bij vervanging van een defect roetfilter door een origineel roetfilter is geen sprake
van wijziging van de constructie die hoeft te worden goedgekeurd. Bij vervanging van
een roetfilter door een origineel roetfilter blijft een auto namelijk onder de voor
het betreffende voertuig verleende typegoedkeuring vallen en wijzigt het niveau van
de fijnstofemissie niet. Vervanging van een typegoedgekeurd roetfilter door een volgens
verordening (EG) 715/2007, verordening (EG) 595/2009 of VN/ECE-reglement 103 (hierna:
R103) goedgekeurd filter hoeft ook niet te worden goedgekeurd. De goedkeuring biedt
namelijk de waarborg dat aan de normen voor de uitstoot van fijnstof blijft worden
voldaan.
Geen verwijderingsverbod oudere dieselauto’s
Voor dieselpersonenauto’s van vóór 1 januari 2011 geldt een fijnstofnorm waaraan ook
zonder roetfilter kan worden voldaan. Bij personenauto’s van vóór 1 januari 2011 die
door de fabrikant van een roetfilter zijn voorzien, mag het filter dan ook worden
verwijderd. Na wijziging van de constructie voldoet het voertuig namelijk nog steeds
aan de eisen voor toelating tot het verkeer op de weg. Wel moet de wijziging van de
constructie bij de RDW worden geregistreerd door in het kentekenregister aan te tekenen
dat het roetfilter is verwijderd. Bij dieselbestelauto’s is voor voertuigen van vóór
1 januari 2012 een roetfilter niet nodig om aan de eisen voor toelating tot de weg
te voldoen
Bij dieselvrachtauto’s en dieselbussen geldt dit voor voertuigen van vóór 31 december
2013.
Niet eerder dan nadat een wijziging van de constructie in het kentekenregister is
vastgelegd, mag met het voertuig gebruik van de weg worden gemaakt. Er komt een eenvoudige
procedure om indien het is toegestaan, een verwijderd roetfilter aan de RDW te melden.
Wijziging in de constructie waarbij het roetfilter is verwijderd is een niet-gevoelig
voertuiggegeven, dat door de RDW via het online voertuiginformatiesysteem (ovi) openbaar
wordt gemaakt. Artikel 43, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 voorziet in deze
ruimte. Dieselpersonenauto’s en dieselbestelauto’s met verwijderd roetfilter krijgen
met ingang van 2019 te maken met de MRB-toeslag voor dieselauto’s met een fijnstofuitstoot
van meer dan 5 mg/km. Deze MRB-toeslag maakt het houden van een oude vervuilende dieselauto
minder aantrekkelijk. Voertuigen die eerder dan verplicht van een roetfilter zijn
voorzien, zullen de komende jaren uit het wagenpark verdwijnen.
Visuele controle roetfilters in de APK
Richtlijn 2014/45/EU bevat scherpere minimale vereisten voor de periodieke technische
inspecties (PTI) van de lidstaten. Onderdeel van deze minimum voorschriften is een
visuele controle van de aanwezigheid van een door de fabrikant gemonteerd roetfilter.
Indien bij een auto met een dieselmotor uit een visuele controle blijkt dat een door
een fabrikant gemonteerd roetfilter niet aanwezig of duidelijk defect is, dan is sprake
van een groot gebrek en wordt het betreffende voertuig voor de APK afgekeurd. De lidstaten
moeten ervoor zorgen dat de minimale vereisten van deze richtlijn vanaf 20 mei 2018
in werking treden.
Onder andere de visuele controle van roetfilters wordt door middel van een aparte
wijzigingsregeling in de Regeling voertuigen geïmplementeerd (Stcrt. 2017, 27126).
Als bij de visuele controle van een dieselvoertuig, dat eerder dan verplicht van een
roetfilter is voorzien, wordt vastgesteld dat het roetfilter niet meer aanwezig is,
dan heeft de eigenaar van dat voertuig de keus om een nieuwe roetfilter te laten monteren
of om een wijziging van de constructie te laten doorvoeren. Bij wijziging van de constructie
wordt de betreffende auto bij de RDW als een voertuig zonder roetfilter geregistreerd.
Op grond van deze regeling kan dat door middel van een door de kentekenhouder af te
geven verklaring.
Na montage van een nieuw roetfilter of als een verklaring met betrekking tot het verwijderd
zijn van het roetfilter kan worden overgelegd (wijziging constructie), kan het betreffende
voertuig worden goedgekeurd voor de APK. Als bij de visuele controle van een voertuig
waarvoor een roetfilter verplicht is, wordt geconstateerd dat het roetfilter ontbreekt,
dan moet voor goedkeuring in de APK een nieuw filter worden aangebracht.
Toetsen
De ontwerpwijziging van de Regeling voertuigen in verband met het verbod op het verwijderen
van emissiebeheersingssystemen is op 4 april 2017 opengesteld voor internetconsultatie.
De inspraakreacties waren in het algemeen positief ten aanzien van het nieuw in te
voeren verbod op het verwijderen van roetfilters. De gestelde vragen betroffen met
name de precieze wijze waarop de visuele controle van roetfilters moet worden uitgevoerd.
De inspraakreacties van de internetconsultatie hebben niet geleid tot aanpassing van
de regelgeving.
Parallel aan de internetconsultatie heeft de RDW de voorgenomen regelgeving beoordeeld
op uitvoerbaarheid en inpasbaarheid in de Regeling voertuigen. Dit heeft er toe geleid
dat de wijziging in de constructie niet wordt geformuleerd als een nieuw onderdeel
van artikel 6.3, eerste lid, maar als een nieuw artikel 6.10. Met de uiteindelijke
formulering wordt als aangrijpingspunt voor wijziging in de constructie aangehouden
dat een emissiebeheersingssysteem van een voertuig wordt gewijzigd, terwijl met de
eerdere opzet als aangrijpingspunt werd aangehouden dat het niveau van de emissies
na deze wijziging in de constructie niet meer overeenstemmen met het kentekenregister.
Deze opzet vereiste echter dat het niveau van de emissies bij een RDW-keuringsstation
moet kunnen worden gemeten wat in de praktijk niet uitvoerbaar is. Nu kan worden volstaan
met een door de kentekenhouder afgegeven verklaring.
Actal heeft een beoordeling gedaan van de regeldrukeffecten van het nieuwe verbod
op het verwijderen van emissiebeheersingssystemen (zoals een roetfilter). Naar aanleiding
van opmerkingen van Actal is de toelichting op enkele punten aangevuld.
Ten aanzien van de regeldrukeffecten en toezichtlasten worden de volgende posten onderscheiden:
-
1. regeldrukeffecten als gevolg van het verbod op het verwijderen van emissiebeheersingssystemen;
-
2. toezichtlasten als gevolg van de voorgestelde ‘wegkantinspecties’;
-
3. eenmalige regeldrukeffecten doordat garagehouders, monteurs en APK-inspecteurs kennis
moeten nemen van het nieuwe verbod.
Ad 1. Regeldrukeffecten als gevolg van het verbod op het verwijderen van emissiebeheersingssystemen
Uitgangspunt voor het vaststellen van de regeldrukeffecten voor bedrijfsleven en burgers
is dat de kosten voor onderhoud aan een auto deel uitmaken van de normale autokosten.
Onderhoud aan een roetfilter kan eruit bestaan dat het roetfilter extern moet worden
gereinigd of dat het roetfilter moet worden vervangen. Als een roetfilter wordt verwijderd
om onderhoudskosten uit te sparen, dan wordt dat beschouwd als onjuist uitgevoerd
onderhoud, waardoor schade aan het voertuig ontstaat. De eigenaar van het voertuig
moet dan extra kosten maken om het voertuig weer in goede staat van onderhoud te brengen.
Deze kosten zijn veelal hoger dan de oorspronkelijk onderhoudskosten, waarvan sprake
was op het moment dat de onderhoudsbehoefte aan het voertuig ontstond.
Met de nieuwe regelgeving hebben eigenaren van oudere dieselauto waarbij een filter
niet nodig was om aan de destijds geldende emissie-eisen te voldoen, de mogelijkheid
om een wijziging van de constructie te laten doorvoeren waarbij het roetfilter wordt
verwijderd. Hierdoor kunnen onderhoudskosten aan een roetfilter worden uitgespaard.
Een verwijderd roetfilter moet door de kentekenhouder in het kentekenregister van
de RDW worden geregistreerd. Hiervoor komt een eenvoudige procedure op basis van een
verklaring waardoor daaraan beperkte administratieve lasten zijn verbonden. Naar schatting
zullen circa 4.000 verwijderde roetfilters in het kentekenregister van de RDW worden
geregistreerd. Ervan uitgaande dat de melding door middel van de verklaring in 15
minuten kan worden uitgevoerd, gaat het hierbij in totaal om 1.000 uur. Bij het verwijderde
roetfitfilter zal het veelal om oudere dieselauto’s gaan die in het bezit zijn van
particulieren. Er wordt daarom verondersteld dat twee derde van de meldingen door
particulieren wordt gedaan en een derde door bedrijven. Met een tarief van € 15,–
per uur voor particulieren en € 37,– per uur voor middelbaar opgeleid personeel gaat
het dan om € 22.333,–. Een voertuigeigenaar is niet verplicht om een wijziging van
de constructie te laten doorvoeren. Er kan ook normaal onderhoud aan een roetfilter
worden uitgevoerd waardoor het filter niet behoeft te worden verwijderd. De kosten
hiervoor zullen echter hoger zijn dan de kosten voor melding door een verklaring.
Het nieuwe verbod zorgt ervoor dat bij personenauto’s vanaf 2011, bestelauto’s en
voertuigen voor speciale doeleinden vanaf 2012 en bij vrachtwagens en bussen vanaf
2014 een nieuw roetfilter moet worden teruggeplaatst indien het is verwijderd. Voor
deze auto’s zijn hiermee directe kosten gemoeid, welke in de basis bij regeldrukberekeningen
niet verrekend worden met onderhoudskosten. In december 2015 werd bekend dat het oude
verbod met ingang van 1 januari 2015 was komen te vervallen. Omdat op dat moment direct
werd aangekondigd dat er een nieuw verbod voor in de plaats zal komen, zullen veel
automobilisten ervan af hebben gezien om het roetfilter te laten verwijderen. Bij
de auto’s waarbij vanaf 2015 het roetfilter toch is verwijderd, zal het voor het merendeel
om oudere auto’s gaan, waarbij onder de nieuwe regeling roetfilterverwijdering is
toegestaan op voorwaarde dat dit bij de RDW wordt gemeld. Een inschatting van het
aantal nieuwere auto’s waarbij vanaf 2015 het roetfilter is verwijderd en waarbij
onder de nieuwe regeling weer een nieuw roetfilter zal worden aangebracht, is moeilijk
te maken. Om die reden is het lastig om een kwantificering op te nemen van de terugplaatskosten
van een nieuw roetfilter bij deze auto’s. Als evenwel wordt verondersteld dat het
om 250 auto’s gaat en dat de terugplaatskosten € 1.500,– per auto bedragen dan gaat
het om een bedrag van € 375.000,–.
Ad 2. Toezichtlasten als gevolg van de voorgestelde ‘wegkantinspecties’
In de periode van 1 oktober 2017 tot en met 20 mei 2018 worden roetfiltercontroles
uitgevoerd bij voertuigen op de weg, bijvoorbeeld tijdens wegkantinspecties, waarbij
een waarschuwing kan worden gegeven. Hierbij zal bij dieselauto’s met een door de
fabrikant gemonteerd filter worden gecontroleerd of sprake is van een aanzienlijk
hogere fijnstofuitstoot dan bij goede werking van het filter mag worden verwacht.
Aan voertuigen met een te hoge fijnstofuitstoot zal een waarschuwing worden gegeven
om onderhoud aan het filter te doen of om, bij oudere voertuigen, het filter door
middel van een melding als verwijderd te registreren in het kentekenregister.
Voor de roetfiltercontroles op de weg zal worden aangesloten bij bestaande wegkantinspecties
door de politie. Bij grote inspecties wordt hier al door RDW-medewerkers aan deelgenomen.
Door aan te sluiten bij al bestaande controles kunnen de toezichtlasten beperkt blijven
tot het volgende. Voornemen is dat tijdens de wegkantinspecties de fijnstofuitstoot
van circa 1.000 dieselauto’s met een door de fabrikant gemonteerd roetfilter wordt
gemeten met een deeltjesteller. TNO beschikt reeds over een deeltjesteller waarmee
direct in de uitlaatgassen van een dieselauto kan worden gemeten. De precieze opzet
voor de wegkantinspecties moet nog in detail worden uitgewerkt. Punt hierbij is of
voor het bedienen van dit meetinstrument een TNO-medewerker bij deze controles aanwezig
moet zijn of dat de kennis hiervoor aan de betrokken RDW-medewerker kan worden overgedragen.
De tijd benodigd voor uitvoering van een roetfiltertest met een deeltjesteller bedraagt
circa 30 seconden. Inclusief wachttijd voor de automobilist wordt van 15 minuten voor
de totale tijd per test uitgegaan. Verondersteld wordt dat tweede van de kilometers
met dieselauto’s met roetfilter zakelijk wordt gereden en een derde particulier. Met
een uurtarief van € 37,– per uur voor middelbaar opgeleid personeel en € 15,– per
uur voor particulieren komen de toezichtslasten voor burgers en bedrijven in verband
met de wegkantinspecties dan uit op € 7.417,–.
Voor de uitvoeringslasten van de overheid voor de wegkantinspecties wordt uitgegaan
van 10 extra dagen voor een medewerker van de RDW, 5 dagen voor een TNO-medewerker
en 25 meetdagen voor de deeltjesteller van TNO. Met een dagtarief van € 1.000,– per
persoon en € 200,– voor het meetinstrument komt dit op een totaal van € 20.000,–.
Ad 3. Eenmalige regeldrukeffecten doordat garagehouders, monteurs en APK-inspecteurs
kennis moeten nemen van het nieuwe verbod
Communicatie over het nieuwe verbod op het verwijderen van emissiebeheersingssystemen
zoals roetfilters richting de autobranche verloopt via vakbladen, kranten en internetsites.
Communicatie richting consumenten verloopt via de pers en consumentenartikelen. Er
vanuit gaande dat in totaal 10.000 automonteurs er 6 minuten tijd aan besteden om
op hoofdlijnen kennis te nemen van het nieuwe verbod gaat het om 1.000 uur. Met een
tarief van € 45,– per uur voor vaklieden gaat het dan om € 45.000,– eenmalige kosten
voor de autobranche.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I
Onderdeel A
De begrippen die aan artikel 1.1, tweede lid, van de Regeling voertuigen zijn toegevoegd
sluiten aan bij de definities die zijn opgenomen in artikel 3 van Verordening (EG)
715/2007. Onder een emissiebeheersingssysteem wordt onder andere verstaan:
-
– een driewegkatalysator met lambdasonde;
-
– een door de fabrikant gemonteerd roetfilter;
-
– een systeem voor uitlaatgasrecirculatie (EGR);
-
– een SCR-katalysator met het systeem voor AdBlue injecties; of
-
– een NOx-absoptiekatalysator.
Onderdeel B
Aan artikel 1.2 worden twee verordeningen toegevoegd. Deze verordeningen verwijzen
naar de van toepassing zijnde emissievoorschriften.
Onderdeel C
Aan hoofdstuk 6 wordt artikel 6.10 toegevoegd. In het eerste lid is bepaald dat voor
een voertuig waarvan het emissiebeheersingssysteem wordt gewijzigd, getoetst moet
worden of na wijziging wordt voldaan aan de in Bijlage IV van de Regeling voertuigen
voor het betrokken voertuig opgenomen eisen voor zover die eisen verband houden met
de aangebrachte wijziging. In Bijlage IV zijn eisen opgenomen waaraan voertuigen moeten
voldoen voor het verkrijgen van een nationale kleine serie typegoedkeuring en individuele
keuring. Het gaat hierbij dan om de toelatingseisen zoals die van toepassing zijn
op het moment van de eerste kentekenregistratie.
In artikel 2a van Bijlage IV wordt bepaald dat voertuigen met de voertuigclassificatie
M1 en N1 met een datum van eerste toelating van na 28 april 2009 moeten voldoen aan de voor
het voertuig gestelde eisen in bijlage IV, deel 1, bij Richtlijn 2007/46/EG van het
Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader
voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen,
onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (Kaderrichtlijn)
(PbEU 2007, L 263) (hierna: Richtlijn 2007/46/EG), zoals die eisen luidden op de datum
van eerste toelating van het voertuig, en aan de permanente eisen. In artikel 2a,
eerste lid, van Bijlage IV is dit bepaald voor voertuigen met de classificatie M2, M3, N2 en N3.
In bijlage IV, deel 1, van Richtlijn 2007/46/EG is een lijst opgenomen van voorschriften
voor de EG-typegoedkeuring van voertuigen. Als tweede onderdeel van deze lijst is
bepaald dat voertuigen met een Europese goedkeuring van de emissies op basis van een
test met het voertuig op een rollenbank moeten voldoen aan de Europese eisen ten aanzien
van de emissies zoals vastgelegd in verordening (EG) 715/2007. Bij deze test worden
de emissies in g/km gemeten. Als onderdeel van deze Euro 5-norm is op 1 januari 2011
voor personenauto’s de fijnstofnorm van 0,005 g/km van kracht geworden. Voor bestelauto’s,
met uitzondering van voertuigen van Categorie N1, klasse 1, is de Euro 5-norm van
0,005 mg/km op 1 januari 2012 ingegaan. Aan deze eis kan slechts door toepassing van
een affabriek roetfilter worden voldaan.
Voertuigen met een Europese goedkeuring van de emissies op basis van een test met
de motor op een proefstand moet op grond van het eenenveertigste onderdeel van lijst
van voorschriften voor de EG-typegoedkeuring van voertuigen aan de Euro-6 normen voldoen
zoals vastgelegd in verordening (EG) 595/2009. Bij deze test worden de emissies in
g/kWh gemeten. Aan de Euro 6-norm, die op 31 december 2013 is ingegaan, kan alleen
met een door de fabrikant gemonteerd roetfilter worden voldaan.
Dit artikel moet worden gelezen in samenhang met artikel 6.1 dat voorschrijft dat
onder andere deze wijziging in de constructie van een gekentekend voertuig, voor zover
niet anders is bepaald, moet zijn goedgekeurd voor toelating van het gewijzigde voertuig
tot het verkeer op de weg, waarbij moet worden voldaan aan de in dit geval in artikel
6.10 gestelde eisen.
Onder het aanpassen van een emissiebeheersingssysteem wordt onder andere het verwijderen
van het roetfilter verstaan, maar ook het buitenwerking of manipuleren van de elektronische
regeling van het emissiebeheersingssysteem, zoals het buiten werking stellen een SCR-katalysator
met het systeem voor AdBlue injecties door middel van een emulatorkastje. Ook het
aanbrengen van een by-pass om een emissiebeheersingssysteem wordt hieronder verstaan.
Uit het tweede lid volgt dat een goedkeuring voor wijziging constructie niet vereist
is als een emissiebeheersingssysteem wordt vervangen door eenzelfde origineel systeem
of door een ander emissiebeheersingssysteem waarvoor typegoedkeuring is verleend.
In het derde lid is bepaald dat de lichtste bedrijfswagens (categorie N1, klasse I) na wijziging van de constructie vanaf 1 januari 2012 aan de Euro-5 fijnstofnorm
van 0,005 g/km moeten voldoen. Dit staat los van de typegoedkeuring volgens verordening
(EG) 715/2007 waar een voertuig aan moet voldoen bij de eerste toelating op de weg.
Hiermee wordt de eis voor wijziging constructie voor alle bedrijfsauto’s gelijkgetrokken.
Dit maakt het verbod vanuit communicatie eenvoudiger, terwijl er vanuit milieuoogpunt
maar weinig wordt ingeboet. Doordat nieuwe auto’s de afgelopen decennia steeds zwaarder
zijn geworden, zitten er nog maar relatief weinig bestelauto’s in de Categorie N1, klasse I. Het gaat hierbij namelijk om bestelauto’s met een ledig voertuiggewicht
van minder dan 1.180 kg.
Op grond van het vierde lid is het toegestaan voor voertuigen die voor een in het
artikel bepaalde datum in gebruik zijn genomen, het roetfilter te verwijderen waarbij
geen goedkeuring als bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, vereist is. De data die in
het vierde lid worden genoemd, sluiten aan bij de data waarop volgens de Europese
emissie-eisen voor toelating van auto’s tot het verkeer op de weg niet zonder roetfilter
aan de norm voor fijnstof kan worden voldaan, zij het dat voor de datum voor de lichtste
bedrijfsauto’s op grond van het derde lid een jaar later is gekozen. Zie daarvoor
verder de toelichting bij het derde lid.
Het gaat hier om voertuigen die weliswaar door de fabriek met een roetfilter zijn
afgeleverd, maar waarvoor een roetfilter niet noodzakelijk was om aan de destijds
geldende eisen voor toelating tot het verkeer op de weg te voldoen. Door middel van
een verklaring kan worden aangetoond dat het roetfilter verwijderd is.
Vanaf 20 mei 2018 geldt dat bij de APK wordt gekeken of het emissiebeheersingssysteem
aanwezig is en niet duidelijk defect. Door de verklaring wordt voorkomen dat het voertuig
op dit punt zou kunnen worden afgekeurd.
De RDW zorgt ervoor dat de kentekenhouder op eenvoudige wijze – via internet of via
een in te vullen formulier – een verklaring kan afgeven. In het online voertuiginformatiesysteem
(ovi) van de RDW is te zien dat het een toegestane wijziging betreft. De bijbehorende
emissiegegevens van het betreffende voertuig zullen worden verwijderd.
In het derde lid, onder 3°, worden voertuigen voor speciale doeleinden genoemd als
bedoeld in richtlijn 2007/46/EG. De hier bedoelde voertuigen worden in de emissieverordeningen
aangeduid als voertuigen die voorzien in specifieke sociale behoeften. Deze groep
is echter niet als zodanig in het kentekenregister als zodanig opgenomen, maar wel
als een voertuig voor speciale doeleinden aangeduid.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
S.A.M. Dijksma