BIJLAGE BIJ DE REGELING FINANCIËLE VERANTWOORDING REGIONALE PUBLIEKE MEDIA-INSTELLINGEN
EN DE RPO
Handboek Financiële Verantwoording Regionale Publieke Media-instellingen en RPO
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenshap
Den Haag, februari 2017
INHOUDSOPGAVE
1
|
Inleiding
|
|
1.1
|
Ministeriële regeling
|
|
1.2
|
Kader
|
|
1.3
|
Informatie
|
|
1.4
|
Betrokkenheid bij andere rechtspersoon
|
|
|
|
2
|
Jaarrekening
|
|
2.1
|
Inleiding
|
|
2.2
|
Balans met toelichting
|
|
2.2.1
|
Materiële vaste activa
|
|
2.2.1.1
|
Bedrijfsgebouwen en terreinen
|
|
2.2.1.2
|
Overige materiële vaste activa
|
|
2.2.1.3
|
Vaste activa niet aan de bedrijfsuitoefening dienstbaar
|
|
2.2.2
|
Financiële vaste activa
|
|
2.2.2.1
|
Deelnemingen
|
|
2.2.2.2
|
Overige effecten
|
|
2.2.3
|
Vlottende activa
|
|
2.2.3.1
|
Voorraden
|
|
2.2.3.1.1
|
Nog niet verspreid media-aanbod
|
|
2.2.3.1.2
|
Herhalingen
|
|
2.2.3.2
|
Effecten
|
|
2.2.3.3
|
Overlopende actiefpost pensioenpremies
|
|
2.2.4
|
Eigen vermogen
|
|
2.2.4.1
|
Reserve voor media-aanbod
|
|
2.2.4.2
|
Herwaarderingsreserve Materiële Vaste Activa
|
|
2.2.4.3
|
Reserve Koersverschillen Beleggingen
|
|
2.2.4.4
|
Overige reserves
|
|
2.2.5
|
Voorzieningen
|
|
2.2.5.1
|
Pensioenregeling
|
|
2.2.5.2
|
CAO Omroeppersoneel
|
|
2.2.6
|
Kortlopende schulden
|
|
2.2.6.1
|
Overlopende passiva media-aanbod
|
|
2.2.6.2
|
Verschuldigde pensioenpremies
|
|
2.3
|
Exploitatierekening met toelichting
|
|
2.3.1
|
Directe kosten media-aanbod
|
|
2.3.2
|
Organisatiekosten
|
|
2.3.2.1
|
Personele organisatiekosten
|
|
2.3.2.2
|
Huisvestingskosten
|
|
2.3.2.3
|
Overige algemene organisatiekosten
|
|
2.3.3
|
Lasten onafhankelijk product
|
|
2.3.4
|
Sponsorbijdragen en bijdragen van derden
|
|
2.3.5
|
Bartering
|
|
2.3.6
|
Nevenactiviteiten
|
|
2.3.7
|
Opbrengsten dienstverlening
|
|
2.3.8
|
Aantal fte
|
|
2.3.9
|
Bezoldiging
|
|
2.3.9.1
|
BW 2 Titel 9
|
|
2.3.9.2
|
WNT
|
|
2.4
|
Kasstroomoverzicht
|
|
2.5
|
Bijzonderheden
|
|
|
|
MODELLEN
|
|
|
I
|
Balans
|
|
|
II
|
Kasstroomoverzicht
|
|
|
III
|
Exploitatierekening volgens de categoriale indeling
|
IV
|
Toelichting op exploitatierekening volgens de categoriale indeling
|
|
|
Va
|
Specificatie bij exploitatierekening volgens de categoriale indeling
|
|
|
Vb
|
Definitie organisatiekosten bij exploitatierekening
|
|
|
VI
|
Toelichting op nevenactiviteiten per cluster
|
|
|
VII
|
Sponsorbijdragen en bijdragen van derden
|
|
|
VIII
|
Bartering-contracten
|
|
|
IX
|
Bedrijfsvoeringverklaring
|
|
|
X
|
Verklaring integriteit van bestuurders en werknemers
|
|
|
BIJLAGEN
|
|
Controleprotocol publieke media-instellingen
|
|
Model Controleverklaring
|
|
Wet- en regelgeving
|
|
Beleidsregels van het Commissariaat voor de Media
|
1 Inleiding
1.1 Ministeriële regeling
Dit Handboek Financiële Verantwoording Regionale Publieke Media-instellingen en de
RPO bevat, als bijlage bij de Regeling financiële verantwoording regionale publieke
media-instellingen en de RPO op grond van artikel 2.173a, derde lid, juncto artikel
2.172, derde lid, van de Mediawet 2008 (hierna: MW 2008), nadere regels over de inhoud
en inrichting van de jaarrekening van de regionale publieke media-instellingen en
de RPO.
Dit Handboek Financiële Verantwoording Regionale Publieke Media-instellingen en de
RPO (hierna: Handboek) vervangt het vorige Handboek van 23 juni 2015 en is van toepassing
vanaf het boekjaar 2016.
Op de financiële verantwoording van de regionale publieke media-instellingen en de
RPO zijn de regels van toepassing van het jaarrekeningenrecht, zoals deze zijn opgenomen
in Titel 9 van het Tweede Boek van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW 2 Titel 9),
de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (hierna:
WNT) en de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving (hierna: RJ). De doelstelling
van de hierbij nader te bepalen voorschriften en modellen met betrekking tot de presentatie
van de financiële verantwoording is drieledig. Het handboek:
-
1. streeft naar vergelijkbare jaarverslaggeving inzake de financiële gegevens tussen
de verschillende media-instellingen;
-
2. houdt rekening met het specifieke karakter van de publieke media-instelling;
-
3. memoreert een aantal specifieke wettelijke bepalingen om misverstanden hierover te
vermijden.
1.2 Kader
Op grond van artikel 2.173a, derde lid, juncto artikel 2.172, eerste lid, MW 2008,
is BW 2 Titel 9 van toepassing op de regionale publieke media-instellingen, met dien
verstande dat zij de winst- en verliesrekening vervangen door een exploitatierekening.
Op de exploitatierekening zijn de bepalingen omtrent de winst- en verliesrekening
zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing. Bij toepassing van de omvangscriteria
volgens de artikelen 396 en 397 van BW 2 dient het begrip netto-omzet te worden geïnterpreteerd
als de totale baten (inclusief subsidies en bijdragen van derden) van de publieke
media-instelling. Ongeacht de omvang van de media-instelling is de controleplicht
voor alle regionale publieke media-instellingen van toepassing op dezelfde wijze zoals
die in artikel 393 BW 2 is geregeld. Voorts dienen de media-instellingen een bestuursverslag
op te stellen in overeenstemming met hetgeen hieromtrent is opgenomen in artikel 391
BW 2, welke verenigbaar is met de jaarrekening.
Wanneer sprake is van afwijkingen tussen BW 2 Titel 9, het Handboek en de RJ, dan
weegt BW 2 Titel 9 het zwaarst, vervolgens het Handboek – in zijn hoedanigheid als
bijlage bij een ministeriële regeling – en daarna de RJ.1 Het Handboek hanteert hierbij het uitgangspunt dat het geen mogelijkheden wil uitsluiten,
die op basis van BW 2 Titel 9 mogelijk zijn. Hierbij kan worden gedacht aan de keuzemogelijkheid
ten aanzien van de grondslag voor de waardering van een actief en een passief, waarbij
de verkrijgings- of vervaardigingsprijs en de actuele waarde in aanmerking komen (artikel
384, eerste lid, BW 2). Het Handboek sluit hierop aan en wil niet zonder meer een
van deze mogelijkheden negeren.
Het Handboek vormt evenals de RJ een nadere invulling van BW 2 Titel 9. Het Handboek
bevat voorschriften die inhoudelijk afwijken van de RJ, omdat ze meer of minder ruimte
bieden dan de RJ. Bij conflicterende regelgeving weegt het Handboek juridisch gezien
zwaarder dan de RJ. Drie voorbeelden ter illustratie van de relatie tussen de RJ en
het Handboek. Stel dat de RJ ten aanzien van een specifieke actiefpost twee waarderingsmethoden
bieden, dan kan het Handboek voorschrijven dat uitsluitend één van deze methoden is
toegestaan. Een tweede voorbeeld is dat het Handboek beide methoden van de RJ uitsluit
en een andere (derde) methode voorschrijft. Een derde voorbeeld is dat het Handboek
voorschriften stelt die de RJ nader verdiepen, bijvoorbeeld door het stellen van concrete
afschrijvingspercentages met betrekking tot de specifieke actiefpost.
1.3 Informatie
Jaarlijks dienen de regionale publieke media-instellingen voor 1 mei van het jaar,
volgend op het afgesloten boekjaar, bij het Commissariaat voor de Media (hierna: Commissariaat)
hun jaarrekening in. De jaarrekening, als onderdeel van het ingediende bestuursverslag,
wordt ondertekend door de directie en de raad van toezicht, wordt gewaarmerkt door
de controlerende accountant en is voorzien van een controleverklaring en aanvullende
informatie.
Jaarrekening
De jaarrekening bevat minimaal de volgende onderdelen:
-
1. Balans met toelichting (model I)
-
2. Exploitatierekening volgens de categoriale indeling met toelichting (model III)2
-
3. Kasstroomoverzicht (model II)
-
4. Aanvullende toelichting bij de balans en exploitatierekening (model IV ten behoeve
van exploitatierekening)3
-
5. Toelichting op de nevenactiviteiten per cluster (model VI)4
-
6. Toelichting op sponsorbijdragen en bijdragen van derden (model VII)
-
7. Toelichting op bartering-contracten (model VIII)
Daarnaast voegt de directie aan de jaarrekening toe:
-
• het bestuursverslag (inclusief de bedrijfsvoeringverklaring volgens model IX en de
verklaring integriteit van bestuurders en werknemers volgens model X)5 en
-
• de ‘Overige gegevens’ zoals genoemd in artikel 392 BW 2, met inachtneming van hetgeen
bepaald is in het vijfde lid van genoemd artikel.
Met betrekking tot de jaarrekening zijn het controleprotocol en het model Controleverklaring
opgenomen in de bijlagen van dit Handboek.
Aanvullende informatie
De aanvullende informatie sluit aan bij de gepubliceerde jaarrekening en bestaat uit:
-
1. Accountantsverslag
-
2. Management letter (indien van toepassing)6
-
3. Financiële verantwoordingsdocumenten van gelieerde rechtspersonen (zie paragraaf 1.4)
-
4. Een schriftelijke toelichting waarin de maatregelen worden uiteengezet in geval van
niet-kostendekkende nevenactiviteiten
1.4 Betrokkenheid bij andere rechtspersoon
Publieke media-instellingen kunnen betrokken zijn bij andere rechtspersonen. Deze
betreffen rechtspersonen waarin een publieke media-instelling een aanmerkelijk (financieel)
belang heeft of waarop de publieke media-instelling een overwegende invloed uitoefent.
Een publieke media-instelling is betrokken bij een rechtspersoon als bijvoorbeeld
één of meer van de volgende aspecten, eventueel in onderling verband en samenhang
bezien, van toepassing zijn.
De volgende opsomming van de aspecten is niet limitatief:
-
• de publieke media-instelling heeft een belang verworven in een rechtspersoon om andere
redenen dan het beleggen van overtollig vermogen;
-
• de publieke media-instelling heeft op enigerlei wijze aanspraak op de door een rechtspersoon
gegenereerde winst;
-
• de publieke media-instelling is betrokken bij het ontstaan van een rechtspersoon;
-
• in de doelomschrijving van een rechtspersoon wordt verwezen naar de behartiging van
één of meer belangen van de publieke media-instelling;
-
• een rechtspersoon voert een taak uit die voorheen door de publieke media-instelling
werd uitgevoerd of door de publieke media-instelling als één van haar taken wordt
gezien;
-
• de publieke media-instelling heeft statutair of feitelijk invloed op de bestuurssamenstelling
van een rechtspersoon of op de beslissingen van het bestuur van een rechtspersoon;
of
-
• de publieke media-instelling draagt op enigerlei wijze (al dan niet financieel) bij
aan de financiering van de bedrijfsvoeringsmiddelen van een rechtspersoon.
De financiële bescheiden c.q. de jaarrekening van de bedoelde rechtspersonen, waarover
de desbetreffende publieke media-instelling uit hoofde van haar betrokkenheid kan
beschikken, worden gelijktijdig met de toezending van de jaarrekening van de publieke
media-instelling meegezonden naar het Commissariaat.
Indien sprake is van duurzame kapitaaldeelname in een afzonderlijke rechtspersoon
ten dienste van de eigen werkzaamheden van de publieke media-instelling, zijn de desbetreffende
bepalingen van artikel 24c BW 2 inzake de zogenaamde deelneming in een rechtspersoon
van toepassing.
2 Jaarrekening
2.1 Inleiding
De jaarrekening van een publieke media-instelling wordt opgesteld in euro’s en bevat
minimaal de onderdelen zoals vermeld in paragraaf 1.3. Dit hoofdstuk gaat nader in
op:
-
• de balans met toelichting (zie paragraaf 2.2);
-
• de exploitatierekening volgens de categoriale indeling met toelichting (zie paragraaf
2.3);
-
• het kasstroomoverzicht (zie paragraaf 2.4).
De publieke media-instelling neemt alleen die posten in de voorgeschreven modellen
op, die voor de betrokken instelling van toepassing zijn.
2.2 Balans met toelichting
De publieke media-instelling neemt in haar jaarrekening de balans op conform Model
I. Met betrekking tot de waarderingsgrondslagen zijn in aanvulling op de bepalingen
van BW 2 Titel 9 de volgende regels van toepassing.
2.2.1 Materiële vaste Activa
Waarderingsgrondslag
Waardering van materiële vaste activa geschiedt overeenkomstig BW 2 titel 9 en de
RJ op basis van verkrijgings-/vervaardigingsprijs of actuele waarde onder aftrek van
afschrijvingen. Ongerealiseerde waardemutaties dienen plaats te vinden via de balanspost
Herwaarderingsreserve Materiële Vaste Activa en mogen niet via de exploitatierekening
lopen. Doel van deze verwerkingswijze is om de impact op de volatiliteit van de reserve
voor media-aanbod te beperken. Een uitzondering hierop geldt voor de situatie dat
de herwaarderingsreserve onvoldoende omvang heeft om een waardevermindering volledig
op te vangen. In een dergelijke situatie dient de waardevermindering verwerkt te worden
via de exploitatierekening, nadat eerst de herwaarderingsreserve is teruggebracht
tot een nihil saldo. Duurzame waardeverminderingen worden dus bij het ontbreken van
een herwaarderingsreserve verwerkt via de exploitatierekening.
Aanschaffingen boven € 454 worden geactiveerd. Aanschaffingen tot en met € 454 komen
direct ten laste van de exploitatierekening.7
Met betrekking tot materiële vaste activa gelden aanvullende specifieke regels ten
aanzien van de volgende activa:
-
• bedrijfsgebouwen en terreinen (zie paragraaf 2.2.1.1);
-
• overige materiële vaste activa (zie paragraaf 2.2.1.2);
-
• vaste activa niet aan de bedrijfsuitoefening dienstbaar (zie paragraaf 2.2.1.3).
2.2.1.1 Bedrijfsgebouwen en terreinen
Waarderingsgrondslag
Bij waardering tegen actuele waarde wordt de bepaling van de actuele waarde voldoende
regelmatig uitgevoerd om ervoor te zorgen dat de boekwaarde niet aanzienlijk verschilt
van de actuele waarde op balansdatum. De publieke media-instelling stelt bij waardering
tegen actuele waarde in ieder geval elke drie jaar de actuele waarde vast.
Bij waardering op basis van verkrijgings-/vervaardigingsprijs gelden de volgende afschrijvingsmethoden
en -termijnen die in de onderstaande tabel worden weergegeven.
Tabel 1. Afschrijvingsmethoden bij waardering op basis van verkrijgings-/vervaardigingsprijs
Activum
|
Afschrijvingstermijn
|
Afschrijvingsmethode
|
Terreinen
|
geen afschrijving
|
geen afschrijving
|
Bedrijfsgebouwen inclusief facilitaire gebouwen
|
afschrijvingen in een termijn van 40 jaar op basis van de verkrijgings-/vervaardigingsprijs
|
lineaire afschrijving over de (resterende) afschrijvingstermijn1
|
(Aanpassing) pand: verbouwingskosten die een fundamentele wijziging in het gebruik
van het pand tot gevolg hebben
|
afschrijving op gelijke wijze als bij bedrijfsgebouwen
|
afschrijving op gelijke wijze als bij bedrijfsgebouwen
|
(Aanpassing) pand: verbouwingskosten die geen fundamentele wijziging in het gebruik
van het pand tot gevolg hebben
|
afschrijving in een termijn van 10 jaar
|
10% van de historische kosten
|
X Noot
1Een uitzondering hierop betreft de annuitaïre afschrijvingsmethode; deze methode kan
voor de verantwoording over het boekjaar 2016 nog worden toegepast, maar vervalt voor
de verantwoording met ingang van het boekjaar 2017.
2.2.1.2 Overige materiële vaste activa
Waarderingsgrondslag
In geval van waardering op basis van verkrijgings-/vervaardigingsprijs gelden voor
overige materiële vaste activa verschillende afschrijvingspercentages, die in de onderstaande
tabel worden weergegeven.8
Tabel 2. Jaarlijkse afschrijvingspercentages overige materiële vaste activa
Overige materiële vaste activa
|
Jaarlijkse afschrijvingspercentage van de historische kostprijs
|
Inventaris en inrichting
|
20%
|
Facilitaire apparatuur
|
12,5%
|
-contentgerelateerde hard- en software
|
20%
|
-overig
|
12,5%
|
Hardware en software
|
20%
|
Vervoermiddelen
|
|
-transportmiddelen
|
12,50%
|
-overig
|
20%
|
Technische installaties
|
6,67%
|
Zend- en energie-installaties
|
6,67%
|
2.2.1.3 Vaste activa niet aan de bedrijfsuitoefening dienstbaar
Waarderingsgrondslag
Deze betreffen materiële vaste activa die niet dienstbaar zijn aan de publieke media-instelling
en die ook niet meer zullen worden aangewend voor uitvoering van de mediataak. Te
denken valt aan gebouwen die geheel of gedeeltelijk worden verhuurd aan derden of
die duurzaam geheel of gedeeltelijk leegstand vertonen.
In geval van gebouwen die deels worden verhuurd of die deels leeg staan, moet zowel
het verhuurde als het duurzaam leegstaande deel afzonderlijk verkoopbaar zijn of afzonderlijk
door middel van een financiële lease aan anderen ter beschikking gesteld kunnen worden
om als zelfstandige kasstroom-genererende eenheid te kunnen worden aangeduid. In dit
geval is sprake van een vastgoedbelegging en is RJ 213 van toepassing.
Een actief dat niet meer aan de bedrijfsuitoefening dienstbaar is, is niet gelijk
aan een ‘buiten gebruik gesteld actief’. In geval van buiten gebruikstelling is RJ
212.501 van toepassing.
Toelichting
De toelichting geeft inzicht in de aard en omvang van bijzondere waardeverminderingen.
2.2.2 Financiële vaste activa
Hierbij gelden regels voor:
2.2.2.1 Deelnemingen
Toelichting
De toelichting geeft een overzicht van alle rechtspersonen waarbij een publieke media-instelling
betrokken is, geeft inzicht in de aard van de rechtspersonen. Verder geeft het overzicht
inzicht in het resultaat per deelneming. Het overzicht vermeldt de omvang van eventuele
afwaarderingen en licht daarbij bijzondere afwaarderingen nader toe.
2.2.2.2 Overige effecten
Waarderingsgrondslag
Het gaat hierbij om effecten die bestemd zijn om duurzaam te worden aangehouden. Ongerealiseerde
waardemutaties vinden plaats via de balanspost ‘Reserve Koersverschillen Beleggingen’
en mogen niet via de exploitatierekening verlopen om daarmee de impact op de volatiliteit
van de reserve media aanbod te beperken. Een uitzondering hierop geldt voor de situatie
dat de balanspost ‘Reserve Koersverschillen Beleggingen’ onvoldoende omvang heeft
om een waardevermindering volledig op te vangen. In een dergelijke situatie wordt
de waardevermindering verwerkt via de exploitatierekening nadat eerst de balanspost
‘Reserve Koersverschillen Beleggingen’ is teruggebracht tot een nihil saldo.
Toelichting
De toelichting vermeldt de marktwaarde van de ter beurze genoteerde effecten, ongeacht
de toegepaste waarderingsgrondslag.
2.2.3 Vlottende Activa
Voor de volgende posten gelden aanvullende regels:
-
• voorraden (zie 2.2.3.1);
-
• effecten (zie 2.2.3.2);
-
• overlopende actiefpost pensioenpremies (zie 2.2.3.3).
2.2.3.1 Voorraden
Dit betreft voorschriften ten aanzien van zowel nog niet verspreid media-aanbod als
herhalingen. Een overzicht specificeert het totaal van deze post naar nog te verspreiden
media-aanbod. Het overzicht vermeldt de omvang van eventuele afwaarderingen en licht
bijzondere afwaarderingen nader toe. In aanvulling hierop gelden de volgende regels.
2.2.3.1.1 Nog niet verspreid media-aanbod
Waarderingsgrondslag
Waardering van een eigen productie geschiedt tegen directe kosten. Onder de directe
kosten vallen de personele kosten van eigen medewerkers en overige medewerkers, de
facilitaire kosten en de overige programmakosten. Kosten die niet direct aan het programma
zijn toe te rekenen (bijvoorbeeld die van de directie/programmaleiding en planning
media-aanbod) maken deel uit van de organisatiekosten.
De waardering van media-aanbod wordt verminderd met de voor dit media-aanbod ontvangen
bijdragen van derden. Deze betreffen bijdragen van commerciële sponsors, de Stichting
Co-productiefonds Binnenlandse Omroep (CoBO), het Mediafonds,9 het NPO-Fonds en overige derden.
Gereed voor uitzending maar nog niet verspreid media-aanbod wordt op balansdatum individueel
beoordeeld. Media-aanbod wordt volledig afgewaardeerd als er door de directie of de
door haar gemandateerden definitief is besloten het media-aanbod niet te verspreiden.
Als twee jaar na de eerste voorraadwaardering nog geen beslissing is genomen ten aanzien
van het verspreiden van media-aanbod, wordt het betreffende media-aanbod volledig
afgewaardeerd. In specifieke gevallen kan hiervan worden afgeweken. Het gaat dan om
gevallen waarin wel voldoende zekerheid bestaat over de verspreiding van het media-aanbod,
maar niet over het jaar waarin de verspreiding zal plaatsvinden.
Toelichting
De toelichting licht afwijkingen toe, inclusief de waarde per programma. De toelichting
toont verder afzonderlijk de vermindering met de voor media-aanbod ontvangen bijdragen
van derden. Voor het nog niet verspreide media-aanbod wordt per afzonderlijk media-aanbod
de hoogte van de ontvangen bijdragen van derden gespecificeerd, waarbij ook de organisatie
wordt vermeld die de bijdrage heeft verstrekt (Model VII).
2.2.3.1.2 Herhalingen
Waarderingsgrondslag
De directe kosten van een eigen productie worden toegerekend aan de eerste verspreiding
van deze productie. Deze kosten mogen niet worden toegerekend aan eventuele herhalingen
van deze productie.
Toelichting
Niet van toepassing.
2.2.3.2 Effecten
Waarderingsgrondslag
Dit betreft effecten die niet duurzaam worden aangehouden, niet zijnde financiële
instrumenten conform RJ 290 (zie paragraaf 2.2.4). Ongerealiseerde waardemutaties
vinden plaats via de balanspost ‘Reserve Koersverschillen Beleggingen’ en mogen niet
via de exploitatierekening verlopen om daarmee de impact op de volatiliteit van de
reserve media-aanbod te beperken.
Een uitzondering hierop geldt voor de situatie dat de balanspost ‘Reserve Koersverschillen
Beleggingen’ onvoldoende omvang heeft om een waardevermindering volledig op te vangen.
In een dergelijke situatie wordt de waardevermindering verwerkt via de exploitatierekening
nadat eerst de balanspost ‘Reserve Koersverschillen Beleggingen’ is teruggebracht
tot een nihil saldo.
Toelichting
De toelichting vermeldt de marktwaarde van de ter beurze genoteerde effecten.
2.2.3.3 Overlopende actiefpost pensioenpremies
Uitgangspunt is dat de in de verslagperiode te verwerken pensioenlast gelijk is aan
de over die periode aan het pensioenfonds / bedrijfstakpensioenfonds verschuldigde
pensioenpremies. Als de op balansdatum reeds betaalde premies de verschuldigde premies
overtreffen, wordt een overlopende actiefpost opgenomen voor zover sprake zal zijn
van terugbetaling door het fonds of van verrekening met in de toekomst verschuldigde
premies.
2.2.4 Eigen Vermogen
Een verloopoverzicht van elk afzonderlijk onderdeel van het Eigen Vermogen geeft inzicht
in de mutaties.
2.2.4.1 Reserve voor media-aanbod
Waarderingsgrondslag
De reserve voor media-aanbod kan incidenteel een negatief saldo vertonen. In het volgende
boekjaar wordt de negatieve reserve voor media-aanbod verrekend met het exploitatieresultaat
van dat boekjaar. Indien dit exploitatieresultaat onvoldoende is voor volledige verrekening
wordt het resterende negatieve saldo van de reserve voor media-aanbod afgeboekt van
de algemene reserve. Exploitatieresultaten dienen na winstbestemming altijd te worden
verrekend met de reserve voor media-aanbod.
Het totaal van de reserve voor media-aanbod in een kalenderjaar bedraagt niet meer
dan tien procent van de uitgaven van een regionale publieke media-instelling (artikel
2.175, tweede lid, MW 2008). Indien de gereserveerde gelden meer bedragen dan tien
procent van de uitgaven, wordt het surplus verantwoord als ‘overlopende passiva budget
voor media-aanbod’.
Toelichting
De toelichting geeft inzicht in de aard en omvang van een eventuele negatieve reserve
voor media-aanbod. Verder geeft de toelichting inzicht in het verloop van de (mutaties
in de) reserve voor media-aanbod gedurende het boekjaar en de toelichting laat zien
dat gereserveerde gelden voor de verzorging van media-aanbod in het volgende kalenderjaar
worden besteed aan de doelen waarvoor zij oorspronkelijk bestemd zijn (artikel 2.176,
eerste lid, MW 2008).
2.2.4.2 Herwaarderingsreserve Materiële Vaste Activa
Positieve ongerealiseerde waardemutaties worden verwerkt via een Herwaarderingsreserve
Materiële Vaste Activa. Dit geldt ook voor negatieve ongerealiseerde waardemutaties,
voorzover de herwaarderingsreserve die toelaat. Indien de herwaarderingsreserve niet
beschikbaar is, verloopt
een negatieve ongerealiseerde waardemutatie via de exploitatierekening.
2.2.4.3 Reserve Koersverschillen Beleggingen
Positieve ongerealiseerde waardemutaties worden verwerkt via een Reserve Koersverschillen
Beleggingen. Dit geldt ook voor negatieve ongerealiseerde waardemutaties, voorzover
de reserve die toelaat. Indien de reserve niet beschikbaar is, verloopt een negatieve
ongerealiseerde waardemutatie via de exploitatierekening.
2.2.4.4 Overige reserves
Het Handboek staat in aanvulling op de reserves, zoals beschreven in paragrafen 2.2.4.1
tot en met 2.2.4.3 van dit Handboek, uitsluitend reserves toe die in BW 2 Titel 9
worden aangeduid als wettelijke reserves. Zie hiervoor artikel 373, vierde lid, BW
2 Titel 9. Voor deze wettelijke reserves zijn de waarderingsgrondslagen, zoals beschreven
in BW 2 Titel 9 en de RJ, van toepassing. Een uitzondering hierop betreft de algemene
reserve, indien en voor zover die ultimo 2015 op de balans stond. Vanaf 1 januari
2016 is het echter niet toegestaan om dotaties te doen aan deze reserve.
Toelichting
Overige wettelijke reserves worden, indien van toepassing, in de toelichting nader
gespecificeerd.
2.2.5 Voorzieningen
Dit Handboek bevat nadere regels ten aanzien van de volgende posten.
2.2.5.1 Pensioenregeling
De regionale publieke media-instelling is aangesloten bij het bedrijfstakpensioenfonds
PNO Media. Als gevolg van de wijziging van de pensioenregeling per 1 januari 2006
is een compensatieregeling ingevoerd, ‘Artikel 44’ uit het PNO pensioenreglement,
voor iedereen van 55 jaar en ouder die deelneemt aan de overgangsregeling. In de CAO
is afgesproken dat het gemis aan pensioenaanspraken op basis van deze regeling gedeeltelijk
gecompenseerd wordt voor medewerkers die al voor 1997 deelnamen aan de pensioenregeling,
maar na 1 januari 1950 geboren zijn. Ten aanzien van deze compensatieregeling is door
de regionale publieke media-instelling een voorziening opgenomen op de balans. De
voorziening is berekend door het pensioenfonds PNO Media, rekening houdend met blijfkans,
sterftetabellen en voor zover toe te rekenen aan verstreken dienstjaren. De voorziening
is contant gemaakt. Pensioenfonds PNO Media geeft jaarlijks aan welke rentevoet gehanteerd
wordt voor het contant maken van de waarde van de voorziening.
2.2.5.2 CAO Omroeppersoneel
Op grond van de CAO die van toepassing is voor het omroeppersoneel worden in ieder
geval de volgende voorzieningen getroffen:
-
a. Jubileumvoorziening
De jubileumvoorziening betreft een voorziening voor toekomstige jubileumuitkeringen.
De voorziening betreft de contante waarde van de in de toekomst uit te keren jubileumuitkeringen.
De berekening is gebaseerd op gedane toezeggingen, blijfkans en leeftijd. Bij het
tot stand komen van de berekende waarde is rekening gehouden met een rekenrente, gehanteerd
bij pensioenregeling ‘Artikel 44’ uit het PNO pensioenreglement, die jaarlijks door
pensioenfonds PNO Media wordt aangegeven. Deze rekenrente wordt gehanteerd voor het
contant maken van de toekomstige kasstromen bij de waardering van de voorziening.
-
b. Voorziening Loopbaantraject
Deze voorziening wordt gevormd op grond van de CAO voor het omroeppersoneel en wordt
nominaal bepaald.
Toelichting
Een verloopoverzicht van iedere individuele voorziening (jubileumvoorziening, voorziening
loopbaantraject) geeft inzicht in de dotaties, onttrekkingen en overige mutaties.
Het doel van de voorziening wordt toegelicht.
2.2.6 Kortlopende schulden
2.2.6.1 Overlopende passiva media-aanbod
Het gaat hierbij om overlopende passiva in verband met budget voor media-aanbod.
Waarderingsgrondslag
Indien een regionale publieke media-instelling de bedragen die voor de verzorging
van media-aanbod ter beschikking zijn gesteld in een boekjaar niet volledig aan de
realisatie van programmering heeft toegekend, dan worden die gereserveerd en toegevoegd
aan de reserve voor media-aanbod (zie paragraaf 2.2.4.1).
Toelichting
De regionale publieke media-instelling geeft bij de toelichting inzicht in het verloop
van deze post.
2.2.6.2 Verschuldigde pensioenpremies
Uitgangspunt is dat de in de verslagperiode te verwerken pensioenlast gelijk is aan
de over die periode aan het pensioenfonds/bedrijfstakpensioenfonds verschuldigde pensioenpremies.
Voor zover de verschuldigde premies op balansdatum nog niet zijn voldaan, wordt hiervoor
een verplichting opgenomen.
2.3 Exploitatierekening met toelichting
De publieke media-instelling neemt in haar jaarrekening de exploitatierekening op
volgens de categoriale indeling conform Model III.10 Daarbij geeft de publieke media-instelling inzicht in de herkomst van baten en lasten
van de publieke media-instelling. De baten- en lastenpost in model III worden nader
gespecificeerd in model Va dat per post inzicht geeft in de bijbehorende baten- en
lastencategorieën.11
In de toelichting op de categoriale exploitatierekening conform Model IV blijken de
afzonderlijke exploitaties van de instelling, gesplitst in directe kosten media-aanbod
(zie paragraaf 2.3.1) en organisatiekosten (zie paragraaf 2.3.2).12 De posten in model IV worden conform de indeling van modellen Va gerubriceerd. Daarbij
is per post de aansluiting met de categoriale indeling (model III) vermeld.
2.3.1 Directe kosten media-aanbod
Grondslagen
De directe kosten omvatten de personele kosten van eigen medewerkers en overige medewerkers,
de facilitaire kosten en de overige programmakosten.
Toelichting
Onder directe kosten worden die kosten verstaan die samenhangen met de kernactiviteiten
van de organisatie. Het gaat hierbij om activiteiten die gericht zijn op de voortbrenging
van een of meerdere producten. Er is sprake van een product bij de publieke media-instellingen,
indien het onderdeel uitmaakt van het media-aanbod. Bij de publieke media-instellingen
wordt het media-aanbod namelijk beschouwd als een verzameling van verschillende producten.
Model Va geeft een specificatie van de kostencategorieën die onderdeel zijn van de
directe kosten media-aanbod.13
2.3.2 Organisatiekosten
Grondslagen
Alle kosten van de regionale publieke media-instellingen en RPO die niet rechtstreeks
samenhangen met de kernactiviteiten van de organisatie en dus verband houden met ondersteunende
activiteiten, worden aangemerkt als organisatiekosten.
De organisatiekosten en de vergoeding ervan worden in een aparte kolom ingevuld (zie
model IV).14 De lasten op de platforms en nevenactiviteiten bestaan dus alleen nog maar uit directe
kosten. Op de laatste kostenregel ‘Toerekening organisatiekosten’ kunnen de organisatiekosten
toegerekend worden aan de nevenactiviteiten. De toerekening van de organisatiekosten
aan nevenactiviteiten dient plaats te vinden op bedrijfseconomische grondslagen.
De basis voor toerekening van de organisatiekosten aan nevenactiviteiten is de kostprijs.
Voor de toerekening van de organisatiekosten worden de volgende organisatiekostensoorten
onderscheiden:
Bij de toerekening van organisatiekosten aan nevenactiviteiten worden enkele van de
in model Vb gedefinieerde categorieën organisatiekosten uitgezonderd.15 Dit betreft mediaspecifieke overhead die ook voorheen niet is toegerekend aan nevenactiviteiten.
Het betreft de rubrieken A2, A9, A10, B1 t/m B4 en dat deel van de onder rubriek C
begrepen huisvestingskosten, die samenhangen met het gebruik van het bedrijfspand
voor mediaspecifieke activiteiten.
De hiervoor genoemde organisatiekostensoorten worden hierna toegelicht.
2.3.2.1 Personele organisatiekosten
Grondslagen
Voor de toerekening van de personele organisatiekosten wordt de opslagcalculatiemethode
gehanteerd. Grondslag voor het opslagpercentage is de verhouding tussen de personele
organisatiekosten, verminderd met de personele kosten in de uitzonderingsrubrieken,
en de directe personele kosten, verhoogd met personele lasten in de uitzonderingsrubrieken.
Voorbeeld 1:
|
|
|
|
|
A:
|
Totaal directe personele kosten
|
€ 100
|
|
Totaal personele organisatiekosten
|
€ 10
|
|
De opslag (A) voor de personele organisatiekosten is dan 10/100 = 10%
|
|
|
De nevenactiviteit heeft € 40 directe personele kosten. Hierop wordt opslag A toegepast.
In dit voorbeeld is dat 10% van € 40 = € 4.
|
2.3.2.2 Huisvestingkosten
Grondslagen
De toerekening van de huisvestingskosten voor niet media-specifiek gebruik vindt plaats
op basis van de door de nevenactiviteit gebruikte vloeroppervlakte (m2).
Voorbeeld 2:
|
|
|
|
|
A:
|
Totale vloeroppervlakte bedraagt
|
150m2
|
|
De nevenactiviteit gebruikt hiervan
|
15m2
|
|
De toerekening (B) voor de huisvestingskosten is dan 15/150 = 10%.
|
|
|
Totale huisvestingskosten bedragen € 100. Dan wordt de toerekening B toegepast. In
dit voorbeeld is dat 10% van € 100 = € 10.
|
2.3.2.3 Overige algemene organisatiekosten
Grondslagen
Voor de toerekening van de overige algemene organisatiekosten wordt (conform de personele
organisatiekosten) de opslagcalculatiemethode gehanteerd. Grondslag voor het opslagpercentage
is de verhouding tussen de algemene organisatiekosten, verminderd met de overige kosten
in de uitzonderingsrubrieken, en de directe overige algemene kosten verhoogd met de
overige kosten in de uitzonderingsrubrieken.
Voorbeeld 3:
|
|
|
|
|
C:
|
Totaal facilitaire kosten en overige directe kosten
|
€ 50
|
|
Totaal overige algemene organisatiekosten
|
€ 10
|
|
De opslag (C) voor de overige algemene organisatiekosten is dan 10/50 = 20%
|
|
|
De nevenactiviteit heeft € 15 directe facilitaire kosten en overige kosten. Hierop
wordt opslag C toegepast. In dit voorbeeld is dat 20% van € 15 = € 3.
|
2.3.3 Lasten onafhankelijk product
Toelichting
Door de regionale publieke media-instellingen wordt in de toelichting een opgave verstrekt
van de totale lasten, zoals opgenomen in de exploitatierekening van het betreffende
boekjaar, die samenhangen met de verzorging van media-aanbod dat bestaat uit Europese
producties die kunnen worden aangemerkt als onafhankelijke productie als bedoeld in
de artikelen 2.115 tot en met 2.121 MW 2008.
2.3.4 Sponsorbijdragen en bijdragen van derden
Toelichting
Onder verwijzing naar artikel 2.106 t/m 2.114 MW 2008 wordt jaarlijks een gespecificeerd
overzicht conform Model VII verstrekt van alle sponsorbijdragen en andere bijdragen
van derden die in het boekjaar in de exploitatierekening zijn verantwoord voor de
verspreiding van media-aanbod. Het overzicht conform Model VII wordt ook ingevuld
voor het in de voorraad opgenomen, maar nog niet verspreid media-aanbod.
Sponsoring is het verstrekken van financiële of andere bijdragen door een onderneming
of een natuurlijke persoon, die zich gewoonlijk niet bezighoudt met de vervaardiging
van mediadiensten of media-aanbod, ten behoeve van de totstandkoming of aankoop van
media-aanbod teneinde de verspreiding daarvan naar het algemene publiek of een deel
daarvan te bevorderen of mogelijk te maken (artikel 1.1, eerste lid, MW 2008).
Onder sponsoring van media-aanbod wordt niet verstaan het verstrekken van een bijdrage
ten behoeve van de totstandkoming of aankoop van media-aanbod door:
-
a. overheidsinstellingen en andere instellingen die geen particuliere onderneming uitoefenen;
-
b. de publieke media-instelling die het media-aanbod, waarvoor de bijdrage wordt verstrekt,
verzorgt;
-
c. de (co)producent die zich gewoonlijk bezighoudt met de vervaardiging van mediadiensten
of media-aanbod en geheel of gedeeltelijk is belast met de productie van het media-aanbod
waarvoor de bijdrage wordt verstrekt.16
Het overzicht wordt ook ingevuld voor de bijdragen voor verspreid media-aanbod die
direct door een buitenproducent zijn ontvangen en niet door de publieke media-instelling
die het media-aanbod heeft verzorgd.
Sponsorbijdragen en andere bijdragen van derden worden direct met de publieke media-instelling
verrekend, zodat deze bijdragen als inkomsten in de exploitatierekening van de publieke
media-instelling worden verantwoord. Het in mindering brengen van deze bijdragen op
de kosten van verzorging van media-aanbod is niet toegestaan. Als bijdragen voor verzorgd
media-aanbod toch direct zijn uitbetaald aan de buitenproducent en niet aan de publieke
media-instelling die het media-aanbod heeft verspreid, dan blijft de publieke media-instelling
verantwoordelijk voor de verantwoording van deze bijdragen in de toelichting op de
jaarrekening.
2.3.5 Bartering
Grondslagen
Na afloop van een boekjaar worden bartertransacties verantwoord in de exploitatierekening.
Baten uit bartering dienen afzonderlijk te worden verantwoord in de exploitatierekening
op basis van de geldelijke waarde van de ontvangen goederen of diensten. De lasten
worden opgenomen onder de relevante kostenposten in de exploitatierekening op basis
van de geldelijke waarde van de geleverde goederen of diensten.
De omvang van de baten wordt bepaald op de reële waarde van de ontvangen zaken of
diensten, vermeerderd of verminderd met eventuele ontvangen of betaalde liquide middelen
of activa die op zeer korte termijn liquide te maken zijn.17 Indien de reële waarde van de ontvangen zaken of diensten niet betrouwbaar kan worden
bepaald, worden de baten bepaald op de reële waarde van de geruilde zaken of diensten,
vermeerderd of verminderd met eventuele betaalde of ontvangen liquide middelen of
activa die op zeer korte termijn liquide te maken zijn.
In de exploitatierekening worden de baten en lasten van alle bartertransacties verantwoord,
ongeacht de aard en reële waarde van de bartertransactie. Voor de volledigheid wordt
hierbij vermeld dat dit in tegenstelling is tot de RJ (RJ 270.108), waarbij een bartertransactie
met een gelijke aard en reële waarde niet wordt beschouwd als een transactie die een
opbrengst genereert.
Toelichting
Bartering is te omschrijven als ruilhandel met gesloten beurzen tussen een publieke
media-instelling en een externe contractpartij. Een belangrijke voorwaarde bij deze
ruilhandel is dat de geleverde goederen of diensten ondanks de gelijke geldelijke
waarde toch over en weer gefactureerd worden. De facturering is van belang in verband
met zowel mediawettelijke als belastingtechnische eisen. Het Commissariaat heeft hierover
een beleidsbrief opgesteld, waarvan de artikelen 48, 55, eerste lid, en 57c, eerste
lid, van de MW 2008 de grondslag vormen.18 In de financiële administratie dienen alle bartertransacties intracomptabel (dus
verwerkt in het grootboek) te worden vastgelegd. Het is niet toegestaan om bartertransacties
uitsluitend extracomptabel vast te leggen.
De hiervoor genoemde beleidsbrief van het Commissariaat schrijft de toepassing van
een model toe (‘Model Bartering-contracten’) als onderdeel van de additionele informatie.
Dit model wordt gebruikt als toelichting in de jaarrekening op de verantwoorde baten
en/of lasten als gevolg van bartertransacties en is in dit Handboek opgenomen als
model VIII.
2.3.6 Nevenactiviteiten
Grondslagen
Voor nevenactiviteiten wordt altijd een gescheiden administratie gevoerd. Met inachtneming
van het bepaalde in artikel 2.135, eerste lid, MW 2008 worden de inkomsten uit nevenactiviteiten
aangewend voor de verzorging van media-aanbod van de publieke media-instelling. Dit
betreft ook de gerealiseerde boekwinsten, ofwel het verschil tussen de verkoopopbrengst
en de boekwaarde van financiële belangen in derden. Genomen koersverliezen kunnen
eerst met gerealiseerde boekwinsten worden verrekend alvorens saldering met andere
baten en lasten plaatsvindt.
Toelichting
Het overzicht van Model VI wordt ingevuld voor ieder cluster van nevenactiviteiten
conform de beleidsbrieven van het Commissariaat inzake clusterindeling nevenactiviteiten.19 Voor deelnemingen wordt een exploitatie per individuele activiteit (deelneming) aangeleverd.
Dit geldt tevens voor (experimentele) nevenactiviteiten (zoals publiek-private samenwerkingsverbanden
die kwalificeren als nevenactiviteit) die niet in één van de clusters zijn opgenomen.
Indien de exploitatie van een individuele nevenactiviteit in een boekjaar niet kostendekkend
is, wordt deze nevenactiviteit separaat verantwoord. Daarbij dient tevens de volgende
informatie per niet-kostendekkende nevenactiviteit te worden verstrekt:
-
• naam en omschrijving nevenactiviteit;
-
• startdatum nevenactiviteit;
-
• exploitatieoverzicht huidig boekjaar.
De beleidsregels inzake nevenactiviteiten van het Commissariaat worden in dit kader
gevolgd.
2.3.7 Opbrengsten dienstverlening
Toelichting
Indien de media-instelling opbrengsten genereert door het verlenen van diensten aan
derden en de kosten die samenhangen met de verstrekte dienstverlening zijn opgenomen
in de organisatiekosten, worden deze opbrengsten in model IV verantwoord onder de
overige bedrijfsopbrengsten in de kolom organisatiekosten.20
2.3.8 Aantal fte
Toelichting
Het aantal medewerkers in Full Time Equivalent (fte) dat ultimo boekjaar in dienst
is bij de publieke media-instelling wordt aangegeven in de toelichting conform Model
III en Model IV.21 Dit geldt ook voor het gemiddelde aantal medewerkers in Full Time Equivalent (fte)
dat gedurende het boekjaar in dienst is geweest bij de publieke media-instelling.
Ook het gemiddelde aantal fte wordt aangegeven in Model III en Model IV.
2.3.9 Bezoldiging
Hierbij gelden regels in verband met:
2.3.9.1 BW 2 Titel 9
Toelichting
In de toelichting van de jaarrekening wordt overeenkomstig artikel 383 BW 2 opgave
gedaan van de bezoldiging van de gezamenlijke bestuurders en gewezen bestuurders en,
afzonderlijk, voor de gezamenlijke toezichthouders en gewezen toezichthouders. De
bedragen worden in het boekjaar ten laste van de publieke media-instelling verantwoord.
Op overeenkomstige wijze wordt afzonderlijk opgave gedaan van de bezoldiging van de
gezamenlijke directieleden en gewezen directieleden.
2.3.9.2 WNT
Grondslag
De wijze waarop de bezoldiging wordt berekend, is overeenkomstig de berekeningswijze,
zoals deze is bepaald in Wet Normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en
semipublieke sector (WNT) die op 1 januari 2013 in werking is getreden. Volgens artikel
1.3, eerste lid, onderdeel d, vallen de regionale publieke media-instellingen en de
RPO onder het bezoldigingsmaximum en het openbaarmakingsregime.
Voor nadere bepalingen omtrent de hoogte van het bezoldigingsmaximum en de berekening
wordt verwezen naar de WNT, paragraaf 2.
Toelichting
In de financiële verantwoording wordt van iedere (gewezen) bestuurder de bezoldiging
openbaar gemaakt conform de bepalingen in de WNT. Indien een bestuurder naast zijn
besturende functie eveneens presentator is bij de media-instelling wordt de verdeling
in de financiële verantwoording inzichtelijk gemaakt.
Indien een (gewezen) bestuurder meer bezoldiging heeft ontvangen dan het bezoldigingsmaximum
zoals bepaald in de WNT, is het meerdere een onverschuldigde betaling tenzij overgangsrecht
van toepassing is.
Voor leden van raden van commissarissen en leden van raden van toezicht zijn specifieke
bepalingen opgenomen in de WNT. Voor deze leden geldt eveneens het openbaarmakingsregime.
Jaarlijks worden de bezoldigingen voor 1 juli van het jaar volgend op het boekjaar
gemeld.
Bij bezoldiging boven de norm van iedere reguliere functionaris (niet zijnde topfunctionaris)
gelden aanvullende toelichtingsvereisten.
Voor meer actuele informatie wordt verwezen naar de site www.topinkomens.nl.
2.4 Kasstroomoverzicht
De kasstromen worden conform Model II ingedeeld naar herkomst uit operationele activiteiten,
investeringsactiviteiten en financieringsactiviteiten.
2.5 Bijzonderheden
Het gaat hierbij om ontwikkelingen die een significante invloed hebben op de hoogte
van de omvang van balansposten, baten en lasten, evenals significante verschillen
tussen enerzijds posten van de exploitatierekening en anderzijds de begroting. De
bijzonderheden die zich in het boekjaar hebben voorgedaan, worden per jaarrekeningpost
tekstueel toegelicht in de jaarrekening op een zodanig niveau dat daarmee voldoende
transparantie wordt gecreëerd over de precieze aard van de bijzonderheden. Dit betreft
onder meer een toelichting op:
-
• de wijziging van verdeelsleutels bij de vaststelling van de lasten;
-
• een aanzienlijke stijging of daling (meer dan 10%) van balansposten, baten en lasten
ten opzichte van vorig jaar (zie model I en III);22
-
• bijzondere waardeverminderingen;
-
• afwijkingen als een post van de exploitatierekening volgens de categoriale indeling
meer dan 10% afwijkt van de begroting (zie model IV);23
-
• de overige bedrijfslasten, ongeacht hun omvang en/of afwijking ten opzichte van voorgaand
jaar dan wel begroting. De omvang van de toelichting mag hierbij wel worden afgestemd
op de omvang van de betreffende lasten.
Model I Balans
|
Boekjaar
|
Voorgaand boekjaar
|
|
Boekjaar
|
Voorgaand boekjaar
|
Vaste activa
|
|
|
Eigen vermogen
|
|
|
Immateriële vaste activa
|
|
|
Algemene reserve
|
|
|
Kosten van ontwikkeling
|
|
|
Herwaarderingsreserve Materiële Vaste Activa
|
|
|
Reserve Koersverschillen Beleggingen
|
|
|
Concessies en vergunningen
|
|
|
Reserve voor media-aanbod
|
|
|
Overige immateriële vaste activa
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Voorzieningen
|
|
|
Materiële vaste activa
|
|
|
Voor pensioenen
|
|
|
Bedrijfsgebouwen en -terreinen
|
|
|
Voor belastingen
|
|
|
Inventaris en inrichting
|
|
|
Overige
|
|
|
Andere vaste bedrijfsmiddelen
|
|
|
|
|
|
Vaste bedrijfsmiddelen in uitvoering
|
|
|
Langlopende schulden
|
|
|
Niet aan de bedrijfsuitoefening dienstbaar
|
|
|
Obligaties en onderhandse leningen
|
|
|
|
|
|
Schulden aan kredietinstellingen
|
|
|
Financiële vaste activa
|
|
|
Schulden aan leveranciers
|
|
|
Deelnemingen
|
|
|
Schulden aan deelnemingen
|
|
|
Vordering op deelnemingen
|
|
|
Belastingen en premies sociale
verzekeringen
|
|
|
Overige effecten
|
|
|
Schulden inzake pensioenen
|
|
|
|
|
|
Overige schulden
|
|
|
Vlottende activa
|
|
|
Overlopende passiva
|
|
|
Onderhanden werken en gereed product m.b.t. media-aanbod
|
|
|
|
|
|
Overige voorraden
|
|
|
Kortlopende schulden
|
|
|
Vooruitbetaald op voorraden
|
|
|
Obligaties en onderhandse leningen
|
|
|
|
|
|
Schulden aan kredietinstellingen
|
|
|
Vorderingen
|
|
|
Schulden aan leveranciers
|
|
|
Handelsdebiteuren
|
|
|
Schulden aan deelnemingen
|
|
|
Deelnemingen
|
|
|
Belastingen en premies sociale verzekeringen
|
|
|
Belastingen en premies sociale verzekeringen
|
|
|
Schulden inzake pensioenen
|
|
|
Overige vorderingen
|
|
|
Overige schulden
|
|
|
Overlopende activa
|
|
|
Overlopende passiva
|
|
|
Effecten
|
|
|
|
|
|
Liquide middelen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal
|
|
|
Totaal
|
|
|
|
|
|
Model II Kasstroomoverzicht
|
Boekjaar
|
Voorgaand boekjaar
|
I Kasstroom uit operationele activiteiten
|
|
|
Exploitatieresultaat
|
|
|
|
|
|
Aanpassen voor:
|
|
|
Afschrijvingen vaste activa
|
|
|
Mutatie voorzieningen
|
|
|
Bruto kasstroom uit operationele activiteiten
|
|
|
|
|
|
Mutatie voorraden
|
|
|
Mutatie vorderingen
|
|
|
Mutatie kortlopende schulden
|
|
|
Netto kasstroom uit operationele activiteiten
|
|
|
|
|
|
II Kasstroom uit investeringsactiviteiten
|
|
|
Investeringen in (im)materiële vaste activa
|
|
|
Desinvesteringen in (im)materiële vaste activa
|
|
|
Investeringen in financiële vaste activa
|
|
|
Desinvesteringen financiële vaste activa
|
|
|
Kasstroom uit investeringsactiviteiten
|
|
|
|
|
|
III Kasstroom uit financieringsactiviteiten
|
|
|
Ontvangsten uit langlopende schulden
|
|
|
Aflossing van langlopende schulden
|
|
|
Kasstroom uit financieringsactiviteiten
|
|
|
|
|
|
Mutatie liquide middelen I – II + III
|
|
|
|
|
|
Liquide middelen einde boekjaar
|
|
|
Liquide middelen begin boekjaar
|
|
|
Mutatie liquide middelen
|
|
|
Model IIIa Exploitatierekening volgens categoriale indeling24
|
Boekjaar
|
Voorgaand boekjaar
|
BATEN
|
|
|
– bekostiging
– overige subsidies (incidenteel)
|
|
|
Reclamebaten
|
|
|
Overige baten:
– Bijdragen van derden/ sponsorbijdragen
– Barteringbaten
– Baten uit nevenactiviteiten
– Overige
|
|
|
Som der baten
|
|
|
|
|
|
LASTEN
|
|
|
Personeelslasten
– Lonen en salarissen
– Sociale lasten
– Pensioenlasten
– Overige personeelslasten
|
|
|
Directe productielasten (programmalasten)
|
|
|
PR en Promotie
|
|
|
Facilitaire lasten (distributie- en uitzendlasten)
|
|
|
Huisvestingslasten
|
|
|
Afschrijvingslasten op materiële vaste activa
|
|
|
Algemene lasten
|
|
|
Som der bedrijfslasten
|
|
|
|
|
|
Financiële baten en lasten
|
|
|
Rentebaten en soortgelijke baten
|
|
|
Rentelasten en soortgelijke lasten
|
|
|
Financieel resultaat
|
|
|
|
|
|
Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening voor belastingen (*)
|
|
|
Belastingen resultaat gewone bedrijfsuitoefening (*)
|
|
|
Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening na Belastingen (*)
|
|
|
|
|
|
Buitengewone baten
|
|
|
Buitengewone lasten
|
|
|
Belastingen buitengewoon resultaat
|
|
|
|
|
|
Resultaat na belastingen
|
|
|
Model IIIb Exploitatierekening volgens categoriale indeling 25
|
Boekjaar
|
Voorgaand boekjaar
|
Baten
|
|
|
Media-aanbod
|
|
|
– OCW-bijdrage
|
|
|
– overige subsidies
|
|
|
– reclamebaten
|
|
|
Programmagebonden eigen bijdragen
|
|
|
– sponsorbijdragen
|
|
|
– bijdragen van overige derden
|
|
|
Opbrengst nevenactiviteiten
|
|
|
Opbrengst stichtingsactiviteiten
|
|
|
Overige bedrijfsopbrengsten
|
|
|
Barteringbaten
|
|
|
Som der bedrijfsopbrengsten
|
|
|
|
|
|
Lasten
|
|
|
Lonen en salarissen
|
|
|
Sociale lasten
|
|
|
Afschrijvingen op immateriële en materiële vaste activa
|
|
|
Bijzondere waardevermindering van activa
|
|
|
Directe productiekosten
|
|
|
– facilitaire lasten (distributie- en uitzendlasten)
|
|
|
– technische productiekosten media-aanbod (programmalasten)
|
|
|
– overige productiekosten media-aanbod
|
|
|
– sales en reclame
|
|
|
Overige bedrijfslasten
|
|
|
– PR en promotie
|
|
|
– huisvestingslasten
|
|
|
– overige algemene lasten
|
|
|
Barteringlasten
|
|
|
Som der bedrijfslasten
|
|
|
|
|
|
Bedrijfsresultaat
|
|
|
|
|
|
Opbrengst van vorderingen die tot de vaste activa behoren
|
|
|
Rentebaten en inkomsten uit beleggingen
|
|
|
Waardeverandering van vorderingen die tot de vaste activa behoren
|
|
|
Gerealiseeerde waardeverandering van beleggingen resp. effecten
|
|
|
Ongerealiseerde waardeverandering van beleggingen resp. effecten1
|
|
|
Ongerealiseerde waardeverandering van materiële vaste activa2
|
|
|
Rentelasten en soortgelijke kosten (-/-)
|
|
|
Som der financiële baten en lasten
|
|
|
|
|
|
Saldo uit gewone bedrijfsuitoefening
|
|
|
Over te dragen reserve voor media-aanbod
|
|
|
Exploitatieresultaat na overdracht
|
|
|
FTE gemiddeld
|
|
|
FTE ultimo3
|
|
|
X Noot
1Ongerealiseerde waardemutaties worden verwerkt via de exploitatierekening indien sprake
is van onvoldoende Reserve Koersverschillen Beleggingen.
X Noot
2Ongerealiseerde waardemutaties worden verwerkt via de exploitatierekening indien sprake
is van onvoldoende Herwaarderingsreserve Materiële Vaste Activa.
X Noot
3Opgave van feitelijk aanwezige bezetting (exclusief vacatures), voorzover in dienst
van de publieke media-instelling.
Model IV Toelichting op exploitatierekening volgens categoriale indeling26
|
Media-aanbod
|
Nevenactiviteiten
|
Organisatiekosten
|
Totaal
|
Begroting1
|
Afwijking boekjaar -begroting
In % van begroting
|
Baten
|
|
|
|
|
|
|
Media-aanbod
|
|
|
|
|
|
|
Programmagebonden eigen bijdragen
|
|
|
|
|
|
|
Opbrengst nevenactiviteiten
|
|
|
|
|
|
|
Opbrengst stichtingsactiviteiten
|
|
|
|
|
|
|
Overige bedrijfsopbrengsten
|
|
|
|
|
|
|
Barteringbaten
|
|
|
|
|
|
|
Som der bedrijfsopbrengsten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Lasten
|
|
|
|
|
|
|
Lonen en salarissen
|
|
|
|
|
|
|
Sociale lasten
|
|
|
|
|
|
|
Afschrijvingen op immateriële en materiële vaste activa
|
|
|
|
|
|
|
Bijzondere waardevermindering van activa
|
|
|
|
|
|
|
Directe productiekosten
|
|
|
|
|
|
|
Overige bedrijfslasten
|
|
|
|
|
|
|
Toerekening organisatiekosten
|
|
|
|
|
|
|
Barteringlasten
|
|
|
|
|
|
|
Som der bedrijfslasten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bedrijfsresultaat
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Opbrengst van vorderingen die tot de vaste activa behoren
|
|
|
|
|
|
|
Rentebaten en inkomsten uit beleggingen
|
|
|
|
|
|
|
Waardeverandering van vorderingen die tot de vaste activa behoren
|
|
|
|
|
|
|
Gerealiseerde waardeverandering van beleggingen resp. effecten
|
|
|
|
|
|
|
Ongerealiseerde waardeverandering van beleggingen resp. effecten2
|
|
|
|
|
|
|
Ongerealiseerde waardeverandering van materiële vaste activa3
|
|
|
|
|
|
|
Rentelasten en soortgelijke kosten (-/-)
|
|
|
|
|
|
|
Som der financiële baten en lasten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Exploitatieresultaat voor toerekeningen Eigen Bijdragen
|
|
|
|
|
|
|
Toerekening resultaat niet-prog.gebonden EB
|
|
|
|
|
|
|
Saldo uit gewone bedrijfsuitoefening
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Over te dragen reserve voor media-aanbod
|
|
|
|
|
|
|
Exploitatieresultaat na overdracht
|
|
|
|
|
|
|
FTE gemiddeld
|
|
|
|
|
|
|
FTE ultimo4
|
|
|
|
|
|
|
X Noot
1Als bedoeld in de artikelen 2.169a en 2.170 MW 2008.
X Noot
2Ongerealiseerde waardemutaties worden verwerkt via de exploitatierekening indien sprake
is van onvoldoende Reserve Koersverschillen Beleggingen.
X Noot
3Ongerealiseerde waardemutaties worden verwerkt via de exploitatierekening indien sprake
is van onvoldoende Herwaarderingsreserve Materiële Vaste Activa.
X Noot
4Opgave van de feitelijk aanwezige bezetting (exclusief vacatures), voorzover in dienst
van de publieke media-instelling.
Model Va Specificatie bij exploitatierekening (model III en IV) volgens de categoriale
indeling27
BATEN
|
|
|
|
Toelichting
|
Media-aanbod
|
1.1
|
Vergoedingen OCW
|
|
Inclusief overige wettelijke bijdragen
|
|
1.2
|
Overige subsidies
|
|
|
|
1.3
|
Reclamebaten
|
|
|
Programmagebonden eigen bijdragen
|
2.1
|
Sponsorbijdragen
|
|
zie artikelen 2.113,2.114 eerste lid MW 2008
|
|
2.2
|
Bijdragen CoBO
|
|
|
|
2.3
|
|
CoBO-fonds
|
reguliere CoBO-bijdragen
|
|
2.4
|
|
Filmfonds CoBO
|
filmfonds via CoBO
|
|
2.5
|
Bijdragen coproducenten
|
|
|
|
2.6
|
Bijdragen Stimuleringsfonds
|
|
|
|
2.7
|
Bijdragen overige derden
|
|
zie artikelen 2.113,2.114 tweede lid MW 2008
|
|
2.8
|
Overige programmaopbrengsten
|
|
zoals opbrengst kaartverkoop, aan derden doorberekende salarissen e.d. buiten de publieke
media-instelling
|
|
2.9
|
Opbrengsten gebruiksrechten
|
|
zoals abonnementen, sms opbrengsten e.d.
|
|
|
|
|
|
Opbrengstnevenactiviteiten
|
4.1
|
Opbrengst verkoop geluidsdragers e.d.
|
|
al dan niet via derden
|
|
4.2
|
Opbrengst uitzendrechten/formats
Nevenactiviteiten
|
|
Exclusief aan publieke media-instelling (welke worden verrekend met de kosten)
|
|
4.3
|
Opbrengst verhuurde panden
|
|
|
|
4.4
|
Aan derden doorberekende salarissen e.d.
|
|
excl. radio, televisie en overig media-aanbod; Exclusief aan publieke media-instelling
((welke worden verrekend met de kosten)
|
|
4.5
|
Overige nevenactiviteiten
|
|
|
Opbrengststichting (-sactiviteiten)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
5.1
|
Opbrengsten ten bate
van de stichting
|
|
dotaties, legaten
|
Overige bedrijfsopbrengsten
|
6
|
Overige bedrijfsopbrengsten RPO
e/o omroepen
|
|
|
Barteringbaten
|
7
|
|
|
|
LASTEN
|
|
|
|
Toelichting
|
Lonen en salarissen
|
8.1
|
Salarissen CAO personeel
|
|
|
|
8.2
|
Vakantiegeld (idem)
|
|
|
|
8.3
|
Decemberuitkering (idem)
|
|
|
|
8.4
|
Overwerk 100 en 150% (idem)
|
|
|
|
8.5
|
NRD vergoeding (idem)
|
|
|
|
8.6
|
Doorberekende lonen en salarissen
|
|
alleen aan publieke media-instelling
|
|
8.7
|
Dotatie reorganisatievoorziening
|
|
|
|
8.8
|
Mutatie verplichtingen openstaande vakantie-uren
|
|
|
|
8.9
|
Reiskosten woon-werk verkeer
|
|
indien vaste vergoeding;
opslag% over 7.1 t/m 7.6.
|
|
8.10
|
WAO uitkeringen
|
|
|
|
8.11
|
Overlijdensuitkeringen
|
|
|
|
8.12
|
Gratificaties/Jubileumuitkeringen
|
|
|
Sociale lasten
|
9.1
|
Pensioenlasten
|
|
jaarlijks vergelijken van werkelijke kosten en opslag. Het verschil naar exploitaties
toerekenen o.b.v. werkelijke loonsom.
|
|
9.2
|
Werkgeversaandeel soc.verz. wetten
|
|
Idem
|
|
9.3
|
Bijdrage werkgever in ziektekostenverzekering
|
|
Idem
|
Afschrijvingen op immateriële en materiële vaste activa
|
10.1
|
Afschrijving inventaris en inrichting
|
|
|
|
10.2
|
Afschrijving facilitaire apparatuur
|
|
|
|
10.3
|
Afschrijving hardware en software
|
|
|
|
10.4
|
Afschrijving gebouwen
|
|
|
Bijzondere waarde-verminderingen activa
|
11.1
|
Afschrijvingen media-aanbod
|
|
alleen de niet reguliere afschrijvingen
|
|
11.2
|
Idem voorraad geluidsdragers e.d.
|
|
|
|
11.3
|
Idem m.b.t. programmabladen
|
|
|
Directe kosten media-aanbod (directe productiekosten)
|
12.1
|
Facilitaire lasten (distributie- en uitzendlasten)
|
|
|
|
12.2
|
Technische productiekosten media-aanbod (programmalasten)
|
|
|
|
12.2.1
|
|
ENG/EFP materiaal
|
|
|
12.2.2
|
|
Faciliteiten en overigen
|
inclusief verrekening interne cameraploeg
|
|
12.2.3
|
|
Verbindingen
|
|
|
12.2.4
|
|
Huur van locaties
|
|
|
12.2.5
|
|
Reclame: Technische diensten RTV
|
|
|
12.2.6
|
|
Reclame: Data en distributiekosten RTV
|
|
|
12.3
|
Overige productiekosten media-aanbod
|
|
|
|
12.3.1
|
|
Honorering freelancers (programmagebonden inhuur)
|
|
|
12.3.2
|
|
Uitzendrechten
|
|
|
12.3.3
|
|
Algemene kosten freelance personeel (programmagebonden inhuur)
|
|
|
12.3.4
|
|
Overige programmakosten
|
waaronder begrepen de direct toerekenbare kosten 12.1 tot en met 12.3
|
|
12.5
|
Sales (geluidsdragers, boeken e.d.)
Reclame: Research
Reclame: PR en Communicatie
|
Reclame: bereiksonderzoek, ad hoc onderzoek en overig onderzoek
Reclame: marketing communicatie, corparate communicatie, interne communicatie, web
en overige middelen
|
|
|
12.5.1
|
|
Directe productiekosten
|
|
|
12.5.2
|
|
Auteursrechten e.d.
|
|
|
12.5.3
|
|
Distributiekosten
|
|
|
12.5.4
|
|
Promotiekosten
|
|
|
12.5.5
|
|
Afschrijving voorraden
|
geen bijzondere waardeverminderingen opgenomen onder 10.2
|
|
|
|
|
|
Overige bedrijfslasten
|
13.1
|
PR- en promotie (inclusief in- en externe betrekkingen)
|
|
|
|
13.1.1
|
|
Advertenties dag- en weekbladen
|
|
|
13.1.2
|
|
Kosten onderzoek
|
|
|
13.2
|
Huisvestingskosten
|
|
exclusief afschrijving, bewaking, rentelasten
|
|
13.2.1
|
|
Huur
|
aan derden betaalde huren, geen interne (binnen publieke media-instelling) huurverrekeningen
|
|
13.2.2
|
|
Belastingen
|
|
|
13.2.3
|
|
Verzekeringen
|
|
|
13.2.4
|
|
Onderhoudskosten
|
|
|
13.2.5
|
|
Kosten interne verhuizingen
|
|
|
13.2.6
|
|
Onderhoudscontracten
|
|
|
13.2.7
|
|
Gas, energie en water
|
|
|
13.2.8
|
|
Onderhoud tuinen
|
|
|
13.2.9
|
|
Vuilafvoer
|
|
|
13.3
|
Overige kosten CAO personeel
|
|
|
|
13.3.1
|
|
Reiskosten woon-werk verkeer
|
indien variabele vergoeding
|
|
13.3.2
|
|
Overige personele lasten
|
bijvoorbeeld kerstpakketten, kinderdagverblijf, vakbond, studiekosten, telefoon, auto,
bijdrage werkgever inzake maaltijdverzorging
|
|
13.4
|
Uitbesteed werk aan bedrijven
|
|
uitzendbureau’s, advieskosten, bewaking, catering, schoonmaakkosten
|
|
13.5
|
Overige aan afdeling gerelateerde algemene kosten
|
|
vergaderkosten, porti, drukkosten, e.d.
|
|
13.6
|
Overige kosten
|
|
|
|
13.6.1
|
|
Lidmaatschappen branche organisaties
|
|
|
13.6.2
|
|
Kosten betalingsverkeer
|
|
|
13.6.3
|
|
Overige kosten
|
|
Toerekening organisatie kosten
|
14.1
|
|
|
Toerekening aan neven- en stichtingsactiviteiten (waaronder kosten toezichthoudend
orgaan, zie model Vb)
|
Barteringlasten
|
15.1
|
|
|
|
|
|
|
|
Toelichting
|
Opbrengst van vorderingen die tot de vaste activa behoren
|
16.1
|
Opbrengst deelnemingen
|
|
|
Rentebaten en inkomsten uit beleggingen
|
17.1
|
Renteopbrengsten op liquiditeiten
|
|
eliminatie interne renteverrekeningen
|
|
17.2
|
Resultaat op beleggingen
|
|
inclusief gerealiseerde boekwinsten en ongerealiseerde koerswinsten
|
Waardeverandering op vorderingen die tot de vaste activa behoren
|
18.1
|
Afwaardering deelnemingen
|
|
|
Gerealiseerde waardeverandering van beleggingen respectievelijk effecten
|
19
|
|
|
indien ultimo boekjaar de boekwaarde respectievelijk de marktwaarde lager is dan de
verkrijgingsprijs
|
Ongerealiseerde waardeverandering van beleggingen resp. effecten
|
20
|
|
|
Ongerealiseerde waardemutaties worden verwerkt via de exploitatierekening indien sprake
is van onvoldoende Reserve Koersverschillen Beleggingen.
|
Ongerealiseerde waardeverandering van materiële vaste activa
|
21
|
|
|
Ongerealiseerde waardemutaties worden verwerkt via de exploitatierekening indien sprake
is van onvoldoende Herwaarderingsreserve Materiële Vaste Activa.
|
Rentelasten en soortgelijke kosten
|
22
|
|
|
elimineren interne renteverrekeningen
|
Toerekening resultaat niet-prog.gebonden EB
|
23
|
|
|
Toerekening aan media-aanbod
|
Over te dragen reserve media-aanbod
|
24
|
|
|
|
Model Vb Definitie organisatiekosten bij exploitatierekening (model III en IV28
Organisatiekosten
|
Subcategorie
|
Toelichting
|
A. Generieke Overhead
|
A1
|
Directie
|
• Loonkosten algemene directie1
• Vacatiegelden Raad van Toezicht
|
|
A2
|
Hoger management in primair proces
|
• Loonkosten hogere managementfuncties in het primair proces. Het betreft hier de
hoofden van platforms (bijv. Hoofd TV, Hoofd Radio) en de hoofden van genreclusters
(bijv. Hoofd Nieuws, Hoofd Kunst & Cultuur etc.). Overige managementfuncties in het
primair proces vallen onder directe kosten.
|
|
A3
|
Secretariële ondersteuning (ten bate van directie/ management)
|
• Loonkosten van secretariële ondersteuning van de algemene directie en de hogere
managementfuncties in het primair proces. De stelregel geldt dat secretaresses en
assistenten van indirecte functies als indirect kunnen worden beschouwd, en secretaresses
en assistenten van directe functies als direct
• Kosten van tijdelijke inhuur van secretariële ondersteuning
|
|
A4
|
Beleid & Strategie
|
• Loonkosten van beleidsmedewerkers, beleidsadviseurs, en strategisch medewerkers
• Kosten van tijdelijke inhuur van beleids- en strategisch medewerkers
• Kosten van beleids-, organisatie- en strategisch advies
• Kosten van organisatieadvies samenhangend met reorganisaties
|
|
A5
|
OR
|
• Loonkosten van leden OR.
• Loonkosten van tijdelijke vervanging vaste OR-leden
• Advieskosten OR
|
|
A6
|
Financiën en Inkoop
|
• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met (financiële) administratie.
• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met externe financiële planning
(begrotingen) en externe verantwoording (kwartaalverslagen, bestuursverslagen etc.)
• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met interne budgetverdelingen (begrotingen)
en interne management accountant (verantwoording)
• Loonkosten van medewerkers die zich een significant deel van hun arbeidstijd bezighouden
met inkoopactiviteiten (>50%). Het betreft hier niet de aankoop van programma's, uitzendrechten,
en overige programmatische licenties
• Kosten tijdelijke inhuur administratieve en financieel medewerkers
• Kosten fiscaal adviseurs
• Externe kosten bestuursverslag en overige rapportages
• Accountantskosten
• Bank- en incassokosten
|
|
A7
|
Personeels-zaken, HR, personeels-administratie
|
• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met personeelszaken en Human Resource
Management
• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met personeels- en salarisadministratie
• Kosten van tijdelijke inhuur medewerkers personeelszaken, HRM, personeels- en salarisadministratie
• Kosten extern personeels- en HRM-advies.
• Kosten uitbesteding personeels- en salarisadministratie.
• Kosten personeelswerving
• Sollicitatiekosten
• Kosten in-, door- en uitstroming personeel (opleiding en training zijn ook indirect
kosten, maar vallen onder de hoofdcategorie overige indirecte kosten)
• Kosten werkzekerheidsafspraken en loopbaanoriëntatie
• Afdrachten AWO-fonds
• Kosten flankerend personeelsbeleid
|
|
A8
|
M&C:
Communicatie
|
• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met interne communicatie (personeelsvoorlichting,
inhoudelijke onderhoud intranet, interne nieuwsbrieven, etc) en externe communicatie
(persvoorlichting etc.)
• Tijdelijke inhuur van medewerkers communicatie.
• Kosten interne en externe voorlichtingsevenementen (presentatoren, zaalhuur, kosten
faciliteiten, decor en rekwisieten, representatie, fotografie, brochures, catering,
etc.)
• Kosten van bijeenkomsten Public Relations
• Kosten perspresentaties
• Portokosten
• Koeriersdiensten
• Drukwerk (incl. papier, mappen etc.)
• Kosten kopiëren (incl. papier, mappen etc.)
• Kosten scannen
• Verzendkosten
|
|
A9
|
M&C:
Omroep-marketing
|
• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met marketing en profilering van
de omroep (omroeppromotie). Hieronder vallen niet de activiteiten die onderdeel uitmaken
van de verenigingsactiviteiten, zoals ledenwerving en ledenbehoud
• Tijdelijke inhuur van medewerkers omroepmarketing
• Ontwikkelkosten van omroepmarketingcampagne
• Kosten advertenties en overige promotie-uitingen
• Ontwerp- en layoutkosten van advertenties en overige promotie-uitingen
• Kosten promotie-evenementen van omroep (presentatoren, zaalhuur, kosten faciliteiten,
decor en rekwisieten, representatie, fotografie, brochures, catering, etc.)
• Reclameposters ter promotie van omroep
• Promotiematerialen samenhangend met omroepmarketing
|
|
A10
|
M&C:
Programma-marketing
(Exclusief Promo’s)
|
• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met marketing van het media-aanbod
(programmapromotie, presentatorenpromotie, etc.)
• Tijdelijke inhuur van medewerkers programmamarketing
• Ontwikkelkosten van programmamarketingcampagne
• Kosten advertenties en overige promotie-uitingen
• Ontwerp- en layoutkosten van advertenties en overige promotie-uitingen
• Kosten promotie-evenementen van specifieke programma's (presentatoren, zaalhuur,
kosten faciliteiten, decor en rekwisieten, representatie, fotografie, brochures, catering,
etc.)
• Reclameposters ter promotie van programmering
• Promotiematerialen samenhangend met programmamarketing
|
|
A11
|
Juridische Zaken
|
• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met juridische zaken
• Kosten tijdelijke inhuur medewerkers juridische zaken
• Kosten juridisch advies (bijvoorbeeld in geval van reorganisatie)
• Kosten Rechtsbijstand
• Advocaatkosten
• Kosten rechtsgang (griffierechten)
|
B. Media-specifieke overhead
|
B1
|
Programmeringcoördinatie en intekening
|
• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met de intekening op het programmaschema,
en daarmee samenhangende coördinerende taken. Het gaat hier enkel om de loonkosten
van medewerkers die een significant deel van hun arbeidstijd (>50%) met deze activiteiten
bezighouden.
|
|
B2
|
Markt-onderzoek
|
• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met marktonderzoek ter ondersteuning
van de mediaprogrammering
• Ingekocht marktonderzoek ter ondersteuning van de mediaprogrammering
|
|
B3
|
Documentatie & Archivering
|
• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met de documentatie en archivering
van papieren materialen (beleidsarchief, administratie, bestuursverslagen etc.)
• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met de documentatie en archivering
van programmamateriaal (videobestanden, audiobestanden, etc.)
• Tijdelijke inhuur medewerkers documentatie & archivering
• Kosten bewaarbanden
• Bewaarloon banden Technicolor
• Vernietigingskosten banden
• Advieskosten op het gebied van documentatie en archivering
|
|
B4
|
Idee- en concept-ontwikkeling
|
• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met idee-, concept-, format- en
programmaontwikkeling. De loonkosten worden als organisatiekosten aangemerkt, overige
kosten worden als directe productiekosten aangemerkt.
|
C.
Huisvesting
|
C1
|
Gebouw-kosten (excl. studio)
|
• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met gebouwtechnisch beheer
• Tijdelijke inhuur medewerkers gebouwtechnisch beheer
• Afschrijvingen op gebouwen en afschrijvingen op verbouwingskosten
• Afschrijvingen op installaties
• Rentelasten op hypotheek huisvesting
• Toegerekende kapitaallasten voor huisvesting, indien pand is gefinancierd met eigen
vermogen
• Huurlasten van huisvesting
• Servicekosten in geval van huur
• Huurlasten parkeerterreinen
• Assurantie samenhangend met huisvesting
• Gemeentelijke belastingen, heffingen, en leges (OZB, verontreinigingsheffing)
• Waterschapsbelasting
• Kosten interne verbouwingen en renovaties
• Kosten interne verhuizingen
• Tekeningenbeheer
• Onderhoudskosten (timmer- en metselwerk, loodgieterskosten, elektriciteitswerk,
schilderwerk, stoffeerwerk, reparatiewerkzaamheden vloer, afpompen koelmachine, verhelpen
storingen, periodieke inspecties, kosten onderhoudscontracten, etc.)
• Reparatie en klein onderhoud
• Dotatie voorziening onderhoud
• Kosten plantenbakken
• Kosten onderhoud tuinen
|
|
C2
|
Inventaris
|
• Afschrijvingen inventaris met een kostprijs > € 454
• Kosten inventaris met een kostprijs < € 454 (bureaus, bureaustoelen, ventilatoren,
etc.)
• Aanschaf bedrijfsmiddelen
• Onderhoud inventaris
|
|
C3
|
GWE
|
• Kosten gas
• Kosten water
• Kosten elektra (excl. studio)
|
|
C4
|
Gebouw-exploitatie
|
• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met huishoudelijke zaken
• Loonkosten van medewerkers beveiliging, receptie
• Loonkosten van medewerkers klantcontactcentrum en telefonisten
• Kosten van tijdelijke inhuur medewerkers huishoudelijke zaken, beveiliging en receptie,
klantcontactcentrum en telefonisten.
• Kosten van uitbesteding huishoudelijke zaken, beveiliging en receptie, klantcontactcentrum
en telefonisten.
• Kosten inbraakinstallatie
• Kosten beveiligingscamera's
• Schoonmaakkosten (zowel kosten van personeel als schoonmaakmiddelen)
• Kosten sanitaire artikelen
• Kosten vuilafvoer
• Advieskosten ten aanzien van huisvesting
|
|
C5
|
Postkamer & Repro
|
• Loonkosten van medewerkers postkamer en repro
• Kosten tijdelijke inhuur medewerkers postkamer en repro
• Koeriersdiensten direct samenhangend met postbehandeling (interne haal- en brengservices,
stadsritten)
|
|
C6
|
Catering
(niet aan maken programma verbonden)
|
• Loonkosten medewerkers catering
• Kosten tijdelijke inhuur medewerkers catering
• Kosten koffieautomaten (afschrijving, automaat, koffie, thee)
• Kosten overige vrij verkrijgbare (voedings-)producten (suiker, melk, roerstaafjes,
bekertjes etc.) (waarbij geen sprake is van een noodzakelijke declaratie of vergoeding
van de medewerker)
• Kosten serviesgoed en keukengerei
|
D. ICT
|
D1
|
Automatisering en werkplek-ondersteuning
|
• Loonkosten medewerkers die zich bezighouden met automatisering en werkplekondersteuning
• Kosten tijdelijke inhuur medewerkers automatisering en werkplekondersteuning
• Kosten installatie en implementatie hardware en softwaresystemen
• Kosten onderhoud automatiseringshardware en -software
• Kosten onderhoud netwerk
• Kosten serviceovereenkomsten
• Desktop PC's en laptops
• Desk phones
• Printers, printer services, cartrigdes etc.
• Overige generieke hardware (hard drives, chargers, batterijen etc.)
• Werkpleksoftware
• Web based applicatiekosten
• Kosten generieke ICT-licenties en certificaten
• Afschrijvingen op licenties
• Verzekeringskosten hardware en software
• Kosten leasecontracten ICT-hardware en -software
• Doorberekening ICT-kosten
• Kosten advies mbt ICT, automatisering en werkplekondersteuning
|
|
D2
|
Algemene ICT- infrastructuur
|
• Kosten internet en data hosting
• Internet abonnementskosten
• Kosten email hosting en VPN services
• Kosten interne en externe housing en hosting (servercapaciteit)
• Kosten domeinregistratie
• Netwerk- en systeemcomponenten (routers, switchers, interne bekabeling etc.)
• Netwerk- en systeemsoftware
• Kosten glasvezelverbindingen
|
E. Overige organisatiekosten
|
E1
|
Opleidingen en
trainingen
|
• Kosten opleiding en studie
• Kosten educatief verlof
• Kosten trainingen en cursussen (excl. direct aan programma’s gerelateerd)
• Kosten deelname (educatief) congres
• Kosten coaching
|
|
E2
|
Ziekteverlof en uitkeringen
|
• Loonkosten medewerkers langdurig ziekte- en arbeidsongeschiktheidsverlof
• Kosten arbodienst
• Kosten bedrijfsarts
• Kosten zwangerschapsverlof
• Kosten zorgverlof
• Ontslagvergoedingen
• Kosten Sociaal Plan
• Dotatie reorganisatievoorzieningen samenhangend met personeel
|
|
E3
|
Algemene
Kredietrente
|
• Algemene lasten kredietrente, niet direct samenhangend met de financiering van huisvesting,
ICT, productiefaciliteiten etc.
|
|
E4
|
Reis- en verblijfkosten indirect personeel
|
• Reis- en verblijfkosten binnenland en buitenland
• Parkeer, tol- en veergelden
• Auto km-vergoeding
• Autohuur (inclusief benzine)
• OV-jaarkaart en OV-fiets
• Visa, vergunningen en permits
|
|
E5
|
Telefoon-kosten indirect personeel
|
• Telefoonvergoeding
• Kosten abonnementen mobiele telefonie
• Gesprekskosten mobiele telefonie
• Mobiele telefoon hardware
• Telefoonkosten binnenland en buitenland
• Telefoonkosten centrale
• Projectkosten en advieskosten samenhangend met telefonie
|
|
E6
|
Algemene persoons-gebonden kosten
|
• Representatie binnenland en buitenland (voor indirect personeel)
• Kosten bedrijfsauto's
• Afschrijving bedrijfsauto's
• Werkgeversbijdrage kantinekosten
• Kosten dienstkleding (incl. wasserij en stomerij)
• Kerstpakket
• Geschenken, cadeaus, bloemen
• Gratificaties, jubilea, afscheid
• Personeeluitjes en -feesten
|
|
E7
|
Overige kosten indirect personeel
|
• Kantoorbenodigdheden (incl. magazijn)
• Vergader- en receptiekosten
• Abonnementen
• Lectuur, boeken en tijdschriften
• Relatiegeschenken
• Gedeclareerde catering indirecte functies
• Overige declaraties
|
X Noot
1Onder loonkosten worden de volgende kosten verstaan: salariskosten, sociale lasten,
pensioenlasten, december- en vakantie-uitkering, NRD-uitkering, arbeidsmarkttoeslagen,
werkgeversbijdrage zorgverzekeringen.
Model VIa Toelichting op nevenactiviteiten29
Nr
|
Omschrijving nevenactiviteit
|
Baten
|
Lasten
|
Resultaat
|
01
|
|
€
|
€
|
€
|
02
|
|
|
|
|
03
|
|
|
|
|
04
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal nevenactiviteiten
|
€
|
€
|
€
|
Toelichting:
Het totaal van de kolom baten van de specificatie sluit aan op de verantwoorde baten
in de exploitatierekening.
Model VIb Toelichting op nevenactiviteiten per cluster30
|
Cluster 1
|
Cluster 2
|
Cluster ..
|
Overig1
|
Totaal
|
Baten
|
|
|
|
|
|
2. Programmagebonden eigen bijdragen
|
|
|
|
|
|
3. Opbrengst programmabladen
|
|
|
|
|
|
4. Opbrengst overige nevenactiviteiten
|
|
|
|
|
|
6. Overige bedrijfsopbrengsten
|
|
|
|
|
|
7. Som der bedrijfsopbrengsten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Lasten
|
|
|
|
|
|
8. Lonen en salarissen
|
|
|
|
|
|
9. Sociale lasten
|
|
|
|
|
|
10. Afschrijvingen op immateriële en materiële vaste activa
|
|
|
|
|
|
11. Bijzondere waardevermindering van vlottende activa
|
|
|
|
|
|
12. Directe productiekosten
|
|
|
|
|
|
13. Overige bedrijfslasten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
14. Toerekening organisatie kosten
|
|
|
|
|
|
15. Som der bedrijfslasten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
16. Bedrijfsresultaat
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
17. Opbrengst van vorderingen die tot de vaste activa behoren
|
|
|
|
|
|
18. Rentebaten en inkomsten uit beleggingen
|
|
|
|
|
|
19. Waardeverandering van vorderingen die tot de vaste activa behoren
|
|
|
|
|
|
20. Waardeverandering van beleggingen resp. effecten
|
|
|
|
|
|
21. Rentelasten en soortgelijke kosten (-/-)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
22.Som der financiële baten en lasten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
23. Exploitatieresultaat voor toerekeningen Eigen Bijdragen
|
|
|
|
|
|
X Noot
1(Experimentele) nevenactiviteiten (zoals publiek-private samenwerkingsverbanden die
kwalificeren als nevenactiviteit) die niet in één van de voorgaande clusters zijn
opgenomen.
Indien de exploitatie van een individuele nevenactiviteit niet kostendekkend is, wordt
deze nevenactiviteit separaat verantwoord. De informatie die over die nevenactiviteit
dient te worden verstrekt staat in paragraaf 2.3.5 van dit Handboek.
Model VII Sponsorbijdragen en bijdragen van derden31
|
|
|
|
|
|
specificatie bijdragen derden in €
|
|
Aantal
|
naam
|
totale
|
commerciële
|
NPO-Fonds
|
CoBO
|
Mediafonds1
|
overige
|
Titel Media-aanbod
|
afleveringen
|
organisatie
|
bijdrage in €
|
sponsoring
|
|
|
|
derden
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Aansluiting exploitatierekening----->>>>
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Aansluiting " vermindering van voorraad" in balans ----->>>>
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal ontvangen bijdragen derden door buitenproducent---->>>>
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
X Noot
1Het Mediafonds beëindigt in 2016 zijn activiteiten.
Verklaring kolommen
|
|
Media-aanbodtitel
|
De naam van het media-aanbod waarvoor een bijdrage van een sponsor of een derde is
ontvangen.
|
Aantal afleveringen
|
Het aantal afleveringen van het media-aanbod waarop de bijdrage betrekking heeft.
|
Naam organisatie
|
De naam van de organisatie of instelling die een bijdrage heeft verstrekt.
|
Totale bijdrage in €
|
De financiële bijdragen die zijn ontvangen ten behoeve van media-aanbod. Dit betreft
bijdragen van particulieren , ondernemingen, overheidsinstellingen, instellingen zoals
genoemd in artikel 1.1,tweede lid MW 2008, overige organisaties.
|
|
Alle bijdragen die in de exploitatierekening zijn verantwoord worden vermeld. Het
totaal sluit aan met de exploitatierekening.
|
|
Indien meerdere organisaties bijdragen hebben verstrekt voor één bepaald media-aanbod
worden zij apart genoemd.
|
Commerciële sponsoring
|
De bijdrage nogmaals invullen indien afkomstig van een particuliere onderneming.
|
CoBo, Mediafonds
|
De bijdrage nogmaals invullen indien afkomstig van één van deze fondsen.
|
Overige derden
|
De bijdrage nogmaals invullen indien afkomstig van een overheidsinstelling, een instelling
zoals genoemd in artikel 1.1, tweede lid MW 2008 of een overige organisatie of instelling
hier niet eerder genoemd.
|
Model VIII Bartering-contracten32
Nr.
|
Participant barterovereenkomt
|
Aanvang
|
Einde
|
Prestatie aan de omroepinstelling
|
Prestatie door de omroepinstelling
|
Factuur bedrag
|
01
|
|
|
|
|
|
€
|
02
|
|
|
|
|
|
|
03
|
|
|
|
|
|
|
04
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal
|
€
|
Model IX bedrijfsvoeringverklaring33
Deze verklaring is conform het Handboek Financiële Verantwoording Regionale Publieke
Media-instellingen en RPO een toevoeging van de directie aan de jaarrekening. Bedrijfsvoering
is in deze verklaring als volgt gedefinieerd: ‘de sturing en beheersing van de bedrijfsprocessen
binnen de organisatie om de gestelde (beleids)doelstellingen te kunnen realiseren’.
Ten behoeve van deze verklaring zijn volgende onderwerpen nader beschreven:
-
• Risicomanagement: de wijze van sturing en beheersing inzake de onderstaande risico’s:
-
• Administratieve organisatie en het systeem van informatievoorziening
-
• Kwaliteitsborging: de wijze van sturing en beheersing inzake kwaliteitsdoelstellingen
(beleid)
-
• Personeel: de wijze van sturing en beheersing inzake personeelsdoelstellingen (beleid)
-
• Integriteit:
-
o de wijze van sturing op en beheersing van integriteitsdoelstellingen;
-
o de integriteitsregeling, die zowel betrekking heeft op medewerkers als directie en
bestuur en tenminste de volgende onderwerpen omvat:
-
o een verklaring van de directie inzake de integriteit van bestuurders en werknemers
(zie model X);
-
• Scheiding van publieke en private geldstromen: sturing en beheersing inzake de scheiding
van van hoofd- en neventaken
Van de bovenstaande onderwerpen is een beschrijving van de sturing en beheersing op
hoofdlijnen in het bestuursverslag opgenomen.
[Optioneel]
Binnen [naam van de omroep] is in het bijzonder aandacht geweest voor de volgende
onderwerpen:
Op basis van de huidige inzichten en onderkende risico’s verklaart het besturende
orgaan van [naam van de omroep] dat niet is gebleken dat de bedrijfsvoering in 20XX
niet heeft gefunctioneerd. Deze bedrijfsvoeringsverklaring heeft het besturende orgaan
besproken met het toezichthoudende orgaan.
[Plaats], [Datum]
[ondertekening]
Model X verklaring integriteit van bestuurders en werknemers
Betreft media-instelling:
Statutaire vestigingsplaats:
Bijlage bij jaarrekening:
Hierbij verklaart het bestuur dat regionale media-instelling X in 200Y, in overeenstemming
met artikel
2.142, eerste lid, van de Mediawet 2008, er voor heeft gezorgd dat noch de leden van
de directie, noch werknemers of andere personen of rechtspersonen waarmee regionale
media-instelling X een overeenkomst met het oog op de verzorging van haar programma’s
heeft gesloten, voor zichzelf, voor andere personen of rechtspersonen een op geld
waardeerbaar voordeel van derden hebben bedongen of aanvaard, dat direct of indirect
verband houdt met werkzaamheden van de betrokkene voor regionale media-instelling
X.
Daarnaast verklaart het bestuur dat bestuurders, medewerkers of hun partners geen
financiële of andere belangen hebben in ondernemingen, organisaties e.d. die een directe
dan wel indirecte relatie met regionale media-instelling X hebben.
Ondertekening door /namens bestuur met vermelding van naam en functie
Bijlage controleprotocol publieke media-instellingen
1. Inleiding
Voor welke instellingen geldt dit controleprotocol?
Op basis van de artikelen 2.172 en 2.173a MW 2008 is dit protocol van toepassing op
de regionale publieke media-instellingen.
Doel
De op basis van artikel 2.170 MW 2008 door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
(hierna: MOCW) ter beschikking gestelde budgetten worden via het Commissariaat verstrekt
aan het Commissariaat voor de Media, die deze gelden ter beschikking stelt aan de
regionale publieke media-instellingen. Namens de MOCW verwacht de regionale publieke
media-instelling van de instellingsaccountant een verklaring van getrouwheid en van
rechtmatigheid bij de jaarrekening van de regionale publieke media-instelling. Het
controleprotocol is bedoeld om de verwachtingen van MOCW vast te leggen ten aanzien
van deze verklaringen. Deze verklaringen zijn mede de basis voor het oordeel van de
departementale accountant bij de departementale jaarrekening.
Wettelijk kader
De regionale publieke media-instellingen leggen op grond van artikel 2.173a MW 2008
financiële rekening en verantwoording af aan het Commissariaat over de financiële
rechtmatigheid van de uitgaven. Krachtens artikel 2.172, derde lid, juncto artikel
2.173a, derde lid, MW 2008 zijn nadere regels gesteld voor de inrichting van de jaarrekening.
Deze regels zijn opgenomen in het Handboek Financiële Verantwoording regionale publieke
media-instellingen 2016 (hierna: Handboek). Voor het rechtmatigheidsoordeel controleert
de instellingsaccountant de naleving van:
-
– de artikelen van de MW 2008 die zijn vermeld in dit controleprotocol;
-
– de Wet Normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector;
-
– de Europese wet- en regelgeving inzake aanbestedingen;
-
– het Handboek;
-
– de aanwijzingen van het Commissariaat;34
-
– en relevante beleidsregels van het Commissariaat).
Een en ander zoals uitgewerkt in de Bijlage Wet- en regelgeving inzake financiële
rechtmatigheid en in de Bijlage Beleidsregels van het Commissariaat voor de Media.
Het object van controle is de verantwoording van de publieke media-instelling. De
verantwoording bestaat uit de jaarrekening, het bestuursverslag volgens artikel 391
BW 2 (inclusief de bedrijfsvoeringverklaring) en de overige gegevens van artikel 392
BW 2, eerste lid, onder b tot en met f. Bij de controle van de jaarrekening stelt
de instellingsaccountant de getrouwheid daarvan vast. Hieronder worden mede verstaan
de toedeling van de kosten naar radio- en televisieprogramma’s, overig media-aanbod
en nevenactiviteiten en naar categorie (direct – organisatie).
De controle van de jaarrekening is tevens gericht op de financiële rechtmatigheid
van de bestedingen en inkomsten. Op grond van zijn controlewerkzaamheden dient de
instellingsaccountant een getrouwheids- en rechtmatigheidsoordeel, zoals opgenomen
in het model Controleverklaring, af te geven bij de jaarrekening.35
De instellingsaccountant stelt tevens vast dat geen tekortkomingen zijn gebleken naar
aanleiding van het onderzoek, dat het bestuursverslag inclusief de bedrijfsvoeringverklaring
overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld en dat de in artikel 392, eerste lid,
onder b tot en met f, BW 2 vereiste gegevens zijn toegevoegd. Ook stelt hij vast dat,
voor zover hij dit kan beoordelen, het bestuursverslag inclusief de bedrijfsvoeringverklaring
verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist ingevolge artikel 391, vierde lid,
BW 2. Verder moet de accountant conform artikel 393, derde en vijfde lid, aanhef en
onder g, BW 2 vaststellen of er in het licht van de tijdens de controle verkregen
kennis en begrip omtrent de rechtspersoon en haar omgeving, materiële onjuistheden
in het bestuursverslag zijn vastgesteld met opgave van de aard van deze onjuistheden.
De controle dient te worden uitgevoerd in overeenstemming met de Nadere Voorschriften
Controle- en overige standaarden (NV COS) zoals uitgegeven door de Nederlandse Beroepsorganisatie
van Accountants (NBA) en de aanwijzingen zoals opgenomen in dit controleprotocol.
Bij de controle op de naleving van het bepaalde in de WNT dient de instellingsaccountant
uit te gaan van het Controleprotocol WNT36 van het ministerie van BZK.
Procedure
De regionale publieke media-instellingen sturen in overeenstemming met artikel 2.173a,
tweede lid, MW 2008 vóór 1 mei de jaarrekening in bij het Commissariaat. Het Commissariaat
stelt op grond van de artikelen 2.173 en 7.7 t/m 7.8 MW 2008 vóór 1 september een
verantwoording op over het beheer van de mediagelden in het voorgaande boekjaar, voorzien
van een getrouwheids- en rechtmatigheidsoordeel van de accountant van het Commissariaat,
ten behoeve van MOCW. In deze verantwoording zijn de vaststellingen opgenomen van
de mediabijdragen over voorgaande jaren voor alle regionale publieke media-instellingen,
die door tussenkomst van het Commissariaat worden bekostigd.
De accountant van het Commissariaat maakt voor de hiervoor genoemde verantwoording
gebruik van de controleverklaringen bij de jaarrekeningen van de regionale publieke
media-instellingen. Daarnaast maakt hij gebruik van de jaarlijkse toetsing door het
Commissariaat van de financiële rechtmatigheid van de besteding van de mediabijdragen.
Het Commissariaat is belast met de jaarlijkse toetsing van de financiële rechtmatigheid
van de besteding van mediagelden op basis van de jaarrekeningen van de regionale publieke
media-instellingen en de RPO. De toetsing van de financiële rechtmatigheid geschiedt
door het Commissariaat. Een van de beheermaatregelen die het Commissariaat ter beschikking
staat, is het reviewen van de accountantscontroles bij de regionale publieke media-instellingen
en de RPO. Het doel van de review is het krijgen van inzicht in de kwaliteit en toereikendheid
van de door de instellingsaccountants uitgevoerde werkzaamheden. De uitkomsten van
deze review gebruikt de accountant van het Commissariaat voor de controle van de jaarrekening
van het Commissariaat. Het Commissariaat kan de reviewtaak uitbesteden aan een registeraccountant.
De reviews worden uitgevoerd mede op basis van een roulatiesysteem.
2. Reikwijdte accountantsonderzoek
Onderzoeksaanpak
De instellingsaccountant neemt in zijn controledossier een risicoanalyse op, waarin
expliciet rekening wordt gehouden met de aandachtspunten van dit controleprotocol.
Dit controledossier vormt de basis voor een review die het Commissariaat kan (laten)
uitvoeren. De instellingsaccountant controleert de financiële rechtmatigheid van de
besteding van de mediagelden. De op de financiële rechtmatigheid van toepassing zijnde
wettelijke bepalingen uit de MW 2008 en overige relevante wet- en regelgeving zijn
limitatief aangegeven in bijlage ‘Wet- en regelgeving inzake financiële rechtmatigheid'.
Van de instellingsaccountant wordt verwacht dat hij over de naleving van deze bepalingen
rapporteert in het accountantsverslag.
In bepaalde gevallen is een gesubsidieerde instelling in de zin van de Europese regelgeving
een aanbestedende dienst. De accountant controleert in dat geval of de instelling
de richtlijnen voor Europese aanbesteding naleeft. De accountant gaat na of bij in
het controlejaar aangegane verplichtingen de Europese aanbestedingsregels zijn nageleefd.
De accountant weegt zijn bevindingen mee in zijn oordeel. Indien de accountantscontrole
fouten aan het licht brengt die de instelling niet herstelt, vermeldt de accountant
deze in het accountantsverslag. Met betrekking tot de naleving van deze Europese regelgeving
geldt een rapportagetolerantie van 0%.
Bij de jaarlijkse toetsing van de financiële rechtmatigheid van alle bestedingen en
inkomsten kunnen door het Commissariaat aanwijzingen zijn gegeven. De instellingsaccountant
betrekt de naleving van de aanwijzingen in zijn controle. Voor zover deze niet zijn
nageleefd, maakt de instellingsaccountant daarvan melding in het accountantsverslag.
Tevens weegt de instellingsaccountant eventuele fouten en onzekerheden die hieruit
voortvloeien, bij de strekking van het getrouwheids- en rechtmatigheidsoordeel.
Voor de controle van de volledigheid van de sponsoropbrengsten van buitenproducenten
(zie ook model VII), stelt de accountant vast of de meldingen die de omroeporganisatie
van de buitenproducent in het boekjaar heeft ontvangen en vastgelegd in de administratie,
allen zijn verantwoord in de toelichting op de jaarrekening. Tevens stelt de accountant
vast of de omroeporganisatie schriftelijk heeft vastgelegd (bijvoorbeeld in contracten)
dat buitenproducenten sponsoropbrengsten aan de omroeporganisatie moeten melden. Tekortkomingen
in de interne beheersing omtrent buitenproducenten worden opgenomen in het accountantsverslag.
Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid
De instellingsaccountant richt zijn controle zodanig in dat hij met een betrouwbaarheid
van 95% de uitspraak kan doen dat in de verantwoording geen afwijkingen (onjuistheden
en onzekerheden) voorkomen met een belang dat groter is dan de voorgeschreven toleranties.
Voor de strekking van de controleverklaring gelden de volgende toleranties in het
onderstaande schema:
Schema 1. Toleranties
|
Onjuistheden
(in de verantwoording)
|
Onzekerheden
(in de controle)
|
|
Beperking
|
Afkeuring
|
Beperking
|
Oordeels-onthouding
|
Rechtmatigheid
% van de totale lasten
|
>1 en <3
|
=>3
|
>3 en <10
|
=>10
|
Getrouwheid
Balans (% van de balanstelling)
Exploitatierekening (% van de baten)
|
>5 en <10
>2 en <5
|
=>10
=>5
|
>5 en <10
>5 en <10
|
=>10
=>10
|
Voor het omgaan met geconstateerde fouten geldt de volgende gedragslijn. Geconstateerde
fouten die invloed kunnen hebben op de financiële rechtmatigheid van de bestedingen
en inkomsten, moeten voor zover mogelijk door de instelling worden gecorrigeerd. Indien
dit niet meer mogelijk is, gelden de tolerantiegrenzen zoals weergegeven in schema
1. Voor het omgaan met geconstateerde fouten die invloed hebben op de getrouwheid
van bestedingen en inkomsten gelden de toleranties die in schema 1 staan. De instelling
corrigeert deze fouten als de tolerantiegrens wordt overschreden. De accountant vermeldt
alle fouten groter dan 0,1% van de lasten die niet zijn gecorrigeerd in het accountantsverslag.
Normenkader
De regionale publieke media-instelling stelt de jaarrekening op in overeenstemming
met de richtlijnen die zijn opgenomen in het Handboek, de richtlijnen die zijn opgenomen
in BW 2 Titel 9 en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving.
De instellingsaccountant controleert de jaarrekening van de regionale publieke media-instellingen.
De controle is gericht op het vaststellen van de getrouwheid van de jaarrekening en
op de toetsing van de financiële rechtmatigheid van alle bestedingen en inkomsten.
Onder financiële rechtmatigheid wordt verstaan dat alle financiële transacties van
de regionale publieke media-instelling hebben plaatsgevonden binnen de bepalingen
die bij het wettelijke kader zijn weergegeven. Als een financiële transactie in strijd
met het wettelijke kader heeft plaatsgevonden, dan merkt de instellingsaccountant
het totale bedrag van de financiële transactie aan als een fout in de verantwoording.
Het totaal aan financiële rechtmatigheidsfouten betrekt de instellingsaccountant bij
het rechtmatigheidsoordeel.
De instellingsaccountant stelt vast dat de opgave van het bedrag van de bezoldiging
voor de bestuurders juist en volledig is. De verplichtingen, bedoeld in artikel 383c
van Titel 9 Boek 2 BW, zijn van toepassing. Dit betekent voor publieke media-instellingen
dat zij een opgave op naamsniveau moet doen van alle bestuurders en gewezen bestuurders.
De accountant stelt aan de hand van de administratie van de regionale publieke media-instelling
integraal vast of de gegevens in de jaarrekening van de regionale publieke media-instelling
op grond van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke
sector (WNT) juist en volledig zijn. Indien dit niet het geval is, geeft de accountant
een ander dan goedkeurend getrouwheidsoordeel af en vermeldt hij de ontbrekende informatie
alsnog in zijn verklaring. In dit kader wordt verwezen naar NBA Praktijkhandreiking
1 115 Aanpassing van het oordeel in de controleverklaring bij materiële tekortkomingen
in de toelichting op de jaarrekening.
3. Rapportages accountantsonderzoek
Controleverklaring
De departementale accountant en het Commissariaat moeten beschikken over een rechtmatigheidsoordeel
inzake de bestedingen en de inkomsten van de mediagelden zoals verantwoord in de jaarrekening,
en een getrouwheidsoordeel inzake de jaarrekening. De instellingsaccountant van de
regionale publieke media-instelling verstrekt daartoe een controleverklaring inzake
getrouwheid en financiële rechtmatigheid bij de jaarrekening. De instellingsaccountant
hanteert bij het opstellen van de goedkeurende controleverklaring het voorgeschreven
model dat bij dit controleprotocol is gevoegd.
In het model zijn specifieke teksten opgenomen inzake het Handboek, de WNT en financiële
rechtmatigheid. Deze specifieke teksten neemt de accountant op in de controleverklaring.
De accountant stelt vast of de modelverklaring voor wat betreft de algemene teksten,
zoals de overige bij wet gestelde eisen (waaronder bestuursverslag en overige gegevens),
in overeenstemming zijn met de laatste controleverklaring bij de jaarrekening zoals
deze is vermeld op de website van de NBA. Indien deze algemene teksten afwijken van
de modelverklaring, neemt de accountant de algemene teksten over zoals vermeld op
de website van de NBA.
Bij een niet-goedkeurende controleverklaring past de accountant het model aan overeenkomstig
de betreffende voorbeeldteksten van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants.
De instellingsaccountant waarmerkt de jaarrekening.37
Accountantsverslag
De instellingsaccountant stelt een accountantsverslag op en deelt dit verslag met
de raad van toezicht van de media-instelling. Het bestuur stuurt dit verslag naar
het Commissariaat. In het accountantsverslag rapporteert de instellingsaccountant
tenminste over de financiële beheershandelingen (alle genoemde onderdelen uit de bijlage
Wet- en regelgeving, onderdeel ‘Financiële beheershandelingen’), materialiteitbepaling
en overzicht van controleverschillen, het niet naleven van aanwijzingen van het Commissariaat
en over niet door de instelling gecorrigeerde fouten.
Bijlage model controleverklaring
CONTROLEVERKLARING VAN DE ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT
Aan: de directie en de raad van toezicht van (naam instelling)
A. Verklaring over de in het jaarverslag opgenomen jaarrekening 2016
Ons oordeel
Wij hebben de in dit jaarverslag opgenomen jaarrekening 2016 van ... (naam entiteit)
te ... (statutaire vestigingsplaats) gecontroleerd.
Naar ons oordeel:
-
• geeft de in het jaarverslag opgenomen jaarrekening een getrouw beeld van de grootte
en de samenstelling van het vermogen van (naam instelling) per 31 december 2016 en
van het resultaat over 2016 in overeenstemming met de Regeling financiële verantwoording
regionale publieke media-instellingen en de RPO.
-
• voldoen de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 2016
in alle van materieel belang zijnde aspecten aan de eisen van financiële rechtmatigheid.
Dit houdt in dat deze bedragen tot stand zijn gekomen in overeenstemming met de in
de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in de Regeling
financiële verantwoording regionale publieke media-instellingen.
De jaarrekening bestaat uit:
-
1. de balans per 31 december 2016
-
2. de exploitatierekening over 2016 en
-
3. de toelichting met een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving
en andere toelichtingen.
De basis voor ons oordeel
Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de
Nederlandse controlestandaarden, het Controleprotocol Publieke Media-instellingen
van de Regeling financiële verantwoording regionale publieke media-instellingen en
de RPO en het Controleprotocol WNT vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan
zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening’.
Wij zijn onafhankelijk van …(naam instelling) zoals vereist in de Verordening inzake
de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere voor
de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Verder hebben wij voldaan
aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).
Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is
als basis voor ons oordeel.
B. Verklaring over de in het jaarverslag opgenomen andere informatie
Naast de jaarrekening en onze controleverklaring daarbij, omvat het jaarverslag andere
informatie, die bestaat uit:
-
– het bestuursverslag;
-
– de overige gegevens;
Op grond van onderstaande werkzaamheden zijn wij van mening dat de andere informatie:
-
– met de jaarrekening verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat;
-
– alle informatie bevat die op grond van de Regeling financiële verantwoording regionale
publieke media-instellingen en de RPO vereist is.
Wij hebben de andere informatie gelezen en hebben op basis van onze kennis en ons
begrip, verkregen vanuit de jaarrekeningcontrole of anderszins, overwogen of de andere
informatie materiële afwijkingen bevat.
Met onze werkzaamheden hebben wij voldaan aan de vereisten in Regeling financiële
verantwoording regionale publieke media-instellingen en de RPO en de Nederlandse Standaard
720. Deze werkzaamheden hebben niet dezelfde diepgang als onze controlewerkzaamheden
bij de jaarrekening.
Het bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van de andere informatie, waaronder
het bestuursverslag en de overige gegevens in overeenstemming met Regeling financiële
verantwoording regionale publieke media-instellingen en de RPO.
C. Beschrijving van verantwoordelijkheden met betrekking tot de jaarrekening
Verantwoordelijkheden van de directie en de raad van toezicht
De directie is verantwoordelijk voor het opmaken en getrouw weergeven van de jaarrekening
en voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met de Regeling
financiële verantwoording regionale publieke media-instellingen en de RPO en de bepalingen
bij en krachtens de WNT. De directie is ook verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid
van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt
in dat de totstandkoming van deze bedragen in overeenstemming dient te zijn met de
in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in de Regeling
financiële verantwoording regionale publieke media-instellingen en de RPO. In dit
kader is de directie verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing die de
directie noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder
afwijkingen van materieel belang als gevolg van fouten of fraude.
Bij het opmaken van de jaarrekening moet de directie afwegen of de instelling in staat
is om haar werkzaamheden in continuïteit voort te zetten. Op grond van genoemd verslaggevingsstelsel
moet de directie de jaarrekening opmaken op basis van de continuïteitsveronderstelling,
tenzij de directie het voornemen heeft om de instelling te liquideren of de bedrijfsactiviteiten
te beëindigen of als beëindiging het enige realistische alternatief is.
De directie moet gebeurtenissen en omstandigheden waardoor gerede twijfel zou kunnen
bestaan of de instelling haar bedrijfsactiviteiten in continuïteit kan voortzetten,
toelichten in de jaarrekening.
De raad van toezicht is verantwoordelijk voor het uitoefenen van toezicht op het proces
van financiële verslaggeving van de instelling.
Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening
Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht
dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door
ons af te geven oordeel.
Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid
waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle materiële fouten
ontdekken.
Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien
redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed
kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze jaarrekening
nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden
en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel.
Wij hebben deze accountantscontrole professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar
relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse
controlestandaarden, het Controleprotocol Publieke Media-instellingen van de Regeling
financiële verantwoording regionale publieke media-instellingen en de RPO, het Controleprotocol
WNT, ethische voorschriften en de onafhankelijkheidseisen. Onze controle bestond onder
andere uit:
-
• het identificeren en inschatten van de risico’s dat de jaarrekening afwijkingen van
materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude dan wel het niet rechtmatig
tot stand komen van baten, lasten en balansmutaties, het in reactie op deze risico’s
bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden en het verkrijgen van controle-informatie
die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico
dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij
fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk
nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken
of het doorbreken van de interne beheersing;
-
• het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle
met als doel controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden.
Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit
van de interne beheersing van de instelling;
-
• het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving
en de gebruikte financiële rechtmatigheidscriteria en het evalueren van de redelijkheid
van schattingen door de directie en de toelichtingen die daarover in de jaarrekening
staan;
-
• het vaststellen dat de door de directie gehanteerde continuïteitsveronderstelling
aanvaardbaar is. Tevens op basis van de verkregen controle-informatie vaststellen
of er gebeurtenissen en omstandigheden zijn waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan
of de instelling haar bedrijfsactiviteiten in continuïteit kan voortzetten. Als wij
concluderen dat er een onzekerheid van materieel belang bestaat, zijn wij verplicht
om aandacht in onze controleverklaring te vestigen op de relevante gerelateerde toelichtingen
in de jaarrekening. Als de toelichtingen inadequaat zijn, moeten wij onze verklaring
aanpassen. Onze conclusies zijn gebaseerd op de controle-informatie die verkregen
is tot de datum van onze controleverklaring. Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden
kunnen er echter toe leiden dat een onderneming haar continuïteit niet langer kan
handhaven.
-
• het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van de jaarrekening en de daarin
opgenomen toelichtingen;
-
• het evalueren of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de onderliggende transacties
en gebeurtenissen en of de in de jaarrekening verantwoorde baten en lasten alsmede
de balansmutaties in alle van materieel belang zijnde aspecten voldoen aan de eisen
van financiële rechtmatigheid.
Wij communiceren met de raad van toezicht onder andere over de geplande reikwijdte
en timing van de controle en over de significante bevindingen die uit onze controle
naar voren zijn gekomen, waaronder eventuele significante tekortkomingen in de interne
beheersing.
Wij bevestigen aan de raad van toezicht dat wij de relevante ethische voorschriften
over onafhankelijkheid hebben nageleefd. Wij communiceren ook met de raad van toezicht
over alle relaties en andere zaken die redelijkerwijs onze onafhankelijkheid kunnen
beïnvloeden en over de daarmee verband houdende maatregelen om onze onafhankelijkheid
te waarborgen.
Plaats en datum
... (naam accountantspraktijk)
... (naam accountant)
Bijlage wet- en regelgeving
Financiële transacties
|
|
Inhoud
|
Toelichting
|
Artikel Mediawet 2008
|
RPO
|
2.2 juncto 2.60a
|
Besteding bekostiging
|
In dit artikel staat beschreven voor welke taken van de RPO de bekostiging gebruikt
kan worden. Daaronder valt ook het toezicht op naleving van de regelingen en besluiten
die te maken hebben met de coördinatie en ordening van de aanbodkanalen (artikel 2.60).
|
2.60h lid 2b
|
Bindende regelingen
|
De directie van de RPO kan regelingen vaststellen die nodig zijn voor de uitvoering
van de taken van de RPO.
|
2.135
|
Besteding bekostiging
|
De inkomsten van de RPO en publieke media-instellingen dienen uitsluitend te worden
gebruikt voor de uitvoering van de publieke media-opdracht, tenzij de wet anders heeft
bepaald (zie artikel 2.136).
|
2.167, lid 3
|
Ontvangst bekostiging
|
Beschrijft de doorbetaling van de bijdrage uit de Algemene mediareserve door het Commissariaat
aan de raad van bestuur.
|
2.168, lid 2 en 3
|
Ontvangst bekostiging
|
Beschrijft de doorbetaling van de bijdrage uit de renteopbrengsten (op de Algemene
mediareserve) door het Commissariaat aan de raad van bestuur.
|
7.16 lid 1, onderdeel b en lid 2
|
Toepassen financiële sancties
|
Bepaalt dat er geen recht bestaat op een financiële bijdrage voor de verzorging van
het programma-aanbod en dat de bijdrage evenredig wordt verminderd als uren worden
ingetrokken als sanctiemaatregel.
|
Regionale publieke media-instellingen en de RPO
|
2.135, lid 1
|
Besteding bekostiging
|
De inkomsten van de RPO en publieke media-instellingen dienen uitsluitend te worden
gebruikt voor de uitvoering van de publieke media-opdracht.
|
2.170 lid 1
|
Totaalbudget bekostiging
|
Onze Minister stelt jaarlijks voor 1 december het totaalbudget vast.
|
2.170 lid 2
|
Besluit over aanvraag
|
Het Commissariaat beslist voor 1 januari over de aanvragen tot bekostiging van een
RPMI.
|
2.170 lid 5
|
Algemene maatregelen van bestuur
|
Middels algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de wijze
van verdeling van het totaalbudget (zie Mediabesluit 4a)
|
2.170 lid 7
|
Besteding ontvangen gelden.
|
De RPMI besteden de ontvangen bedragen aan de verzorging van media-aanbod op regionaal
niveau.
|
2.170 lid 8
|
Regels voorschot
|
Beschrijving van de wijze van voorwaarden van bekostiging en wijze van bevoorschotting.
|
2.170 lid 9
|
Sancties bij niet of niet tijdig inleveren van de jaarrekening
|
Bepaalt de financiële sanctie voor niet tijdige inlevering van de jaarrekening en
mogelijke financiële sancties bij of krachtens deze wet.
|
2.175
|
Voorschriften voor reserves
|
Beschrijft de wijze waarop gelden voor het verzorgen van media-aanbod en voor het
uitvoeren van de taken en werkzaamheden van de RPMI gereserveerd moeten worden. Bepaalt
maximum van 10% van de uitgaven als reservering.
|
2.176
|
Voorschriften voor reserves
|
Bepaalt dat gereserveerde gelden voor de verzorging van media-aanbod in het volgende
kalenderjaar worden besteed aan de doelen waarvoor zij oorspronkelijk bestemd zijn.
|
2.177
|
Voorschriften voor reserves
|
Bepaalt dat onrechtmatig uitgegeven of te veel gereserveerde gelden worden teruggevorderd
door het Commissariaat.
|
4a Mediabesluit
|
Verdeling budget
|
In dit artikel is de verdeling van het totaalbudget over de verschillende RPMI opgenomen.
|
Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT)
|
1.6
|
Onverschuldigde betalingen
|
Bepaalt hoe overschrijdingen aangemerkt worden.
|
2.1
|
Bezoldigingsmaximum
|
Dit artikel bepaalt wat de maximale bezoldiging is bij zowel voltijds als deeltijds
dienstverband.
|
2.2
|
Bezoldigingsmaximum
|
Bepaalt het maximum voor toezichthoudende organen.
|
2.3
|
Bezoldigingsmaximum
|
Beschrijft hoe het maximum berekend moet worden.
|
2.10
|
Bezoldigingsmaximum
|
Beschrijft regels voor beëindiging dienstverband.
|
2.11
|
Bezoldiging
|
Beschrijft regels voor variabele beloningen.
|
7.3
|
|
Overgangsrecht
|
7.9
|
|
Bepaalt de ingangsdatum (24 november 2012 voor artikel 2.3 en verder 1 januari 2013).
|
Financiële beheershandelingen
|
|
Inhoud
|
Toelichting
|
Artikel Mediawet 2008
|
2.109
|
Sponsoring
|
Sponsorbijdragen worden rechtstreeks door de media-instelling schriftelijk bedongen
of aanvaard.
|
2.113
|
Sponsoring
|
Sponsoring verantwoorden in de jaarrekening.
|
2.117
|
Besteding bekostiging
|
Bepaalt dat het percentage onafhankelijk product minimaal 10% moet zijn.
|
2.132, lid 3
|
Nevenactiviteiten
|
Nevenactiviteiten dienen verband te houden of ten dienste te staan van de verwezenlijking
van de publieke media-opdracht en direct gerelateerd te zijn aan het media-aanbod.
Ze moeten op marktconforme wijze worden verricht en tenminste kostendekkend zijn.
|
2.134
|
Nevenactiviteiten
|
Betreft regels voor nevenactiviteiten.
|
2.141
|
Dienstbaarheid verbod
|
Bepaalt dat de de publieke media-instellingen met al hun activiteiten niet dienstbaar
mogen zijn aan het maken van winst door derden.
|
2.142a
|
Inrichting organisatie
|
Bepaalt de scheiding tussen leiding en toezichthoudend orgaan
|
2.172
|
Jaarrekening
|
Van toepassingsverklaring titel 9 BW 2, Handboek en boekjaar gelijk aan kalenderjaar.
|
2.178
|
Bedrijfsprocessen
|
Deugdelijke inrichting van de bedrijfsprocessen en een deugdelijke administratie.
|
|
Beleidsregels nevenactiviteiten 2009
|
Landelijke en regionale publieke media-instellingen
|
Indien er in de toekomst relevante wijzigingen/aanvullingen plaatsvinden in bovenstaande
wet- en regelgeving, dan zijn deze onverkort van toepassing.
Bijlage beleidsregels van het commissariaat voor de media
Beleidsregel
|
Artikel nr.
|
Inhoud
|
Beleidsregels nevenactiviteiten 2016
|
Art. 8
|
Kostendekkendheid
|
|
Art. 9
|
Kostendekkendheid
|
|
Art. 10
|
Kostendekkendheid
|
Nevenactiviteiten
|
Art. 12
|
Regels voor positieve resultaten, compensatie negatieve resultaten en aanloopverliezen
|
|
Art. 14
|
Meldingsplicht experimentele nevenactiviteiten
|
|
Art. 15
|
Beëindiging nevenactiviteiten
|
Regeling sponsoring publieke media-instellingen 2016
|
Art. 14
|
Sponsorbijdrage rechtstreeks van de sponsors
|
Beleidsbrief Bartering
|
|
Schriftelijk overeenkomen van bartering en diverse voorwaarden waaraan die overeenkomst
moet voldoen.
|
Beleidsregels reclame publieke media-instellingen 2011
|
Art. 6
|
Inkomsten reclame
|
|
Art. 7
|
Dienstbaarheidsverbod
|
Beleidsbrief publiek-private samenwerking
|
|
Deze beleidsbrief kent geen specifieke bepalingen.
|
Het Commissariaat informeert de regionale publieke media-instellingen en de stichting
Regionale Publieke Omroep bij toekomstige wijzigingen van de beleidsregels van het
Commissariaat die relevant zijn voor het rechtmatigheidsoordeel van de instellingsaccountant.