Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 22 mei 2017, nr. PO/FenV/917299, houdende bijzondere bekostiging bij fusie en opheffing van basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs en scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en beleidsregel ten behoeve van de uitvoering van artikel 121, derde lid en artikel 134, negende en tiende lid, van de Wet op het primair onderwijs respectievelijk van artikel 118, vierde lid en artikel 128, zevende en achtste lid, van de Wet op de expertisecentra met ingang van het schooljaar 2017-2018 (Regeling bijzondere bekostiging bij fusie en opheffing van scholen in het primair onderwijs en beleidsregel interpretatie samenvoeging in WPO en WEC)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 123, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 120, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. WPO:

Wet op het primair onderwijs;

b. WEC:

Wet op de expertisecentra;

c. basisschool:

basisschool als bedoeld in artikel 1 van de WPO;

d. speciale school voor basisonderwijs:

speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WPO;

e. school voor (voortgezet) speciaal onderwijs:

school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WEC, niet zijnde een instelling;

f. school:

basisschool, speciale school voor basisonderwijs dan wel school voor (voortgezet) speciaal onderwijs als bedoeld in dit artikel;

g. fusieschool:

basisschool, speciale school voor basisonderwijs of school voor (voortgezet) speciaal onderwijs, die volgens opgave van het bevoegd gezag aan DUO is ontstaan uit de fusie van twee of meer basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs respectievelijk scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs;

h. opheffing:

beëindiging van de bekostiging van een bijzondere school respectievelijk de opheffing van een openbare school;

i. fusie-instroom:

relatieve instroom van de leerlingen van de bij een fusie opgeheven scholen naar de desbetreffende fusieschool, bepaald door de uitkomst van de formule A / B * 100%, naar beneden afgerond op een geheel percentage, waarin:

A = het totaal aantal leerlingen dat op 1 oktober direct voorafgaande aan de fusie op de bij die fusie opgeheven scholen als bekostigde leerling ingeschreven stond én op 1 oktober direct volgend op de fusie als bekostigde leerling ingeschreven staat op de fusieschool;

B = het totaal aantal leerlingen dat op 1 oktober direct voorafgaande aan de fusie op de bij de fusie betrokken opgeheven scholen als bekostigde leerling ingeschreven stond én op 1 oktober direct volgend op de opheffing als bekostigde leerling ingeschreven staat op respectievelijk een basisschool ingeval het een opheffing van één of meer basisscholen betreft, een speciale school voor basisonderwijs ingeval het een opheffing van één of meer speciale scholen voor basisonderwijs betreft, een school voor speciaal onderwijs indien het een opheffing van één of meer scholen voor speciaal onderwijs betreft, een school voor voortgezet speciaal onderwijs indien het een opheffing van één of meer scholen voor voortgezet speciaal onderwijs betreft, dan wel een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs indien het een opheffing van één of meer scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs betreft;

j. substantiële fusie-instroom:

fusie-instroom als bedoeld in dit artikel van ten minste 50%;

k. beperkte fusie-instroom

fusie-instroom als bedoeld in dit artikel van ten minste 25% maar minder dan 50%;

l. leeftijdscohort:

één of meer leerlingen die op 1 oktober van een schooljaar de leeftijd hebben die bij dat leeftijdscohort is aangegeven;

m. kleine of zeer kleine basisschool waar sprake is van een complete leerlingpopulatie:

basisschool die onderdeel uitmaakt van een fusie, waar op 1 oktober direct voorafgaande aan die fusie minder dan 145 bekostigde leerlingen stonden ingeschreven, en die op die datum een zodanige evenwichtige leeftijdsopbouw van deze leerlingen kent dat, van de 8 leeftijdscohorten 4- tot en met 11- jarigen, bij ten minste 6 leeftijdscohorten sprake is van één of meer leerlingen die een zodanige leeftijd hebben dat ze binnen dat leeftijdscohort vallen, waarbij leerlingen die op de desbetreffende datum ouder zijn dan 11 jaar als 11-jarigen meetellen.

Paragraaf 2. Beleidsregel inhoudende uitleg van wettelijk voorschrift

Artikel 2. Uitleg wettelijke term ‘samenvoeging van scholen’ in WPO en WEC

Van een samenvoeging van scholen als bedoeld in de artikelen 121, derde lid en 134, negende en tiende lid, van de WPO, respectievelijk 118, vierde lid en 128, zevende en achtste lid van de WEC is sprake bij een substantiële fusie-instroom.

Paragraaf 3. Bijzondere bekostiging bij fusie van basisscholen die plaatsvindt in de periode 1 augustus 2017 tot en met 31 juli 2025 waarbij sprake is van substantiële fusie-instroom

Artikel 3. Verstrekken bijzondere bekostiging bij fusie die plaatsvindt in de periode 1 augustus 2017 tot en met 31 juli 2020

  • 1. Het bevoegd gezag van een basisschool die op 1 augustus van een van de jaren 2017 tot en met 2019 is ontstaan uit een fusie van twee of meer basisscholen waarbij sprake is van substantiële fusie-instroom, ontvangt voor het eerste tot en met zesde schooljaar na deze fusie bijzondere bekostiging voor personeelskosten van leraren en die van de schoolleiding.

  • 2. De bijzondere bekostiging voor het eerste schooljaar na de fusie wordt berekend overeenkomstig artikel 5.

  • 3. De bijzondere bekostiging voor het tweede tot en met zesde schooljaar na de fusie wordt berekend overeenkomstig artikel 5 en telkens per schooljaar aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van basisscholen.

  • 4. Indien een basisschool die is ontstaan uit een fusie als bedoeld in het eerste lid, binnen 6 jaar na deze fusie weer onderdeel uitmaakt van een fusie waarvoor op grond van dit artikel dan wel op grond van artikel 4 of artikel 6 bijzondere bekostiging wordt verstrekt, dan vervalt vanaf het moment van laatstbedoelde fusie de eerdere aanspraak op bijzondere bekostiging op grond van dit artikel.

  • 5. Dit artikel is niet van toepassing op een fusie van scholen waarbij één of meer van de scholen die onderdeel uitmaken van de fusie op het moment van deze fusie minder dan 6 schooljaren worden bekostigd.

Artikel 4. Verstrekken bijzondere bekostiging bij fusie die plaatsvindt in de periode 1 augustus 2020 tot en met 31 juli 2025

  • 1. Het bevoegd gezag van een basisschool die op 1 augustus van een van de jaren 2020 tot en met 2024 is ontstaan uit een fusie van twee of meer basisscholen waarbij sprake is van substantiële fusie-instroom, ontvangt voor het eerste tot en met vijfde schooljaar na deze fusie bijzondere bekostiging voor personeelskosten van leraren en die van de schoolleiding.

  • 2. De bijzondere bekostiging voor het eerste schooljaar na de fusie wordt berekend overeenkomstig artikel 5.

  • 3. De bijzondere bekostiging voor het tweede tot en met vijfde schooljaar na de fusie wordt als volgt berekend:

    • a. indien de fusie plaatsvindt per 1 augustus 2020: overeenkomstig artikel 5,

    • b. indien de fusie plaatsvindt per 1 augustus 2021: overeenkomstig artikel 5 in het tweede tot en met vierde schooljaar na de fusie en overeenkomstig artikel 7 in het vijfde schooljaar na de fusie,

    • c. indien de fusie plaatsvindt per 1 augustus 2022: overeenkomstig artikel 5 in het tweede en derde schooljaar na de fusie en overeenkomstig artikel 7 in het vierde en vijfde schooljaar na de fusie,

    • d. indien de fusie plaatsvindt per 1 augustus 2023: overeenkomstig artikel 5 in het tweede schooljaar na de fusie en overeenkomstig artikel 7 in het derde tot en met vijfde schooljaar na de fusie,

    • e. indien de fusie plaatsvindt per 1 augustus 2024: overeenkomstig artikel 7, en telkens per schooljaar aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van basisscholen.

  • 4. De bijzondere bekostiging bedoeld in het derde lid wordt telkens per schooljaar aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van basisscholen.

  • 5. Indien een basisschool die is ontstaan uit een fusie als bedoeld in het eerste lid, binnen 5 jaar na deze fusie onderdeel uitmaakt van een fusie waarvoor op grond van dit artikel dan wel op grond van artikel 6 bijzondere bekostiging wordt toegekend, dan vervalt vanaf het moment van laatstbedoelde fusie de eerdere aanspraak op bijzondere bekostiging op grond van dit artikel.

  • 6. Dit artikel is niet van toepassing op een fusie van scholen waarbij één of meer van de scholen die onderdeel uitmaken van de fusie op het moment van deze fusie minder dan 6 schooljaren worden bekostigd.

Artikel 5. Formule berekenen bijzondere bekostiging

  • 1. De bijzondere bekostiging bedoeld in artikel 3 wordt, onverminderd het tweede en derde lid, berekend volgens de formule (X – Y) + (Xs – Ys), waarin:

    X = de som van de bekostiging van alle basisscholen die onderdeel uitmaken van de fusie, berekend op grond van de artikelen 23, 24, 25, 28 en 28a van het Besluit bekostiging WPO in het eerste schooljaar na de fusie, wanneer de fusie niet zou hebben plaatsgevonden, en

    Y = de som van de bekostiging van de fusieschool, berekend op grond van de artikelen 23, 24, 25, 28 en 28a van het Besluit bekostiging WPO in het eerste schooljaar na de fusie, en

    Xs = de som van de bekostiging van alle basisscholen die onderdeel uitmaken van de fusie, berekend op grond van artikel 26, eerste lid, van het Besluit bekostiging WPO in het eerste schooljaar na de fusie, wanneer deze fusie niet zou hebben plaatsgevonden, en

    Ys = de bekostiging van de fusieschool, berekend op grond van artikel 26, eerste lid, van het Besluit bekostiging WPO in het eerste schooljaar na de fusie.

  • 2. Indien van de fusie één of meer kleine of zeer kleine basisscholen onderdeel uitmaken waarbij geen sprake is van een complete leerlingpopulatie, wordt voor ieder van deze scholen op de uitkomst van het in het eerste lid bedoelde berekeningsonderdeel X een aftrek toegepast. De omvang van deze aftrek voor de desbetreffende school bedraagt de uitkomst van de formule (Q-R) * S.

    In de formule, genoemd in de tweede volzin, is Q het aantal ingeschreven bekostigde leerlingen op de desbetreffende kleine of zeer kleine basisschool op de laatste teldatum 1 oktober waarop bij deze school sprake was van een complete leerlingpopulatie. Indien bij de kleine of zeer kleine basisschool op alle teldata 1 oktober in de vier schooljaren voorafgaande aan de fusie geen sprake is van een complete leerlingpopulatie, wordt het aantal ingeschreven bekostigde leerlingen genomen op de teldatum 1 oktober die 3 jaar ligt vóór 1 oktober direct voorafgaande aan de fusie.

    In de formule, genoemd in de tweede volzin, is R het aantal ingeschreven bekostigde leerlingen op de desbetreffende school op 1 oktober direct voorafgaande aan de fusie.

    In de formule, genoemd in de tweede volzin, is S het in de Regeling bekostiging personeel PO voor het eerste schooljaar na de fusie vastgestelde basisbedrag bedoeld in artikel 24, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit bekostiging WPO, vermeerderd met het product van het in die regeling vastgestelde leeftijdsbedrag bedoeld in artikel 24, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit bekostiging WPO en de gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren, bedoeld in artikel 11a, van het Besluit bekostiging WPO van de desbetreffende school op 1 oktober direct voorafgaande aan de fusie.

  • 3. Indien de uitkomst van de in het tweede lid bedoelde formule kleiner is dan nul, wordt de aftrek voor de desbetreffende kleine of zeer kleine basisschool op nul gesteld.

Paragraaf 4. Bijzondere bekostiging bij fusie van basisscholen die plaatsvindt in de periode 1 augustus 2017 tot en met 31 juli 2025 waarbij sprake is van beperkte fusie-instroom.

Artikel 6. Verstrekken bijzondere bekostiging

  • 1. Onverminderd artikel 8 en artikel 9, ontvangt het bevoegd gezag van een basisschool die op 1 augustus van een van de jaren 2017 tot en met 2024 is ontstaan uit een fusie van twee of meer basisscholen, waarbij sprake is van beperkte fusie-instroom, voor het eerste tot en met vijfde schooljaar na deze fusie bijzondere bekostiging.

  • 2. De bijzondere bekostiging voor het eerste schooljaar na de fusie wordt berekend overeenkomstig artikel 7.

  • 3. De bijzondere bekostiging voor het tweede tot en met vijfde schooljaar na de fusie wordt berekend overeenkomstig artikel 7 en telkens per schooljaar aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van basisscholen.

  • 4. Indien een basisschool die is ontstaan uit een fusie als bedoeld in het eerste lid, binnen 5 jaar na deze fusie onderdeel uitmaakt van een fusie waarvoor op grond van dit artikel dan wel op grond van artikel 3 of artikel 4 bijzondere bekostiging wordt verstrekt, dan vervalt vanaf het moment van laatstbedoelde fusie de eerdere aanspraak op bijzondere bekostiging op grond van dit artikel.

  • 5. Dit artikel is niet van toepassing op een fusie van scholen waarbij één of meer van de scholen die onderdeel uitmaken van de fusie op het moment van deze fusie minder dan 6 schooljaren worden bekostigd.

Artikel 7. Formule berekenen bijzondere bekostiging

  • 1. De bijzondere bekostiging, bedoeld in artikel 6, wordt onverminderd het tweede en derde lid, berekend volgens de formule A * ((X – Y) + (Xs – Ys)), waarin:

    A = een vermenigvuldigingsfactor die voor het eerste schooljaar na de fusie de waarde 100%, voor het tweede schooljaar na deze fusie de waarde 80%, voor het derde schooljaar na deze fusie de waarde 60%, voor het vierde schooljaar na deze fusie de waarde 40% en voor het vijfde schooljaar na deze fusie de waarde 20% heeft, en

    X = de som van de bekostiging van alle basisscholen die onderdeel uitmaken van de fusie, berekend op grond van de artikelen 23, 24, 25, 28 en 28a van het Besluit bekostiging WPO in het eerste schooljaar na de fusie, wanneer deze fusie niet zou hebben plaatsgevonden, en

    Y = de som van de bekostiging van de fusieschool, berekend op grond van de artikelen 23, 24, 25, 28 en 28a van het Besluit bekostiging WPO in het eerste schooljaar na de fusie.

    Xs = de som van de bekostiging van alle basisscholen die onderdeel uitmaken van de fusie, berekend op grond van artikel 26, eerste lid, van het Besluit bekostiging WPO in het eerste schooljaar na de fusie, wanneer deze fusie niet zou hebben plaatsgevonden, en

    Ys = de bekostiging van de fusieschool, berekend op grond van artikel 26, eerste lid van het Besluit bekostiging WPO in het eerste schooljaar na de fusie.

  • 2. Indien van de fusie één of meer kleine of zeer kleine basisscholen onderdeel uitmaken waarbij geen sprake is van een complete leerlingpopulatie, wordt voor ieder van deze scholen op de uitkomst van het in het eerste lid bedoelde berekeningsonderdeel X een aftrek toegepast. De omvang van deze aftrek voor de desbetreffende school bedraagt de uitkomst van de formule (Q-R) * S.

    In de formule, genoemd in de tweede volzin, is Q het aantal ingeschreven bekostigde leerlingen op de desbetreffende kleine of zeer kleine basisschool op de laatste teldatum 1 oktober waarop bij deze school sprake was van een complete leerlingpopulatie. Indien bij de kleine of zeer kleine basisschool op alle teldata 1 oktober in de vier schooljaren voorafgaande aan de fusie geen sprake was van een complete leerlingpopulatie, wordt het aantal ingeschreven bekostigde leerlingen genomen op de teldatum 1 oktober die 3 jaar ligt vóór 1 oktober direct voorafgaande aan de fusie.

    In de formule, genoemd in de tweede volzin, is R het aantal ingeschreven bekostigde leerlingen op de desbetreffende school op 1 oktober direct voorafgaande aan de fusie.

    In de formule, genoemd in de tweede volzin, is S het in de Regeling bekostiging personeel PO voor het eerste schooljaar na de fusie vastgestelde basisbedrag bedoeld in artikel 24, tweede lid, onderdeel b van het Besluit bekostiging WPO, vermeerderd met het product van het in die regeling vastgestelde leeftijdsbedrag bedoeld in artikel 24, tweede lid, onderdeel b van het Besluit bekostiging WPO en de gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren bedoeld in artikel 11a van het Besluit bekostiging WPO van de desbetreffende school op 1 oktober direct voorafgaande aan de fusie.

  • 3. Indien de uitkomst van de in het tweede lid bedoelde formule kleiner is dan nul, wordt de aftrek voor de desbetreffende kleine of zeer kleine basisschool op nul gesteld.

Paragraaf 5. Bijzondere bekostiging wegens opheffing van basisscholen die plaatsvindt in de periode 1 augustus 2017 tot en met 31 juli 2025 waarbij sprake is van een vrijwillige opheffing.

Artikel 8. Verstrekken bijzondere bekostiging

  • 1. Het bevoegd gezag van een basisschool waar sprake is van een vrijwillige opheffing van deze school op 1 augustus van een van de jaren 2017 tot en met 2024, ontvangt voor het schooljaar na deze opheffing bijzondere bekostiging.

  • 2. Onder een vrijwillige opheffing, als bedoeld in dit artikel, wordt verstaan een opheffing van een basisschool waarvoor geldt dat:

    • a. de opheffing niet voortvloeit uit een besluit, als bedoeld in artikel 164b, eerste lid, van de WPO, en

    • b. de opheffing geen onderdeel uitmaakt van een samenvoeging als bedoeld in artikel 121, derde lid, en artikel 134, negende lid, van de WPO, en

    • c. de school op het moment van opheffing ten minste 6 schooljaren wordt bekostigd, en

    • d. het aantal leerlingen van de hoofdvestiging van de opgeheven school, berekend overeenkomstig artikel 152 van de WPO, op de laatste teldatum direct voorafgaande aan de opheffing niet minder bedraagt dan de voor de gemeente of het deel van de gemeente waarin de hoofdvestiging van die school is gelegen geldende opheffingsnorm bedoeld in artikel 154 van de WPO, en

    • e. het bevoegd gezag van die school, of een ander bevoegd gezag waarmee het een samenwerkingsovereenkomst bedoeld in artikel 157, derde lid, van de WPO is aangegaan, voor het schooljaar direct voorafgaande aan de opheffing dan wel voor het eerste schooljaar na de opheffing, voor één of meer van zijn scholen geen gebruik maakt van de in artikel 157 van de WPO opgenomen mogelijkheid tot afwijking van artikel 153 van de WPO, en

    • f. het bevoegd gezag van de opgeheven school na deze opheffing bevoegd gezag blijft van ten minste één andere basisschool.

  • 3. De bijzondere bekostiging bedoeld in het eerste lid wordt berekend overeenkomstig artikel 9.

Artikel 9. Formule berekenen bijzondere bekostiging

De bijzondere bekostiging bedoeld in artikel 8 wordt berekend volgens de formule (L – M) + N, waarin:

L = de bekostiging op grond van artikel 134, eerste lid, van de WPO die de opgeheven school zou hebben ontvangen in het kalenderjaar waarin de opheffingsdatum valt wanneer de school niet zou zijn opgeheven,

M = de bekostiging op grond van artikel 134, eerste lid, van de WPO die de opgeheven school heeft ontvangen in het kalenderjaar waarin de opheffingsdatum valt,

N = de bekostiging die de opgeheven school, op grond van artikel 120, eerste lid, van de WPO, op grond van artikel 129, eerste lid, van de WPO voor zover het gaat om het deel van de bekostiging dat afhankelijk is van het aantal leerlingen, en op grond van artikel 28, eerste en tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO zou hebben ontvangen in het eerste schooljaar na de opheffing, wanneer deze opheffing niet zou hebben plaatsgevonden.

Paragraaf 6. Bijzondere bekostiging bij fusie van speciale scholen voor basisonderwijs die plaatsvindt in de periode 1 augustus 2017 tot en met 31 juli 2025 waarbij sprake is van substantiële fusie-instroom

Artikel 10. Verstrekken bijzondere bekostiging bij fusie die plaatsvindt in de periode 1 augustus 2017 tot en met 31 juli 2020

  • 1. Het bevoegd gezag van een speciale school voor basisonderwijs die op 1 augustus van een van de jaren 2017 tot en met 2019 is ontstaan uit een fusie van twee of meer speciale scholen voor basisonderwijs waarbij sprake is van substantiële fusie-instroom, ontvangt voor het eerste tot en met zesde schooljaar na deze fusie bijzondere bekostiging voor personeelskosten van leraren en die van de schoolleiding.

  • 2. De bijzondere bekostiging voor het eerste schooljaar na de fusie wordt berekend overeenkomstig artikel 12.

  • 3. De bijzondere bekostiging voor het tweede tot en met zesde schooljaar na de fusie wordt berekend overeenkomstig artikel 12 en telkens per schooljaar aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van speciale scholen voor basisonderwijs.

  • 4. Indien een speciale school voor basisonderwijs die is ontstaan uit een fusie als bedoeld in het eerste lid, binnen 6 jaar na deze fusie onderdeel uitmaakt van een fusie waarvoor op grond van dit artikel dan wel op grond van artikel 11 of artikel 13 bijzondere bekostiging wordt verstrekt, dan vervalt vanaf het moment van laatstbedoelde fusie de eerdere aanspraak op bijzondere bekostiging op grond van dit artikel.

  • 5. Dit artikel is niet van toepassing op een fusie van scholen waarbij één of meer van de scholen die onderdeel uitmaken van de fusie op het moment van deze fusie minder dan 6 schooljaren worden bekostigd.

Artikel 11. Verstrekken bijzondere bekostiging bij fusie die plaatsvindt in de periode 1 augustus 2020 tot en met 31 juli 2025

  • 1. Het bevoegd gezag van een speciale school voor basisonderwijs die op 1 augustus van een van de jaren 2020 tot en met 2024 is ontstaan uit een fusie van twee of meer speciale scholen voor basisonderwijs waarbij sprake is van substantiële fusie-instroom, ontvangt voor het eerste tot en met vijfde schooljaar na deze fusie bijzondere bekostiging voor personeelskosten van leraren en die van de schoolleiding.

  • 2. De bijzondere bekostiging voor het eerste schooljaar na de fusie wordt berekend overeenkomstig artikel 12.

  • 3. De bijzondere bekostiging voor het tweede tot en met vijfde schooljaar na de fusie wordt als volgt berekend:

    • a. indien de fusie plaatsvindt per 1 augustus 2020: overeenkomstig artikel 12,

    • b. indien de fusie plaatsvindt per 1 augustus 2021: overeenkomstig artikel 12 in het tweede tot en met vierde schooljaar na de fusie en overeenkomstig artikel 14 in het vijfde schooljaar na de fusie,

    • c. indien de fusie plaatsvindt per 1 augustus 2022: overeenkomstig artikel 12 in het tweede en derde schooljaar na de fusie en overeenkomstig artikel 14 in het vierde en vijfde schooljaar na de fusie,

    • d. indien de fusie plaatsvindt per 1 augustus 2023: overeenkomstig artikel 12 in het tweede schooljaar na de fusie en overeenkomstig artikel 14 in het derde tot en met vijfde schooljaar na de fusie,

    • e. indien de fusie plaatsvindt per 1 augustus 2024: overeenkomstig artikel 14

    en telkens per schooljaar aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van speciale scholen voor basisonderwijs.

  • 4. Indien een speciale school voor basisonderwijs die is ontstaan uit een fusie als bedoeld in het eerste lid binnen 5 jaar na deze fusie onderdeel uitmaakt van een fusie waarvoor op grond van dit artikel dan wel op grond van artikel 13 bijzondere bekostiging wordt verstrekt, dan vervalt vanaf het moment van laatstbedoelde fusie de eerdere aanspraak op bijzondere bekostiging op grond van dit artikel.

  • 5. Dit artikel is niet van toepassing op een fusie van scholen waarbij één of meer van de scholen die onderdeel uitmaken van de fusie op het moment van deze fusie minder dan 6 schooljaren worden bekostigd.

Artikel 12. Formule berekenen bijzondere bekostiging

De bijzondere bekostiging, bedoeld in artikel 10, wordt berekend volgens de formule Xs – Ys, waarin:

Xs = de som van de bekostiging van alle speciale scholen voor basisonderwijs die onderdeel uitmaken van de fusie, berekend op grond van artikel 26, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de fusie, wanneer deze fusie niet zou hebben plaatsgevonden, en

Ys = de bekostiging van de fusieschool, berekend op grond van artikel 26, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de fusie.

Paragraaf 7. Bijzondere bekostiging bij fusie van speciale scholen voor basisonderwijs die plaatsvindt in de periode 1 augustus 2017 tot en met 31 juli 2025 waarbij sprake is van beperkte fusie-instroom

Artikel 13. Verstrekken bijzondere bekostiging

  • 1. Het bevoegd gezag van een speciale school voor basisonderwijs die op 1 augustus van een van de jaren 2017 tot en met 2024 is ontstaan uit een fusie van twee of meer speciale scholen voor basisonderwijs waarbij sprake is van beperkte fusie-instroom, ontvangt voor het eerste tot en met vijfde schooljaar na deze fusie bijzondere bekostiging.

  • 2. De bijzondere bekostiging voor het eerste schooljaar na de fusie wordt berekend overeenkomstig artikel 14.

  • 3. De bijzondere bekostiging voor het tweede tot en met vijfde schooljaar na de fusie wordt berekend overeenkomstig artikel 14, en telkens per schooljaar aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van speciale scholen voor basisonderwijs.

  • 4. Een eerdere aanspraak op bijzondere bekostiging op grond van dit artikel vervalt indien een speciale school voor basisonderwijs die is ontstaan uit een fusie als bedoeld in het eerste lid binnen 5 jaar na deze fusie onderdeel uitmaakt van een fusie waarvoor op grond van dit artikel dan wel op grond van artikel 10 of artikel 11 bijzondere bekostiging wordt verstrekt.

  • 5. Dit artikel is niet van toepassing op een fusie van scholen waarbij één of meer van de scholen die onderdeel uitmaken van de fusie op het moment van deze fusie minder dan 6 schooljaren worden bekostigd.

Artikel 14. Formule berekenen bijzondere bekostiging

De bijzondere bekostiging bedoeld in artikel 13, wordt berekend volgens de formule A * (Xs – Ys), waarin:

A = een vermenigvuldigingsfactor die voor het eerste schooljaar na de fusie de waarde 100%, voor het tweede schooljaar na deze fusie de waarde 80%, voor het derde schooljaar na deze fusie de waarde 60%, voor het vierde schooljaar na deze fusie de waarde 40% en voor het vijfde schooljaar na deze fusie de waarde 20% heeft, en

Xs = de som van de bekostiging van alle speciale scholen voor basisonderwijs die onderdeel uitmaken van de fusie, berekend op grond van artikel 26, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de fusie, wanneer deze fusie niet zou hebben plaatsgevonden, en

Ys = de bekostiging van de fusieschool, berekend op grond van artikel 26, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de fusie.

Paragraaf 8. Bijzondere bekostiging bij fusie van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs die plaatsvindt in de periode 1 augustus 2017 tot en met 31 juli 2025 waarbij sprake is van substantiële fusie-instroom

Artikel 15. Verstrekken bijzondere bekostiging bij fusie die plaatsvindt in de periode 1 augustus 2017 tot en met 31 juli 2020

  • 1. Het bevoegd gezag van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs die op 1 augustus van een van de jaren 2017 tot en met 2019 is ontstaan uit een fusie van twee of meer scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs waarbij sprake is van substantiële fusie-instroom, ontvangt voor het eerste tot en met zesde schooljaar na deze fusie bijzondere bekostiging voor personeelskosten van leraren en die van de schoolleiding.

  • 2. De bijzondere bekostiging voor het eerste schooljaar na de fusie wordt berekend overeenkomstig artikel 17.

  • 3. De bijzondere bekostiging voor het tweede tot en met zesde schooljaar na de fusie wordt berekend overeenkomstig artikel 17 en telkens per schooljaar aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs.

  • 4. Indien een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs die is ontstaan uit een fusie als bedoeld in het eerste lid binnen 6 jaar na deze fusie onderdeel uitmaakt van een fusie waarvoor op grond van dit artikel dan wel op grond van artikel 16 of artikel 18 bijzondere bekostiging wordt verstrekt, dan vervalt vanaf het moment van laatstbedoelde fusie de eerdere aanspraak op bijzondere bekostiging op grond van dit artikel.

  • 5. Dit artikel is niet van toepassing op een fusie van scholen waarbij één of meer van de scholen die onderdeel uitmaken van de fusie op het moment van deze fusie minder dan 6 schooljaren worden bekostigd.

Artikel 16. Verstrekken bijzondere bekostiging bij fusie die plaatsvindt in de periode 1 augustus 2020 tot en met 31 juli 2025

  • 1. Het bevoegd gezag van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs die op 1 augustus van een van de jaren 2020 tot en met 2024 is ontstaan uit een fusie van twee of meer scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs waarbij sprake is van substantiële fusie-instroom, ontvangt voor het eerste tot en met vijfde schooljaar na deze fusie bijzondere bekostiging voor personeelskosten van leraren en die van de schoolleiding.

  • 2. De bijzondere bekostiging voor het eerste schooljaar na de fusie wordt berekend overeenkomstig artikel 17.

  • 3. De bijzondere bekostiging voor het tweede tot en met vijfde schooljaar na de fusie wordt als volgt berekend:

    • a. indien de fusie plaatsvindt per 1 augustus 2020: overeenkomstig artikel 17,

    • b. indien de fusie plaatsvindt per 1 augustus 2021: overeenkomstig artikel 17 in het tweede tot en met vierde schooljaar na de fusie en overeenkomstig artikel 19 in het vijfde schooljaar na de fusie,

    • c. indien de fusie plaatsvindt per 1 augustus 2022: overeenkomstig artikel 17 in het tweede en derde schooljaar na de fusie en overeenkomstig artikel 19 in het vierde en vijfde schooljaar na de fusie,

    • d. indien de fusie plaatsvindt per 1 augustus 2023: overeenkomstig artikel 17 in het tweede schooljaar na de fusie en overeenkomstig artikel 19, in het derde tot en met vijfde schooljaar na de fusie,

    • e. indien de fusie plaatsvindt per 1 augustus 2024: overeenkomstig artikel 19, eerste lid,

    en telkens per schooljaar aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs.

  • 4. Indien de school voor (voortgezet) speciaal onderwijs die is ontstaan uit een fusie als bedoeld in het eerste lid, binnen 5 jaar na deze fusie onderdeel uitmaakt van een fusie waarvoor op grond van dit artikel dan wel op grond van artikel 18 bijzondere bekostiging wordt verstrekt, dan vervalt vanaf het moment van laatstbedoelde fusie de eerdere aanspraak op bijzondere bekostiging op grond van dit artikel.

  • 5. Dit artikel is niet van toepassing op een fusie van scholen waarbij één of meer van de scholen die onderdeel uitmaken van de fusie op het moment van deze fusie minder dan 6 schooljaren worent bekostigd.

Artikel 17. Formule berekenen bijzondere bekostiging

De bijzondere bekostiging, bedoeld in artikel 15, wordt berekend volgens de formule (X – Y) + (Xs – Ys), waarin:

X = de som van de bekostiging van alle scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs die onderdeel uitmaken van de fusie, berekend op grond van artikel 32 van het Besluit bekostiging WEC in het schooljaar na de fusie, wanneer de fusie niet zou hebben plaatsgevonden, en

Y = de som van de bekostiging van de fusieschool, berekend op grond van artikel 32 van het Besluit bekostiging WEC in het schooljaar na de fusie.

Xs = de som van de bekostiging van alle scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs die onderdeel uitmaken van de fusie, berekend op grond van artikel 35 van het Besluit bekostiging WEC in het schooljaar na de fusie, wanneer deze fusie niet zou hebben plaatsgevonden, en

Ys = de bekostiging van de fusieschool, berekend op grond van artikel 35 van het Besluit bekostiging WEC in het schooljaar na de fusie.

Paragraaf 9. Bijzondere bekostiging bij fusie van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs die plaatsvindt in de periode 1 augustus 2017 tot en met 31 juli 2025 waarbij sprake is van beperkte fusie-instroom

Artikel 18. Verstrekken bijzondere bekostiging

  • 1. Het bevoegd gezag van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs die op 1 augustus van een van de jaren 2017 tot en met 2024 is ontstaan uit een fusie van twee of meer scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs waarbij sprake is van beperkte fusie-instroom, ontvangt voor het eerste tot en met vijfde schooljaar na deze fusie bijzondere bekostiging.

  • 2. De bijzondere bekostiging voor het eerste schooljaar na de fusie wordt berekend overeenkomstig artikel 19.

  • 3. De bijzondere bekostiging voor het tweede tot en met vijfde schooljaar na de fusie wordt berekend overeenkomstig artikel 19, en telkens per schooljaar aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs.

  • 4. Indien een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs die is ontstaan uit een fusie als bedoeld in het eerste lid binnen 5 jaar na deze fusie onderdeel uitmaakt van een fusie waarvoor op grond van dit artikel dan wel op grond van artikel 15 of artikel 16 bijzondere bekostiging wordt verstrekt, dan vervalt vanaf het moment van laatstbedoelde fusie de eerdere aanspraak op bijzondere bekostiging op grond van dit artikel.

  • 5. Dit artikel is niet van toepassing op een fusie van scholen waarbij één of meer van de scholen die onderdeel uitmaken van de fusie op het moment van deze fusie minder dan 6 schooljaren worden bekostigd.

Artikel 19. Formule berekenen bijzondere bekostiging

De bijzondere bekostiging, bedoeld in artikel 18, wordt berekend volgens de formule A * ((X – Y) + (Xs – Ys)), waarin:

A = een vermenigvuldigingsfactor die voor het eerste schooljaar na de fusie de waarde 100%, voor het tweede schooljaar na deze fusie de waarde 80%, voor het derde schooljaar na deze fusie de waarde 60%, voor het vierde schooljaar na deze fusie de waarde 40% en voor het vijfde schooljaar na deze fusie de waarde 20% heeft, en

X = de som van de bekostiging van alle scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs die onderdeel uitmaken van de fusie, berekend op grond van artikel 32 van het Besluit bekostiging WEC in het schooljaar na de fusie, wanneer deze fusie niet zou hebben plaatsgevonden, en

Y = de som van de bekostiging van de fusieschool, berekend op grond van artikel 32 van het Besluit bekostiging WEC in het schooljaar na de fusie.

Xs = de som van de bekostiging van alle scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs die onderdeel uitmaken van de fusie, berekend op grond van artikel 35 van het Besluit bekostiging WEC in het schooljaar na de fusie, wanneer deze fusie niet zou hebben plaatsgevonden, en

Ys = de bekostiging van de fusieschool, berekend op grond van artikel 35 van het Besluit bekostiging WEC in het schooljaar na de fusie.

Paragraaf 10. Slotbepalingen

Artikel 20. Betaalritme

De bekostigingsbedragen, bedoeld in deze regeling, worden uitbetaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang.

Artikel 21. Besteding bekostiging

De bijzondere en aanvullende bekostiging, verstrekt op grond van deze regeling, kan worden besteed aan alle activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt aan de basisschool, speciale school voor basisonderwijs, een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs, een samenwerkingsverband PO, een samenwerkingsverband VO of een school als bedoeld in de WVO.

Artikel 22. Intrekken regeling bijzondere bekostiging bij samenvoeging van scholen in het primair onderwijs.

De regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 16 april 2015, nr. PO/FenV/729181, houdende bijzondere bekostiging bij samenvoeging van basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs en scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs, met ingang van het schooljaar 2015-2016 (Regeling bijzondere bekostiging bij samenvoeging van scholen in het primair onderwijs) wordt ingetrokken per 1 augustus 2017 met dien verstande dat ze van kracht blijft voor de samenvoegingen die in de periode 1 augustus 2012 tot en met 1 augustus 2016 hebben plaatsgevonden voor zover de desbetreffende school die is ontstaan uit een samenvoeging niet betrokken is bij een fusie waarvoor op grond van deze regeling bijzondere bekostiging wordt toegekend.

Artikel 23. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 25 mei 2017 en is voor het eerst van toepassing op het schooljaar 2017-2018. De regeling vervalt met ingang van 1 augustus 2025.

Artikel 24. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bijzondere bekostiging bij fusie en opheffing van scholen in het primair onderwijs en beleidsregel interpretatie samenvoeging in WPO en WEC.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

TOELICHTING

I. Algemeen

Met de ‘Regeling bijzondere bekostiging van samenvoeging van scholen in het primair onderwijs van 16 april 2015 (nr. PO/FenV/729181)’ is met ingang van het schooljaar 2015-2016 tot en met het schooljaar 2024-2025 de compensatie die besturen ontvangen bij samenvoeging van scholen aanzienlijk verruimd. In de zes schooljaren na de samenvoeging ontving het desbetreffende bestuur op basis van voornoemde regeling bijzondere bekostiging die 100% van de teruggang in personele bekostiging omvatte die het gevolg was van het wegvallen van vaste voeten en toeslagen. Bij samenvoeging van basisscholen werd ook het verschil in kleinescholentoeslag gecompenseerd. In de toelichting op deze verruiming is destijds aangegeven dat er (slechts) sprake is van een samenvoeging in het kader van bedoelde compensatieregeling wanneer een substantieel deel van de leerlingen van de op te heffen school daadwerkelijk wordt ingeschreven bij de school waarvoor de compensatie wordt verstrekt.

Met ingang van schooljaar 2017-2018 wordt bovenbedoelde regeling vervangen door de voorliggende regeling. Belangrijke daarin opgenomen wijzigingen zijn:

  • Toevoeging aan de regeling van een beleidsregel met een nadere uitleg van de wettelijke term ‘samenvoeging van scholen’ uit de WPO en de WEC, waarbij wordt aangesloten bij het in de regeling opgenomen begrip ‘substantiële fusie-instroom’.

  • Een nadere operationalisering van de voorwaarde van een substantiële leerlingenstroom van opgeheven school naar de overblijvende school die geldt voor de toepassing van de tot en met het schooljaar 2024-2025 toe te kennen verruimde fusiecompensatie (fusie-instroom van ten minste 50%: faciliteit met 6 jaar 100% compensatie).

  • Uitbreiding van de regeling met een faciliteit bij samengaan van scholen waarbij sprake is van een beperkte instroom naar de overblijvende school (fusie-instroom van minder dan 50% maar ten minste 25%: faciliteit met in 5 jaar van 100% naar nul afnemende reeks).

  • Aanpassing van de omvang van de faciliteit bij fusie van kleine en zeer kleine basisscholen waarbij geen sprake is van een volledige leerlingpopulatie.

  • Uitbreiding van de regeling met een beperkte faciliteit bij opheffingen van basisscholen die aan bepaalde voorwaarden voldoen.

Nadere uitleg van de wettelijke term ‘samenvoeging (van scholen)’

In de artikelen 121, derde lid, van de WPO, respectievelijk 118, vierde lid, van de WEC is sprake van de term ‘samenvoeging van scholen’; de term ‘samenvoeging’ wordt ook gehanteerd in de artikelen 134, negende en tiende lid, van de WPO, respectievelijk 128, zevende en achtste lid, van de WEC. Noch in de WPO, noch in de WEC is de term ‘samenvoeging’ nader uitgelegd. Met de onderhavige beleidsregel wordt deze uitleg verstrekt. Uitgangspunt daarbij is de dagelijkse en kennelijke betekenis van de term samenvoeging: het tot een eenheid of geheel verenigen. Ook het feit dat in artikel 121, derde lid, van de WPO, respectievelijk 118, vierde lid, van de WEC is opgenomen dat alle leerlingen die op de laatste teldatum aan de opgeheven school of scholen stonden ingeschreven meetellen voor de bekostiging van de na de samenvoeging overblijvende school, wijst er op dat de wetgever uitgaat van een volledig samengaan van de leerlingenpopulaties van de scholen die onderdeel uitmaken van een fusie.

Zoals in de hierna volgende paragraaf wordt beschreven, is bij de invulling van het begrip ‘substantiële fusie-instroom’ die wordt gehanteerd in het kader van de fusiecompensatieregeling, een zekere mate van coulance toegepast ten opzichte van de eis van een volledig samengaan van de leerlingen van de bij de fusie betrokken scholen die past bij een strikt grammaticale uitleg van het begrip samenvoeging. Van substantiële fusie-instroom is in de regeling sprake wanneer er een instroom van 50% of meer van de gezamenlijke leerlingen van alle opgeheven scholen naar de fusieschool heeft plaatsgevonden. De in de beleidsregel opgenomen nadere uitleg van de wettelijke term ‘samenvoeging’ sluit hierbij aan: van een samenvoeging van scholen als bedoeld in de artikelen 121, derde lid en 134, negende en tiende lid, van de WPO, respectievelijk 134, negende lid en 128, zevende en achtste lid van de WEC is sprake bij een dergelijke substantiële fusie-instroom.

Invulling van de voorwaarde van substantiële instroom die geldt voor de tijdelijk verruimde fusiefaciliteit

De in 2015 tijdelijk aanzienlijk verruimde compensatieregeling was van toepassing op situaties waarin een substantieel deel van de leerlingen van de op te heffen school daadwerkelijk werd ingeschreven bij de school waarvoor de compensatie werd verstrekt. In de voorliggende regeling is dit begrip ‘substantieel’ nader geoperationaliseerd. Zoals hierboven al aangegeven is daarbij een zekere mate van coulance toegepast ten opzichte van de eis van een volledig samengaan van de leerlingen van de scholen die onderdeel uitmaken van de fusie die past bij een strikt grammaticale uitleg van het begrip samenvoeging. De tijdelijk verruimde compensatieregeling is van toepassing bij een substantiële fusie-instroom, inhoudende dat er sprake moet zijn van een instroom naar de fusieschool vanuit de opgeheven school of scholen van 50% of meer van de gezamenlijke leerlingen van alle opgeheven scholen. Bij de vaststelling van dit percentage worden alleen díe leerlingen betrokken die op 1 oktober volgend op de fusiedatum ingeschreven stonden op een school van dezelfde schoolsoort als de fusieschool.

Voor fusies met een substantiële fusie-instroom die plaatsvinden in de periode 1 augustus 2017 tot en met 31 juli 2020 wordt gedurende 6 jaar een fusiefaciliteit verstrekt ter grootte van 100% van bovenbedoelde teruggang in personele bekostiging.

Fusies met een substantiële instroom die plaatsvinden in de periode 1 augustus 2020 tot en met 31 juli 2025, ontvangen gedurende 5 jaar een fusiefaciliteit. Zij zullen voor de schooljaren die vóór 1 augustus 2025 liggen te maken krijgen met 100% compensatie, maar voor de schooljaren die ná die datum liggen het regiem volgen van een afnemend compensatiepercentage.

Zoals hierboven aangegeven ontvangt het bestuur van de per 1 augustus overblijvende school waar sprake is van een substantiële fusie-instroom ook de extra bekostiging die voortvloeit uit artikel 121, derde lid, en 134, negende lid, van de WPO, en artikel 118, vierde lid, en 128, zevende lid, van de WEC.

Uitbreiding van de regeling met een faciliteit bij samengaan van scholen waar sprake is van beperkte fusie-instroom

Daarnaast wordt een niet verruimde compensatieregeling geïntroduceerd die van toepassing is bij een instroom naar de fusieschool vanuit de opgeheven scholen of scholen die minder is dan 50% maar ten minste 25% van de gezamenlijke leerlingen van alle opgeheven scholen bedraagt. Fusies die hieraan voldoen worden aangemerkt als fusies met een beperkte fusie-instroom. De desbetreffende fusieschool ontvangt in het eerste schooljaar ná de opheffing een bijzondere bekostiging ter grootte van 100% van de teruggang in personele bekostiging die het gevolg was van het wegvallen van vaste voeten en toeslagen (bij basisscholen inclusief kleinescholentoeslag). In het tweede tot en met vijfde schooljaar na de opheffing(en) ontvangt de desbetreffende fusieschool 80%, 60%, 40% respectievelijk 20% van de bijzondere bekostiging die in het eerste schooljaar ná de fusie wordt ontvangen. In het kader van de uitvoering van de artikelen 121, derde lid, en 134, negende lid, van de WPO, en de artikelen 118, vierde lid, en 128, zevende lid, van de WEC zullen deze fusies met beperkte fusie-instroom niet aangemerkt worden als een samenvoeging in de zin van die artikelen en ontvangt het bestuur van de per 1 augustus overblijvende school, naast de fusiefaciliteit, dus niet de uit die artikelen voortvloeiende extra bekostiging. Waar hier sprake is van fusies van basisscholen kan voor de daarbij opgeheven scholen onder bepaalde voorwaarden wel de hierna te bespreken tijdelijke opheffingsfaciliteit van toepassing zijn. De omvang van deze faciliteit is vergelijkbaar met het extra bekostigingseffect van de artikelen 121, derde lid, en 134, negende lid, van de WPO.

Samenloop van samengaan van zelfstandige basisscholen en opheffing van een nevenvestiging.

Het kan voorkomen dat er een samenloop is van een fusie van zelfstandige basisscholen met een gelijktijdige opheffing van een nevenvestiging die aan één van die basisscholen verbonden is. De opheffing van de nevenvestiging wordt daarbij gezien als een gebeurtenis die niet rechtstreeks in verband staat met de desbetreffende fusie. Bij de berekening van de fusiefaciliteit wordt in zo’n geval bij de berekening van de factor X in artikel 5 en artikel 7 (de bekostiging van alle basisscholen die onderdeel uitmaken van de fusie, in het eerste schooljaar na de fusie, wanneer de fusie niet zou hebben plaatsgevonden) er van uitgegaan dat de opheffing van de nevenvestiging al heeft plaatsgevonden. Met andere woorden, het meetellen van de bekostiging op grond van artikel 25 van het Besluit bekostiging WPO in de factor X (situatie wanneer de fusie niet zou hebben plaatsgevonden), vindt alleen dan plaats wanneer er ook in de factor Y (situatie nadat de fusie heeft plaatsgevonden) sprake is van bekostiging op grond van dat artikel. De vervallen toeslag nevenvestiging van een opgeheven nevenvestiging is dus geen onderdeel van de fusiefaciliteit.

Aanpassing omvang fusiefaciliteit bij basisschool waarbij niet sprake is van een complete leerlingpopulatie.

De berekeningsmethode voor het bepalen van de bijzondere bekostiging vanwege fusie is gebaseerd op de aanname dat de fusie in één keer plaatsvindt. Een bevoegd gezag kan er echter voor kiezen om voorafgaand aan de fusie alvast delen van de fusiepartners te laten samengaan, waarmee er een transitieperiode ontstaat waarin de op te heffen basisschool niet alle leerjaren omvat. Deze keuze heeft veelal als gevolg dat de kleinescholentoeslag van een op te heffen school toeneemt, en betekent daarmee dat ook de omvang van de fusiefaciliteit groter wordt. Dat is een ongewenst effect, dat bovendien kan leiden tot gebruik waar de regeling niet voor bedoeld is. De fusiefaciliteit voor basisscholen, grotendeels gebaseerd op het verlies aan kleinescholentoeslag ten gevolge van de fusie, wordt gereserveerd voor fusies waarbij twee of meer basisscholen met een complete leerlingpopulatie met elkaar fuseren. Onder een basisschool met een complete leerlingpopulatie wordt daarbij verstaan een school waar van de 8 leeftijdscohorten 4 tot en met 11 jaar er tenminste 6 aanwezig zijn. Dat daarbij niet wordt uitgegaan van 8 maar van 6 aanwezige leeftijdscohorten sluit aan bij het tot nu toe gehanteerde beleid dat voorafgaande aan de fusie de leerjaren 1 en 2 van alle betrokken scholen alvast samengevoegd kunnen worden. Bovendien betekent het hanteren van 6 leeftijdscohorten als norm ook dat scholen die door buiten hun macht liggende oorzaken één of twee leeftijdscohorten missen, niet te maken krijgen met een aftrek op hun fusiecompensatie.

Indien om wat voor reden dan ook een school waarbij sprake is van een niet complete leerlingpopulatie bij een fusie is betrokken, dan vindt een genormeerde aftrek plaats op de fusiefaciliteit. Door deze aftrek wordt als het ware bij de berekening van de fusiefaciliteit de kleinescholentoeslag toegepast die de school ontving op de laatste teldatum waarbij nog wel sprake was van een complete leerlingpopulatie Daarbij wordt maximaal 4 schooljaren teruggekeken vanaf het moment van fusie. Wanneer in alle vier schooljaren voorafgaande aan de fusie geen sprake is van een complete leerlingpopulatie, dan wordt de aftrek gebaseerd op het aantal leerlingen in het oudste van die vier schooljaren.

Tijdelijke uitbreiding van de regeling met opheffingsfaciliteit voor basisscholen

De oude samenvoegingsregeling beperkte zich tot het verstrekken van bijzondere bekostiging aan een combinatie van één of meer opgeheven scholen en een overblijvende school. Gevallen waar besturen een op te heffen school wilden laten fuseren, maar niet in staat waren een fusiepartner te vinden, vielen buiten de regeling. In de nieuwe regeling is ook een beperkte faciliteit opgenomen voor opheffingen van basisscholen zonder dat er sprake is van een samengaan met een andere basisschool. Deze opheffingsfaciliteit is bedoeld om schoolbesturen te stimuleren om tijdig voorbereidingen te treffen voor eventuele opheffing als zich de situatie voordoet dat de kwaliteit van het onderwijs door afnemende leerlingaantallen onder druk komt te staan. Met deze faciliteit kan het schoolbestuur de instroom van de leerlingen op andere scholen in de regio accommoderen. De opheffingsfaciliteit mag, evenals de fusiefaciliteit, binnen de daarvoor geldende voorschriften bij of krachtens de WPO met andere schoolbesturen in de regio worden gedeeld. Ook kan het bestuur deze faciliteit gebruiken om de eventuele doorloop van personele kosten na opheffing op te vangen.

Voorwaarden voor toekenning van deze opheffingsfaciliteit zijn wel dat het bevoegd gezag nog andere basisscholen bestuurt, dat de opheffing niet voortvloeit uit een besluit als bedoeld in artikel 164b, eerste lid, van de WPO én dat de opgeheven school zich niet onder de opheffingsnorm bevindt. Verder mag het bevoegd gezag van de opgeheven basisschool of een ander bevoegd gezag waarmee het een samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in artikel 157, derde lid, van de WPO is aangegaan, voor het schooljaar direct voorafgaande aan de opheffing dan wel voor het eerste schooljaar na de opheffing, voor één of meer van zijn scholen geen gebruik maken van de afwijkingsmogelijkheid van de opheffingsnorm op grond van de gemiddelde schoolgrootte.

Deze éénjarige opheffingsfaciliteit betreft een toekenning van bijzondere bekostiging ter grootte van:

  • De leerlingafhankelijke personele bekostiging die de opgeheven school in het schooljaar ná de opheffing zou hebben ontvangen als deze niet was opgeheven;

  • De bekostiging voor materiële instandhouding die de opgeheven school voor de periode van 5 maanden ná de fusiedatum zou hebben ontvangen als deze niet was opgeheven.

Deze opheffingsfaciliteit is onder dezelfde voorwaarden ook beschikbaar voor opheffingen van basisscholen die onderdeel zijn van een fusie waarbij geen sprake is van een substantiële fusie-instroom:

  • Fusies waar sprake is van een beperkte fusie-instroom: hier wordt de opheffingsfaciliteit naast de niet verruimde fusiefaciliteit verstrekt.

  • Fusies waar sprake is van een fusie-instroom die kleiner is dan 25%: hier wordt alleen de opheffingsfaciliteit verstrekt.

Deze tijdelijke stimuleringsfaciliteit zal voor de opheffingen die plaatsvinden na 31 juli 2024 niet meer van toepassing zijn.

Inwerkingtreding

De onderhavige regeling, treedt in werking met ingang van 1 mei 2017. De regeling is voor het eerst van toepassing op fusies op 1 augustus 2017 en voor het laatst op fusies op 1 augustus 2024. Op eerdere fusies blijft van toepassing de ‘Regeling bijzondere bekostiging bij samenvoeging van scholen in het primair onderwijs’ zoals gepubliceerd in de Staatscourant van 7 mei 2015, nr. 12208. Wanneer een overblijvende school waaraan op basis van laatstbedoelde regeling bijzondere bekostiging is verstrekt wordt opgeheven, of opnieuw samen gaat met een andere school, dan vervalt de desbetreffende bijzondere bekostiging.

Gevolgen voor de administratieve lasten

Deze regeling vervangt de Regeling bijzondere bekostiging bij samenvoeging van scholen in het primair onderwijs zoals gepubliceerd in het Staatscourantvan 7 mei 2015, nr. 12208. Net als onder de eerdere samenvoegingsregelingen wordt op basis van een BRIN-wijzigingsformulier de fusiecompensatie of de opheffingsfaciliteit automatisch berekend en verstrekt. Er treden dan ook geen nieuwe administratieve lasten op.

Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

Deze regeling is getoetst op uitvoerbaarheid door de Dienst uitvoering Onderwijs en door de Inspectie van het Onderwijs. Daarnaast is de regeling door de Auditdienst Rijk op handhaafbaarheid bezien. Daarbij zijn geen onoverkomelijkheden aan het licht gekomen ten aanzien van de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid.

II. Artikelsgewijs

Artikel 1

Onderdeel h. bevat de bepaling van het begrip opheffing. Daaronder valt de beëindiging van de bekostiging van een bijzondere school als bedoeld in artikel 153 van de WPO en artikel 147 van de WEC en de opheffing van een openbare school als bedoeld in de artikelen 153, 159 dan wel 162 van de WPO en in artikel 148 dan wel 149 van de WEC. Impliciet valt daarmee ook de opheffing van een bijzondere school door het bevoegd gezag onder dit begrip ‘opheffing’, aangezien deze altijd zal leiden tot een beëindiging van de bekostiging van die bijzondere school.

Onderdeel i. bevat de bepaling van het begrip fusie-instroom. Daarbij wordt vastgesteld welk percentage van de leerlingen van de opgeheven scholen is ingestroomd in de fusieschool. Er wordt hier niet naar iedere opgeheven school afzonderlijk gekeken, maar naar het totaal van de leerlingen die als bekostigd stonden ingeschreven bij alle opgeheven scholen die onderdeel uitmaken van de fusie. Verder worden alleen díe leerlingen tot de leerlingen van de opgeheven school gerekend die in het schooljaar na de fusie als leerling ingeschreven staan bij een school van dezelfde schoolsoort als de opgeheven school. Dat wil zeggen dat bijvoorbeeld bij een opgeheven basisschool niet meegenomen worden de leerlingen die in het schooljaar ná de fusie in het voortgezet onderwijs, bij een speciale school voor basisonderwijs of bij een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs zijn ingeschreven.

Onderdeel m. bevat de bepaling van het begrip kleine of zeer kleine basisschool waar sprake is van een complete leerlingpopulatie. Daarvan is sprake als de leeftijdsverdeling van de bekostigde ingeschreven leerlingen zodanig is, dat er leerlingen zijn in ten minste 6 van de 8 leeftijdscohorten 4- tot en met 11-jarigen.

Zowel in onderdeel i. als in onderdeel m. is sprake van bekostigde ingeschreven leerlingen. Dit betekent dat op 1 oktober ingeschreven leerlingen die ten gevolge van te veel verzuim niet voor de bekostiging in aanmerking komen, niet meetellen.

Artikel 2

In dit artikel is de uitleg van de wettelijke term ‘samenvoeging van scholen’ opgenomen. Voor een toelichting hierop wordt kortheidshalve verwezen naar het algemene deel van de toelichting.

Artikelen 3, 4, 10, 11, 15 en 16

In deze artikelen is voor de diverse schooltypes de tijdelijk verruimde toekenning van de bijzondere bekostiging voor fusies met een substantiële fusie-instroom geregeld. Qua omvang komt deze voor fusies die plaatsvinden in de periode 1 augustus 2017 tot en met 31 juli 2020 neer op het zes jaar lang verkrijgen van 100% van de teruggang in personele bekostiging die het gevolg is van het wegvallen van vaste voeten, toeslagen en, voor wat betreft basisscholen, kleinescholentoeslag. Verder is voor de fusies van basisscholen de aftrek geregeld die wordt toegepast bij fusies waarbij kleine of zeer kleine basisscholen betrokken zijn, waar geen sprake is van een complete leerlingpopulatie. De aftrek bestaat uit de vermenigvuldiging van een aantal leerlingen met een bedrag. Het aantal leerlingen is het verschil tussen het aantal leerlingen dat de school had op de laatste teldatum dat sprake was van een complete leerlingpopulatie, en het aantal leerlingen op 1 oktober direct voorafgaande aan de fusie. Het bedrag waarmee dit aantal wordt vermenigvuldigd is het bedrag per leerling dat voor de desbetreffende school wordt gehanteerd bij de bepaling van de kleinescholentoeslag. Op deze manier wordt bij de berekening van de fusiefaciliteit in feite de kleinescholentoeslag toegepast die de school ontving op de meest recente teldatum waarop er sprake was van een complete leerlingpopulatie.

Artikelen 5, 12 en 17

De invoering van een verruimde samenvoegingsfaciliteit die 6 jaar lang 100% van de teruggang in personele bekostiging compenseert die het gevolg is van het wegvallen van vaste voeten, toeslagen en kleinescholentoeslag, was een tijdelijke maatregel in het kader van problematiek van de leerlingendaling. Deze samenvoegingsfaciliteit zal met ingang van 1 augustus 2020 gefaseerd worden afgebouwd naar een faciliteit waarmee 5 jaar lang een afnemend percentage van de teruggang in personele bekostiging wordt toegekend (eerste schooljaar 100%, tweede schooljaar 80%, derde schooljaar 60%, vierde schooljaar 40% en vijfde schooljaar 20%). Deze gefaseerde afbouw houdt het volgende in.

Voor fusies met een substantiële fusie-instroom die plaatsvinden in de periode 1 augustus 2020 tot en met 31 juli 2025 wordt gedurende 5 jaar een fusiefaciliteit verstrekt:

  • die voor de schooljaren vóór 1 augustus 2025 de omvang heeft van 100% van bovenbedoelde teruggang in personele bekostiging;

  • die voor de schooljaren vanaf 1 augustus 2025 de omvang heeft van de fusiefaciliteit die een fusie met beperkte fusie-instroom, die op dezelfde datum gefuseerd was, voor dat schooljaar zou hebben ontvangen. Waar in de periode vanaf 1 augustus 2025 voor een fusie met substantiële fusie-instroom sprake is van het tweede schooljaar ná de fusie heeft deze faciliteit de omvang van 80% van de fusiefaciliteit die in het eerste schooljaar ná de fusie is ontvangen. Voor het derde, vierde en vijfde schooljaar na de fusie geldt een omvang van 60%, 40% respectievelijk 20% van de fusiefaciliteit die in het eerste schooljaar na de fusie is ontvangen.

Artikelen 6, 7, 13, 14, 18 en 19

In deze artikelen is voor de diverse schooltypes de toekenning van de bijzondere bekostiging voor fusies met een beperkte fusie-instroom geregeld. Qua omvang komt dit er op neer dat in het eerste schooljaar na de fusie 100% van de teruggang in personele bekostiging die het gevolg is van het wegvallen van vaste voeten, toeslagen en, voor wat betreft basisscholen, kleinescholentoeslag wordt gecompenseerd. In de daarop volgende 4 schooljaren na de fusie ontvangen deze fusies 80%, 60%, 40% respectievelijk 20% van de bijzondere bekostiging die in het eerste schooljaar ná de fusie wordt verstrekt. Verder is ook hier voor basisscholen de aftrek geregeld die wordt toegepast bij fusies waarbij basisscholen betrokken zijn waar geen sprake is van een complete leerlingpopulatie.

In het kader van de uitvoering van de artikelen 121, derde lid, en 134, negende lid, van de WPO, respectievelijk 118, vierde lid, en 128, zevende lid, van de WEC zullen de fusies waar sprake is van een fusie-instroom die kleiner is dan 50% geen aanspraak kunnen maken op de extra bekostiging die uit die artikelen voortvloeit. Wel kan het bevoegd gezag van één of meer als onderdeel van dergelijke fusies opgeheven basisscholen onder bepaalde voorwaarden aanspraak maken op de tijdelijke éénmalige bijzondere bekostiging bij vrijwillige opheffing (zie de toelichting bij de artikelen 8 en 9.

Artikelen 8 en 9

In deze artikelen is voor opgeheven basisscholen de tijdelijke toekenning van de bijzondere bekostiging wegens vrijwillige opheffing geregeld; ook vrijwillige opheffingen van basisscholen die onderdeel zijn van fusies waar géén sprake is van substantiële fusie-instroom, vallen hieronder. Voorwaarden voor toekenning zijn dat het bevoegd gezag nog andere basisscholen bestuurt, dat de opheffing niet mag voortvloeien uit een besluit, als bedoeld in artikel 164b, eerste lid, van de WPO, en dat de opgeheven school zich niet onder de opheffingsnorm bevindt. Daarbij geldt tevens de voorwaarde dat het bevoegd gezag van de opgeheven basisschool of een ander bevoegd gezag waarmee het een samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in artikel 157, derde lid, van de WPO is aangegaan, voor het schooljaar direct voorafgaande aan de opheffing dan wel voor het eerste schooljaar na de opheffing, voor één of meer van zijn scholen geen gebruik maakt van de afwijkingsmogelijkheid van de opheffingsnorm op grond van de gemiddelde schoolgrootte.

De éénmalige bijzondere bekostiging bij vrijwillige opheffing bestaat uit de materiële bekostiging die de opgeheven basisschool zou hebben ontvangen in de laatste 5 maanden van het kalenderjaar waarin deze is opgeheven, en de leerlingafhankelijke personele bekostiging die de opgeheven basisschool in het eerste schooljaar na de opheffing zou hebben ontvangen als deze niet was opgeheven. Daarmee is deze qua omvang vergelijkbaar met het bekostigingseffect van artikel 121, derde lid, en artikel 134, negende lid, van de WPO.

Artikel 22

Dit artikel laat de inhoud van de ‘Regeling bijzondere bekostiging bij samenvoeging van scholen in het primair onderwijs’ d.d. 7 mei 2015, van toepassing blijven op de fusies die vóór 1 augustus 2017 hebben plaatsgevonden. Indien de desbetreffende fusieschool wordt opgeheven, al dan niet gepaard gaand met een fusie, dan vervalt per de opheffingsdatum de faciliteit die op grond van voornoemde regeling is toegekend.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Naar boven