Uitzendbranche

Sociaal Fonds 2017

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 26 april 2017 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche

UAW Nr. 11855

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelezen het verzoek van de Algemene Bond Uitzendondernemingen mede namens de overige partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Partijen ter ener zijde: de Algemene Bond Uitzendondernemingen en de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen;

Partijen ter andere zijde: De Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV), CNV Vakmensen.nl, De Unie en de Landelijke Belangen Vereniging (LBV).

Naar aanleiding van dit verzoek zijn schriftelijk dispensatieverzoeken ingediend door:

  • de Landelijke Belangen Vereniging (LBV) mede namens Tentoo Collective Freelance & Flex B.V.;

  • de Landelijke Belangen Vereniging (LBV) mede namens Persoonality Payrolling B.V.;

  • de Landelijke Belangen Vereniging (LBV) mede namens Connexie Payroll & Loonadministratie B.V.;

  • de Landelijke Belangen Vereniging (LBV) mede namens DPA Group N.V.;

  • Please B.V. mede namens Vakbond ABW.

Deze verzoeken zijn afgewezen in de vorm van een afzonderlijke beschikking conform de Algemene wet bestuursrecht. De beschikkingen zijn op dezelfde dag als waarop dit besluit tot algemeen verbindendverklaring is genomen aan de desbetreffende dispensatieverzoekers en aan de verzoeker tot algemeen verbindendverklaring verzonden. De beschikkingen liggen voor belanghebbenden als bedoeld in art. 1:2 eerste lid van de Awb ter inzage bij de Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, Parnassusplein 5, ’s-Gravenhage.

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

Dictum I

Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III en IV is bepaald:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze cao en de daarvan deel uitmakende bijlagen, wordt verstaan onder:

1. uitzendovereenkomst:

de arbeidsovereenkomst, waarbij de ene partij als werknemer door de andere partij als werkgever in het kader van de uitoefening van het beroep of bedrijf van die werkgever ter beschikking wordt gesteld van een derde om krachtens een door deze aan die werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van de derde

2. uitzendonderneming:

de natuurlijke of rechtspersoon die uitzendkrachten ter beschikking stelt van (uitzendt naar) opdrachtgevers, zijnde de werkgever als bedoeld onder 1 in de zin van titel 7.10 van het Burgerlijk Wetboek;

3. uitzendkracht:

de natuurlijke persoon die met de uitzendonderneming een arbeidsovereenkomst aangaat, zijnde de werknemer als bedoeld onder 1., in de zin van titel 7.10 van het Burgerlijk Wetboek;

4. werknemers:

uitzendkrachten in de zin van dit artikel;

5. CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche:

de onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst;

6. SFU:

Stichting Fonds Uitzendbranche;

7. STOOF:

Stichting Opleiding & Ontwikkeling Flexbranche;

8. SNCU:

Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten;

9. STAF:

Stichting Arbo Flexbranche;

10. ABU CAO:

ABU CAO voor Uitzendkrachten;

11. NBBU CAO:

NBBU CAO voor Uitzendkrachten.

Artikel 2 Werkingssfeer

  • 1. Deze cao is van toepassing op de uitzendovereenkomsten tussen uitzendkrachten en een uitzendonderneming, indien en voor zover de omvang van de uitzendloonsom ten minste 50 procent van het totale bruto loon op jaarbasis van die uitzendonderneming bedraagt.

  • 2. Deze cao is niet van toepassing op de uitzendonderneming, die valt onder de werkingssfeeromschrijving van een bedrijfstak-cao in een andere sector dan de uitzend-sector, tenzij die uitzendonderneming voldoet aan de in lid 3 genoemde cumulatieve vereisten.

  • 3. Deze cao blijft van toepassing, niettegenstaande het bepaalde in lid 2, op de uitzendonderneming die voldoet aan de volgende cumulatieve vereisten:

    • a. de bedrijfsactiviteiten van de uitzendonderneming bestaan uitsluitend uit het ter beschikking stellen van arbeidskrachten als bedoeld in artikel 7:690 BW, én

    • b. de arbeidskrachten (uitzendkrachten) van die werkgever zijn voor ten minste 25 procent van de loonsom, of althans van het in de desbetreffende cao gehanteerde relevante kwantitatieve criterium (zoals arbeidsuren), betrokken bij werkzaamheden uitgeoefend in enige andere tak van bedrijf dan in de werkingssfeer van die andere cao omschreven, én

    • c. de werkgever zendt voor ten minste vijftien procent van het totale bruto loon op jaarbasis uit op basis van uitzendovereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in artikel 7:691 lid 2 BW, zoals nader gedefinieerd in Bijlage 1, behorend bij artikel 5.1 van de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën van 2 december 2005, directie Sociale verzekeringen, NR. SV/F&W/05/96420, ter uitvoering van de Wet financiering sociale verzekeringen (Regeling Wfsv), gepubliceerd in de Staatscourant nummer 242 van 13 december 2005. Met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit geldt dat de uitzendonderneming aan dit criterium heeft voldaan indien en voor zover dit door de uitvoeringsinstelling is vastgesteld, én

    • d. de uitzendonderneming is geen onderdeel van een concern dat rechtstreeks of door algemeenverbindendverklaring gebonden is aan de desbetreffende andere cao, én

    • e. de uitzendonderneming is geen paritair afgesproken arbeidspool.

Artikel 3 Stichting Fonds Uitzendbranche

  • 1. Ter financiering van activiteiten op brancheniveau is er een Stichting Fonds Uitzendbranche (SFU).

  • 2. De statuten en reglementen van de SFU, zoals neergelegd in bijlagen I en II, maken integraal onderdeel uit van deze cao.

  • 3. De SFU is gevestigd te Haarlemmermeer en heeft zijn secretariaat op postbus 144, 1170 AC Badhoevedorp.

  • 4. De uitzendonderneming is ten behoeve van de SFU per kalenderjaar een bijdrage verschuldigd van een bepaald percentage van de loonsom, zoals aangegeven in lid 8 van dit artikel.

  • 5. Naast financiering van SFU strekt de opbrengst der bijdragen, genoemd in lid 4, tot financiering door de SFU van de kosten voor

    • activiteiten van de Stichting Opleiding & Ontwikkeling Flexbranche (STOOF);

    • activiteiten voortvloeiend uit artikel 3 sub a en b van de statuten van de Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten (SNCU);

    • activiteiten van de Stichting Arbo Flexbranche (STAF).

    De statuten en reglementen van STOOF, SNCU en STAF maken integraal onderdeel uit van deze cao.

  • 6. Het percentage van de loonsom wordt bepaald door de SFU aan de hand van een daartoe vastgestelde begroting. In deze begroting zijn de kosten van de in lid 5 genoemde organen opgenomen, welke kosten bepaald worden aan de hand van de door genoemde organen opgestelde en door de SFU goedgekeurde begrotingen.

  • 7. Het percentage van de loonsom wordt geïnd door of namens de SFU. Op basis van haar vastgestelde begroting keert de SFU vervolgens de daartoe bestemde delen van de geïnde gelden uit aan de in lid 5 genoemde organen.

  • 8. Het in lid 4 bedoelde percentage wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld op een percentage van het brutoloon van uitzendkrachten die in het voorafgaande jaar in dienst waren van de uitzendonderneming met een arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:691 BW, met een maximum van 78 gewerkte weken bij één uitzendonderneming.

    In de zin van dit artikel wordt onder brutoloon verstaan: het loon over de normale gewerkte uren, loon over de onregelmatige uren (d.w.z. de uren in afwijkende dag- en tijdzones), de wachtdagcompensatie, de (opbouw van reserveringen voor) vakantiedagen, bijzonder verlof, kort verzuim en feestdagen en de vakantiebijslag. Onder het brutoloon wordt in de zin van dit artikel niet verstaan het loon over overuren, reisuren, compensatieuren en gebruteerde kostenvergoedingen.

Artikel 4 Verplichtingen uitzendonderneming

Uitzendondernemingen zijn gehouden zich aan te melden bij de SFU, gegevens te verstrekken en de bijdragen te betalen die zij aan de SFU verschuldigd zijn, overeenkomstig datgene wat daarover in de statuten en de reglementen van de SFU is bepaald en zullen zich overigens ook moeten houden aan het bepaalde in de statuten en de reglementen van de SFU.

Artikel 5 Dispensatie

  • 1. Cao-partijen kunnen op verzoek van partijen bij een andere cao dispensatie verlenen van de toepassing van (bepalingen van) deze cao, onder door cao-partijen te stellen voorwaarden, welke zijn opgenomen in het Reglement dispensatie CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche.

  • 2. Een verzoek tot dispensatie van (bepalingen van) deze cao dient schriftelijk en gemotiveerd te worden ingediend bij de dispensatiecommissie, bereikbaar op het volgende adres: Postbus 144, 1170 AC te Badhoevedorp, of op dispensatiecommissie@abu.nl.

Artikel 7 Naleving

  • 1. Er is een Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten (SNCU) opgericht door de partijen betrokken bij deze cao waarvan de Statuten en Reglementen I en II integraal onderdeel uitmaken van deze cao.

  • 2. De SNCU dient erop toe te zien, dat de bepalingen van deze cao algemeen en volledig worden nageleefd en is door de partijen betrokken bij deze cao gemachtigd al datgene te verrichten dat daartoe nuttig en noodzakelijk kan zijn.

STATUTEN

Stichting Fonds Uitzendbranche SFU

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze statuten wordt verstaan onder:

a. uitzendovereenkomst:

de arbeidsovereenkomst, waarbij de ene partij als werknemer door de andere partij als werkgever in het kader van de uitoefening van het beroep of bedrijf van die werkgever ter beschikking wordt gesteld van een derde om krachtens een door deze aan die werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van de derde;

b. uitzendonderneming:

de natuurlijke of rechtspersoon die uitzendkrachten ter beschikking stelt van (uitzendt naar) opdrachtgevers, zijnde de werkgever als bedoeld onder a., in de zin van boek 7, titel 10, afdeling 11 van het Burgerlijk Wetboek;

c. uitzendkracht:

de natuurlijke persoon die met de uitzendonderneming een arbeidsovereenkomst aangaat, zijnde de werknemer als bedoeld onder a., in de zin van voormelde bepalingen van het Burgerlijk Wetboek;

d. werknemers:

uitzendkrachten in de zin van dit artikel;

e. CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche:

de onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst;

f. SFU:

Stichting Fonds Uitzendbranche;

g. STOOF:

Stichting Opleiding & Ontwikkeling Flexbranche;

h. SNCU:

Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten;

i. STAF:

Stichting Arbo Flexbranche

j. bestuur:

het in artikel 4 van deze statuten bedoelde bestuur;

k. administrateur:

de in artikel 8 van deze statuten bedoelde administrateur;

l. begroting:

de in artikel 10 van deze statuten bedoelde begroting;

m. reglement:

het in artikel 15 van deze statuten bedoelde reglement.

Artikel 2. Naam en zetel
  • 1. De stichting draagt de naam: Stichting Fonds Uitzendbranche, afgekort SFU.

  • 2. De SFU is gevestigd in de gemeente Haarlemmermeer.

Artikel 3. Doel

De stichting heeft ten doel:

het innen en besteden van de bijdragen op grond van artikel 3 CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche verschuldigd aan de SFU en wel voor het bestrijden van de kosten voor:

  • 1. het beheer van de SFU;

  • 2. activiteiten van de Stichting Opleiding & Ontwikkeling Flexbranche (STOOF);

  • 3. activiteiten voortvloeiend uit artikel 3 sub a en b van de statuten van de Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten (SNCU);

  • 4. activiteiten van de Stichting Arbo Flexbranche (STAF).

Artikel 4. Bestuur
  • 1. Het bestuur van de SFU bestaat uit ten minste acht leden, te weten: minimaal vier leden van werkgeverszijde en minimaal vier leden van werknemerszijde.

    De organisaties wijzen voor elk lid dat zij hebben aangewezen een plaatsvervanger aan, die bij ontstentenis of verhindering van dat lid diens plaats inneemt. Hetgeen is bepaald ten aanzien van de bestuursleden geldt evenzeer voor hun plaatsvervangers.

  • 2. De werkgeversleden worden benoemd door werkgeverszijde, te weten: ten minste drie door de vereniging: Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU), statutair gevestigd te Amsterdam en ten minste één door de vereniging: de Nederlandse Bond voor Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU), statutair gevestigd te Amersfoort. De werknemersleden worden benoemd door de werknemersorganisaties, te weten: ten minste één door de vereniging: FNV (Federatie Nederlandse Vakbeweging), statutair gevestigd te Amsterdam, ten minste één door de vereniging: CNV Vakmensen.nl, statutair gevestigd te Utrecht, ten minste één door de vereniging: De Unie, Vakbond voor Industrie en Dienstverlening, statutair gevestigd te Culemborg en ten minste één door de vereniging Landelijke Belangen Vereniging (LBV), statutair gevestigd te Rotterdam.

  • 3. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester. De functies van secretaris en penningmeester kunnen ook door een persoon worden benoemd.

  • 4. De bestuursleden worden benoemd voor een periode van vijf jaar; zij zijn terstond herbenoembaar. In een tussentijdse vacature wordt binnen twee maanden voorzien door de organisatie, die het uittredende bestuurslid had benoemd.

  • 5. De in lid 2 genoemde organisaties hebben te allen tijde het recht de door hen benoemde bestuursleden te vervangen.

  • 6. De eventuele vergoeding van kosten en vacatiegelden die bestuursleden in de uitoefening van hun functie maken worden nader uitgewerkt in een huishoudelijk reglement.

Artikel 5. Bevoegdheden van het bestuur
  • 1. De voorzitter alleen, dan wel de secretaris en de penningmeester gezamenlijk vertegenwoordigen de SFU in en buiten rechte. Tevens is het gehele bestuur gerechtigd de SFU te vertegenwoordigen.

  • 2. Het bestuur kan besluiten een of meer der bestuursleden alsook derden volmacht te verlenen om de SFU binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen.

  • 3. Het bestuur is belast met de zorg voor de uitvoering en handhaving van de statuten en reglementen, alsmede voor het beheer van het vermogen van de SFU.

  • 4. Het bestuur is bevoegd tot alle handelingen, daaronder echter niet begrepen het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen, het sluiten van overeenkomsten waarbij de SFU zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich sterk maakt voor een derde of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een derde verbindt.

  • 5. Het bestuur is bevoegd de uitvoering van de werkzaamheden verbonden aan het secretariaat zomede andere door het bestuur te bepalen taken aan een of meer medewerkers te delegeren.

Artikel 6. Bestuursvergaderingen
  • 1. Het bestuur vergadert ten minste tweemaal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter of ten minste twee bestuursleden dit nodig achten.

  • 2. De wijze en termijn van oproeping worden bij bestuursbesluit geregeld.

Artikel 7. Besluitvorming.
  • 1. Besluiten kunnen slechts rechtsgeldig worden genomen, indien ten minste vier stemgerechtigde bestuursleden aanwezig zijn.

  • 2. Elk bestuurslid brengt één stem uit, tenzij het aantal ter vergadering aanwezige of vertegenwoordigde werkgeversleden verschilt met het aantal werknemersleden, in welk geval elk van de bestuursleden van de ene groep evenveel stemmen uitbrengt als van de andere groep bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn.

  • 3. Tenzij in deze statuten uitdrukkelijk anders bepaald, worden besluiten genomen met volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.

  • 4. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht.

  • 5. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in de volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen dan opnieuw, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 6. Over zaken wordt bij voorkeur mondeling gestemd, en over personen wordt schriftelijk gestemd.

  • 7. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden, kan besluitvorming door het bestuur ook schriftelijk tot stand komen, mits alle bestuursleden hun stem uitbrengen. Het bepaalde in lid 3, 4, 5 en 6 is daarbij van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij staking van stemmen het voorstel in de eerstkomende vergadering aan de orde wordt gebracht.

Artikel 8. Administrateur
  • 1. De administratie en inning van bijdragen, alsmede alle werkzaamheden die het bestuur zal verkiezen, worden onder verantwoordelijkheid van het bestuur verricht door een daarvoor door het bestuur aan te stellen administrateur.

  • 2. De opdracht tot administratie, inning van bijdragen en de controle daarop worden schriftelijk aan de administrateur verstrekt.

Artikel 9. Geldmiddelen

De inkomsten van de SFU bestaan uit:

  • a. bijdragen welke conform artikel 3 van de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche aan de SFU verschuldigd zijn;

  • b. hetgeen door erfstelling, legaat of schenking is verkregen;

  • c. andere op wettige wijze verkregen baten.

Artikel 10. Begroting
  • 1. Het bestuur van de SFU stelt jaarlijks vóór een december een begroting van inkomsten en uitgaven van de SFU vast.

    De begroting omvat:

    • a. de inkomsten als bedoeld in artikel 9 van de statuten;

    • b. de financiering van de activiteiten als bedoeld in artikel 3 sub 2 tot en met 4 van deze statuten;

    • c. de kosten van administratie, secretariaat en bestuur;

    • d. eventuele andere lasten.

  • 2. De begroting is beschikbaar voor de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers.

Artikel 11. Jaarverslag, rekening en verantwoording
  • 1. Het boekjaar van de SFU is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. Jaarlijks, uiterlijk in de maand mei, stelt het bestuur een financieel verslag op waarin het bestuur rekenschap aflegt van het gevoerde beleid.

  • 3. De rekening en verantwoording is gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen conform de doelstellingen van de SFU als genoemd in artikel 3 en is vergezeld van een rapport van een door het bestuur benoemde registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid. Uit de stukken moet blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoelen zijn gedaan.

    Hiertoe worden de verklaringen als bedoeld in artikel 13 lid 2, integraal opgenomen in het financieel verslag als bedoeld in lid 2.

  • 4. De rekening en verantwoording van de SFU vergezeld van de verklaring van de registeraccountant of accountant-administratieconsulent wordt overeenkomstig de wettelijke bepalingen jaarlijks gepubliceerd en wordt ter inzage gelegd:

    • a. ten kantore van de SFU;

    • b. op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen;

    • c. op de betreffende website van de SFU.

  • 5. Het financieel jaarverslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag aan de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 12. Inning van de bijdragen
  • 1. Het bestuur is bevoegd op het totaal per jaar door de werkgever verschuldigde bedrag aan bijdragen aan de SFU voorschotten te heffen tot zodanige bedragen en in zodanige termijnen als het nodig oordeelt.

  • 2. Het bestuur stelt een reglement vast, dat voor het overige de wijze van inning regelt van hetgeen de werkgever ter zake van een financiële bijdrage ingevolge de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche verschuldigd is.

Artikel 13. Verstrekkingen uit het fonds
  • 1. De aanvragen om bijdragen uit het fonds dienen schriftelijk en uiterlijk een november voorafgaande aan het kalenderjaar waarop de bijdragen betrekking hebben bij het bestuur te worden ingediend.

  • 2. Bij een aanvraag om een bijdrage vanuit de middelen van de SFU moet door de bijdrage-verzoekende instelling een begroting van de kosten worden ingediend welke zijn gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen genoemd in artikel 3. Bijdrage-ontvangende instellingen moeten jaarlijks een door een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring overleggen over de besteding van de gelden, welke verklaring (tenminste) moet zijn gespecificeerd volgens de in artikel 3 bedoelde bestedingsdoelen.

  • 3. Ten behoeve van de naleving van het in dit artikel bepaalde is de secretaris gerechtigd alle inlichtingen te vragen aan de subsidieverzoekende instellingen alsmede inzage te hebben in begrotingen, rekeningen en verantwoordingen of accountantsrapporten en dergelijke stukken. Hij is geheimhouding ook tegenover het bestuur verschuldigd inzake de door hem verkregen inlichtingen.

  • 4. In door het bestuur aan te geven gevallen zal de secretaris niet de in lid 3 bedoelde bevoegdheid uitoefenen maar een door het bestuur aangewezen registeraccountant.

Artikel 14. Statutenwijziging en ontbinding
  • 1. Besluiten tot wijziging van de statuten of ontbinden van de SFU kunnen alleen door het bestuur worden genomen in een vergadering waarin zowel alle werkgevers- als alle werknemersleden aanwezig zijn, en ten minste tweederde der geldig uitgebrachte stemmen zich daarvoor verklaart.

  • 2. Een besluit tot ontbinding wordt niet genomen dan nadat twee maanden zijn verstreken sinds de dag waarop het voorstel tot ontbinding door het bestuur is toegezonden aan de in artikel 4 lid 2 genoemde organisaties.

  • 3. Het bestuur zal binnen twee weken na het verlijden van een akte van statutenwijziging een afschrift van die akte ter inzage leggen bij het in artikel 11 lid 4 sub a en c bedoelde adres en de website.

Artikel 15. Reglement
  • 1. Het bestuur kan een of meer reglementen vaststellen.

  • 2. Ten aanzien van besluiten tot vaststelling of wijziging van een reglement is het bepaalde in artikel 14 van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Een reglement, alsmede wijzigingen daarin, treden niet eerder in werking, alvorens een door het bestuur ondertekend, volledig exemplaar daarvan ter inzage is gelegd op het in artikel 11 lid 4 sub a en c bedoelde adres en de website.

  • 4. De bepalingen in een reglement mogen niet in strijd zijn met deze statuten.

Artikel 16. Vereffening
  • 1. De vereffening geschiedt door het bestuur.

  • 2. De SFU blijft na ontbinding voortbestaan indien en voor zover dit voor de vereffening van haar zaken nodig is.

  • 3. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten zoveel mogelijk van kracht.

  • 4. Het bestuur bepaalt welke bestemming, na betaling van alle schulden, aan de overgebleven bezittingen van de SFU zal worden gegeven, met dien verstande, dat het saldo zal worden bestemd voor een doel, dat het doel van de SFU zoveel mogelijk nabijkomt.

  • 5. De slotrekening van de vereffening, alsmede de bestemming van het eventuele saldo behoeven de goedkeuring van de organisaties genoemd in artikel 4, tweede lid.

Artikel 17. Onvoorziene gevallen

Het bestuur is bevoegd in onvoorziene gevallen af te wijken van het bepaalde in het reglement, mits daarbij niet in strijd wordt gehandeld met de statuten.

Artikel 18. Slotbepaling
  • 1. In alle gevallen, waarin zowel de wet als deze statuten en eventuele reglementen niet voorzien, beslist het bestuur.

  • 2. Voor zover thans nog niet is voorzien in nadere functieverdeling overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 lid 3, is het bestuur gehouden hier zo spoedig mogelijk voor te zullen zorgdragen.

REGLEMENT

Sociaal Fonds Uitzendbranche

Artikel 1 Definities
  • 1. In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de begripsbepalingen omschreven in artikel 1 van de statuten.

  • 2. Voorts wordt in dit reglement verstaan onder brutoloon: het loon over de normale gewerkte uren, loon over de onregelmatige uren (d.w.z. de uren in afwijkende dag- en tijdzones), de wachtdagcompensatie, de (opbouw van reserveringen voor) vakantiedagen, bijzonder verlof, kort verzuim en feestdagen en de vakantiebijslag. Onder het brutoloon wordt in de zin van dit artikel niet verstaan het loon over overuren, reisuren, compensatieuren en gebruteerde kostenvergoedingen.

Artikel 2 Bijdrage
  • 1. De hoogte der bijdrage in een bepaald jaar als bedoeld in artikel 3 lid 4 van de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche is een voor elk jaar door het bestuur vast te stellen percentage van de bruto loonsom van de uitzendonderneming. Het bestuur stelt jaarlijks de bijdrage vast voor het volgende kalenderjaar. Het bestuur kan desgewenst voor elk kwartaal van het komende kalenderjaar een afwijkende bijdrage vaststellen.

  • 2. De uitzendonderneming is verplicht deze bijdrage aan de SFU te voldoen.

  • 3. Voor het vaststellen van de hoogte van de bijdrage als bedoeld in artikel 3 lid 4 van de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche zullen uitzendondernemingen een overzicht van de totale bruto loonsom in enig jaar van fase A (ABU CAO) of fase 1 en 2a (NBBU CAO) verstrekken aan de SFU.

  • 4. De SFU deelt het te betalen bedrag via de administrateur schriftelijk aan de werkgever mede onder vermelding van de termijn waarbinnen de betaling dient te geschieden.

  • 5. Het bestuur van de SFU kan zo dikwijls het zulks nodig acht van de werkgever een voorschotbijdrage vorderen op basis van een geraamd jaarloon.

  • 6. Hetgeen terzake van de voorschotbijdrage door de werkgever is betaald wordt verrekend met de bijdrage die de werkgever over het jaar definitief verschuldigd zal zijn.

  • 7. Wanneer uitzendbureaus nalatig zijn het aan de SFU verschuldigde op een daarvoor door het bestuur vastgesteld tijdstip te voldoen, zal betrokkene bij niet betaling binnen de door het bestuur vastgestelde termijn door het enkele verloop daarvan in gebreke zijn.

  • 8. Het bestuur is bevoegd de vastgestelde bijdrage met 10% te verhogen, met een minimum van € 15,– wanneer betrokkene(n) op grond van het hier bovenstaande ingebreke is/zijn. Zowel gerechtelijke als buitengerechtelijke inningskosten zijn verschuldigd door betrokkenen.

Artikel 3 Financiering van de doeleinden
  • 1. Het bestuur zal de activiteiten genoemd in de statuten van de SFU geheel of ten dele kunnen financieren. Een daartoe strekkend besluit zal steeds worden genomen op basis van een verzoek van de betrokken instellingen. Een en ander zal steeds eenmalig of periodiek moeten worden onderbouwd door begrotingen op basis waarvan de te verstrekken financiële middelen kunnen worden vastgesteld.

  • 2. De in lid 1 bedoelde instellingen zijn gehouden verantwoording omtrent bestedingen van de ontvangen financiële middelen af te leggen, indien het bestuur daarom verzoekt.

Artikel 4 Onvoorziene gevallen

In onvoorziene gevallen beslist het bestuur mits daarbij niet in strijd wordt gehandeld met de statuten.

REGLEMENT

Dispensatie CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche

Partijen bij de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche (hierna: CAO SFU) hebben een dispensatieartikel ingevoerd in de CAO SFU, artikel 5.

Artikel 5 Dispensatie
  • 1. Cao-partijen kunnen op verzoek van partijen bij een andere cao dispensatie verlenen van de toepassing van deze cao, onder door cao-partijen te stellen voorwaarden.

  • 2. Dispensatie van deze cao is alleen mogelijk indien partijen bij een andere cao ook gedispenseerd zijn van de ABU CAO voor Uitzendkrachten.

  • 3. Een verzoek tot dispensatie van deze cao dient schriftelijk en gemotiveerd te worden ingediend bij de dispensatiecommissie SFU, bereikbaar op het volgende adres: Postbus 144, 1170 AC te Badhoevedorp of op dispensatiecommissie@abu.nl.

I. Samenstelling dispensatiecommissie

De dispensatiecommissie bestaat uit vier leden, ondersteund door een onafhankelijk secretaris. Twee leden worden aangewezen door de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen en de Algemene Bond Uitzendondernemingen en twee leden worden aangewezen door de gezamenlijke partijen aan werknemerszijde. De secretaris en diens eventuele plaatsvervanger worden aangewezen door de Algemene Bond Uitzendondernemingen.

II. Wijze van behandeling
  • 1. De partijen die een dispensatieverzoek indienen dienen hun verzoek schriftelijk en met redenen omkleed in te dienen bij de dispensatiecommissie. De dispensatiecommissie kan per post bereikt worden op Postbus 144 1170 AC Badhoevedorp.

  • 2. De dispensatiecommissie is vrij om te bepalen of partijen nadere schriftelijke stukken moeten overleggen.

  • 3. De dispensatiecommissie neemt binnen 8 weken na datum ontvangst van het complete dossier van het dispensatieverzoek een schriftelijk en gemotiveerd besluit.

  • 4. Indien nodig kan de dispensatiecommissie de termijn zoals genoemd in lid 3 van dit artikel eenmaal met 4 weken verlengen.

III. Criteria beoordeling dispensatieverzoek

De dispensatiecommissie toetst een dispensatieverzoek aan de volgende criteria:

  • 1. het dispensatieverzoek moet zijn ingediend door gezamenlijke partijen bij een andere rechtsgeldige cao;

  • 2. de partijen die om dispensatie verzoeken moeten voldoende representatief en onafhankelijk van elkaar zijn, zoals geformuleerd in het Toetsingskader Algemeen Verbindend Verklaring cao-bepaling, inwerkingtredingsdatum: 01-04-2014; zoals laatstelijk gewijzigd bij de Staatscourant 2013, 34009;

  • 3. de cao waarvoor dispensatie wordt verzocht mag niet strijdig zijn met het recht;

  • 4. de cao waarvoor dispensatie wordt voorgedragen dient de doelen zoals benoemd in de CAO SFU op gelijkwaardige wijze te hebben geborgd;

  • 5. er dient dispensatie te zijn verleend voor de ABU CAO voor Uitzendkrachten.

IV. Beslissing tot dispensatie
  • 1. De dispensatie wordt ten hoogste verleend voor de looptijd van de cao of de duur van de regeling die wordt voorgelegd voor dispensatie. De duur van de dispensatie wordt voorts begrensd door de looptijd van de dan geldende CAO SFU.

  • 2. Dispensatie wordt alleen verleend onder de voorwaarde van controle door de SNCU op de naleving van de voor dispensatie aangemelde cao.

STATUTEN

Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten SNCU

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze statuten wordt verstaan onder:

a. uitzendovereenkomst:

de arbeidsovereenkomst, waarbij de ene partij als werknemer door de andere partij als werkgever in het kader van de uitoefening van het beroep of bedrijf van die werkgever ter beschikking wordt gesteld van een derde om krachtens een door deze aan die werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van de derde;

b. uitzendonderneming:

de natuurlijke of rechtspersoon die uitzendkrachten ter beschikking stelt van (uitzendt naar) opdrachtgevers, zijnde de werkgever als bedoeld onder a., in de zin van titel 7.10 van het Burgerlijk Wetboek;

c. uitzendkracht:

de natuurlijke persoon die met de uitzendonderneming een arbeidsovereenkomst aangaat, zijnde de werknemer als bedoeld onder a., in de zin van titel 7.10 van het Burgerlijk Wetboek;

d. uitzendarbeid:

de arbeid, bedoeld onder a;

e. CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche:

de onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst;

f. de CAO’s:

de ABU CAO voor Uitzendkrachten, de NBBU CAO voor Uitzendkrachten en de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche

g. SNCU:

Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten;

h. SFU:

Stichting Fonds Uitzendbranche

i. bestuur:

het in artikel 6 van deze statuten bedoelde bestuur;

j. CNCU:

Commissie Naleving CAO voor Uitzendkrachten;

k. reglement:

het in artikel 13 van deze statuten bedoelde reglement;

l. werkorganisatie:

de in artikel 7 lid 4 van deze statuten bedoelde organisatie;

m. directeur:

degene die leiding geeft aan de werkorganisatie en verantwoordelijk is voor de uitvoering van de werkzaamheden die door het bestuur aan de werkorganisatie zijn opgedragen.

