Regeling van de Minister van Economische Zaken van 1 juni 2017, nr. WJZ/17012444, tot wijziging van de Regeling nationale EZ-subsidies en de Regeling openstelling EZ-subsidies 2017 in verband met de mogelijkheid investeringssubsidies duurzame energie aan medeoverheden te verlenen en de aanpassing van de berekening van subsidie voor lucht-waterwarmtepompen

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 3, tweede lid, en 16 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZ-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4.5.2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Het eerste lid is tevens van toepassing op een aanvraag van een provincie, gemeente of openbaar lichaam als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen indien zij respectievelijk het optreedt als marktpartij, of als eigenaar of huurder van een roerende of onroerende zaak, onder dezelfde voorwaarden als andere natuurlijke personen en rechtspersonen, niet zijnde medeoverheden.

B

Artikel 4.5.8, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De subsidie voor een verwarmingstoestel als bedoeld in artikel 4.5.4 met een lucht-waterwarmtepomp bedraagt bij een thermisch vermogen tot en met 1 kW € 1.100 en wordt vermeerderd met € 100 voor elke kW thermisch vermogen hoger dan 1 kW.

ARTIKEL II

In de tabel van artikel 1, tweede lid, van de Regeling openstelling EZ-subsidies 2017 wordt in kolom 6 van de rij ‘Titel 4.5: Investeringssubsidie duurzame energie’ ‘€ 70.000.000’ vervangen door: € 90.000.000.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 1 juni 2017

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

TOELICHTING

1. Algemeen

1.1 Inleiding

Deze regeling wijzigt de Regeling nationale EZ-subsidies, module Investeringssubsidie duurzame energie (ISDE) en de Regeling openstelling EZ-subsidies 2017. De eerste wijziging van de ISDE dient om erin te voorzien dat gemeenten, provincies en openbare lichamen als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen in de hoedanigheid van marktpartij of als eigenaar of huurder van een roerende of onroerende zaak gebruik kunnen maken van de ISDE. De tweede wijziging van de ISDE betreft een verbetering van de stimulerende werking van de subsidie voor lucht-waterwarmtepompen. De wijziging van de Regeling openstelling EZ-subsidies 2017 betreft een verhoging van het subsidieplafond van de ISDE tot € 90 miljoen.

1.2 Belang van de wijziging

Door de eerste wijziging van de ISDE wordt de doelgroep van de ISDE verbreed. Dit leidt ertoe dat naar verwachting meer partijen zullen investeren in grotere aantallen kleinschalige productie-installaties voor de productie van hernieuwbare warmte. Op deze wijze wordt de bijdrage van de ISDE aan de realisatie van de hernieuwbare energiedoelen in het Energieakkoord voor 2020 en 2023 verhoogd. De uitbreiding van de doelgroep van de ISDE sluit aan bij de andere subsidieregelingen voor de stimulering van duurzame energieproductie. In het kader van de SDE+ kunnen gemeenten, provincies en openbare lichamen als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen al subsidie aanvragen onder dezelfde voorwaarden als andere aanvragers.

Tot de inwerkingtreding van onderhavige regeling bestonden er twee categorieën lucht-waterwarmtepompen kleiner dan 10 kW: apparaten met een vermogen tot 3,5 kW en apparaten met een vermogen van 3,5 tot 10 kW. Voor de beide categorieën golden twee afzonderlijke subsidiebedragen (€ 1.000, respectievelijk € 2.000). Dit heeft geleid tot het neveneffect dat investeerders dergelijke warmtepompen met een onnodig groot vermogen zouden kunnen aanschaffen om aanspraak te kunnen maken op het substantieel hogere subsidiebedrag in de tweede categorie. Door de wijziging bij onderhavige regeling neemt de subsidie geleidelijk toe voor elke kW aanvullend thermisch vermogen en wordt dit ongewenste neveneffect van de subsidieregeling ongedaan gemaakt.

De aanleiding voor de verhoging van het subsidieplafond is de toezegging in het Convenant 10 PJ energiebesparing gebouwde omgeving (nog niet gepubliceerd) om tot en met het jaar 2020 aanvullend budget van in totaal € 160 miljoen beschikbaar te stellen voor de ISDE. In dit convenant tussen de Minister van Economische Zaken, energieleveranciers, netbeheerders en de duurzame energiesector is voorts afgesproken dat tot en met het jaar 2020 voor 10 PJ aan energiebesparing bij huishoudens en kleinzakelijke gebruikers gerealiseerd gaat worden.

1.3 Relatie met het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies en de Financiële-verhoudingswet

In artikel 3, tweede lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies is de regel opgenomen dat geen subsidie wordt verstrekt aan gemeenten, provincies en openbare lichamen als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen. Daarmee wordt invulling gegeven aan het beleid om specifieke uitkeringen aan gemeenten en provincies zoveel mogelijk te beperken. Afwijken van deze regel is mogelijk, indien dit in de specifieke subsidieregeling wordt bepaald. De Financiële-verhoudingswet verzet zich in dit geval hier niet tegen, omdat subsidies aan gemeenten, provincies en openbare lichamen als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen in de hoedanigheid van marktpartij of als eigenaar of huurder van een roerende of onroerende zaak op basis van artikel 15a, tweede lid, van die wet niet worden aangemerkt als specifieke uitkeringen.

2. Regeldruk

Het totale beschikbare budget voor de ISDE wordt met onderhavige wijziging verhoogd van € 70 miljoen tot €  90 miljoen. Dit leidt naar verwachting tot een toename in het totale aantal aanvragen bij RVO.

In 2016 zijn in totaal bij RVO 18.189 aanvragen voor subsidie ingediend voor een totaal budget van € 46,1 miljoen. Uitgaande van eenzelfde gemiddeld budget per aanvraag had het volledige budget van € 70 miljoen voor 2016 naar verwachting geleid tot een totaal van ruim 27 duizend aanvragen. Op basis van dezelfde aannames leidt onderhavige verhoging van het budget tot ruim 35.000 aanvragen in 2017. Dit betreft een stijging van circa 29%.

Bij de start van de ISDE regeling werd verwacht dat in 2016 sprake zou zijn van circa 10.000 niet-particuliere aanvragers en dit zou leiden tot een totale administratieve last van de subsidieaanvraag voor niet-particulieren van € 2,25 miljoen (3,2% van het totaal beschikbaar gestelde subsidiebedrag in 2016). In de praktijk heeft RVO echter een totaal van 2.189 niet-particuliere aanvragen ontvangen in 2016. De administratieve last is hierdoor veel lager dan verwacht uitgevallen. Indien wordt uitgegaan van eenzelfde verhouding tussen particuliere en niet-particuliere aanvragen voor de ISDE in 2017, dan betekent een totaal budget van € 90 miljoen naar verwachting ruim 4.000 niet-particuliere aanvragen.

De regeldruk wordt hiermee dus lichtelijk vergroot ten opzichte van de praktijk in 2016, maar blijft ruim onder de oorspronkelijke verwachting en berekening van de regeldruk voor de ISDE zoals verwacht voor 2016.

Bovendien verhoogt onderhavige wijziging van de regeling het aantal potentiële aanvragers doordat de ISDE subsidie ook beschikbaar wordt gemaakt voor lokale overheden. Hierdoor wordt de kans groter dat het totale budget voor de ISDE voor 2017 zal worden benut, maar het totale aantal aanvragen neemt hierdoor niet toe.

3. Europees recht (staatssteun)

Bij het verstrekken van subsidie aan gemeenten, provincies en openbare lichamen als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen die optreden als marktpartij is mogelijk sprake van staatssteun. Hiervan is sprake als desbetreffende medeoverheden economische activiteiten verrichten. Deze staatssteun is, net als de module Investeringssubsidie duurzame energie in het geheel, gerechtvaardigd op grond van artikel 41 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening gestelde kaders inzake subsidiabele kosten en steunintensiteit. De onderhavige wijziging van de subsidiemodule ISDE zal ter kennisneming aan de Europese Commissie worden toegezonden, conform artikel 11, onderdeel a, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

4. Vaste verandermomenten

Het beleid voor vaste verandermomenten richt zich op de inwerkingtreding van voorstellen voor wet- en regelgeving en de voorbereidingstijd die nodig is voor een effectieve uitvoering van deze voorstellen. Er zijn vier vaste inwerkingtredingdata per jaar voor ministeriële regelingen: 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober. Daarnaast geldt als uitgangspunt een minimale invoeringstermijn van twee maanden tussen publicatie en inwerkingtreding van de regeling. Van de vaste inwerkingtredingsdata en de minimale invoeringstermijn kan onder meer worden afgeweken indien daarmee hoge buitensporige private of publieke kosten van vertragingen kunnen worden voorkomen. Hiervan is in onderhavig geval sprake omdat gemeenten en provincies hun huishouding en activiteiten moeten verduurzamen, terwijl zij tot de inwerkingtreding van onderhavige regeling geen ISDE-subsidie konden aanvragen. Derhalve is de kortere invoeringstermijn gerechtvaardigd.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven