Regeling van de Minister van Financiën van 24 februari 2017, FM 2017-32246, directie Financiële Markten, tot wijziging van de Regeling tarief centrale examenbank Wft 2015 in verband met de wijziging van het legestarief van de Wft-examens (Wijziging van de Regeling tarief centrale examenbank Wft 2015)

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 11k, derde lid, van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft;

BESLUIT:

ARTIKEL I

In artikel 1, eerste lid, van de Regeling gelijkstelling diploma’s vakbekwaamheid Wft wordt ‘€ 46’ vervangen door: € 67.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling wijzigt het legestarief in de Regeling tarief centrale examenbank Wft 2015. Het door exameninstituten verschuldigde tarief per afgenomen Wft-examen is met ingang van 1 april 2017 vastgesteld op € 67.

Het uitgangspunt voor de centrale examinering is dat de uitgaven moeten worden gedekt met de inkomsten uit de leges. Tijdens de overgangsperiode (2014-2016) is dit met een tarief van € 46 onvoldoende het geval geweest hetgeen tot een tekort zal leiden van circa € 1,9 miljoen. Het kostendekkend maken van het legestarief tijdens de overgangsperiode was ongewenst omdat dit zou betekenen dat de omstandigheden voor examinandi niet gelijk zouden zijn gedurende de overgangsperiode. Omdat het alsnog kostendekkend maken van het stelsel zou leiden tot een verhoging van het legestarief naar € 80 heb ik besloten om het tekort van € 1,9 miljoen niet mee te nemen in de berekening van het nieuwe legestarief. Hierdoor hoeft het legestarief minder hard te stijgen om het stelsel in de toekomst kostendekkend te maken. Voor de eerste PE-periode (1 april 2017 tot 1 april 2019) zal het legestarief voor initiële en PE-examens worden vastgesteld op € 67. Na de eerste PE-periode zal ik opnieuw bekijken of het tarief moet worden bijgesteld op basis van de geprognosticeerde aantallen examens en de uitvoeringskosten.

Consultatiereacties

De conceptregeling is openbaar geconsulteerd op www.internetconsultatie.nl. De looptijd van deze consultatie betrof vijf weken (van 5 december 2016 tot en met 8 januari 2017). Daarbij zijn drie openbare reacties ontvangen van WftLimburg.nl, Lindenhaeghe en Interfin Opleidingen & Examens.

WftLimburg.nl en Interfin Opleidingen & Examens geven in hun consultatiereacties aan dat de voorgestelde verhoging van het legestarief te groot is, dat de verhoging onvoldoende wordt onderbouwd en dat kritisch moet worden gekeken naar de kostenkant. Lindenhaeghe heeft meer dan 150 reacties van belanghebbenden verzameld en een samenvatting van deze meningen, vragen en opmerkingen ingediend. Meer dan de helft van de reacties ziet op de onderbouwing van de verhoging van het legestarief en de kostenstructuur van de centrale Wft-examinering. Verder hebben belanghebbenden aangegeven dat zij het gevoel hebben dat ze niet serieus worden genomen en dat met de verhoging van het legestarief de toegankelijkheid van advies mogelijk minder wordt.

Algemeen

Per 1 januari 2014 zijn de nieuwe vakbekwaamheidseisen voor financiële dienstverleners in werking getreden (centrale Wft-examinering). Voor financiële dienstverleners die op 31 december 2013 voldeden aan de toen geldende vakbekwaamheidseisen gold een overgangsperiode die liep van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016. Het inhoudelijk beheer van de centrale Wft-examinering is gemandateerd aan het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD) en het functionele en technische beheer is gemandateerd aan de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).

Gelet op de consultatiereacties geef ik graag meer uitleg over de kosten die zijn gemoeid met de centrale Wft-examinering, welke taken hiervoor worden uitgevoerd, op welke wijze toezicht wordt gehouden op het beheersen van deze kosten en hoe het legestarief wordt berekend.

De kosten van de centrale Wft-examinering bedragen, sinds de invoering, ongeveer € 5 miljoen per jaar en zijn ongeveer gelijk verdeeld over het CDFD en DUO. Het beheersen van de kosten heeft, naast de kwaliteit en uitvoering van de centrale Wft-examinering, hoge prioriteit en wordt periodiek besproken met het CDFD en DUO. Ook wordt er continu gekeken naar manieren om de kosten verder te verlagen, bijvoorbeeld door de controle van persoonsgegevens en de afgifte van diploma’s en certificaten efficiënter en goedkoper in te richten.

De verhoging van het legestarief is niet ingegeven doordat de kosten van de centrale Wft-examinering in de afgelopen jaren zijn toegenomen. Ook stijgt het legestarief niet omdat er over de overgangsperiode een tekort van € 1,9 miljoen is ontstaan. Dit tekort, waarvan ongeveer € 900.000 aanvangsinvesteringen zijn geweest, wordt niet meegenomen in de berekening van het nieuwe legestarief. Het legestarief gaat omhoog omdat met een tarief van € 46 per afgelegd Wft-examen (zoals dat tarief gold van 1 januari 2014 tot en met 1 april 2017), het stelsel in de toekomst (de eerste PE-periode) niet kostendekkend is.1

Taken en begroting CDFD en DUO

De taken die het CDFD uitvoert in relatie tot de centrale Wft-examinering zijn opgenomen in het Instellings- en mandaatbesluit College Deskundigheid Financiële Dienstverlening Wft. De belangrijkste taak van het CDFD is het inhoudelijk beheer van de centrale examenbank. Het CDFD is verantwoordelijk voor het maken van de examenvragen en de negen initiële en negen PE-examens. Daarnaast voert zij (psychometrische) analyses uit om de kwaliteit van de examens te meten en verzorgt zij trainingen voor auteurs en controleurs van de examenvragen. Verder houdt het CDFD, in samenwerking met de Examenkamer, via steekproeven toezicht op de afname van de examens en adviseert zij mij over de erkenning van nieuwe exameninstituten, de ontwikkelingen en de aanpassing van de eind- en toetstermen. Tot slot geeft het CDFD voorlichting aan financiële dienstverleners en exameninstituten over de centrale Wft-examinering en onderhoudt zij contacten met stakeholders, zoals exameninstituten, opleidingsinstanties, belangenbehartigers van financieel dienstverleners en de Autoriteit Financiële Markten (AFM).

De kosten van het CDFD bedragen jaarlijks circa € 2,5 miljoen en bestaan vrijwel volledig uit vaste kosten (zie tabel 1). Deze kosten worden voor het overgrote deel gedekt door de inkomsten uit de leges. Een klein deel van de kosten van het CDFD wordt door middel van een subsidie van het ministerie van Financiën bekostigd (€ 436.000). Deze subsidie bestond al voor de invoering van de centrale Wft-examinering en is gecontinueerd. De jaarlijkse begroting van het CDFD bestaat grofweg uit acht posten waarvan de personeelskosten (ongeveer € 1.000.000 voor elf medewerkers), de constructie en onderhoud van examenvragen (ongeveer € 600.000) en materiële kosten zoals huisvesting en ICT (ongeveer € 320.000) de grootste posten zijn. De vacatiegelden van de vijf Collegeleden, de huur van overlegruimtes en reiskosten bedragen op jaarbasis ongeveer € 110.000. Daarnaast huurt het CDFD jaarlijks voor ongeveer € 85.000 externe expertise in. Deze externe expertise wordt enerzijds, als aanvulling op de door haar zelf uitgevoerde inspecties, ingezet om toezicht te houden op de examenafnames en anderzijds om audits uit te voeren inzake EVC-procedures. De kosten gerelateerd aan de Commissie Examenontwikkeling en Kwaliteitsborging (CEK), de Permanente Educatie Commissie (PEC), de Vakgroep Verzekeringen en de Vakgroep Financieringen, welke bestaan uit vacatiegelden, de huur van overlegruimtes en reiskosten, bedragen jaarlijks ongeveer € 80.000. Verder wordt er in de begroting van het CDFD vaak een post ‘projecten’ opgenomen. Zo voert het CDFD, op mijn verzoek, in 2017 onder andere de analyse van de modulestructuur binnen het vakbekwaamheidsbouwwerk uit. Hiervoor is ongeveer € 60.000 begroot. Een deel van de analyse zal door een externe partij worden uitgevoerd. Tot slot is er een post onvoorziene kosten (ongeveer € 95.000).

De taken die DUO uitvoert in relatie tot de centrale Wft-examinering zijn opgenomen in het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Dienst Uitvoering Onderwijs in verband met vakbekwaamheid Wft. De belangrijkste taak van DUO is het functionele en technische beheer van de centrale examenbank en het informatiesysteem inzake beroepskwalificaties. Daarnaast draagt zij onder andere zorg voor de afname van examens via de centrale examenbank, inzagerecht van examinandi, bepaling van examenuitslagen en communicatie hierover, vaststelling van diplomarechten en uitgifte van diploma’s en certificaten.

De kosten van DUO bedragen jaarlijks circa € 2,5 miljoen en bestaan, in tegenstelling tot de kosten van het CDFD, uit een groter gedeelte variabele kosten (zie tabel 2). Zo is het percentage aan variabele kosten bij 80.000 examenafnames per jaar ongeveer 50%. Daarnaast dienen de kosten van DUO volledig te worden gedekt door de inkomsten uit de leges. De jaarlijkse begroting van DUO is grofweg onder te verdelen in vier posten waarvan de personeelskosten van DUO (ongeveer € 1.200.000) en de kosten gerelateerd aan de afname van Wft-examens (ongeveer € 1.100.000) het overgrote deel van de begroting uitmaken. De materiële kosten van DUO, welke voornamelijk bestaan uit kosten gerelateerd aan exameninzages en diplomaverstrekking, bedragen ongeveer € 40.000 en (mogelijke) projecten, waaronder reserveringen voor projecten, complementeren de begroting.

Tabel 1. Werkzaamheden en gemiddelde begroting CDFD

Werkzaamheden CDFD

Gemiddelde begroting

Personeelskosten

€ 1.000.000

Constructie en onderhoud examenvragen

€ 600.000

Materiële kosten

€ 320.000

College

€ 110.000

Inhuur externe expertise

€ 85.000

CEK, PEC en vakgroepen

€ 80.000

Projecten

€ 165.000

Onvoorziene kosten

€ 95.000

Totaal

€ 2.460.000

Tabel 2. Werkzaamheden en gemiddelde begroting DUO

Werkzaamheden DUO

Gemiddelde begroting

Vaste kosten personeel DUO

€ 700.000

Variabele kosten personeel DUO

€ 500.000

Vaste kosten examenafname

€ 230.000

Variabele kosten examenafname

€ 870.000

Materiële kosten

€ 40.000

Projecten

€ 200.000

Totaal

€ 2.540.000

Berekenen van het legestarief

Voor het bepalen van het nieuwe legestarief zijn prognoses gemaakt van het aantal af te leggen Wft-examens in de eerste PE-periode (1 april 2017 tot en met 1 april 2019).

Bij het opstellen van de prognoses van de PE-examens is naast het aantal behaalde beroepskwalificaties in de overgangsperiode en de nog te behalen beroepskwalificaties in de periode januari 2017 tot en met maart 2017, een inschatting gemaakt van het slagingspercentage voor de PE-examens, het aantal herkansingen en het percentage van beroepskwalificaties dat onderhouden zal worden met PE. Omdat niet iedere adviseur het PE-examen in één keer zal halen en er herkansingen zullen worden gemaakt, is de verwachting dat er ongeveer 220.000 PE-examens worden afgelegd in de eerste PE-periode om de behaalde beroepskwalificaties te onderhouden. Daarnaast is de verwachting dat niet alle adviseurs al hun beroepskwalificaties zullen gaan onderhouden waardoor het aantal af te leggen PE-examens naar beneden dient te worden bijgesteld. Zo zullen er minder PE-examens worden afgelegd omdat er medewerkers zijn die wel een beroepskwalificatie hebben behaald maar enkel informeren en omdat adviseurs zich na het omwisselen van hun diploma’s (verder) gaan specialiseren. Hoe groot deze groep zal zijn is echter onduidelijk. Naar schatting gaat het om een percentage tussen de 10% en 30% van de beroepskwalificaties. Hiervoor gecorrigeerd zullen er in de eerste PE-periode tussen de 155.000 en 200.000 PE-examens worden afgelegd.

Daarnaast is er een prognose gemaakt van het aantal initiële examens in de eerste overgangsperiode. Geschat wordt dat het aantal initiële examens tussen de 18.000 en de 30.000 per jaar zal bedragen. Dit is in lijn met het aantal initiële examens dat werd gemaakt voor de overgangsperiode. Inclusief de PE-examens komt het aantal naar verwachting af te leggen examens voor de eerste PE-periode uit tussen de 170.000 en 230.000.

Omdat de Rijksbegroting per kalenderjaar wordt opgesteld dient de centrale Wft-examinering ook op jaarbasis kostendekkend te zijn. Daarom is er ook een inschatting gemaakt van het aantal af te leggen Wft-examens in de jaren 2017 tot en met 2019 (zie tabel 3). De verwachting is dat er in 2017 minder Wft-examens zullen worden afgelegd dan in 2018. Dit komt enerzijds omdat adviseurs pas vanaf 1 april 2017 PE-examens kunnen afleggen en omdat, in lijn met de overgangsperiode, een grotere groep adviseurs naar verwachting het PE-examen pas in het tweede gedeelte van de overgangsperiode zal maken in plaats van in het eerste gedeelte. Op basis van het middenscenario is de centrale Wft-examinering met een legestarief van € 67 per afgelegd examen over de jaren heen naar verwachting kostendekkend. Alleen in 2017 is de centrale Wft-examinering waarschijnlijk verlieslatend maar omdat dit verlies in 2018 naar verwachting wordt goedgemaakt, acht ik het niet nodig om het legestarief voor het jaar 2017 hoger vast te stellen.

Tabel 3. Verwachte aantallen Wft-examens

Verwachte aantallen Wft-examens (initieel en PE)

2017

2018

2019

Laagscenario

55.000

108.000

72.000

Middenscenario

67.500

124.000

84.500

Hoogscenario

80.000

140.000

97.000

Met de verhoging van het legestarief verwacht ik niet dat de toegang van consumenten tot advies wordt beperkt omdat bijvoorbeeld het aantal adviseurs zal afnemen. Op basis van het aantal behaalde beroepskwalificaties in de overgangsperiode zijn er voldoende adviseurs om te voorzien in de adviesvraag van consumenten. Daarnaast is de stijging van het legestarief per afgelegd Wft-examen mede ingegeven doordat de PE-examens niet op moduleniveau maar op beroepskwalificatieniveau worden afgenomen. Hierdoor hoeft een adviseur gemiddeld minder PE-examens af te leggen om zijn beroepskwalificatie te onderhouden dan eerder, bij de start van het nieuwe vakbekwaamheidsbouwwerk, was verondersteld. Een adviseur hypothecair krediet hoeft bijvoorbeeld maar één PE-examen af te leggen terwijl toetsing op moduleniveau zou betekenen dat de adviseur drie PE-examens zou moeten afleggen. Dit heeft een opwaarts effect op de hoogte van het legestarief maar leidt ultimo niet tot hogere kosten voor de adviseur omdat de adviseur in een PE-periode minder PE-examens hoeft af te leggen. De stijging van het legestarief hoeft dus niet te betekenen dat het opleidings- en scholingsbudget van de adviseur omhoog moet of dat het advies aan de consument duurder wordt. Daarnaast zijn deze kosten noodzakelijk om de gewenste kwaliteit van de centrale Wft-examinering te behalen. Snijden in deze kosten, om het legestarief te verlagen, zou de kwaliteit van het advies in negatieve zin beïnvloeden wat ongewenst is vanuit het oogpunt van de bescherming van de consument.

Na de eerste PE-periode zal ik opnieuw bekijken of het tarief moet worden bijgesteld. Indien er na de eerste PE-periode een overschot is, doordat het aantal afgelegde Wft-examens hoger was dan voorzien of de uitvoeringskosten lager, dan zal dit worden verrekend met het nieuwe legestarief.

Tot slot heeft het beheersen, en waar mogelijk verlagen, van de kosten van de centrale Wft-examinering hoge prioriteit. Zo wordt bijvoorbeeld op dit moment onderzoek gedaan naar manieren om de controle van persoonsgegevens en de afgifte van diploma’s en certificaten efficiënter en goedkoper in te richten.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Naar boven