Artikel 2 Naam en zetel
  • 1. De stichting draagt de naam Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten, afgekort SNCU.

  • 2. De SNCU is gevestigd te Barendrecht.

Artikel 3 Doel

De stichting heeft ten doel:

  • a. het geven van voorlichting en informatie over voorschriften die uit de CAO’s voortvloeien en/of andere voorschriften die op het terrein van de arbeidsvoorwaarden liggen ten behoeve van opdrachtgevers, uitzendkrachten en uitzendondernemingen;

  • b. het bevorderen van en het toezien op de naleving van de CAO’s en op krachtens de CAO’s geldende arbeidsvoorwaarden in samenhang met andere wettelijke bepalingen, één en ander in samenwerking met de daarvoor geëigende instanties.

Artikel 4 Middelen

De Stichting tracht verder haar doel te bereiken door:

  • a. het geven van voorlichting en informatie over voorschriften als bedoeld in artikel 3 sub a geschiedt onder andere middels de website van de SNCU (www.sncu.nl).

  • b. het doen van onderzoek gericht op betere toepassing van de CAO’s;

  • c. het verzamelen van feitelijke gegevens binnen de sector over de arbeidsvoorwaarden;

  • d. het namens de CAO-partijen optreden in en buiten rechte, zo nodig ter verkrijging van maatregelen tegen hen die de bepalingen van de CAO’s niet getrouwelijk naleven;

Artikel 5 Geldmiddelen
  • 1. De inkomsten van de SNCU bestaan uit:

    • a. ten titel van (forfaitaire) schadevergoeding ontvangen gelden zoals genoemd in de leden 1 en 2 in artikel 9 Reglement II ‘Werkwijze van de werkorganisatie’;

    • b. hetgeen door erfstelling, legaat of schenking is verkregen;

    • c. bijdragen van de SFU op grond van art. 3 CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche;

    • d. overige baten.

  • 2. De inkomsten zoals beschreven in lid 1 worden besteed voor dekking van de kosten die worden gemaakt in het kader van het toezicht op en de naleving van de voor de bedrijfstak overeengekomen arbeidsvoorwaarden zoals omschreven in artikel 4 van de Statuten. De hoogte van de bijdrage van SFU in enig jaar is gelijk aan de totale kosten van de uitvoering in enig jaar minus de andere inkomsten zoals genoemd in artikel 1 sub a, b en c. van dit artikel in enig jaar.

  • 3. Het bestuur van de SNCU stelt jaarlijks vóór 1 november een begroting van inkomsten en uitgaven van de SNCU vast. De begroting omvat:

    • a. de inkomsten als bedoeld in lid 1 van dit artikel;

    • b. financiering van activiteiten als bedoeld in artikel 3 en 4 van de statuten;

    • c. de kosten van administratie, secretariaat en bestuur;

    • d. eventuele andere lasten.

  • 4. De begroting is beschikbaar voor de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers.

Artikel 6 Bestuur
  • 1. Het bestuur van de SNCU bestaat uit ten minste acht leden, te weten: minimaal vier leden van werkgeverszijde en minimaal vier leden van werknemerszijde.

  • 2. De werkgeversleden worden benoemd door de werkgeversorganisaties, te weten: ten minste twee door de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU), statutair gevestigd te Amsterdam en tenminste twee door de Nederlandse Bond voor Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU), statutair gevestigd te Amersfoort. De werknemersleden worden benoemd door de werknemersorganisaties, te weten: tenminste één door de vereniging: Federatie Nederlandse Vakbeweging, statutair gevestigd te Amsterdam, tenminste één door de vereniging: CNV Vakmensen.nl, statutair gevestigd te Utrecht, tenminste één door de vereniging: De Unie, Vakbond voor Industrie en Dienstverlening, statutair gevestigd te Culemborg en ten minste één door de vereniging: LBV, statutair gevestigd te Rotterdam.

  • 3. Ten aanzien van de voorzitter en de secretaris/penningmeester geldt het volgende:

    • a. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een secretaris/penningmeester, dan wel benoemt het bestuur een onafhankelijk voorzitter van buiten de eigen gelederen. De voorzitter en de secretaris/penningmeester worden benoemd voor een periode van vijf jaar; zij zijn terstond herbenoembaar.

    • b. In plaats van het bepaalde in lid 3.a kunnen bestuursleden gezamenlijk besluiten het voorzitterschap te laten vervullen door één der organisaties zoals vermeld in lid 2 van dit artikel. Indien van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, zal in afwijking van de termijn zoals vermeld in lid 3.a van dit artikel de functie van voorzitter per kalenderjaar rouleren tussen de werkgevers- en de werknemersorganisaties. In het kalenderjaar dat de werkgeversorganisaties de voorzitter leveren, vervullen de werknemersorganisaties de rol van secretaris/penningmeester en andersom.

  • 4. Ten aanzien van de overige bestuursleden geldt het volgende: De bestuursleden worden benoemd voor een periode van vijf jaar; zij zijn terstond herbenoembaar. In een tussentijdse vacature wordt binnen twee maanden voorzien door de organisatie, die het uittredende bestuurslid had benoemd.

  • 5. De in lid 2 genoemde organisaties hebben te allen tijde het recht de door hen benoemde bestuursleden te vervangen.

  • 6. De eventuele vergoeding van kosten en vacatiegelden die bestuursleden in de uitoefening van hun functie maken worden nader uitgewerkt in een huishoudelijk reglement.

Artikel 7 Bevoegdheden van het bestuur
  • 1. De voorzitter en de secretaris/penningmeester vertegenwoordigen gezamenlijk de SNCU in en buiten rechte. Tevens is het gehele bestuur gerechtigd de Stichting te vertegenwoordigen.

  • 2. Het bestuur kan besluiten een of meer der bestuursleden, de directeur alsook derden volmacht te verlenen om de Stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen.

  • 3. Het bestuur is belast met de zorg voor de uitvoering en handhaving van de statuten en (eventuele) reglementen, alsmede voor het beheer van het vermogen van de SNCU.

  • 4. Het bestuur kan zijn bevoegdheid zoals omschreven in het eerste lid en de verwezenlijking daarvan ingevolge artikel 4, opdragen aan de werkorganisatie. De werkwijze van de werkorganisatie is uitgewerkt in Reglement II. De werkorganisatie kan zich laten bijstaan door derden. De directeur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de werkzaamheden.

  • 5. Het bestuur heeft van zijn bevoegdheid zoals genoemd in lid 2 van dit artikel gebruik gemaakt door de directeur binnen de grenzen zoals beschreven in een daartoe op te stellen directiestatuut volmacht te verlenen.

  • 6. Het bestuur is bevoegd commissies in te stellen.

  • 7. Het bestuur is bevoegd tot alle handelingen, daaronder echter niet begrepen het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen, het sluiten van overeenkomsten waarbij de SNCU zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich sterk maakt voor een derde of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een derde verbindt.

Artikel 8 CNCU

De activiteiten van de werkorganisatie worden gecontroleerd door een bij reglement in te stellen onafhankelijke Commissie Naleving CAO voor Uitzendkrachten (CNCU). De CNCU voert deze controle uit op de wijze zoals omschreven in Reglement I.

Artikel 9 Bestuursvergaderingen
  • 1. Het bestuur vergadert tenminste éénmaal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter of ten minste twee bestuursleden dit nodig achten.

  • 2. De wijze en termijn van oproeping worden bij bestuursbesluit geregeld.

Artikel 10 Besluitvorming
  • 1. Besluiten kunnen slechts rechtsgeldig worden genomen, indien tenminste vier stemgerechtigde bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn.

  • 2. Elk bestuurslid brengt één stem uit, tenzij het aantal ter vergadering aanwezige of vertegenwoordigde werkgeversleden verschilt met het aantal werknemersleden, in welk geval elk van de bestuursleden van de ene groep evenveel stemmen uitbrengt als van de andere groep bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn. De door het bestuur benoemde onafhankelijk voorzitter heeft geen stem.

  • 3. Tenzij in deze statuten uitdrukkelijk anders bepaald, worden besluiten genomen met volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.

  • 4. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht.

  • 5. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in de volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen dan opnieuw, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 6. Over zaken wordt bij voorkeur mondeling gestemd, en over personen wordt schriftelijk gestemd.

  • 7. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden, kan besluitvorming door het bestuur ook schriftelijk tot stand komen, mits alle bestuursleden hun stem uitbrengen. Het bepaalde in lid 3, 4, 5 en 6 is daarbij van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij staking van stemmen het voorstel in de eerstkomende vergadering aan de orde wordt gebracht.

Artikel 11 Jaarverslag, rekening en verantwoording
  • 1. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. Jaarlijks, uiterlijk in de maand mei, stelt het bestuur een financieel jaarverslag op waarin het bestuur rekenschap aflegt van het gevoerde beleid.

  • 3. De rekening en verantwoording is gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen conform de doelstellingen van de SNCU als genoemd in artikel 3 en 4 en is vergezeld van een rapport van een door het bestuur benoemde registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid. Uit de stukken moet blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoelen zijn gedaan.

  • 4. De rekening en verantwoording van de SNCU vergezeld van de verklaring van de registeraccountant of accountant-administratieconsulent wordt overeenkomstig de wettelijke bepalingen jaarlijks gepubliceerd en wordt ter inzage gelegd

    • a. ten kantore van de SNCU;

    • b. op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen;

    • c. op de betreffende website van de SNCU.

  • 5. Het financieel jaarverslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag aan de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 12 Statutenwijziging en ontbinding
  • 1. Besluiten tot wijziging van de statuten of ontbinden van de SNCU kunnen alleen door het bestuur worden genomen in een vergadering waarin zowel alle werkgevers- als alle werknemersleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn, en tenminste tweederde der geldig uitgebrachte stemmen zich daarvoor verklaart.

  • 2. Een besluit tot ontbinding wordt niet genomen dan nadat twee maanden zijn verstreken sinds de dag waarop het voorstel tot ontbinding door het bestuur is toegezonden aan de in artikel 6 lid 2 genoemde organisaties.

  • 3. Het bestuur zal binnen twee weken na het verlijden van een akte van statutenwijziging een afschrift van die akte ter inzage leggen bij het in artikel 11 lid 4 sub a en c bedoelde adres en website.

Artikel 13 Reglement
  • 1. Het bestuur kan een of meer reglementen vaststellen.

  • 2. Ten aanzien van besluiten tot vaststelling of wijziging van een reglement is het bepaalde in artikel 12, leden 1 en 3 van toepassing.

  • 3. Een reglement, alsmede wijzigingen daarin, treden niet eerder in werking, alvorens een door het bestuur ondertekend, volledig exemplaar daarvan ter inzage is gelegd op de in artikel 11 lid 4 sub a en c bedoelde adres en website.

  • 4. De bepalingen in een reglement mogen niet in strijd zijn met deze statuten.

Artikel 14 Vereffening
  • 1. De vereffening geschiedt door het bestuur.

  • 2. De SNCU blijft na ontbinding voortbestaan indien en voor zover dit voor de vereffening van haar zaken nodig is.

  • 3. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten zoveel mogelijk van kracht.

  • 4. Het bestuur bepaalt welke bestemming, na betaling van alle schulden, aan de overgebleven bezittingen van de SNCU zal worden gegeven, met dien verstande, dat het saldo zal worden bestemd voor een doel, dat het doel van de SNCU zoveel mogelijk nabij komt.

  • 5. De slotrekening van de vereffening, alsmede de bestemming van het eventuele saldo behoeven de goedkeuring van de organisaties genoemd in artikel 6, tweede lid.

Artikel 15 Onvoorziene gevallen

Het bestuur is bevoegd in onvoorziene gevallen af te wijken van het bepaalde in het reglement, mits daarbij niet in strijd wordt gehandeld met de statuten.

Artikel 16 Slotbepaling

In alle gevallen, waarin zowel de wet als deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur.

REGLEMENT I

Commissie Naleving CAO voor Uitzendkrachten (CNCU)

Artikel 1 Commissie

Er is een Commissie Naleving CAO voor Uitzendkrachten (CNCU) ingesteld, verder te noemen commissie, op grond van artikel 8 van de statuten van de Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten (SNCU).

Artikel 2 Doel

De commissie heeft ten doel een onafhankelijke controle uit te voeren op de activiteiten van de werkorganisatie ter zake de naleving van de CAO’s en op krachtens de CAO’s geldende arbeidsvoorwaarden zoals beschreven in reglement II.

Artikel 3 Middelen

De commissie tracht haar doel te bereiken door al datgene te verrichten dat nuttig en noodzakelijk kan zijn om het genoemde doel te verwezenlijken, meer in het bijzonder door het gebruikmaken van haar recht tot opvraag van gegevens zoals verzameld door de werkorganisatie en het verlenen van goedkeuring aan en advisering van de werkorganisatie bij de invulling van haar taken zoals omschreven in reglement II.

Artikel 4 Besluiten tot goedkeuring of afkeuring

De commissie houdt toezicht op de werkorganisatie door middel van het al dan niet geven van goedkeuring aan de werkorganisatie voor een voorgenomen besluit om:

  • a. een uitzendonderneming aan te schrijven met het verzoek tot aanlevering van bescheiden (artikel 6 lid 1 Reglement II);

  • b. een gegrond vermoeden vast te stellen (artikel 6 lid 6 Reglement II);

  • c. een sommatie tot herstel van geconstateerde CAO-overtredingen te doen uitgaan (artikel 6 lid 12 Reglement II);

  • d. een (her)controle te gelasten naar het herstel van de geconstateerde CAO-overtredingen (artikel 6 lid 15 Reglement II);

  • e. tot sluiting van een onderzoek over te gaan (artikel 6 lid 18 Reglement II).

Artikel 5 Samenstelling van de commissie
  • 1. De commissie bestaat uit tenminste drie leden.

  • 2. De leden van de CNCU worden benoemd door het bestuur van de SNCU. De werknemers- en werkgeverspartijen in het bestuur, genoemd in artikel 6 lid 2 van de Statuten van de SNCU, dragen hiertoe in een gelijk aantal de kandidaten voor. De benoeming wordt schriftelijk aan de leden bevestigd. De leden van de CNCU dienen hun benoeming schriftelijk te aanvaarden en bij het bestuur van de SNCU als zodanig kenbaar te maken.

  • 3. De commissieleden benoemen gezamenlijk de voorzitter van de CNCU.

  • 4. De benoeming van de voorzitter wordt schriftelijk door de leden van de CNCU aan de voorzitter bevestigd. De voorzitter dient zijn benoeming schriftelijk te aanvaarden en bij de CNCU als zodanig kenbaar te maken.

  • 5. De CNCU informeert het bestuur van de SNCU over de benoeming van de voorzitter van de CNCU.

  • 6. De voorzitter is lid van de commissie.

  • 7. De commissieleden en de voorzitter zijn benoemd voor een periode van vijf jaar; zij zijn terstond herbenoembaar.

Artikel 6 Besluitvorming

De besluitvorming geschiedt met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen.

Artikel 7 Slotbepaling

In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur van de SNCU.

REGLEMENT II

Werkwijze van de werkorganisatie van de Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten

Artikel 1 De werkorganisatie

De SNCU heeft een werkorganisatie ingericht zoals bedoeld in artikel 7 lid 4 van de statuten van de SNCU.

Artikel 2 Doel

De werkorganisatie heeft ten doel het namens de SNCU verrichten van activiteiten die zien op het bevorderen van de naleving van de CAO’s en op krachtens de CAO’s geldende arbeidsvoorwaarden, in samenhang met andere wettelijke bepalingen, een en ander in samenwerking met daarvoor geëigende instanties.

Artikel 3 Middelen
  • 1. De werkorganisatie tracht haar doel te bereiken door al datgene te verrichten dat nuttig en noodzakelijk kan zijn om het genoemde doel te verwezenlijken. Dit zijn de werkzaamheden die samenhangen met de inzet van de middelen zoals genoemd in artikel 4 van de Statuten van de SNCU.

  • 2. De werkorganisatie is bevoegd haar uitvoerende werkzaamheden onder toepassing van dit reglement uit te besteden aan derden.

  • 3. De werkorganisatie stelt zich tegenover derden neutraal en objectief op ter zake van onderwerpen, die in de CAO’s zijn geregeld.

Artikel 4 Randvoorwaarden voor functioneren
  • 1. De werkorganisatie zet de middelen zoals beschreven in artikel 3 in met inachtneming van de zorgvuldigheid, die toezichthoudende en controlerende instanties in gelijksoortige situaties in acht dienen te nemen.

  • 2. De werkorganisatie onthoudt zich met name van het opvragen van gegevens die niet direct betrekking hebben op de statutaire taken van de SNCU.

Artikel 5 Bewijslast
  • 1. De uitzendonderneming is verplicht in redelijkheid de inlichtingen te verschaffen die de SNCU voor een goede uitvoering van de werkzaamheden nodig heeft. Indien de uitzendonderneming ook na aanmaning en ingebrekestelling niet aan deze verplichting voldoet, is de SNCU bevoegd bedoelde gegevens naar beste weten vast te stellen.

  • 2. Het getrouwelijk naleven van de CAO’s moet onder meer blijken uit de door of namens de uitzendonderneming gevoerde inzichtelijke en deugdelijke loon- en arbeidstijdenadministratie, waarin mede opgenomen en verwerkt is:

    • a. geschreven arbeidsovereenkomsten inclusief de uitzendbevestiging, waarin zijn opgenomen functie, arbeidstijd en salariëring;

    • b. aan uitzendkrachten geleverde en ingevuld en ondertekend terugontvangen tijdverantwoordings-formulieren (werkbriefjes);

    • c. functie-indeling en brutobeloning met inachtneming van de beschreven procedure, beslisregels en functieprofielen zoals opgenomen in Bijlage I Beloningsregeling uitzendkrachten van de CAO voor Uitzendkrachten en waarbij de toegekende toeslagen en vermenigvuldigingsfactoren worden betaald over het feitelijk loon;

    • d. afschriften van de schriftelijke opgave van het loonbedrag, inclusief de bedragen waaruit dit is samengesteld, inclusief de inhoudingen, alsmede inclusief het brutouurloon, het aantal gewerkte uren en de over het uurloon verstrekte toeslagen gespecificeerd per toeslagsoort en uren, inclusief een overzicht van de per gewerkte periode opgebouwde reserveringen, alsmede het totaal van de opgebouwde reserveringen, en het tijdstip waarop deze bedragen automatisch aan de uitzendkracht zijn voldaan: daarnaast bevat de opgave de inschalingen in de CAO’s en het betaalde loon en het voor de werknemer in dat tijdvak geldende minimumloon en minimumvakantietoeslag, gebruikte afkortingen en andere inhoudingen dan vanwege belastingen en premies;

    • e. afschriften van betaalbaarstelling van de doorbetaling van het loon bij arbeidsongeschiktheid voor die uitzendkrachten waarvan de uitzendovereenkomst niet het beding bevat zoals bedoeld in artikel 7:691 lid 2 BW, zolang het dienstverband voortduurt, evenals afschriften van de betaalbaarstelling van de aanvulling op de ZW-uitkering in die gevallen dat de uitzendovereenkomst wel het beding bevat zoals bedoeld in artikel 7:691 lid 2 BW; voorts moet uit afschriften blijken de betaalbaarstelling van de vergoeding terzake van één wachtdag, uitgedrukt in een opslagpercentage van het feitelijk loon;

    • f. afschriften van de betaalbaarstelling van de uurbeloning, op het einde van iedere week/maand/periode;

    • g. afschriften van de schriftelijke opgave, voor aanvang van elke uitzending, van de functiegroep, het toegekende periodieknummer, het toegekende feitelijk loon alsmede de uitkomst van de toepassing van de beslisboom met betrekking tot de functieniveaukenmerken: aard van de werkzaamheden, indicatie van de vereiste kennis, vaardigheid/ervaring en mate van zelfstandigheid;

    • h. afschriften van de maandelijkse loonafrekening, inclusief de volgende gegevens: de totale brutobeloningen zo nodig onderverdeeld in normale en toeslaguren en eventuele overuren, eventuele suppleties, eventuele onkostenvergoedingen, de inhoudingen zoals ZW, AOW/ANW, WW, WIA en LB, de per betalingsperiode netto uitbetaalde bedragen, de (cumulatieve) reserveringen ten behoeve van kort verzuim, feestdagen, vakantie- en verlofdagen en vakantiebijslag, zowel in percentages als in euro’s en de geldende functiegroep(schaal);

    • i. een overzicht van de totale bruto loonsom in enig jaar, uitgesplitst in de bruto loonsom van fase A, fase B en fase C (ABU CAO) of fase 1, fase 2a, fase 2b, fase 3 en fase 4 (NBBU CAO).

    • j. de pensioengegevens van werknemers waarvoor pensioen wordt afgedragen aan de Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten.

  • 3. De uitzendonderneming is verplicht haar volledige en voortvarende medewerking te verlenen aan onderzoek door de werkorganisatie, gericht op naleving van de CAO’s. Binnen een door de werkorganisatie gestelde termijn dient de gevraagde informatie door de uitzendonderneming aan de werkorganisatie ter beschikking worden gesteld.

Artikel 6 Gebruikelijke werkwijze

De werkwijze van de werkorganisatie is als volgt:

  • 1. De werkorganisatie verzoekt, na goedkeuring van door de CNCU, de uitzendonderneming schriftelijk om het aanleveren van afschriften van een selectie van de administratieve bescheiden, zoals bedoeld in artikel 5 lid 2 van dit reglement.

  • 2. Indien binnen een termijn van vijftien werkdagen na dagtekening geen gehoor wordt gegeven aan het verzoek tot het doen toekomen van de gevraagde gegevens zal de werkorganisatie aan de betreffende uitzendonderneming een aanmaning sturen, waarin wordt verzocht binnen vijf werkdagen na dagtekening de gevraagde gegevens aan de werkorganisatie te doen toekomen.

  • 3. Indien binnen de termijn van vijf werkdagen geen gehoor wordt gegeven aan het verzoek tot het doen toekomen van de gevraagde gegevens, zal de werkorganisatie de betreffende uitzendonderneming in gebreke stellen, waarbij deze uitdrukkelijk wordt gesommeerd alsnog binnen vijf werkdagen na dagtekening de gevraagde gegevens aan de werkorganisatie te doen toekomen.

  • 4. Indien de ontvangen administratieve bescheiden onvolledig of onjuist worden geacht, wordt de betrokken uitzendonderneming schriftelijk verzocht binnen vijf werkdagen na dagtekening aanvullende en/of gecorrigeerde afschriften van deze administratieve bescheiden aan de werkorganisatie te doen toekomen, conform het gestelde in artikel 5 lid 3.

  • 5. Indien de werkorganisatie, na goedkeuring door de CNCU, constateert dat er een gegrond vermoeden van overtreding is, voert zij een controle ter plaatse uit.

  • 6. De werkorganisatie voert een controle ter plaatse uit op basis van een gegrond vermoeden van overtreding van de CAO’s dan wel op basis van vrijwilligheid. Van een gegrond vermoeden is sprake indien de werkorganisatie, na goedkeuring door de CNCU, constateert dat:

    • a. een aangeschreven uitzendonderneming conform de procedure ex lid 1 tot en met 3 van dit artikel weigert medewerking te verlenen;

    • b. een aangeschreven uitzendonderneming ex lid 4 van dit artikel onvolledige of onjuiste informatie verstrekt;

    • c. uit de ex lid 1 aangeleverde bescheiden één of meer overtredingen blijken;

    • d. sprake is van signalen in de branche dat de uitzendonderneming de bepalingen van de CAO’s overtreedt en deze signalen concreet kunnen worden onderbouwd.

  • 7. De ter plaatse te controleren uitzendonderneming zal door middel van een schriftelijke vooraankondiging op de hoogte worden gebracht van het bezoek aan hun bedrijf door een inspecteur. In de vooraankondiging wordt aangegeven in welke week de controle bij de uitzendonderneming zal plaatsvinden en welke gegevens zullen worden onderzocht. De aangeschreven uitzendonderneming dient de te onderzoeken administratieve bescheiden, zoals genoemd in artikel 5 lid 2, op het bezoekadres voor controle beschikbaar te houden.

  • 8. Voor het door de uitzendonderneming afzeggen van een gemaakte en schriftelijk bevestigde afspraak voor de controle, worden de volgende kosten in rekening gebracht:

    • als wordt afgezegd binnen 14 kalenderdagen voor de datum waarop de controle overeenkomstig de afspraak zou gaan plaatsvinden: € 500,–

    • als wordt afgezegd binnen: 7 kalenderdagen voor de datum waarop de controle overeenkomstig de afspraak zou gaan plaatsvinden € 1.000,–.

    Deze bedragen gelden met ingang van 1 januari 2013 en worden jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de consumentenprijsindex. De te dezer zake verkregen middelen worden toegevoegd aan de geldmiddelen van de SNCU (als bedoeld in artikel 5 van de statuten van de SNCU) en besteed aan de bestedingsactiviteiten als bedoeld in artikel 4 van diezelfde statuten.

  • 9. Het binnentreden geschiedt alleen met instemming van de uitzendonderneming.

  • 10. Indien de uitzendonderneming weigert medewerking te verlenen aan de controle op de naleving van de CAO’s, zal de uitzendonderneming schriftelijk in gebreke worden gesteld.

  • 11. Binnen acht weken na datum van verrichten van de controle ontvangt de uitzendonderneming een rapport, waarin is aangegeven of en zo ja, op welke onderdelen van de administratie CAO-overtredingen zijn geconstateerd. De uitzendonderneming is binnen deze periode door de inspecteur in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op het rapport. De reactie wordt door de inspecteur in het rapport verwerkt. Kan de inspecteur zich vinden in de reactie van de uitzendonderneming, dan wordt dit verwerkt in het rapport. Kan hij zich niet vinden in de reactie dan wordt dit eveneens verwerkt in het rapport alsmede de motivatie van de inspecteur waarom hij zich niet in het verweer kan vinden.

  • 12. Indien de werkorganisatie, na goedkeuring door de CNCU, constateert dat er een of meerdere CAO-overtredingen zijn, dienen deze door de uitzendonderneming, in een daartoe te bepalen termijn na sommatie te zijn hersteld. De werkorganisatie sommeert de uitzendonderneming deze CAO-overtredingen te herstellen.

  • 13. De uitzendonderneming moet binnen 14 kalenderdagen na dagtekening van de sommatie als bedoeld in lid 11 van dit artikel eenduidig, en onvoorwaardelijk verklaren dat ze medewerking verleent aan het herstel van de geconstateerde CAO-overtredingen, dat zij volledige medewerking zal verlenen aan de controle van het herstel en dat zij de kosten van de hercontrole zal voldoen. Tevens verklaart zij de CAO’s getrouwelijk na te leven.

  • 14. Indien de uitzendonderneming weigert gevolg te geven aan de sommatie tot herstel van de geconstateerde CAO-overtredingen, zal de werkorganisatie de uitzendonderneming schriftelijk in gebreke stellen.

  • 15. Binnen zes maanden na het verstrijken van de termijn waarbinnen herstel dient te zijn gedaan, kan de werkorganisatie, na goedkeuring van de CNCU, besluiten tot (her)controle van het herstel van de geconstateerde CAO-overtredingen. De kosten voor een eerste en eventueel volgende (her)controle komen volledig ten laste van de uitzendonderneming.

  • 16. Indien de uitzendonderneming weigert medewerking te verlenen aan de (her)controle van het herstel van de geconstateerde CAO-overtredingen, zal de werkorganisatie de uitzendonderneming schriftelijk in gebreke stellen.

  • 17. Indien na de (her)controle blijkt dat de CAO-overtredingen nog steeds niet volledig zijn hersteld, zal de werkorganisatie de uitzendonderneming schriftelijk in gebreke stellen.

  • 18. Voor sluiting van een ingesteld onderzoek behoeft de werkorganisatie goedkeuring van de CNCU.

  • 19. In zoverre de voor het toezien op de naleving van de CAO’s ontvangen bescheiden originelen bevatten, worden deze binnen 8 weken na afronding van het onderzoek retour gezonden. Betreffen de ontvangen bescheiden kopieën, zal in diezelfde termijn overgegaan worden tot vernietiging, zulks behoudens in het geval een schriftelijk en tijdig verzoek van de onderzochte uitzendonderneming wordt ontvangen om ook deze gegevens retour te ontvangen.

Artikel 7 Omschrijving geconstateerde inbreuken

Met betrekking tot geconstateerde inbreuken op de CAO‘s kan niet worden volstaan met een opsomming van artikelnummers, doch dient tenminste een korte omschrijving van desbetreffende inbreuk te worden gegeven.

Artikel 8 Instellen van vorderingen
  • 1. CAO-partijen betrokken bij de CAO’s dragen hun bevoegdheid tot het instellen van vorderingen als bedoeld in artikel 3 lid 4 Wet AVV en artikel 15 Wet CAO met inachtneming van het onderstaande over aan de Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten (SNCU).

  • 2. De bevoegdheid tot het instellen van een schadevergoedingsactie (als bedoeld in de Wet AVV en de Wet CAO) is in beginsel gedelegeerd aan de SNCU.

  • 3. Indien de SNCU een ingebrekestelling aan een bepaalde uitzendonderneming verstuurt inzake het niet naleven van materiële CAO-bepalingen, stelt zij de CAO-partijen hiervan in kennis.

  • 4. Elk der CAO-partijen kan afzonderlijk binnen een termijn van veertien dagen kenbaar maken dat zij ten aanzien van de betreffende uitzendonderneming zelf het recht op vordering van schadevergoeding wenst te hanteren, waardoor de delegatie als bedoeld in lid 2 ten aanzien van desbetreffende vordering vervalt voordat de SNCU zelf de actie reeds in gang heeft gezet.

  • 5. Als de CAO-partijen niet binnen de termijn van veertien dagen reageren, is de SNCU bevoegd de actie in te stellen, zonder dat CAO-partijen dat nog kunnen doorkruisen.

  • 6. Indien één of meerdere van de CAO-partijen besluiten zelfstandig een vordering in te stellen, dienen zij de SNCU te melden dat ten aanzien van de betreffende uitzendonderneming een actie wordt ingesteld, waardoor de delegatie als bedoeld in lid 2 ten aanzien van desbetreffende vordering vervalt.

Artikel 9 Schadevergoedingen
  • 1. Indien een uitzendonderneming na ingebrekestelling door of namens de SNCU gedurende ten minste tien werkdagen nalatig blijft in het verstrekken van de door SNCU verzochte gegevens met betrekking tot de wijze waarop zij de CAO’s naleeft, dan wel onjuiste gegevens verstrekt, is zij verplicht door dat enkele feit aan de SNCU een forfaitaire schadevergoeding te betalen van € 100.000,–. De SNCU kan besluiten geheel of gedeeltelijk af te zien van het innen van deze schadevergoeding, indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.

  • 2. Indien een uitzendonderneming na ingebrekestelling door of namens de SNCU gedurende tien werkdagen volhardt bij het niet naleven van de CAO’s op de in de ingebrekestelling vermelde punten, is zij – onverminderd het gestelde onder lid 1 – verplicht aan de SNCU een door het bestuur te bepalen schadevergoeding te betalen. Het bestuur van de SNCU heeft een beleid vastgesteld inzake een gestaffelde schadevergoedingsmethodiek, zoals gepubliceerd op de website van de SNCU (www.sncu.nl). Deze methodiek houdt rekening met de aard, de omvang en de duur van de niet-naleving. Daarnaast kan rekening worden gehouden met de mate waarin die uitzendonderneming alsnog achterstallige verplichtingen jegens zijn personeel nakomt dan wel zekerheid stelt voor een correcte naleving van de CAO’s.

    De schadevergoeding wordt aan de hand van de volgende formule berekend.

    S(chadevergoeding) = A(antal) x D(uur) x F(actor) x K(ortingspercentage)

    S

    =

    Schadevergoeding.

    A

    =

    Het aantal fictieve werknemers. Dit aantal wordt berekend door het totale SV-loon van de uitzendkrachten in dienst van de uitzendonderneming te delen door € 15.000,–.

    D

    =

    Een bedrag gerelateerd aan de duur van de niet-naleving. Dit bedraagt het totale aantal weken waarin de CAO’s niet (voldoende) zijn nageleefd (W) gedeeld door 52 vermenigvuldigd met € 15.000,– (D = W/52 x 15.000).

    F

    =

    De factor. Het aantal werknemers wordt gekoppeld aan een factor in een aflopende staffel. Het betreft een cumulatieve staffel, hetgeen betekent dat bij de eerste 50 werknemers de factor 2,5% wordt toegepast en bij meer dan 50 werknemers de daartoe behorende factor in de staffel over het meerdere.

    K

    =

    Het kortingspercentage.

    Werknemers

    Factor

    1–50

    2,5%

    51–100

    2,0%

    101–500

    1,0%

    501 of meer

    0,5%

    Aantal overtredingen

    Kortingspercentage

    1

    30%

    2

    3

    15%

    4

    5 of meer

    Geen korting

    De schadevergoeding bedraagt minimaal € 5.000,– en maximaal € 100.000,–.

    De SNCU kan besluiten geheel of gedeeltelijk af te zien van het innen van deze schadevergoeding indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.

  • 3. De SNCU hoeft niet aan te tonen dat zij de schade in de omvang als door haar gevorderd ook daadwerkelijk heeft geleden.

Artikel 10 Informatieverstrekking
  • 1. Ten aanzien van gegevens en documenten als bedoeld in artikel 5 is de SNCU verplicht tot geheimhouding.

  • 2. Deze geheimhoudingsverplichting geldt niet wanneer gegevens of documenten worden verstrekt aan publieke of private instanties die belast zijn met het toezicht op de naleving van wettelijke en CAO-verplichtingen van ondernemingen, de certificering van ondernemingen en het tegengaan van misbruik en fraude in de uitzendbranche.

  • 3. De SNCU zal alleen die gegevens en documenten aan de in lid 2 bedoelde instanties verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de taken van deze instanties, en ook overigens zorgvuldigheid in acht nemen. Indien de SNCU persoonsgegevens wil verstrekken, zal de Wet bescherming persoonsgegevens in acht worden genomen.

STATUTEN

Stichting Arbo Flexbranche - STAF

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze statuten wordt verstaan onder:

a. Uitzendovereenkomst:

de arbeidsovereenkomst, waarbij de ene partij als werknemer door de andere partij als werkgever in het kader van de uitoefening van het beroep of bedrijf van die werkgever ter beschikking wordt gesteld van een derde om krachtens een door deze aan die werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van de derde;

b. Uitzendonderneming:

de natuurlijke of rechtspersoon die uitzendkrachten ter beschikking stelt van (uitzendt naar) opdrachtgevers, zijnde de werkgever als bedoeld onder a., in de zin van boek 7, titel 10, afdeling 11 van het Burgerlijk Wetboek;

c. Uitzendkracht:

de natuurlijke persoon die met de uitzendonderneming een arbeidsovereenkomst aangaat, zijnde de werknemer als bedoeld onder a., in de zin van voormelde bepalingen van het Burgerlijk Wetboek;

d. Vaste medewerker:

degene die in dienst is van de uitzendonderneming – doch – niet zijnde de uitzendkracht – voorzover deze werkzaam is op een vestiging van de werkgever en/of daar rechtstreeks toezicht op uitoefent en degenen die op hoofdkantoren werkzaam zijn, ter ondersteuning van de bedrijvigheid van het ter beschikking stellen van arbeidskrachten;

e. Werknemers:

uitzendkrachten en vaste medewerkers in de zin van dit artikel;

f. Uitzendarbeid:

de arbeid, bedoeld onder a.;

g. SFU:

Stichting Fonds Uitzendbranche;

h. Stichting:

Stichting Arbo Flexbranche;

i. Bestuur:

het in artikel 7 van deze statuten bedoelde bestuur;

j. Administrateur:

de in artikel 12 van deze statuten bedoelde administrateur;

k. Begroting:

de in art. 6 van deze statuten bedoelde begroting;

l. Reglement:

het in artikel 15 van deze statuten bedoelde reglement;

m. Doelstellingen:

de in artikelen 3 en 4 van deze statuten bedoelde doelstellingen.

Artikel 2. Naam en zetel
  • 1. De Stichting draagt de naam: Stichting Arbo Flexbranche.

  • 2. De Stichting Arbo Flexbranche is gevestigd in de gemeente Haarlemmermeer.

Artikel 3. Doel

De Stichting heeft ten doel:

Het verbeteren van de arbeidsomstandigheden, het verlagen van ziekteverzuim en het vergroten van de reïntegratiemogelijkheden in de uitzendbranche door middel van:

  • a. de verbetering van de verzuimgegevens;

  • b. de verbetering van de informatievoorziening omtrent arbeidsomstandigheden aan werknemers;

  • c. de verbetering van de verzuimbegeleiding;

  • d. de reductie van de WIA-instroom;

  • e. het bevorderen van samenwerking op het gebied van arbeidsomstandigheden met inleners.

Artikel 4. Middelen

De Stichting tracht verder haar doel te bereiken door:

  • a. het verrichten en publiceren van onderzoek om de mate van realisatie van de doelstellingen te volgen;

  • b. het verzamelen en verspreiden van kennis over arbeidsomstandigheden, verzuimbegeleiding en reïntegratie;

  • c. het opzetten van projecten;

  • d. voorlichting en communicatie aan alle werkgevers en werknemers;

  • e. het geven van advies en informatie aan uitzendorganisaties, werknemers, sociale partners en overheid.

Artikel 5. Geldmiddelen

De inkomsten van de Stichting Arbo Flexbranche bestaan uit:

  • a. bijdragen van de SFU in de Uitzendbranche op grond van artikel 3 CAO Sociaal fonds voor de uitzendbranche;

  • b. subsidies, giften en donaties;

  • c. hetgeen door erfstelling, legaat of schenking is verkregen;

  • d. andere op wettige wijze verkregen baten.

Artikel 6. Begroting
  • 1. Het bestuur van de Stichting Arbo Flexbranche stelt jaarlijks vóór een november een begroting van inkomsten en uitgaven van de Stichting Arbo Flexbranche vast. De begroting omvat:

    • a. de inkomsten als bedoeld in artikel 5 van deze statuten;

    • b. financiering en subsidiëring van activiteiten als bedoeld in artikel 3 en 4 van de statuten;

    • c. de kosten van administratie, secretariaat en bestuur;

    • d. eventuele andere lasten.

  • 2. De begroting is beschikbaar voor de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers.

Artikel 7. Bestuur
  • 1. Het bestuur van de Stichting Arbo Flexbranche bestaat uit tenminste acht leden, te weten: minimaal vier leden van werkgeverszijde en minimaal vier leden van werknemerszijde.

  • 2. De werkgeversleden worden benoemd door de werkgeversorganisaties, te weten:

    • a. ten minste drie door Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU), statutair gevestigd te Amsterdam;

    • b. tenminste één door de Nederlandse Bond voor Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU), statutair gevestigd te Amersfoort.

    De werknemersleden worden benoemd door de werknemersorganisaties, te weten:

    • a. tenminste één door de vereniging: Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV), statutair gevestigd te Amsterdam;

    • b. tenminste één door de vereniging: CNV Vakmensen.nl, statutair gevestigd te Utrecht;

    • c. tenminste één door de vereniging: De Unie, Vakbond voor Industrie en Dienstverlening, gevestigd te Culemborg;

    • d. ten minste één door de vereniging: Landelijke Belangen Vereniging (LBV), statutair gevestigd te Rotterdam.

  • 3. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een secretaris/penningmeester, dan wel benoemt het bestuur een onafhankelijk voorzitter van buiten de eigen gelederen.

  • 4. De bestuursleden worden benoemd voor een periode van vijf jaar; zij zijn terstond herbenoembaar. In een tussentijdse vacature wordt binnen twee maanden voorzien door de organisatie, die het uittredende bestuurslid had benoemd.

  • 5. De in lid 2 genoemde organisaties hebben te allen tijde het recht de door hen benoemde bestuursleden te vervangen.

  • 6. De eventuele vergoeding van kosten en vacatiegelden die bestuursleden in de uitoefening van hun functie maken worden nader uitgewerkt in een huishoudelijk reglement.

Artikel 8. Bevoegdheden van het bestuur
  • 1. De voorzitter en de secretaris/penningmeester vertegenwoordigen gezamenlijk de Stichting Arbo Flexbranche in en buiten rechte. Bij ontstentenis of belet van de voorzitter respectievelijk de secretaris treedt in zijn plaats de plaatsvervangend voorzitter respectievelijk de plaatsvervangend secretaris op, waarbij steeds het pariteitbeginsel in acht genomen moet worden. Tevens is het gehele bestuur gerechtigd de Stichting te vertegenwoordigen.

  • 2. Het bestuur kan besluiten een of meer der bestuursleden alsook derden volmacht te verlenen om de Stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen.

  • 3. Het bestuur is belast met de zorg voor de uitvoering en handhaving van de statuten en (eventuele) reglementen, alsmede voor het beheer van het vermogen van de Stichting Arbo Flexbranche.

  • 4. Het bestuur is bevoegd tot alle handelingen, daaronder echter niet begrepen het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen, het sluiten van overeenkomsten waarbij de Stichting Arbo Flexbranche zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich sterk maakt voor een derde of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een derde verbindt.

  • 5. Het bestuur is bevoegd de uitvoering van zijn werkzaamheden aan een secretariaat te delegeren.

Artikel 9. Bestuursvergaderingen
  • 1. Het bestuur vergadert tenminste vier maal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter of ten minste twee bestuursleden dit nodig achten.

  • 2. De wijze en termijn van oproeping worden bij bestuursbesluit geregeld.

Artikel 10. Besluitvorming
  • 1. Besluiten kunnen slechts rechtsgeldig worden genomen, indien tenminste vier stemgerechtigde bestuursleden aanwezig zijn.

  • 2. Elk bestuurslid brengt één stem uit, tenzij het aantal ter vergadering aanwezige of vertegenwoordigde werkgeversleden verschilt met het aantal werknemersleden, in welk geval elk van de bestuursleden van de ene groep evenveel stemmen uitbrengt als van de andere groep bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn. De door het bestuur benoemde onafhankelijk voorzitter heeft geen stem.

  • 3. Tenzij in deze statuten uitdrukkelijk anders bepaald, worden besluiten genomen met volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.

  • 4. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht.

  • 5. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in de volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen dan opnieuw, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 6. Over zaken wordt bij voorkeur mondeling gestemd, en over personen wordt schriftelijk gestemd.

  • 7. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden kan het bestuur ook buiten vergadering besluiten nemen, mits alle bestuursleden in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk hun mening te uiten. Onder schriftelijk wordt tevens in deze statuten verstaan, per telefax of elektronische post. Het bepaalde in leden 3 en 4 is daarbij van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij staking van stemmen het voorstel in de eerstkomende vergadering aan de orde wordt gebracht. Van een aldus genomen besluit wordt onder bijvoeging van de ingekomen antwoorden door de secretaris een relaas opgemaakt, dat na mede-ondertekening door de voorzitter bij de notulen wordt gevoegd.

Artikel 11. Verstrekking uit de middelen van de Stichting Arbo Flexbranche
  • 1. De aanvragen om verstrekkingen uit de middelen van de Stichting Arbo Flexbranche dienen schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend.

  • 2. Bij een aanvraag om verstrekking vanuit de middelen van de Stichting Arbo Flexbranche wordt beoordeeld of een en ander binnen de doelstelling van het fonds past.

  • 3. Met betrekking tot de voorwaarden waaronder recht op verstrekking uit de middelen van de Stichting Arbo Flexbranche bestaat moet in voorkomend geval door de subsidieverzoekende instelling een begroting van de kosten worden ingediend, welke moet zijn gespecificeerd overeenkomstig de stichtingsdoelen genoemd in de artikelen 3 en 4. Subsidie-ontvangende instellingen moeten jaarlijks een door een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring overleggen over de besteding van de gelden, welke verklaring (tenminste) moet zijn gespecificeerd volgens de in artikel 3 en 4 bedoelde bestedingsdoelen. Deze verklaring moet geïntegreerd onderdeel uitmaken van het (financieel) jaarverslag, zoals genoemd in artikel 13 lid 2.

Artikel 12. Administrateur
  • 1. De administratie en inning van bijdragen, alsmede alle werkzaamheden als het bestuur zal verkiezen, worden onder verantwoordelijkheid van het bestuur verricht door een daarvoor door het bestuur aan te stellen administrateur.

  • 2. De opdracht tot administratie en inning van bijdragen aan de administrateur worden schriftelijk verstrekt.

Artikel 13. Jaarverslag, rekening en verantwoording
  • 1. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. Jaarlijks, uiterlijk in de maand mei, stelt het bestuur een financieel verslag op waarin het bestuur rekenschap aflegt van het gevoerde beleid.

  • 3. De rekening en verantwoording is gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen conform de doelstellingen van de Stichting Arbo Flexbranche als genoemd in de artikelen 3 en 4 en is vergezeld van een rapport van een door het bestuur benoemde registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid. Uit de stukken moet blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoelen zijn gedaan.

  • 4. De rekening en verantwoording van de Stichting Arbo Flexbranche vergezeld van de verklaring van de registeraccountant of accountant-administratieconsulent wordt overeenkomstig de wettelijke bepalingen jaarlijks gepubliceerd en wordt ter inzage gelegd:

    • a. ten kantore van de Stichting Arbo Flexbranche;

    • b. op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen;

    • c. op de betreffende website van de Stichting Arbo Flexbranche.

  • 5. Het financieel jaarverslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag aan de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 14. Statutenwijziging en ontbinding
  • 1. Besluiten tot wijziging van de statuten of ontbinden van de Stichting Arbo Flexbranche kunnen alleen door het bestuur worden genomen in een vergadering waarin ten minste drie stemgerechtigde werkgeversleden en drie stemgerechtigde werknemersleden aanwezig zijn of hun stem schriftelijk hebben ingebracht, en tenminste tweederde der geldig uitgebrachte stemmen zich daarvoor verklaart.

  • 2. Een besluit tot ontbinding wordt niet genomen dan nadat twee maanden zijn verstreken sinds de dag waarop het voorstel tot ontbinding door het bestuur is toegezonden aan de in artikel 7 lid 2 genoemde organisaties.

  • 3. Het bestuur zal binnen twee weken na het verlijden van een akte van statutenwijziging een afschrift van die akte ter inzage leggen bij het in artikel 13 lid 4 sub a en b bedoelde adres en de website.

Artikel 15. Reglement
  • 1. Het bestuur kan een of meer reglementen vaststellen.

  • 2. Ten aanzien van besluiten tot vaststelling of wijziging van een reglement is het bepaalde in artikel 14 van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Een reglement, alsmede wijzigingen daarin, treden niet eerder in werking, alvorens een door het bestuur ondertekend, volledig exemplaar daarvan ter inzage is gelegd op het in artikel 13 lid 4 sub a en b bedoelde adres en de website.

  • 4. De bepalingen in een reglement mogen niet in strijd zijn met deze statuten.

Artikel 16. Vereffening
  • 1. De vereffening geschiedt door het bestuur.

  • 2. De Stichting Arbo Flexbranche blijft na ontbinding voortbestaan indien en voor zover dit voor de vereffening van haar zaken nodig is.

  • 3. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten zoveel mogelijk van kracht.

  • 4. Het bestuur bepaalt welke bestemming, na betaling van alle schulden, aan de overgebleven bezittingen van de Stichting Arbo Flexbranche zal worden gegeven, met dien verstande, dat het saldo zal worden bestemd voor een doel, dat het doel van de Stichting Arbo Flexbranche zoveel mogelijk nabij komt.

  • 5. De slotrekening van de vereffening, alsmede de bestemming van het eventuele saldo behoeven de goedkeuring van de organisaties genoemd in artikel 7, tweede lid.

Artikel 17. Onvoorziene gevallen

Het bestuur is bevoegd in onvoorziende gevallen af te wijken van het bepaalde in het reglement, mits daarbij niet in strijd wordt gehandeld met de statuten.

Artikel 18. Slotbepaling
  • 1. In alle gevallen, waarin zowel de wet als deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur.

  • 2. Voor zover thans nog niet is voorzien in nadere functieverdeling overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 lid 3, is het bestuur gehouden hier zo spoedig mogelijk voor te zullen zorgdragen.

STATUTEN STOOF

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze statuten wordt verstaan onder:

a. uitzendovereenkomst:

de arbeidsovereenkomst, waarbij de ene partij als werknemer door de andere partij als werkgever in het kader van de uitoefening van het beroep of bedrijf van die werkgever ter beschikking wordt gesteld van een derde om krachtens een door deze aan die werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van de derde;

b. uitzendonderneming:

de natuurlijke of rechtspersoon die uitzendkrachten ter beschikking stelt van (uitzendt naar) opdrachtgevers, zijnde de werkgever als bedoeld onder a., in de zin van boek 7, titel 10, afdeling 11 van het Burgerlijk Wetboek;

c. uitzendkracht:

de natuurlijke persoon die met de uitzendonderneming een arbeidsovereenkomst aangaat, zijnde de werknemer als bedoeld onder a., in de zin van voormelde bepalingen;

d. vaste medewerker:

degene die in dienst is van de uitzendonderneming – doch – niet zijnde de uitzendkracht – voorzover deze werkzaam is op een vestiging van de werkgever en/of daar rechtstreeks toezicht op uitoefent en degenen die op hoofdkantoren werkzaam zijn, ter ondersteuning van de bedrijvigheid van het ter beschikking stellen van arbeidskrachten.

e. werknemers:

uitzendkrachten en vaste medewerkers in de zin van dit artikel;

f. CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche:

de onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst;

g. SFU:

Stichting Fonds Uitzendbranche;

h. STOOF:

Stichting Opleiding & Ontwikkeling Flexbranche;

i. Stichting:

Stichting Opleiding & Ontwikkeling Flexbranche;

j. bestuur:

het in artikel 6 van deze statuten bedoelde bestuur;

k. administrateur:

de in artikel 12 van deze statuten bedoelde administrateur;

l. begroting:

de in artikel 5 van deze statuten bedoelde begroting;

m. reglement:

het in artikel 14 van deze statuten bedoelde reglement.

Artikel 2. Naam en zetel

  • 1. De stichting draagt de naam: Stichting Opleiding & Ontwikkeling Flexbranche, verkort STOOF.

  • 2. De stichting is gevestigd in de gemeente Haarlemmermeer.

Artikel 3. Doel

  • 1. De stichting heeft ten doel:

    • a. het professionaliseren van de dienstverlening van uitzendondernemingen met name gericht op opleiden en het ontwikkelen van werknemers;

    • b. het vergroten van de arbeidsmarktmobiliteit van werknemers;

    • c. het laten ontwikkelen en bevorderen van opleidingen voor werknemers gericht op bevordering van de vakbekwaamheid in de uit te voeren arbeid.

  • 2. Zij tracht dit doel te bereiken door:

    • a. het genereren van zowel nationale als Europese subsidies ter bevordering van het opleidingsbeleid binnen uitzendondernemingen;

    • b. het vergroten van de toegankelijkheid en gebruiksmogelijkheden van opleidingen zoals genoemd onder lid 1 sub c, alsmede het (doen) uitvoeren en publiceren van onderzoek daartoe;

    • c. het laten ontwikkelen en bevorderen van scholingsprogramma’s ten behoeve van werknemers, die aansluiten bij de vraag uit de branche en rekening houden met het flexibele karakter van de arbeidsrelatie;

    • d. het geven van impulsen aan sectoroverstijgende scholingsactiviteiten door bundeling van scholingsgelden;

    • e. het verbeteren van de startkwalificatie van uitzendkrachten;

    • f. het vergroten van de mogelijkheden voor uitzendkrachten om via uitzendwerk leren en werken te combineren (sectoroverstijgend);

    • g. het ontwikkelen van instrumenten gericht op de inzetbaarheid van werknemers zoals bijvoorbeeld persoonlijke opleidings-, of ontwikkelingsplannen;

    • h. het verbeteren van de instroom en doorstroom van jonge uitzendkrachten met het oog op het bestrijden/verminderen van de jeugdwerkloosheid;

    • i. het bevorderen van de reïntegratie van werkloos werkzoekenden met extra aandacht voor moeilijk plaatsbare werkzoekenden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt door scholing en de inzet van de flexformule.

  • 3. De stichting realiseert haar doelstellingen zonder winstoogmerk.

Artikel 4. Vermogen

  • 1. Het tot verwezenlijking van het doel van de stichting bestemde vermogen wordt gevormd door:

    • a. bijdragen van de SFU op grond van artikel 3 CAO Sociaal fonds voor de uitzendbranche;

    • b. subsidies, giften en donaties;

    • c. hetgeen verkregen wordt door erfstellingen en legaten;

    • d. hetgeen op andere wijze verkregen wordt;

    • e. het bedrag dat door de oprichters is bestemd tot verwezenlijking van het doel van de stichting.

  • 2. De gelden van de stichting worden aangewend ter bestrijding van de kosten verbonden aan haar in artikel 3 bedoelde activiteiten.

Artikel 5. Begroting

  • 1. Het bestuur van STOOF stelt jaarlijks vóór een november een begroting van inkomsten en uitgaven van STOOF vast. De begroting omvat:

    • a. de inkomsten als bedoeld in art. 4 lid 1 sub a van deze statuten;

    • b. financiering en subsidiëring van activiteiten als bedoeld in artikel 3 van de statuten;

    • c. de kosten van personeel, administratie, secretariaat en bestuur;

    • d. eventuele andere lasten.

  • 2. De begroting is beschikbaar voor de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers.

Artikel 6. Bestuur

  • 1. Het bestuur van de stichting bestaat uit tien leden, te weten vijf vertegenwoordigers namens uitzendondernemingen en vijf vertegenwoordigers namens vakorganisaties.

  • 2. De werkgeversleden worden benoemd door de werkgeversorganisaties, te weten: vier door de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU), statutair gevestigd te Amsterdam, en één door de Nederlandse Bond voor Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU), statutair gevestigd te Amersfoort. De werknemersleden worden benoemd door de werknemersorganisaties, te weten: één door de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV), statutair gevestigd te Amsterdam, één door de CNV Vakmensen.nl, statutair gevestigd te Utrecht, één door De Unie, statutair gevestigd te Culemborg, één door de LBV, statutair gevestigd te Rotterdam en een vijfde lid namens de gezamenlijke werknemersorganisaties.

  • 3. Het bestuur kiest uit haar midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester. De functies van secretaris en penningmeester kunnen ook door één persoon worden vervuld.

  • 4. De bestuursleden worden benoemd voor een periode van vijf jaar; zij zijn terstond herbenoembaar. In het geval van een tussentijdse vacature wordt binnen twee maanden voorzien door de organisatie, die het uittredende bestuurslid had benoemd.

  • 5. De in lid b genoemde organisaties hebben ten allen tijde het recht de door hen benoemde bestuursleden te vervangen.

  • 6. De eventuele vergoeding van kosten en vacatiegelden die bestuursleden in de uitoefening van hun functie maken, zijn nader uitgewerkt in een huishoudelijk reglement.

Artikel 7. Bestuur, bevoegdheden

  • 1. Het bestuur is belast met het besturen der stichting.

  • 2. Het bestuur is bevoegd tot het verrichten van alle rechtshandelingen, daaronder tevens begrepen het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en/of bezwaring van registergoederen en tot het aangaan van overeenkomsten, waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt.

  • 3. Het bestuur is bevoegd de uitvoering van zijn werkzaamheden aan een secretariaat te delegeren.

Artikel 8. Bestuur, vertegenwoordiging

  • 1. De voorzitter alleen, dan wel de secretaris en de penningmeester gezamenlijk vertegenwoordigen de stichting in en buiten rechte. Tevens is het gehele bestuur gerechtigd de Stichting te vertegenwoordigen.

  • 2. Het bestuur is belast met de zorg voor de uitvoering en handhaving van de statuten, opgestelde reglementen alsmede het beheer van het vermogen van de stichting.

Artikel 9. Bestuursvergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert ten minste vier maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of ten minste drie bestuursleden dit nodig achten.

  • 2. De wijze en termijn van oproeping worden bij bestuursbesluit geregeld. Aan vergaderingen kan worden deelgenomen en gestemd door middel van een elektronisch communicatiemiddel indien dit bij de oproeping is vermeld.

Artikel 10. Besluitvorming

  • 1. Besluiten kunnen slechts rechtsgeldig worden genomen indien ten minste vier bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn, zodanig dat elk van de in artikel 6 lid 1 bedoelde groepen (de uitzendondernemingen casu quo de vakorganisaties) door ten minste één bestuurslid ter vergadering is vertegenwoordigd.

  • 2. Elk bestuurslid brengt een stem uit, tenzij het aantal ter vergadering aanwezige of gemachtigde vertegenwoordigers van uitzendondernemingen verschilt van het aantal vertegenwoordigers van vakorganisaties, in welk geval de bestuursleden van de ene groep evenveel stemmen uitbrengen als van de andere groep bestuursleden die aanwezig of vertegenwoordigd zijn.

  • 3. Tenzij in deze statuten uitdrukkelijk anders bepaald, worden besluiten genomen met volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.

  • 4. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht.

  • 5. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in de volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen dan opnieuw, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 6. Over zaken wordt bij voorkeur mondeling gestemd, en over personen wordt schriftelijk gestemd. Aan de eis van schriftelijkheid van de volmacht wordt voldaan indien de volmacht elektronisch is vastgelegd.

  • 7. De leden van het bestuur zijn bevoegd zich door een daartoe schriftelijk gevolmachtigd ander lid van het bestuur te doen vertegenwoordigen. Aan de eis van schriftelijkheid van de volmacht wordt voldaan indien de volmacht elektronisch is vastgelegd.

  • 8. Indien zulks bij de oproeping is vermeld is ieder bestuurslid bevoegd om in persoon of bij schriftelijk gevolmachtigde, door middel van een elektronisch communicatiemiddel aan de vergadering deel te nemen, daarin het woord te voeren en het stemrecht uit te oefenen, mits het bestuurslid via het elektronisch communicatiemiddel kan worden geïdentificeerd, rechtstreeks kan kennisnemen van de verhandelingen ter vergadering en kan deelnemen aan de beraadslaging.

  • 9. Het bestuur is bevoegd bij reglement voorwaarden te stellen aan het gebruik van het elektronische communicatiemiddel.

  • 10. In afwijking van het bepaalde in de vorige leden, kan besluitvorming door het bestuur ook schriftelijk tot stand komen, mits alle bestuursleden hun stem uitbrengen. Het bepaalde in leden 3, 4 en 5 is daarbij van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij staking van stemmen het voorstel in de eerstkomende vergadering aan de orde wordt gebracht. Aan de eis van schriftelijkheid van de volmacht wordt voldaan indien de volmacht elektronisch is vastgelegd.

Artikel 11. Verstrekking uit de middelen van STOOF

  • 1. De aanvragen om verstrekkingen uit de middelen van STOOF dienen schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend.

  • 2. Bij een aanvraag om verstrekking vanuit de middelen van STOOF wordt beoordeeld of een en ander binnen de doelstelling van het fonds past.

  • 3. Met betrekking tot de voorwaarden waaronder recht op verstrekking uit de middelen van STOOF bestaat moet in voorkomend geval door de subsidieverzoekende instelling een begroting van de kosten worden ingediend, welke moet zijn gespecificeerd overeenkomstig de stichtingsdoelen genoemd in artikel 3. Subsidie-ontvangende instellingen moeten jaarlijks een door een registeraccountant of accountant-administratieconsultent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring overleggen over de besteding van de gelden, welke verklaring (tenminste) moet zijn gespecificeerd volgens de in artikel 3 bedoelde bestedingsdoelen. Deze verklaring moet geïntegreerd onderdeel uitmaken van het (financieel) jaarverslag, zoals genoemd in artikel 13 lid 2.

  • 4. Met betrekking tot de voorwaarden waaronder recht op een verstrekking uit de middelen van STOOF bestaat in de vorm van een vergoeding voor een door een individuele uitzendkracht/werknemer gevolgde opleiding, gelden de voorwaarden opgenomen in het reglement vergoedingen van STOOF.

Artikel 12. Administrateur

  • 1. De administratie en inning van bijdragen, alsmede alle werkzaamheden als het bestuur zal verkiezen, worden onder verantwoordelijkheid van het bestuur verricht door een daarvoor door het bestuur aan te stellen administrateur.

  • 2. De opdracht tot administratie en inning van bijdragen aan de administrateur worden schriftelijk verstrekt.

Artikel 13. Jaarverslag, rekening en verantwoording

  • 1. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. Jaarlijks, uiterlijk in de maand mei, stelt het bestuur een financieel verslag op waarin het bestuur rekenschap aflegt van het gevoerde beleid.

  • 3. De rekening en verantwoording is gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen conform de doelstellingen van STOOF als genoemd in artikel 3 en is vergezeld van een rapport van een door het bestuur benoemde registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid. Uit de stukken moet blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoelen zijn gedaan.

  • 4. De rekening en verantwoording van STOOF vergezeld van de verklaring van de registeraccountant of accountant-administratieconsulent wordt overeenkomstig de wettelijke bepalingen jaarlijks gepubliceerd en wordt ter inzage gelegd:

    • a. ten kantore van STOOF;

    • b. op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen;

    • c. op de betreffende website van STOOF.

  • 5. Het financieel jaarverslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag aan de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 14. Reglement

  • 1. Het bestuur kan één of meerdere reglementen vaststellen waarin onderwerpen worden geregeld waarin door deze statuten niet volledig wordt voorzien.

  • 2. Een reglement mag geen bepalingen bevatten die strijdig zijn met de wet of deze statuten.

  • 3. Op de besluiten tot vaststelling of wijziging van een reglement is het bepaalde in artikel 10, leden 1, 2, 3 en 5 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15. Statutenwijziging en ontbinding

  • 1. Het bestuur is bevoegd de statuten te wijzigen.

  • 2. Besluiten tot wijziging van de statuten of ontbinden van de stichting kunnen alleen door het bestuur worden genomen in een vergadering waarin zowel alle vertegenwoordigers van uitzendondernemingen als alle vertegenwoordigers van vakorganisaties aanwezig of vertegenwoordigd zijn, en ten minste twee/derde der geldig uitgebrachte stemmen zich daarvoor verklaart.

  • 3. Een besluit tot ontbinding wordt niet genomen dan nadat twee maanden zijn verstreken sinds de dag waarop het voorstel tot ontbinding door het bestuur is toegezonden aan de in artikel 6 lid 2 genoemde organisaties.

  • 4. Een statutenwijziging treedt eerst in werking nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt. Iedere bestuurder is afzonderlijk bevoegd de akte van statutenwijziging te doen verlijden ten overstaan van de door het bestuur daartoe aangewezen notaris.

  • 5. De bestuursleden zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en een volledig doorlopende tekst van de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het door de Kamer van Koophandel en Fabrieken gehouden handelsregister.

Artikel 16. Vereffening

  • 1. De vereffening geschiedt door het bestuur.

  • 2. De stichting blijft na ontbinding voortbestaan indien en voorzover dit voor de vereffening van haar zaken nodig is.

  • 3. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten zoveel mogelijk van kracht.

  • 4. Het bestuur bepaalt welke bestemming, na betaling van alle schulden, aan de overgebleven bezittingen van de stichting zal worden gegeven, met dien verstande, dat het saldo zal worden bestemd voor een doel, dat het doel van de stichting zoveel mogelijk nabijkomt.

  • 5. De slotrekening van de vereffening alsmede de bestemming van het eventuele saldo behoeven de goedkeuring van de organisaties genoemd in artikel 6 lid 2.

Artikel 17. Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze statuten niet voorzien beslist het bestuur, mits daarbij niet in strijd met de statuten en de wet wordt gehandeld.

Reglement I

Financieringsreglement STOOF ten behoeve van de mentorvergoeding

Artikel 1 Definities
1. STOOF

De Stichting Opleiding & Ontwikkeling Flexbranche, verder te noemen stichting

2. SFU

Stichting fonds voor de Uitzendbranche

3. Wettelijke kaders
  • a. WEB: Wet Educatie en Beroepsonderwijs (Stb. 1995, 501; laatste wijziging 7 april 2005, Stb. 2005, 203).

  • b. Crebo: het Centraal Register Beroepsonderwijs zoals bedoeld in art. 6.4.1. van de WEB.

    Croho: Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs dat door de IB-Groep wordt beheerd leerwerktrajecten met een Branche Erkenning.

  • c. BBL: Beroeps Begeleidende Leerweg: omvattende een praktijkdeel van 60% of meer van de studieduur, zoals bedoeld in art. 7.2.2, tweede lid, onder b van de WEB.

  • d. Duale leerweg: werk in het kader van een initiële opleiding in het hoger beroepsonderwijs (hbo) op grond van een onderwijsarbeidsovereenkomst tussen de werkgever, de werknemer en de hogeschool. De werknemer mag niet zijn ingeschreven als voltijdstudent

4. Werkgever/flexorganisatie, verder te noemen Flexorganisatie

De uitzendonderneming als bedoeld Artikel 1 lid 2 van de cao Stichting Fonds Uitzendbranche.

5. Werknemer/flexkracht, verder te noemen Flexkracht

Degene, die een arbeidsovereenkomst in de zin van art. 7:690 van het Burgerlijk Wetboek heeft gesloten.

6. De Mentorovereenkomst

Overeenkomst van de stichting, waarin naast opleidings en persoonsgegevens van de flexkracht, taken en verantwoordelijkheden, die door de flexorganisatie uitgevoerd dienen te worden ten aanzien van de begeleiding van de flexkracht, tijdens de BBL of Duale opleiding van de flexkracht, genoemd staan. Bij eventuele uitbesteding van één of meer mentortaken, blijft de flexorganisatie verantwoordelijk voor de regie en het toezicht.

De overeenkomst wordt gesloten tussen flexorganisatie en flexkracht.

7. Salarisstrook

Overzicht waarop zichtbaar is, dat er sprake is van loonbetaling aan de flexkracht gedurende de BBL of Duale opleiding.

8. Uitvoerder van de mentortaken

Flexorganisatie zoals genoemd onder lid 4.

9. Vergoeding

Door het Bestuur van de stichting, jaarlijks opnieuw vast te stellen aantal en hoogte van de vergoeding, ten behoeve van het begeleiden van de flexkracht tijdens de opleiding.

10. Intersectorale projecten

Door het Bestuur van de stichting jaarlijks vast te stellen aantal vergoedingen ten behoeve van intersectorale samenwerking.

11. Reserveringsformulier en Aanvraagformulier

De formulieren van de stichting waarop gereserveerd kan worden voor de vergoeding en het formulier voor het daadwerkelijk aanvragen van de vergoeding.

Artikel 2 Vaststelling vergoeding aan de Flexorganisatie
  • 1. De stichting kan aan de flexorganisatie een vergoeding toekennen ten behoeve van de uitvoering van de mentortaken tijdens de BBL of Duale opleiding van de flexkracht.

  • 2. Na de jaarlijkse vaststelling van de vergoeding door het bestuur, kan een flexorganisatie, maximaal 100 vergoedingen per flexorganisatie reserveren bij de stichting. De vergoeding is voorbehouden aan die flexorganisaties die afdragen aan de Stichting Fonds voor de Uitzendbranche. Er kan met de stichting overleg gevoerd worden ten aanzien van een eventuele overschrijding van het aantal van 100 vergoedingen, dit bij onder realisatie van het totaal aantal door het Bestuur vastgestelde vergoedingen in enig jaar.

  • 3. De flexorganisatie dient jaarlijks vóór 1 mei het aantal te reserveren vergoedingen in te dienen, door middel van het insturen van het reserveringsformulier van de stichting.

  • 4. De stichting zal vóór 1 augustus in enig jaar vaststellen voor hoeveel vergoedingen de flexorganisatie in aanmerking komt. Tevens zal de stichting terstond aangeven wanneer het maximaal beschikbare aantal vergoedingen in enig jaar bereikt is. Bij overschrijding van het aantal door het Bestuur vastgestelde vergoedingen zal er per flexorganisatie naar rato worden toegekend.

  • 5. De stichting zal op twee momenten per jaar de vergoeding uitbetalen. Waarbij de hoogte van de vergoeding gekoppeld wordt aan twee meetmomenten. Bij beëindiging van de opleiding, binnen het eerste half jaar, wordt slechts 50% van de vergoeding uitgekeerd, maar alleen dan, als de flexkracht de eerste drie maanden van zijn/haar opleidingsjaar heeft afgerond. De volledige vergoeding wordt uitgekeerd indien de flexkracht ook het tweede half jaar van het opleidingsjaar is begeleid. Bij het behalen van een diploma, zal de gehele vergoeding worden uitbetaald, ook als de begeleiding korter heeft geduurd dan een jaar.

  • 6. Het Bestuur van de stichting kan in enig jaar besluiten om voor intersectorale samenwerkings projecten, een deel van de vergoedingen te reserveren voor BBL of Duale opleidingen voor een bepaalde sector. Ook de hoogte van het bedrag kan afwijken van de standaard vergoeding vastgesteld in enig jaar. Toekenning van de vergoeding is voor flexorganisaties die participeren in deze projecten. Alle flexorganisaties die voldoen aan de gestelde criteria mogen deelnemen. Deze vergoeding zal eenmalig worden vastgelegd in een Addendum op het reglement.

  • 7. De stichting kan alleen vergoedingen uitkeren indien het SFU de jaarlijkse begroting van de stichting heeft goedgekeurd.

Artikel 3 Verplichtingen van de Flexorganisatie
  • 1. De flexorganisatie dient met de flexkracht een overeenkomst te sluiten, zoals genoemd in art. 1 lid 6 van dit reglement

  • 2. De flexorganisatie dient jaarlijks vóór 1 mei het aantal vergoedingen te reserveren door middel van het insturen van het reserveringsformulier van de stichting.

  • 3. De flexorganisatie kan in september en in maart van enig jaar een aanvraagformulier indienen ten behoeve van de uitbetaling van de vergoeding. Dit aanvraagformulier (voor het aanvragen van meerdere vergoedingen volstaat 1 verzamelaanvraagformulier) dient samen met een kopie van de overeenkomst zoals genoemd in art. 1 lid 6 en samen met loonstroken van de flexkracht (bij een volledig opleidingsjaar drie loonstroken: start, halverwege en aan het einde van het opleidingsjaar, en bij een half jaar twee loonstroken, start en einde, waarbij er minimaal drie maanden moeten zijn verstreken) ingediend te worden. Incomplete aanvragen worden niet in behandeling genomen. De twee indientermijnen zijn verbonden aan de termijn van uitkering van de vergoeding. Indienen voor de vergoeding in september, zal in december worden uitgekeerd en indienen voor de vergoeding in maart, zal in juni worden uitgekeerd. Indien het diploma eerder wordt behaald, dan dient een kopie van het diploma opgestuurd te worden om voor de 2e termijn vergoeding in aanmerking te komen.

  • 4. De flexorganisatie dient aan de stichting alle gegevens te verstrekken welke voor de uitvoering van dit reglement nodig zijn, dan wel door de stichting wenselijk worden geacht. De stichting heeft het recht zelf of een onafhankelijke derde partij de verstrekte gegevens te (laten) controleren.

  • 5. De flexorganisatie dient medewerking te verlenen bij een eventuele enquête onder de flexkrachten. Deze enquête heeft tot doel om de kwaliteit van de uitvoering van het mentorschap te toetsen.

  • 6. Aanvraagformulieren en bijbehorende documenten kunnen zowel hard copy als digitaal (info@stoof-online.nl) ingediend worden.

Artikel 4 Uitbetalen vastgestelde vergoedingen aan Flexorganisatie
  • 1. De vastgestelde vergoedingen als bedoeld in art. 2 van dit reglement kunnen door de stichting als voorlopige vergoeding aan de flexorganisatie worden uitbetaald.

  • 2. De voorlopige vergoeding wordt eenmaal per jaar uitgekeerd, in december of in juni in enig jaar. De stichting zal ten aanzien van genoemde vergoedingen aan de flexorganisatie een specificatie verstrekken.

  • 3. De definitieve vaststelling en toekenning van de vergoeding vindt plaats zo spoedig mogelijk na afloop van het kalenderjaar, bij vaststelling van de jaarrekening van de stichting.

  • 4. Het compleet met gevraagde gegevens en handtekeningen aanleveren van de overeenkomsten zoals genoemd in art.1 lid 6 zijn een voorwaarde voor vergoeding.

Artikel 5 Informatieplicht
  • 1. De flexorganisatie zal de stichting naar waarheid informeren en alleen vergoedingen aanvragen voor daadwerkelijk uitgevoerde taken. De flexorganisatie dient op verzoek aan de stichting alle gegevens, zoals bijvoorbeeld de beroepspraktijkvormingsovereenkomst en leerovereenkomst, te verstrekken welke voor de uitvoering van dit reglement nodig zijn, dan wel door de stichting wenselijk worden geacht. De stichting heeft het recht zelf of een onafhankelijke derde partij de verstrekte gegevens te (laten) controleren

  • 2. De stichting zal dit regelement en bijbehorende documenten jaarlijks op de website van de stichting publiceren.

Artikel 6 Aansprakelijkheid

De stichting aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor en door anderen dan de stichting verrichte werkzaamheden voortvloeiend uit de uitvoering van dit reglement.

Artikel 7 Slotbepaling

In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het Bestuur van de stichting.

Reglement II

Financieringsreglement STOOF ten behoeve van de vergoeding voor het behalen van het ervaringscertificaat (EVC)

Artikel 1 Definities
1. STOOF

De Stichting Opleiding & Ontwikkeling Flexbranche, verder te noemen stichting.

2. SFU

Stichting Fonds voor de Uitzendbranche

3. Wettelijke kaders
  • a. WEB: Wet Educatie en Beroepsonderwijs (Stb. 1995, 501; laatste wijziging 7 april 2005, Stb. 2005, 203.

  • b. Crebo: het Centraal Register Beroepsonderwijs zoals bedoeld in art. 6.4.1. van de WEB.

    Croho: het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs, het landelijk Croho-register dat wordt beheerd door de IB-Groep.

  • c. WVA: Wet Afdrachtsvermindering Onderwijs

4. Werkgever/flexorganisatie, verder te noemen flexorganisatie

De uitzendonderneming als bedoeld Artikel 1 lid 2 van de cao Stichting Fonds Uitzendbranche.

5. Werknemer/ flexkracht en directe medewerker, verder te noemen werknemer

Degene, die een arbeidsovereenkomst in de zin van art. 7:690 en 610 van het Burgerlijk Wetboek heeft gesloten.

6. Erkennen van Verworven Competenties (EVC)

Procedure waarmee tijdens werk en/of privé verworven competenties worden herkend, gewaardeerd en erkend.

7. Ervaringscertificaat

De rapportage van de doorlopen EVC-procedure, waarin de competenties, die herkend zijn, gewaard en erkend beschreven staan.

8. Erkend EVC-aanbieder

Uitvoeder van EVC-trajecten, die (voorlopig) erkend is door het Kenniscentrum EVC.

9. Vergoeding

Door het Bestuur van de stichting jaarlijks opnieuw vast te stellen aantal en hoogte van de vergoeding, ten behoeve van de uitvoering van EVC trajecten voor werknemers.

10. Reserveringsformulier en Aanvraagformulier

De formulieren van de stichting waarop gereserveerd kan worden voor de vergoeding en het formulier voor het daadwerkelijk aanvragen van de vergoeding.

11. Salarisstrook

Overzicht waarop zichtbaar is, dat er sprake is van loonbetaling aan de werknemer gedurende het erkennen van verworven competenties.

12. Intersectorale projecten

Door het Bestuur van de stichting jaarlijks vast te stellen aantal vergoedingen ten behoeve van intersectorale samenwerking.

Artikel 2 Vaststelling Vergoeding aan de Flexorganisatie
  • 1. De stichting kan aan de flexorganisatie een vergoeding toekennen voor de uitvoering van een EVC traject ten behoeve van de werknemer.

  • 2. Na de jaarlijkse vaststelling van de vergoeding door het bestuur, kan een flexorganisatie, maximaal 75 vergoedingen per flexorganisatie reserveren bij de stichting. De vergoeding is voorbehouden aan die flexorganisaties die afdragen aan de Stichting Fonds voor de Uitzendbranche. Er kan met de stichting overleg gevoerd worden ten aanzien van een eventuele overschrijding van het aantal van 75 vergoedingen, dit bij onder realisatie van het totaal aantal door het Bestuur vastgestelde vergoedingen in enig jaar.

  • 3. De flexorganisatie kan in aanmerking komen voor een vergoeding van een Ervaringscertificaat indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

    • a. Het initiatief voor de inzet van een EVC-procedure is door flexorganisatie en/of Werknemer genomen én

    • b. De flexorganisatie en de betrokken Werknemer zijn het inzetten van de EVC-procedure in overleg overeengekomen én

    • c. De flexorganisatie meldt de EVC-procedure aan door middel van het reserverings formulier van de stichting.

  • 4. De flexorganisatie dient jaarlijks vóór 1 mei het aantal te reserveren vergoedingen in te dienen, door middel van het insturen van het reserveringsformulier van de stichting.

