De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op de artikelen 7.5 en 7.7, eerste lid, van de Erfgoedwet;
Besluit:
ARTIKEL I
Artikel 42b van de Subsidieregeling instandhouding monumenten wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt na ‘het resterende bedrag in 2017’ ingevoegd: na aftrek van
€ 10 miljoen.
2. Er wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
-
3. Indien het in 2017 toegevoegde bedrag, bedoeld in het tweede lid, met toepassing
van dat lid niet geheel wordt verleend, dan wordt het resterende bedrag in datzelfde
jaar na toepassing van artikel 14, tweede lid, toegevoegd aan het bedrag voor groene
monumenten met meer dan € 250.000 aan subsidiabele kosten.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2017.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker
TOELICHTING
1. Inleiding
Met deze regeling wordt een wijziging aangebracht in het eenmalige subsidieplafond
voor 2016 en 2017 voor grote gebouwde rijksmonumenten in de Subsidieregeling instandhouding
monumenten (hierna: Sim). Deze regeling voorziet in de uitvoering van een amendement
op de OCW-begroting 2017 dat strekt tot verlaging van dit subsidieplafond met € 10 miljoen.
Daarnaast wordt ter uitvoering van een motie van de Tweede Kamer de verdelingswijze
van het voor 2017 nog resterende deel van dit subsidieplafond aangepast. De wijzigingen
zijn van toepassing op de subsidieronde 2017 (subsidieaanvragen voor de planperiode
2018–2023). In de subsidiesystematiek wordt geen wijziging aangebracht.
2. Verlaging eenmalige subsidieplafond voor grote gebouwde monumenten
Naar aanleiding van de destijds beschikbare gegevens en verwachtingen over de subsidiebehoefte
op grond van de Sim en de positie van grote monumenten binnen deze regeling is bij
ministeriële regeling van 3 februari 2016 (Stcrt. 2016, nr. 7603) voor de jaren 2016 en 2017 incidenteel € 20 miljoen extra budget beschikbaar gesteld
in de Sim voor grote gebouwde rijksmonumenten of zelfstandige onderdelen (met een
herbouwwaarde van € 8,3 miljoen of meer). Daarvan is in 2016 ca. € 16 miljoen niet
verplicht. Op grond van artikel 42b, tweede lid, van de Sim schuift het resterende
deel van dit eenmalige subsidieplafond door naar 2017.
Op 29 november 2016 heeft de Tweede Kamer echter een amendement aangenomen van de
leden Vermue, Pechtold, Jasper van Dijk, Grashoff, Van Toorenburg en Dik-Faber (Kamerstukken
II, 2016–17, 34 550 VIII, nr. 87). Daarin wordt € 10 miljoen van deze in 2016 niet verplichte middelen ingezet voor
de Nederlandse cultuursector. Daarom wordt het eenmalige subsidieplafond voor grote
gebouwde monumenten met € 10 miljoen verlaagd.
3. Uitvoering motie tot verbreding inzet eenmalig subsidieplafond
Met de instelling van een eenmalig subsidieplafond voor grote gebouwde monumenten
is in 2016 invulling gegeven aan de wens van de Kamer om extra budget beschikbaar
te stellen voor grote monumenten. Daarbij lag de nadruk op grote gebouwde monumenten.
Op 20 december 2016 heeft de Kamer echter een motie aangenomen van de leden Dik-Faber
en Vermue (Kamerstukken II, 2016–17, 34 550 VIII, nr. 102). Daarin verzoekt de Kamer te onderzoeken of dit budget, zonder dat er aanvragen
voor grote gebouwde monumenten worden afgewezen, ook beschikbaar kan worden gesteld
voor groene monumenten. Aan deze motie wordt uitvoering gegeven door artikel 42b zo
te wijzigen dat eventueel resterend budget na honorering van de aanvragen voor grote
gebouwde monumenten wordt aangewend voor grote groene monumenten (met subsidiabele
plankosten van € 250.000 of meer), mochten er voor die monumenten in 2017 meer aanvragen
worden ingediend dan er kunnen worden gehonoreerd.
4. Afwijking van de vaste verandermomenten
De wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2017. Hierbij wordt
afgeweken van de vaste verandermomenten en minimale invoeringstermijn van twee maanden.
De reden is dat niet kan worden gewacht tot het vaste verandermoment van 1 april,
omdat de subsidieronde 2017 al op 1 februari van start gaat en subsidieaanvragers
op dat moment op de hoogte moeten zijn van de beschikbare budgetten.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker