Mandaatbesluit Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie 2017

Gelet op:

  • Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Vlaamse Gemeenschap van België inzake de accreditatie van opleidingen binnen het Nederlandse en Vlaamse hoger onderwijs van 3 september 2003, zoals nadien gewijzigd (Trb. 2013, nr. 35);

  • Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

  • Algemene wet bestuursrecht;

  • Accreditatiebesluit WHW;

  • Decreet tot bekrachtiging van de decretale bepalingen betreffende het hoger onderwijs (codex hoger onderwijs);

  • Decreet betreffende de versterking van het hoger beroepsonderwijs in Vlaanderen;

  • Bestuursreglement NVAO.

Overwegende dat het Comité van Ministers in zijn vergadering van 5 december 2016 heeft besloten de bestuurlijke structuur van de NVAO effectiever te maken,

hetgeen wat betreft aanvragen van Nederlandse hoger onderwijsinstellingen onder andere inhoudt dat het Algemeen Bestuur zijn hieronder in artikel 1, eerste lid, nader omschreven bevoegdheden mandateert aan het Dagelijks Bestuur en dat het Dagelijks Bestuur zijn hieronder in artikel 2, eerste lid, nader omschreven bevoegdheden op zijn beurt (onder)mandateert aan de Directeur Nederland en bij diens afwezigheid of ontstentenis aan diens door het Dagelijks Bestuur aangewezen plaatsvervanger,

en

hetgeen wat betreft aanvragen van instellingen gevat in het decreet tot bekrachtiging van de decretale bepalingen betreffende het hoger onderwijs en het decreet betreffende de versterking van het hoger beroepsonderwijs in Vlaanderen inhoudt dat het Algemeen Bestuur zijn hieronder in artikel 1, tweede lid, bevoegdheden mandateert aan het Dagelijks Bestuur.

Besluit

Artikel 1. Mandaat

  • 1. Het Algemeen Bestuur van de NVAO mandateert de volgende bevoegdheden die verband houden met de besluiten in eerste aanleg op aanvragen bij of krachtens de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek van Nederlandse hoger onderwijsinstellingen alsmede die verband houden met het vaststellen van adviezen bij of krachtens de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap respectievelijk de minister van Economische Zaken1, die op diens verzoek in concrete dossiers worden uitgebracht, met uitzondering van de adviezen over het gebruik van de bevoegdheid van de minister om een accreditatie of een toets nieuwe opleiding in te trekken aan het Dagelijks Bestuur van de NVAO:

    • a. het verlenen, het verlenen onder voorwaarden of het weigeren van een toets nieuwe opleiding of een toets nieuw AD-programma;

    • b. het verlenen, het verlengen van de geldigheidsduur (herstel) of het weigeren van accreditatie aan een opleiding of een AD-programma;

    • c. het verlenen, het verlenen onder voorwaarden of het weigeren van een instellingstoets kwaliteitszorg;

    • d. het afnemen van een tussentijdse toets nieuwe opleiding of tussentijdse toets nieuw AD-programma;

    • e. het indelen van opleidingen in visitatiegroepen op voorstel van de instelling;

    • f. het instellen van een commissie van deskundigen in het kader van een aanvraag voor een toets nieuwe opleiding of toets nieuw AD-programma, of instellingstoets kwaliteitszorg;

    • g. het instemmen met de door instellingsbesturen binnen een visitatiegroep gezamenlijk samengestelde commissie van deskundigen;

    • h. het doen van een voordracht aan de instelling voor de samenstelling van een commissie als bedoeld in onderdeel g, indien en voor zover de instellingsbesturen niet komen tot het gezamenlijk samenstellen van een dergelijke commissie;

    • i. in het accreditatierapport vastleggen van het onderdeel van het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, het oordeel over de naam van de opleiding en de toevoeging aan de graad in het hoger beroepsonderwijs;

    • j. het verlenen van de bijzondere (kwaliteits)kenmerken.

  • 2. Het Algemeen Bestuur van de NVAO mandateert zijn bevoegdheden die verband houden met de besluiten op aanvragen bij of krachtens het decreet tot bekrachtiging van de decretale bepalingen betreffende het hoger onderwijs en het decreet betreffende de versterking van het hoger beroepsonderwijs in Vlaanderen aan het Dagelijks Bestuur van de NVAO:

    • a. het verlenen van een positieve of negatieve toets nieuwe opleiding of een toets nieuwe HBO5-opleiding;

    • b. het verlenen, het verlengen van de geldigheidsduur (herstel) of het weigeren van accreditatie aan een hoger onderwijsopleiding;

    • c. het verlenen van een positieve Instellingsreview, het verlenen onder voorwaarden van een positieve instellingsreview of het verlenen van een negatieve Instellingsreview aan een instelling;.

    • d. het verlenen van bijzondere (kwaliteits)kenmerken.

    • e. het equivalent verklaren van een accreditatiebesluit van een EQAR-geregistreerd accreditatie-organisatie of een accreditatieorganisatie waar NVAO een samenwerkingsovereenkomst mee heeft.

    • f. het verlenen van een advies aangaande de studieomvang van hoger onderwijsopleidingen;

    • g. het valideren van Domeinspecifieke leerresultatenkaders.

Artikel 2. Ondermandaat

  • 1. Het Dagelijks Bestuur van de NVAO mandateert met instemming van het Algemeen Bestuur zijn ingevolge artikel 1, eerste lid, gemandateerde bevoegdheden aan de Directeur Nederland dan wel diens plaatsvervanger die het Dagelijks Bestuur geschikt acht voor afhandeling in een vereenvoudigde procedure met uitzondering van:

    • a. de bevoegdheid tot het verlenen, het verlenen onder voorwaarden of het weigeren van een instellingstoets kwaliteitszorg;

    • b. het verlenen van het bijzonder kenmerk kleinschalig en intensief onderwijs, het adviseren aan de minister voor het verlenen van toestemming voor het toepassen van specifieke selectiecriteria en het verhogen van het wettelijk collegegeld, het rapporteren aan de minister van de bevindingen naar aanleiding van een toetsing aan de praktijk;

    • c. het verlenen van accreditatie van opleidingen waarbij het eindoordeel ‘excellent’ wordt geadviseerd;

    • d. het verlengen van de geldigheidsduur, te weten het toekennen van de herstelperiode;

    • e. het verlenen van een toets nieuwe opleiding of een toets nieuw AD-programma, waarbij voorwaarden worden geadviseerd;

    • f. alle oordelen die zien op verzoeken van instellingen buiten het Europees deel van het Koninkrijk der Nederlanden.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur kan aanwijzingen inzake het ondermandaat aan de directeur Nederland of zijn plaatsvervanger geven.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur wijst een plaatsvervanger voor de directeur Nederland aan.

Artikel 3. Vermelding bestuursorgaan

Bij de uitoefening van de bevoegdheid brengt de (onder)gemandateerde in alle gevallen tot uitdrukking dat besloten wordt namens de NVAO.

Artikel 4. Slotbepaling

De regeling van 1 januari 2010 betreffende de omschrijving van sommige werkingsaspecten van de NVAO treedt terug, voor zover het Mandaatbesluit NVAO 2017 een regeling bevat.

Artikel 5. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 september 2017 en wordt met toelichting in de Staatscourant gepubliceerd.

Artikel 6. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit NVAO 2017.

TOELICHTING

In zijn vergadering van 5 december 2016 heeft het Comité van Ministers besloten de bestuurlijke structuur van de NVAO effectiever te maken door de bevoegdheden van het Algemeen Bestuur meer strategisch in te vullen.

Dit betekent dat het Algemeen Bestuur van de NVAO belast is met het financiële beleid, zoals het vaststellen van de begroting, de meerjarenbegroting, de jaarrekening, alsmede met het strategische beleid, zoals het vaststellen van het strategisch plan, de vertaling ervan in het jaarplan, het vaststellen van het jaarverslag, het vaststellen van de accreditatiekaders, waaronder de uitwerkingen ervan alsmede het geven van generieke adviezen. Het betreft dan bijvoorbeeld adviezen in het kader van nieuwe wet- en regelgeving met inbegrip van het uitvoeren van de zogenoemde uitvoeringstoets. Ook het uitvoeren van periodieke evaluaties blijft een bevoegdheid van het Algemeen Bestuur. Hieronder worden onder andere verstaan evaluaties van het beleid van de NVAO in algemene zin, de zogenaamde thematische of systeembrede analyses en het evalueren van de NVAO beleid- en werkwijze in belangrijke en spraakmakende dossiers. De rol van het Algemeen Bestuur is er daarbij in het bijzonder op gericht om bij te sturen met het oog op beleid van de NVAO in de toekomst.

Het Algemeen Bestuur is door mandatering niet meer belast met de afhandeling – besluiten dan wel adviezen – van individuele dossiers, met uitzondering van de besluiten in bezwaar en beroep, en met uitzondering, wat Nederland betreft, van het adviseren aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, respectievelijk de minister van Economische Zaken, voor zover het betreft het onderwijs en het onderzoek op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, over het gebruik van de bevoegdheid van de minister tot het intrekken van een accreditatie dan wel een toets nieuwe opleiding.

Het Dagelijks Bestuur mandateert op zijn beurt zijn ingevolge artikel 1, eerste lid, van het Algemeen Bestuur gemandateerde bevoegdheden wat Nederland betreft aan de Directeur Nederland dan wel diens plaatsvervanger. Dit is vastgelegd in artikel 2 van de regeling. Het gaat om aanvragen die het Dagelijks Bestuur geschikt acht voor een vereenvoudigde procedure. Per indieningsmoment (op basis van het visitatierooster gelden er per jaar twee indieningsmomenten voor de aanvragen van opleidingen om heraccreditatie, te weten 1 mei en 1 november) zal het Dagelijks Bestuur daartoe een selectie maken op basis van de indieningslijsten.

In artikel 2, eerste lid, aanhef en a tot en met f, is opgenomen welke bevoegdheid in ieder geval bij het Dagelijks Bestuur blijft berusten. Het gaat daarbij om besluitvorming inzake de instellingstoets kwaliteitszorg, opleidingen waarbij het oordeel ‘excellent’ wordt geadviseerd, waarbij het kenmerk kleinschalig en intensief onderwijs wordt aangevraagd, of waarbij een zogenoemde herstelperiode wordt voorgesteld, en om besluitvorming inzake een toets nieuwe opleiding waarbij voorwaarden zijn geadviseerd. Ook eventuele oordelen inzake instellingen of opleidingen buiten het Europees deel van het Koninkrijk der Nederlanden blijven voorbehouden aan het Dagelijks Bestuur. Het kan hierbij gaan om adviezen inzake instellingen of opleidingen in Caribisch Nederland, maar ook om instellingen of opleidingen elders ter wereld. Daarnaast blijft het, binnen het stelsel van mandaatverlening, altijd mogelijk dat de gemandateerde, in casu de Directeur Nederland of zijn plaatsvervanger, concludeert dat een dossier aan het Dagelijks Bestuur moet worden voorgelegd.

Uiteraard geldt in het geval van ondermandaat aan de Directeur Nederland dan wel diens plaatsvervanger dat deze functionarissen zich onthouden van elke bemoeienis bij aanvragen van instellingen waarmee zij de afgelopen 5 jaren direct dan wel indirect een band hebben gehad. Dit uitgangspunt is in de integriteitscode van de NVAO verankerd.

Ten slotte dient nog te worden vermeld dat de verantwoordelijkheid te allen tijde blijft berusten bij de mandaatgever, dat de mandaatgever te allen tijde bevoegd blijft de gemandateerde bevoegdheid uit te oefenen en dat de mandaatgever te allen tijde het mandaat kan intrekken. In dat verband is van belang te vermelden dat aan het Algemeen Bestuur (de mandaatgever) periodiek een overzicht van de genomen besluiten en gegeven adviezen wordt verstrekt, zodat het verantwoording kan vragen aan de gemandateerden.

Een jaar na de inwerkingtreding zal dit besluit worden geëvalueerd. De evaluatiecriteria hierbij zijn in ieder geval:

  • het aandeel van dossiers gevat onder ondermandaat die volledig in ambtelijke stroom zijn afgehandeld;

  • de doorlooptijd.


X Noot
1

Voor zover het betreft het onderwijs en onderzoek op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving.

Naar boven