  • 5. De stichting zal vóór 1 augustus in enig jaar vaststellen voor hoeveel vergoedingen de flexorganisatie in aanmerking komt. Tevens zal de stichting terstond aangeven wanneer het maximaal beschikbare aantal vergoedingen in enig jaar bereikt is. Bij overschrijding van het aantal door het Bestuur vastgestelde vergoedingen zal er per flexorganisatie naar rato worden toegekend.

  • 6. De stichting zal op twee momenten per jaar de vergoeding uitbetalen.

  • 7. De vergoeding wordt uitgekeerd na aftrek van de WVA.

  • 8. Het Bestuur van de stichting kan in enig jaar besluiten om voor intersectorale samenwerkings projecten, een deel van de vergoedingen te reserveren voor een bepaalde sector. Ook de hoogte van het bedrag kan afwijken van de standaard vergoeding, vastgesteld in enig jaar. Toekenning van de vergoeding is voor flexorganisaties die participeren in deze projecten. Alle flexorganisaties die voldoen aan de gestelde criteria mogen deelnemen. Deze vergoeding zal eenmalig worden vastgelegd in een Addendum op het reglement.

  • 9. De stichting kan alleen vergoedingen uitkeren indien het SFU de jaarlijkse begroting van de stichting heeft goedgekeurd.

Artikel 3 Verplichtingen van de Flexorganisatie
  • 1. De flexorganisatie dient jaarlijks vóór 1 mei het aantal vergoedingen te reserveren door middel van het insturen van het reserveringsformulier van de stichting.

  • 2. De flexorganisatie, kan in september en in maart van enig jaar een aanvraagformulier indienen ten behoeve van de uitbetaling van de vergoeding. Dit aanvraagformulier (voor het aanvragen van meerdere vergoedingen volstaat 1 verzamelaanvraagformulier) moet ingediend worden samen met een:

    • kopie van de factuur van de EVC-procedure (met de naw gegevens van de werknemer)

    • betalingsbewijs aan de EVC-aanbieder

    • een loonstrook van de werknemer van de periode waarin de EVC-traject is gestart is

  • 3. Incomplete aanvragen van de flexorganisatie worden niet in behandeling genomen. De twee indientermijnen zijn verbonden aan de termijn van uitkering van de vergoeding. Indienen voor de vergoeding in september, zal in december worden uitgekeerd en indienen voor de vergoeding in maart, zal in juni worden uitgekeerd.

  • 4. Aanvraagformulieren en bijbehoren genoemde documenten kunnen zowel hard copy als digitaal (info@stoof-online.nl) ingediend worden.

Artikel 4 Uitsluiting
  • 1. De flexorganisatie komt, ten behoeve van de betreffende werknemer niet in aanmerking voor vergoeding indien de EVC-procedure niet uitgevoerd is door een (voorlopig) Erkend EVC-aanbieder.

  • 2. De flexorganisatie komt, ten behoeve van de betreffende werknemer niet in aanmerking voor vergoeding indien reeds via andere vergoedingsregelingen voor de EVC-procedure vergoeding is verstrekt of zal worden verstrekt. Behalve ESF, daar kan wel aanspraak op worden gemaakt, mits de WVA en de vergoeding van de stichting ervan afgetrokken is.

  • 3. De flexorganisatie komt niet in aanmerking voor vergoeding indien er geen Ervaringscertificaat aangeleverd wordt door de EVC-aanbieder.

Artikel 5 Uitbetalen vastgestelde vergoedingen aan Flexorganisatie
  • 1. De vastgestelde vergoedingen als bedoeld in art. 2 van dit reglement kunnen door de stichting als voorlopige vergoeding aan de flexorganisatie worden uitbetaald.

  • 2. De voorlopige vergoeding wordt eenmaal per jaar uitgekeerd, in december of in juni in enig jaar. De stichting zal ten aanzien van genoemde vergoedingen aan de flexorganisatie een specificatie verstrekken.

  • 3. De definitieve vaststelling en toekenning van de vergoeding vindt plaats zo spoedig mogelijk na afloop van het kalenderjaar, bij vaststelling van de jaarrekening van de stichting.

  • 4. Het compleet aanleveren van de documenten zoals genoemd in art.3 lid 2 zijn een voorwaarde voor vergoeding.

Artikel 6 Informatieplicht
  • 1. De flexorganisatie zal de stichting naar waarheid informeren en alleen vergoedingen aanvragen voor daadwerkelijk uitgevoerde EVC trajecten. De flexorganisatie dient op verzoek aan de stichting alle gegevens, te verstrekken welke voor de uitvoering van dit reglement nodig zijn, dan wel door de stichting wenselijk worden geacht. De stichting heeft het recht zelf of een onafhankelijke derde partij de verstrekte gegevens te (laten) controleren

  • 2. De stichting zal dit regelement en bijbehorende documenten jaarlijks op de website van de stichting publiceren.

Artikel 7 Aansprakelijkheid

De stichting aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor door anderen dan de stichting verrichte werkzaamheden voortvloeiend uit de uitvoering van dit reglement.

Artikel 8 Slotbepaling

In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het Bestuur van de stichting.

Reglement III

Voorwaarden scholingsvouchers uitzendorganisaties

Het project scholingsvouchers betreft een op zichzelf staand project. Het project is additioneel, buiten andere projecten, convenanten, subsidies etc. om. De kosten mogen niet dubbel gefinancierd worden.

Voorwaarden voucher

  • De uitzendkracht is werkzaam bij een uitzendorganisatie in Fase A | Fase 1-2,

of

is op zoek naar werk, en heeft in de afgelopen 3 maanden als laatste dienstverband, minimaal 32 uur, als uitzendkracht gewerkt (Fase A | Fase 1-2).

Daarnaast geldt dat:

De uitzendkracht geen hoger opleidingsniveau heeft dan mbo 4.

  • Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat de voucher wordt gebruikt voor een door de uitzendorganisatie vereiste opleiding.

  • Het niet mogelijk de voucher te gebruiken voor een opleiding die de uitzendkracht sowieso aangeboden en betaald zou krijgen door de uitzendorganisatie.

  • Het is niet mogelijk de voucher in te zetten voor gemaakte opleidingskosten die liggen voor de uitgiftedatum van de scholingsvoucher.

  • De uitzendkracht mag naar eigen inzicht een opleidingskeuze maken. Het moet wel een arbeidsmarktrelevante opleiding zijn.

  • De uitzendorganisatie adviseert de uitzendkracht in het maken van een keuze indien de uitzendkracht hier behoefte aan heeft.

  • De uitzendkracht ontvangt geen geld, maar een digitale voucher met een waarde van (maximaal) € 500 exclusief BTW*.

  • De voucher is niet inwisselbaar voor geld.

  • De uitzendkracht krijgt geen resttegoed aan geld.

  • De scholingsvoucher mag voor meerdere opleidingen gebruikt worden, tot een maximum van € 500 inclusief BTW.

  • Eenmaal gegeven is de scholingsvoucher eigendom van de uitzendkracht, ook als de uitzendkracht gestopt is met werken bij een uitzendorganisatie.

  • De uitzendorganisatie regelt de opleiding en betaalt de factuur. De uitzendkracht kan een duurdere opleiding kiezen. De meerkosten zijn dan voor de uitzendkracht of in overleg voor de uitzendorganisatie.

  • Per jaar mag er per uitzendkracht één scholingsvoucher worden aangevraagd.

Voorwaarden scholing

Voor opleidingsinstituten kan gebruik worden gemaakt van de partners van STOOF in de opleidingsportal, partners van uitzendorganisaties of van inleners. Daarnaast kan de uitzendkracht zelf een opleider zoeken, mits dit een erkend opleider is. Dit kunnen bijvoorbeeld ROC’s zijn, Cedeo gecertificeerde opleiders, opleiders die lid zijn van de NRTO, opleiders die gecertificeerde opleidingen aanbieden. Het mogen geen interne opleidingen van uitzendorganisatie of inleners zijn.

Een scholingsvoucher mag niet worden ingezet voor cursussen/opleidingen bij eigen opleidingspartijen van de uitzendorganisatie, dan wel opleidingspartijen die op enige wijze gelieerd zijn aan de uitzendorganisatie die scholingsvouchers aanvraagt (bijvoorbeeld een zusterorganisatie).

Loopbaanadvies

Naast scholing mag de voucher ook aangewend worden voor loopbaanadvies. De uitzendorganisatie of uitzendkracht kan het loopbaanadviestraject inkopen bij erkende loopbaanadviesbureaus. Het traject moet leiden tot een persoonlijk leeractieplan.

EVC

Er mag een EVC-traject ingekocht worden mits dit bij een door het Kenniscentrum EVC erkende partij is.

Beroeps Begeleidende Leerweg

De scholingsvoucher kan ingezet worden voor een BBL-opleiding mits het de keuze van de flexkracht is om de scholingsvoucher hier aan te besteden.

Geen B-rijbewijs

Een scholingsvoucher kan niet worden ingezet voor een B-rijbewijs, omdat de arbeidsmarktrelevantie daarvan onvoldoende kan worden aangetoond. Andersoortige rijbewijzen zijn wel mogelijk (bijvoorbeeld BE of C).

Voorwaarden scholingsvouchers voor uitzendkrachten

Het project scholingsvouchers betreft een op zichzelf staand project. Het project is additioneel, buiten andere projecten, convenanten, subsidies etc. om. De scholingskosten mogen niet dubbel gefinancierd worden.

Voorwaarden

  • Er kan maximaal 1 voucher per jaar worden aangevraagd per uitzendkracht.

  • De uitzendkracht is werkzaam bij een uitzendorganisatie zonder bepaalde tijd of vast contract (Fase A | Fase 1-2)

of

is op zoek naar werk, en heeft in de afgelopen 6 maanden als laatste dienstverband, minimaal 32 uur, als uitzendkracht gewerkt (Fase A | Fase 1-2).

Daarnaast geldt dat:

De uitzendkracht geen hoger opleidingsniveau heeft dan mbo 4.

De uitzendkracht weet voor welke opleiding, cursus of training hij de voucher wil inzetten.

  • De uitzendkracht vraagt na overleg met een partner van STOOF de voucher aan via www.stoof-opleidingsportal.nl en verzilvert (declareert) de voucher ook via het portal.

  • De uitzendkracht mag naar eigen inzicht een opleidingskeuze maken. Het moet wel een arbeidsmarktrelevante opleiding zijn.

  • De partner van STOOF mag hier wel in adviseren maar niet in dwingen.

  • Het is niet mogelijk de voucher in te zetten voor gemaakte opleidingskosten die liggen voor de uitgiftedatum van de scholingsvoucher.

  • De uitzendkracht ontvangt geen geld, maar een voucher met een waarde van € 500 inclusief BTW.

  • De voucher is niet inwisselbaar voor geld.

  • De uitzendkracht krijgt geen resttegoed aan geld.

  • De scholingsvoucher mag voor meerdere opleidingen gebruikt worden, tot een maximum van € 500 inclusief BTW. Dit wordt ook bijgehouden in de opleidingsportal.

  • Eenmaal gegeven is de scholingsvoucher eigendom van de uitzendkracht. De voucher is dus niet overdraagbaar.

  • De uitzendkracht regelt de opleiding en laat de factuur op naam van STOOF aan STOOF sturen per post of per e-mail.

  • STOOF betaalt de factuur mits de naam van de werknemer en de opleiding erop staan vermeld en aan de voorwaarden is voldaan.

  • De uitzendkracht kan een duurdere opleiding kiezen, dan zijn de meerkosten voor de uitzendkracht. Als de opleiding duurder is zal de uitzendkracht een gesplitste factuur moeten laten maken door de opleider. Aan STOOF kan maximaal € 500 inclusief BTW gefactureerd worden.

Voorwaarden scholing

Voor opleidingsinstituten kan gebruik worden gemaakt van de partners van STOOF in de opleidingsportal, partners van uitzendorganisaties of van inleners. Daarnaast kan de uitzendkracht zelf een opleider zoeken, mits dit een erkend opleider is. Dit kunnen bijvoorbeeld ROC’s zijn, Cedeo gecertificeerde opleiders, opleiders die lid zijn van de NRTO, opleiders die gecertificeerde opleidingen aanbieden. Het mogen geen interne opleidingen van uitzendorganisatie of inleners zijn.

Een scholingsvoucher mag niet worden ingezet voor cursussen/opleidingen bij eigen opleidingspartijen van de STOOF partner, dan wel opleidingspartijen die op enige wijze gelieerd zijn aan de partner die scholingsvouchers aanvraagt (bijvoorbeeld een zusterorganisatie).

Loopbaanadvies

Naast scholing mag de voucher ook aangewend worden voor loopbaanadvies. De uitzendorganisatie of uitzendkracht kan het loopbaanadviestraject inkopen bij erkende loopbaanadviesbureaus. Het traject moet leiden tot een persoonlijk leeractieplan.

EVC

Er mag een EVC-traject ingekocht worden mits dit bij een door het Kenniscentrum EVC erkende partij is.

Beroeps Begeleidende Leerweg

De scholingsvoucher kan ingezet worden voor een BBL-opleiding mits het de keuze van de uitzendkracht is om de scholingsvoucher hier aan te besteden.

Geen B-rijbewijs

Een scholingsvoucher kan niet worden ingezet voor een B-rijbewijs, omdat de arbeidsmarktrelevantie daarvan onvoldoende kan worden aangetoond. Andersoortige rijbewijzen zijn wel mogelijk (bijvoorbeeld BE of C).

Vergoeding in- of exclusief BTW?

Aan uitzendkrachten worden opleidingskosten inclusief BTW vergoed.

Voorwaarden partners STOOF

Het project scholingsvouchers betreft een op zichzelf staand project. Het project is additioneel, buiten andere projecten, convenanten, subsidies etc. om. De scholingskosten mogen niet dubbel gefinancierd worden.

Voorwaarden

  • Alleen een door STOOF aangewezen partner kan reserveren voor scholingsvouchers uitzendkrachten via www.stoof-opleidingsportal.nl button <partner>.

  • De partner committeert zich om het gereserveerde aantal vouchers voor 31 december 2017 te verzilveren.

  • Zodra STOOF een reservering heeft toegekend wordt deze in de backoffice van de portal geplaatst zodat de vouchers aangevraagd kunnen worden door de door de partner geselecteerde uitzendkrachten.

  • STOOF behoudt zich het recht om het toegekende aantal te wijzigingen of toe te kennen aan een andere partner. Uiteraard zal dit niet zonder overleg gaan. STOOF zal hiervoor in elk geval in juli 2017 een meting houden van het aantal op naam gezette vouchers.

  • De partner heeft geen toegang tot de opleidingsportal.

  • De partner wijst de uitzendkrachten op de opleidingsportal van STOOF om een scholingsvoucher aan te vragen.

  • De uitzendkracht maakt zelf in de opleidingsportal een inlog aan en selecteert bij het aanvragen via welke STOOF partner (in de portal als “via welk kanaal” omschreven) hij de voucher heeft ontvangen. Hiervoor is een keuzemenu aanwezig. De partner informeert de uitzendkracht hier van tevoren over zodat het juiste kanaal wordt gekozen.

  • Als voorwaarden voor de geselecteerde uitzendkrachten gelden de voorwaarden scholingsvouchers voor uitzendkrachten.

  • De partner werkt voor deze regeling niet samen met uitzendorganisaties. Indien uitzendorganisaties willen participeren in de scholingsvouchers regeling kunnen zij zich bij STOOF melden.

Dictum II

De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 december 2017.

Dictum III

Voor zover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

Dictum IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2018 en heeft geen terugwerkende kracht.

’s-Gravenhage, 26 april 2017

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, M.H.M. van der Goes

Naar boven