Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 6 maart 2017, nr. WJZ/17020719, tot wijziging van de Regeling Europese EZ-subsidies en Regeling openstelling EZ-subsidies 2017 in verband met de openstelling van de subsidiemodules Rendementsverbeterings-projecten en Aquacultuurinnovatieprojecten en enkele wijzigingen ervan

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 149) en artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling Europese EZ-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.4.3 vervalt: , die de resultaten van het project valideert.

B

Na artikel 3.4.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.4.3a. Validatie door een wetenschappelijke organisatie

De resultaten van het project worden door een wetenschappelijke organisatie gevalideerd.

C

Onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel b, wordt aan artikel 3.4.4 een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. een verklaring van een wetenschappelijke organisatie dat deze bereid is de resultaten van het project te valideren.

D

Artikel 3.4.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel c komt te luiden:

  • c. meer economisch perspectief heeft op toepassing op praktijkschaal (10%);.

2. De onderdelen d tot en met f worden geletterd e tot en met g.

3. Na onderdeel c wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • d. meer technisch perspectief heeft op toepassing op praktijkschaal (10%);.

E

Artikel 3.4.7 komt te luiden:

Artikel 3.4.7. Niet subsidiabele kosten

Onverminderd de artikelen 1.5 en 3.1.2, komen de volgende kosten niet in aanmerking voor subsidie:

  • a. operationele kosten als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van verordening 508/2014;

  • b. kosten voor vervanging of modernisering van hoofd- of hulpmotoren.

F

In artikel 3.4.11 wordt ‘€ 500.000’ vervangen door: € 300.000.

G

Artikel 3.4.13 komt te luiden:

Artikel 3.4.13. Indienen aanvraag tot subsidievaststelling

Onverminderd de artikelen 2.20 en 3.1.5, bevat de aanvraag tot subsidievaststelling in ieder geval:

  • a. een verklaring van de technische of wetenschappelijke organisatie dat zij de rol, bedoeld in artikel 3.4.4, onderdeel b, daadwerkelijk heeft vervuld, en

  • b. een verklaring van de wetenschappelijke organisatie dat zij de resultaten van het project heeft gevalideerd overeenkomstig artikel 3.4.3a.

H

In artikel 3.5.3 vervalt: , die de resultaten van het project valideert.

I

Na artikel 3.5.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.5.3a. Validatie door een wetenschappelijke organisatie

De resultaten van het project worden door een wetenschappelijke organisatie gevalideerd.

J

Artikel 3.5.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen c tot en met e worden geletterd d tot en met f.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, wordt na onderdeel b een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • c. een verklaring van een wetenschappelijke organisatie dat deze bereid is de resultaten van het project te valideren;.

K

Artikel 3.5.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid vervalt.

2. Onderdeel c komt te luiden:

  • c. meer economisch perspectief heeft op toepassing op praktijkschaal (17,5%);.

3. Onderdeel d wordt geletterd e.

4. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • d. meer technisch perspectief heeft op toepassing op praktijkschaal (17,5%);.

L

Na artikel 3.5.6 wordt er een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.5.6a. Niet subsidiabele kosten

Onverminderd de artikelen 1.5 en 3.1.2, komen kosten voor vervanging of modernisering van hoofd- of hulpmotoren niet in aanmerking voor subsidie.

M

In artikel 3.5.10, onderdeel a, wordt ‘€ 700.000’ vervangen door: € 300.000.

N

Artikel 3.5.12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

  • a. een verklaring van de technische of wetenschappelijke organisatie dat zij de rol, bedoeld in artikel 3.5.4, onderdeel b, daadwerkelijk heeft vervuld;.

2. Onderdeel b wordt geletterd c.

3. Na onderdeel a wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • b. een verklaring van de wetenschappelijke organisatie dat zij de resultaten van het project heeft gevalideerd overeenkomstig artikel 3.5.3a, en.

ARTIKEL II

In de tabel van artikel 3 van de Regeling openstelling EZ-subsidies 2017 worden onder de rij van titel 3.2 twee rijen ingevoegd, luidende:

Titel 3.4: Rendementsverbeteringsprojecten

3.4.2

   

15-06-2017 t/m

31-08-2017

€ 2.500.000

Titel 3.5: Aquacultuurinnovatieprojecten

3.5.2

   

01-05-2017 t/m

13-07-2017

€ 2.500.000

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 6 maart 2017

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inhoud

Met deze regeling worden de subsidiemodules Rendementsverbeteringsprojecten en Aquacultuurinnovatieprojecten die zijn opgenomen in de titels 3.4 respectievelijk 3.5 van de Regeling Europese EZ-subsidies (hierna: REES) opnieuw opengesteld. Daarnaast wordt in die subsidiemodules een aantal aanpassingen van technisch-juridische aard doorgevoerd; voor de toelichting wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

De bovengenoemde subsidiemodules zijn gebaseerd op de artikelen 26 respectievelijk 47 van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 149). Beide subsidiemodules richten zich op innovatie. De subsidiemodule Rendementsverbeteringsprojecten is bedoeld voor ondernemers in de visserij en producentenorganisaties voor visserijproducten en beoogt de rendementen van de visserijbedrijven te verbeteren, door financiële ondersteuning bij het intensiveren van technologische ontwikkeling en innovatie. Op grond van de subsidiemodule Aquacultuurinnovatieprojecten kunnen producenten van aquacultuurproducten (aquacultuurondernemingen) in aanmerking komen voor subsidie voor aquacultuurinnovatieprojecten die tot doel hebben de innovatie in de aquacultuur te stimuleren.

2. Staatssteun

De subsidie die op grond van de voormelde subsidiemodules wordt verleend, is geoorloofde staatssteun. Op grond van artikel 8, tweede lid, van verordening 508/2014 zijn de artikelen 107, 108 en 109 betreffende steunmaatregelen van de staten van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU) niet van toepassing op betalingen die de lidstaten doen op grond van en in overeenstemming met deze verordening en die binnen de werkingssfeer van artikel 42 VWEU vallen. De steun die gegeven kan worden aan rendementsverbeteringsprojecten en aquacultuurinnovatieprojecten valt binnen deze categorie. De voormelde subsidiemodules voldoen aan en reiken niet verder dan wat de bepalingen van verordening 508/2014 mogelijk maken. De betalingen die op grond van deze subsidiemodules plaatsvinden, dienen ter uitvoering van verordening 508/2014 en het Operationeel programma dat gebaseerd is op deze verordening en is goedgekeurd door de Europese Commissie. Bovendien vallen rendementsverbeteringsprojecten en aquacultuurinnovatieprojecten binnen het toepassingsgebied en de doelstellingen van verordening 1380/2013 (zie de artikelen 1 en 2 van deze verordening), wat maakt dat zij binnen de werkingssfeer van artikel 42 VWEU vallen. Dit is door de goedkeuring van het Operationeel programma bevestigd. De wijzigingen van voormelde subsidiemodules hebben geen effect op de staatssteunaspecten.

3. Regeldruk

De in deze regeling opgenomen wijzigingen hebben geen gevolgen voor de regeldruk, omdat deze juridisch-technisch van aard zijn.

II. Artikelen

Artikel I, onderdelen A, B, C, G, H, I, J en N (artikelen 3.4.3, 3.4.3a, 3.4.4, onderdeel c, 3.4.13, 3.5.3, 3.5.3a, 3.5.4, onderdeel c, en 3.5.12, onderdeel a)

Om de kwaliteit van de projecten die vallen onder de subsidiemodules Rendementsverbeteringsprojecten en Aquacultuurinnovatieprojecten te waarborgen, bepalen de artikelen 3.4.3 en 3.5.3 voor deze subsidiemodules dat het project moet worden uitgevoerd met actieve betrokkenheid van een wetenschappelijke of technische organisatie, die de resultaten van het project valideert. In de regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 19 december 2016, nr. WJZ / 16102042, tot wijziging van de Regeling Europese EZ-subsidies en de Regeling openstelling EZ-subsidies 2017 in verband met de invoering van een subsidiemodule voor innovatieprojecten duurzame visserij (Stcrt. 2016, 70938) is een expliciet onderscheid gemaakt tussen ‘wetenschappelijke organisatie’ en ‘technische organisatie’.

Echter, in het kader van de bovengenoemde modules dient de validatie uitsluitend te geschieden door een wetenschappelijke organisatie. Om die reden wordt de materie van de artikelen 3.4.3 en 3.5.3 opgesplitst en worden er twee nieuwe artikelen ingevoegd, namelijk de artikelen 3.4.3a en 3.5.3a. Daarnaast is telkens in onderdeel c van de artikelen 3.4.4 en 3.5.4 toegevoegd dat deze wetenschappelijke organisatie van te voren dient te verklaren dat zij de validatie wil doen.

Tot slot is in de artikelen 3.4.13 en 3.5.12 tot uitdrukking gebracht dat bij de subsidievaststelling een verklaring van de wetenschappelijke organisatie (en dus niet een verklaring van de technische of wetenschappelijke organisatie) aangeleverd moet worden dat zij de resultaten van het project heeft gevalideerd.

Artikel I, onderdelen D en K (artikelen 3.4.6, onderdelen c en d, en 3.5.6, onderdelen c en d)

Voor de subsidiemodules Rendementsverbeteringsprojecten en Aquacultuurinnovatieprojecten zijn in de artikelen 3.4.6 respectievelijk 3.5.6 van de REES rangschikkingscriteria opgenomen. In deze artikelen wordt aangegeven hoe de aanvragen binnen het subsidieplafond gerangschikt worden, waarbij het project met de hoogste score als eerste in aanmerking komt voor subsidie.

Op grond van het criterium in onderdeel c van bovengenoemde bepalingen wordt een subsidieaanvraag hoger gerangschikt naar mate deze meer economisch of technisch perspectief heeft op toepassing op praktijkschaal. Er is voor gekozen in het vervolg de elementen ‘meer economisch perspectief’ en ‘meer technisch perspectief’ als afzonderlijke rangschikkingscriteria te hanteren. Hiermee wordt voorkomen dat een project hoger wordt gerangschikt op grond van beide criteria, indien het project slechts hoog scoort op één van deze twee criteria. Door deze opsplitsing kan dan ook een adequatere afweging door de adviescommissie, bedoeld in artikel 2.8 van de REES, gemaakt worden; beide elementen zijn namelijk in dezelfde mate van belang bij de beoordeling van een project. De percentages die bij het huidige criterium horen (20% in artikel 3.4.6 respectievelijk 35% in artikel 3.5.6) worden gelijkmatig verdeeld over de gesplitste criteria (10% respectievelijk 17,5% per onderdeel).

Daarnaast wordt de in artikel 3.5.6 abusievelijk opgenomen aanduiding ‘1.’ geschrapt.

Artikel I, onderdelen E en L (artikel 3.4.7 en 3.5.6a)

In het kader van de subsidiemodules Rendementsverbeteringsprojecten en Aquacultuurinnovatieprojecten wordt bepaald dat de kosten voor vervanging of modernisering van hoofd- of hulpmotoren niet voor subsidie in aanmerking komen. De reden hiervoor is dat subsidie voor deze kosten niet bijdraagt aan het doel van deze subsidiemodules.

Artikel I, onderdelen F en M (artikel 3.4.11 en 3.5.10, onderdeel a)

In de artikelen 3.4.11 en 3.5.10, onderdeel a, wordt bepaald dat een aanvraag tot subsidieverlening wordt afgewezen, voor zover de subsidiabele kosten minder dan € 500.000 respectievelijk € 700.000 bedragen. Omdat uit de praktijk blijkt dat er niet voldoende grote projecten aanwezig zijn, wordt het minimum voor subsidiabele kosten verlaagd naar € 300.000. Op deze wijze kunnen ook minder omvangrijke projecten die van belang zijn voor de visserij- en aquacultuursector, voor subsidie in aanmerking komen. Hiermee wordt gestimuleerd dat er meer subsidieaanvragen ingediend worden.

Artikel II

In de tabel van artikel 3 van de Regeling openstelling EZ-subsidies 2017 is aangegeven in welke periode de diverse subsidiemodules van de REES worden opengesteld en wat het subsidieplafond bedraagt. Voor de subsidiemodules Rendementsverbeteringsprojecten en Aquacultuurinnovatieprojecten loopt de openstellingsperiode van 15 juni 2017 tot en met 31 augustus 2017 respectievelijk 1 mei 2017 tot en met 13 juli 2017. Het subsidieplafond van ieder van deze subsidiemodules bedraagt € 2.500.000.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2017. Met de datum van inwerkingtreding wordt aangesloten bij de systematiek van vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van elk kwartaal in werking treden. Wel wordt met de bekendmaking van deze regeling afgeweken van de regel dat minimaal twee maanden moeten zitten tussen het moment van publicatie en de inwerkingtreding van de regeling. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd, omdat de doelgroep gebaat is bij spoedige inwerkingtreding.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven