De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op de artikelen 1.5i, tweede lid,en 4.53c, derde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit;
Besluit:
ARTIKEL I
De Arbeidsomstandighedenregeling wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4.30 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel b wordt geletterd tot c.
2. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
B
In Bijlage XIIIa, behorend, bij artikel 4.27, wordt in artikel 14, eerste lid, onderdeel
b, en in artikel 34, eerste lid, onderdeel b, ‘erkende facefit-test’ vervangen door:
facefit-test.
C
In Bijlage XIIIa, behorend, bij artikel 4.27, wordt in artikel 14, eerste lid, onderdeel
b, en in artikel 34, eerste lid, onderdeel b, ‘facefit-test’ vervangen door: erkende
facefit-test.
D
In Bijlage XIIIc, behorend bij artikel 4.27, wordt in bijlage 1, behorende bij artikel
12 en 12a toetstermen, artikelen en bijbehorende categorie afwijkingen, in de kolom
‘Artikel uit bijlage XIIIa’ ’43.1.a–c’ vervangen door: 43.1.a–b.
ARTIKEL II
-
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin de regeling wordt geplaatst, met uitzondering van artikel
I, onderdelen A en C.
-
2. Artikel I, onderdeel A, treedt in werking met ingang van 1 mei 2017.
-
3. Artikel I, onderdeel C, treedt in werking met ingang van 1 juni 2017.
TOELICHTING
1. Inleiding
Met ingang van 1 januari 2017 is een nieuw artikel 4.30 opgenomen in de Arbeidsomstandighedenregeling (Stcrt. 2016, 67085). In dat artikel worden de begrippen ‘kleine losliggende oppervlakken’ en ‘beperkte
concentratie’ (van de amfibole asbestvezels actinoliet, amosiet, anthofylliet, tremoliet
en crocidoliet), die in artikel 4.53c van het Arbeidsomstandighedenbesluit (hierna:
Arbobesluit) zijn opgenomen, nader uitgewerkt. In het tweede lid van artikel 4.30
van de Arbeidsomstandighedenregeling zijn in onderdeel a en b twee situaties beschreven
als nadere uitwerking voor het begrip ‘beperkte concentratie’: verwijdering van asbesthoudend
materiaal met een massapercentage amfibolen van maximaal 2%, en asbestverwijdering
waarbij gedurende de asbestverwijderingswerkzaamheden tussen de asbesttoepassing en
de werknemer een niet-betreedbare afscheiding aanwezig is waardoor lekken voorkomen
wordt.
Reden voor deze uitzonderingen is gelegen in de wens om de kosten als gevolg van een
duurdere eindmeting te beperken tot dié gevallen waarin overschrijding van de toetswaarde
van 2000 amfibole asbestvezels per kubieke meter zich regelmatig zou kunnen voordoen.
Dit uitgangspunt is eerder toegelicht bij de introductie van artikel 4.53c (Stb. 2014, 217, blz. 16).
Zoals reeds eerder toegelicht (in Stb. 2014, 217 en Stcrt. 2016, 67085) is het mogelijk dat op basis van nieuwe inzichten of nieuwe ontwikkelingen in wetenschap
en techniek een nieuwe afweging gemaakt zal worden over de te hanteren toetswaarde,
of over de uitzonderingen in artikel 4.53c van het besluit of artikel 4.30 van de
Arbeidsomstandighedenregeling.
Inmiddels is gebleken dat werkzaamheden waarbij buizen, leidingen en kanalen van asbestcement
worden verwijderd onder risicoklasse 2A kunnen vallen als zij asbest amfibolen bevatten.
Het gaat hier om hechtgebonden toepassingen die voor het overgrote deel een beperkte hoeveelheid (minder dan 5%) asbest amfibolen bevatten. Dit maakt het erg aannemelijk
dat het aantal vrijkomende amfibole vezels bij verwijdering beperkt is. Deze inschatting
wordt breed gedeeld door partijen in het veld van asbestsanering. Ook uit beschikbare
indicatieve data is het onwaarschijnlijk dat zich regelmatig overschrijding van de
toetswaarde van 2000 vezels per kubieke meter zou kunnen voordoen. Het gaat hier om
relatief eenvoudige saneringen, die vaker voor blijken te komen. Daarom wordt een
nieuw onderdeel toegevoegd waarin ook voor dit type werkzaamheden een uitzondering
conform artikel 4.53c van het Arbobesluit wordt ingevoerd.
Daarbij is bepaald dat deze nieuwe uitzondering niet geldt wanneer de bedoelde leidingen,
buizen of kanalen volledig in beton gestort zijn. In dat geval gaat het om een wat
meer bewerkelijke sanering, waarvoor de risico-inschatting (a priori, bij afwezigheid
van onderbouwende data) anders uitvalt.
Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om bijlage XIIIa aan te passen omdat
gebleken is dat de praktijk nog niet klaar was voor een onlangs per 1 maart 2017 ingevoerde
wijziging.
Een asbestinventarisatiebedrijf en een asbestverwijderingsbedrijf dragen er zorg voor
dat de Deskundig Inventariseerder Asbest (DIA) respectievelijk de Deskundig Asbestverwijderaar
(DAV-1, DAV-2) en Deskundig Toezichthouder Asbest (DTA) ten minste een keer per jaar
met hun half- of volgelaatsmasker een zogenoemde face fittest laten uitvoeren bij
bedrijf dat voor het uitvoeren van de face fittest een erkenning heeft. Gebleken dat
het landelijk aanbod van erkende bedrijven die de face fittest uitvoeren nog (te)
laag is. De verwachting is dat het aanbod op 1 juni 2017 van erkende bedrijven die
deze testen uitvoeren wel voldoende zal zijn, waardoor vanaf dat moment wel de eis
gesteld kan worden dat de test door een erkend bedrijf wordt uitgevoerd.
Daarnaast is een technische aanpassing doorgevoerd in bijlage 1 van Bijlage XIIIc.
De recente wijziging van bijlage XIIIe (Stcrt. 2017, 10260) maakt het ook noodzakelijk om bijlage 1 van Bijlage XIIIc op één onderdeel aan te
passen.
2. Administratieve lasten
Onderhavige wijziging van artikel 4.30 van de Arbeidsomstandighedenregeling leidt
niet tot extra administratieve lasten voor burgers en bedrijven. Implementatie kan
plaatsvinden via aanpassing van het instrument SMArt. Deze kleine aanpassing aan het
instrument is eenmalig. De nalevingskosten worden iets lager, maar niet substantieel
lager dan eerder ingeschat (Stb. 2014, 217).
3. Inwerkingtreding
Het is wenselijk dat de wijziging inzake de eindmeting na asbestverwijdering zo spoedig
mogelijk in werking treedt om opdrachtgevers tegemoet te komen ter voorkoming van
verhoogde kosten van asbestanering, maar om het in de asbestpraktijk gebruikte instrument
SMArt aan te passen, is een korte implementatietijd nodig. De ingangsdatum is daarom
bepaald op 1 mei 2017.
De wijziging inzake de erkenning van facefit-tests (onderdeel B) moet eveneens zo
snel mogelijk in werking treden omdat er sprake is van knelpunt in de praktijk. De
bepalingen worden vervolgens weer aangepast (onderdeel C) per 1 juni 2017 omdat dan
het knelpunt naar verwachting wél is opgelost.
De technische wijziging in onderdeel D betreft een correctie en moet daarom zo snel
mogelijk in werking treden.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher