BELEID OM Raadsman bij verhoor per 1 maart 2016

Nieuw: recht op verhoorbijstand aan meerderjarige verdachten

In 2013 is een EU-richtlijn met minimumregels voor het recht op rechtsbijstand in strafprocedures tot stand gekomen.1 De richtlijn moet uiterlijk op 27 november 2016 in nationale regelgeving zijn omgezet. Vooruitlopend op de invoering van een wettelijke regeling, waartoe een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer is ingediend2, heeft de Hoge Raad bij arrest van 22 december 2015 (ECLI: NL: HR:2015:3608) aangegeven er voortaan van uit te zullen gaan dat verdachten nu al het recht op verhoorbijstand hebben. De Hoge Raad geeft de rechtspraktijk tot 1 maart 2016 de gelegenheid om de feitelijke implementatie van dit recht te realiseren. Het onderstaande geeft daaraan invulling.

In Nederland bestaat al langere tijd een recht op consultatiebijstand (voor meerder- en minderjarige verdachten) én een recht op verhoorbijstand voor minderjarige verdachten. Het recht op consultatiebijstand biedt verdachten de mogelijkheid om voorafgaand aan het eerste verhoor een raadsman te raadplegen. Het recht op verhoorbijstand biedt verdachten de mogelijkheid om zich tijdens een verhoor te doen bijstaan door een raadsman.

Deze rechten zijn beschreven in de Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor (2010A007), Stcrt. 2010, 4003 (verder: de aanwijzing). In afwachting van de wettelijke regeling blijft deze aanwijzing van kracht waar het gaat om de regeling van het recht op consultatiebijstand voor minderjarige en meerderjarige verdachten. Het beleid hieronder betreft een wijziging van de aanwijzing ten aanzien van de daarin opgenomen regels over verhoorbijstand van minderjarigen en bevat ten opzichte van die regels een aanvulling ten aanzien van verhoorbijstand.

In schema:

Per 1 maart 2016

Minderjarige verdachten

Meerderjarige verdachten

Recht op consultatiebijstand

Aanwijzing 2010A007

Aanwijzing 2010A007

Recht op verhoorbijstand

Het in deze publicatie weergeven beleid

Het in deze publicatie weergegeven beleid

De Hoge Raad spreekt over het recht van aangehouden verdachten op bijstand tijdens verhoren door ‘de politie’. De onderstaande regels zien op het recht van zowel aangehouden als ontboden verdachten op bijstand van een raadsman tijdens verhoren door alle opsporingsinstanties.

Met betrekking tot ontboden verdachten geldt dat de opsporingsinstantie hem in de ontbiedingsbrief wijst op zijn recht zich bij zijn verhoor te laten bijstaan door een raadsman. De verdachte dient dit zelf te organiseren en de kosten zijn voor eigen rekening.

Op dezelfde wijze moet de (aangehouden) verdachte bij een strafbaar feit dat behoort tot de C-categorie uit de aanwijzing – dit wil zeggen: bij een strafbaar feit waarvoor geen bevel tot inverzekeringstelling kan worden gegeven – ook met betrekking tot zijn recht op verhoorbijstand zelf een raadsman aanzoeken en bekostigen.

Op de verplichting om aangehouden verdachten hun recht op verhoorbijstand mee te delen wordt hieronder ingegaan.

Situatie tot 1 maart 2016 ten aanzien van aangehouden meerderjarige verdachten

Tot 1 maart 2016 is de opsporingsambtenaar niet verplicht een (meerderjarige) verdachte te wijzen op zijn recht op verhoorbijstand. Als een verdachte op basis van consultatiebijstand of uit zichzelf expliciet om verhoorbijstand vraagt, dient dit verzoek te worden gehonoreerd. Dit betekent dat opsporingsinstanties er dan voor moeten zorgen dat de verdachte zijn recht op verhoorbijstand kan uitoefenen. Tot 1 maart 2016 kunnen aangehouden meerderjarige verdachten echter geen aanspraak maken op een vergoeding van de kosten verbonden aan verhoorbijstand.

Feitelijke wijzigingen/maatregelen per 1 maart 2016

Rechtsbijstand bij verhoor: een te ontwikkelen praktijk

Met de aanwezigheid van de raadsman bij verhoren in het kader van onderzoeken door een team grootschalig onderzoek (TGO), bij langer durende onderzoeken, bij aangehouden minderjarige verdachten in de A- en B-categorie als bedoeld in de aanwijzing en bij onderzoeken van bijzondere opsporingsdiensten is inmiddels ervaring opgedaan. Dat geldt nog niet voor de reguliere opsporing van strafbare feiten, bijvoorbeeld bij veelvoorkomende criminaliteit. Het recht op verhoorbijstand aan meerderjarige verdachten zal een aanzienlijke verandering van de opsporingspraktijk in Nederland betekenen.

Vanaf 1 maart 2016 zullen de bij verhoorbijstand betrokken partijen (opsporingsinstanties, advocatuur, Openbaar Ministerie, Raad voor Rechtsbijstand) het recht op verhoorbijstand feitelijk vorm gaan geven. Het ontwikkelen van een waardevolle praktijk die recht doet aan evidente belangen van waarheidsvinding en een eerlijk proces zal een groot beroep doen op het wederzijds respect van de individuele professionals in de strafrechtketen. Gezamenlijk zal deze ontwikkeling gemonitord worden, met als doel verbeteringen aan te brengen op grond van praktijkervaringen.

Dit beleid is gebaseerd op het arrest van de Hoge Raad en op het wetsvoorstel tot implementatie van de richtlijn en het daarbij behorende ontwerpbesluit. Dat neemt niet weg dat vanaf 1 maart in de praktijk vragen kunnen rijzen over de wijze van uitvoering, bijvoorbeeld ten aanzien van de verplichte mededeling, het afstand doen of de regels tijdens het verhoor. Indien de aard, omvang of gevoeligheid van de zaak daar aanleiding toe geeft, ligt het in de rede dat de hulpofficier van justitie in een vroeg stadium contact legt met de officier van justitie.

Regels inrichting en orde politieverhoor

Het verhoor is een opsporingsmiddel. Het verhoor vindt plaats tussen de verhorende ambtenaar en de verdachte. De regie over en de uitvoering van het verhoor ligt bij de verhorende ambtenaar. Daarbij dient de verhorende ambtenaar ruimte te geven aan de raadsman om zijn bijstand vorm te kunnen geven binnen de kaders zoals in bijlage 2 neergelegd. In de tweede bijlage bij dit beleid worden regels gesteld voor de inrichting van en de orde tijdens het politieverhoor in relatie tot het recht op verhoorbijstand.

Verplichte mededeling verhoorbijstand

De opsporingsambtenaar moet de aangehouden verdachte in ieder geval voorafgaand aan het eerste verhoor en waar van toepassing voor de inverzekeringstelling wijzen op zijn recht op verhoorbijstand. De opsporingsambtenaar legt deze mededelingen vast in een proces-verbaal.

Afstand

Een verdachte kan afstand doen van zijn recht op verhoorbijstand. Indien een verdachte afstand doet, wijst de opsporingsambtenaar hem op de gevolgen daarvan en deelt hem mee dat hij deze beslissing te allen tijde kan herroepen. De opsporingsambtenaar dient zich ervan te verzekeren dat de verdachte vrijwillig en ondubbelzinnig afstand doet van zijn recht en vermeldt in een proces-verbaal de afstand, het feit dat verdachte is ingelicht over de gevolgen daarvan alsook de mededeling aan verdachte dat herroeping mogelijk is.

Bij een aangehouden verdachte zal reeds tijdens de voorgeleiding na aanhouding aan de orde komen hoe een verdachte wenst om te gaan met zijn recht op verhoorbijstand, net zoals nu reeds het recht op consultatiebijstand op dat moment aan de orde komt. Indien de verdachte afstand doet van één of beide rechten legt de hulpofficier van justitie dat vast in een proces-verbaal. Wordt op een later tijdstip afstand gedaan van verhoorbijstand dan wordt daarvan ook melding gemaakt in het proces-verbaal.

Verdachten die vallen onder de A-categorie uit de aanwijzing kunnen geen afstand van het recht op verhoorbijstand doen, tenzij zij voorafgaand aan het verhoor feitelijk gebruik hebben gemaakt van het recht op consultatiebijstand (lees: daadwerkelijk bezocht zijn door een raadsman) en de raadsman aan de hulpofficier van justitie of (een van) de verhorende opsporingsambtenaren heeft bevestigd dat de verdachte geen verhoorbijstand wenst.

Inverzekeringstelling

Het recht op verhoorbijstand geldt ook ten aanzien van het verhoor in het kader van de inverzekeringstelling.3 Hulpofficieren van justitie dienen zich hier op voorhand van bewust te zijn, zeker als de termijn voor het ophouden voor het verhoor dreigt te verlopen. Immers, rekening dient te worden gehouden met de tijd die de raadsman wordt gegund om naar de plaats van verhoor te komen.

Melding en termijnen

Uitgangspunt is dat het eerste verhoor aansluitend op de consultatiebijstand plaatsvindt. Wanneer dit in het belang van het opsporingsonderzoek of vanuit praktisch oogpunt niet mogelijk is, meldt de opsporingsinstantie het tijdstip waarop het eerste verhoor zal plaatsvinden aan de raadsman. Als de raadsman op dit tijdstip niet beschikbaar is, kan het tijdstip met maximaal een uur worden uitgesteld, opdat de raadsman alsnog kan komen of een vervanger kan sturen, met dien verstande dat na dat uur slechts zonder dat de raadsman aanwezig is met het verhoor kan worden gestart indien de verdachte alsnog afstand doet van verhoorbijstand. Ook voor vervolgverhoren en directe verhoorbijstand (de verdachte heeft eerder afstand gedaan van het recht op rechtsbijstand, maar komt hiervan terug) waarbij de verdachte in verzekering is gesteld, geldt de werkwijze dat de opsporingsinstantie het tijdstip direct aan de advocaat meldt. Uitsluitend in het geval van directe verhoorbijstand waarbij de aangehouden verdachte nog niet in verzekering is gesteld, melden de opsporingsinstanties het verzoek om een piketadvocaat aan de Raad voor Rechtsbijstand. De raadsman die de melding heeft geaccepteerd dient zo spoedig mogelijk in contact te treden met de opsporingsinstantie omtrent het tijdstip van verhoor. De ruimte die hierbij kan worden geboden is afhankelijk van de ophoudtermijn die nog beschikbaar is.

Verhoor zonder raadsman niet mogelijk, tenzij afstand of dringende noodzaak

In afwachting van de raadsman kan niet worden aangevangen met het verhoor van de verdachte. Slechts in twee gevallen is er een uitzondering mogelijk:

  • a) als de verdachte – in de gevallen waarin dat volgens het in deze publicatie weergegeven beleid is toegestaan – alsnog afstand doet van verhoorbijstand of;

  • b) wanneer sprake is van een dringende noodzaak om ernstige negatieve gevolgen voor het leven, de vrijheid of de fysieke integriteit van een persoon te voorkomen of te voorkomen dat aanzienlijke schade aan het onderzoek wordt toegebracht.

In het geval onder b) kan alleen de hulpofficier van justitie, na voorafgaande toestemming van de officier van justitie, beslissen dat met het verhoren wordt gestart. Die voorafgaande toestemming van de officier van justitie is echter niet vereist wanneer het noodzakelijk is om de verdachte terstond na zijn aanhouding ter plaatse te verhoren.

De beslissing van de hulpofficier, de gronden waarop deze berust, en de toestemming van de officier van justitie worden in het proces-verbaal van verhoor vermeld. Indien het verhoor is aangevangen zonder aanwezigheid van de raadsman krijgt deze alsnog toegang zodra deze wel gearriveerd is.

Vergoeding

Aangehouden meerderjarige verdachten die vallen onder de A of de B categorie uit de aanwijzing kunnen per 1 maart 2016 aanspraak maken op een vergoeding van de kosten verbonden aan verhoorbijstand. De Minister van Veiligheid en Justitie heeft hiervoor binnen het bestaande vergoedingssysteem voor strafrechtadvocaten een regeling getroffen.

Verdachten die vallen onder de C-categorie uit de aanwijzing en verdachten die worden opgeroepen/ ontboden om een verklaring af te leggen (en dus niet zijn of worden aangehouden) hebben wel een recht op verhoorbijstand, maar de daarmee samenhangende kosten komen voor hun eigen rekening.

BIJLAGE 1

Gelet op het hiervoor beschreven beleid geldt ten aanzien van de Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor (2010A007) Stcrt. 2010, 4003, per 1 maart 2016 het volgende.

  • In de samenvatting vervalt de derde alinea.

  • De paragraaf ‘Achtergrond’ vervalt.

  • In de paragraaf ‘De komst van de raadsman’ vervalt in de zesde alinea de laatste zin: ‘(tenzij door de officier van justitie in voorkomend geval anders beslist)’.

  • In de paragrafen ‘consultatiebijstand voor meerderjarige en minderjarige verdachten’ tot en met ‘Aanvullende opmerkingen per categorie’ worden de daarin opgenomen passages over consultatiebijstand als volgt gelezen:

    • a) na ommekomst van de in deze passages meermalen genoemde termijn van twee uur kan slechts buiten aanwezigheid van een raadsman met het verhoor worden aangevangen wanneer de verdachte – in gevallen waarin dat volgens deze passages is toegestaan – alsnog afstand doet van zijn recht op consultatiebijstand;

    • b) Onder ‘noodgevallen’, waarin volgens deze passages ook zonder dat de verdachte consultatiebijstand heeft gehad met het verhoor kan worden aangevangen, worden de gronden voor een dringende noodzaak verstaan zoals die in deze publicatie zijn omschreven;

  • In de paragraaf ‘De gang van zaken als raadsman of vertrouwenspersoon bij het verhoor aanwezig is’ vervalt de eerste alinea. De gang van zaken als de raadsman aanwezig is, wordt in bijlage 2 omschreven. De passages in deze paragraaf die betrekking hebben op de vertrouwenspersoon blijven van kracht.

  • De paragraaf ‘Noodgevallen’ vervalt. In plaats daarvan geldt dat onder ‘noodgevallen wordt verstaan de dwingende redenen zoals hiervoor in deze publicatie beschreven.

BIJLAGE 2

Regels inrichting en orde politieverhoor meerderjarige verdachten per 1 maart 2016

  • 1. De verhorende ambtenaar heeft de leiding over het verhoor en handhaaft de orde binnen het verhoor en de verhoorruimte.

  • 2. In de verhoorruimte neemt de raadsman zoveel mogelijk plaats naast de verdachte, en neemt de verhorende ambtenaar zoveel mogelijk plaats tegenover de verdachte en zijn raadsman.

  • 3. De raadsman beantwoordt geen vragen namens de verdachte, tenzij met instemming van de verhorende ambtenaar en de verdachte.

  • 4.

    • a) De raadsman richt zijn opmerkingen en verzoeken tot de verhorende ambtenaar.

    • b) De raadsman is – behoudens het gestelde in onderdeel c en behoudens regel 5 – alleen voor aanvang van het verhoor en na afloop daarvan bevoegd om opmerkingen te maken of vragen te stellen. De verhorende ambtenaar stelt de raadsman daartoe voor aanvang van het verhoor en na afloop daarvan in de gelegenheid.

    • c) De verdachte of zijn raadsman kunnen verzoeken om onderbreking van het verhoor voor onderling overleg. De verhorende ambtenaar kan het verzoek afwijzen, indien door het voldoen aan herhaalde verzoeken de orde of de voortgang van het verhoor zou worden verstoord.

  • 5. De raadsman is bevoegd de verhorende ambtenaar erop opmerkzaam te maken:

    • a) dat de verdachte een hem gestelde vraag niet begrijpt;

    • b) dat de verhorende ambtenaar het bepaalde in artikel 29, eerste lid Wetboek van Strafvordering niet in acht neemt.

    • c) dat de fysieke of psychische toestand van de verdachte zodanig is dat deze een verantwoorde voortzetting van het verhoor verhindert.

  • 6. Indien de raadsman buiten zijn in de regels van deze bijlage gegeven bevoegdheden treedt, daarvan een onredelijk gebruik maakt, of zich tijdens het verhoor zodanig opstelt dat de orde van het verhoor verstoord wordt, en hij ten minste één maal vruchteloos door de verhorende ambtenaar is gewaarschuwd, kan de hulpofficier van justitie hem bevelen zich uit de verhoorruimte te verwijderen, en in geval van weigering hem doen verwijderen.

    Het bevel geldt voor de duur van het desbetreffende verhoor en wordt onder opgave van de gronden waarop het berust in het proces-verbaal van verhoor vermeld. Indien de raadsman zich na een daartoe strekkend bevel uit de verhoorruimte heeft verwijderd of daaruit is verwijderd, kan het verhoor alleen worden voortgezet indien de gronden aan het bevel tot verwijdering van de raadsman zijn komen te vervallen en de raadsman weer tot de verhoorruimte is toegelaten (bijvoorbeeld wanneer de raadsman weer is «afgekoeld»), de verdachte alsnog afstand doet van zijn recht op verhoorbijstand dan wel een vervangende raadsman beschikbaar is voor het verlenen van verhoorbijstand.

De raadsman is bevoegd om tijdens het verhoor aantekeningen te maken. Uitgangspunt is dat de raadsman in de verhoorruimte kan beschikken over een mobiele telefoon en laptop/tablet. Dit geldt niet als de bestaande huisregels van een verhoorlocatie om redenen van veiligheid zich hiertegen verzetten. De raadsman maakt geen opnamen van het verhoor.


X Noot
1

Richtlijn 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van Europa van 22-10-2013 (PbEU L 294).

X Noot
2

Het wetsvoorstel is bij de Tweede Kamer aanhangig onder Kamerstuknummer 34 157.

X Noot
3

zie de memorie van toelichting, Kamerstukken II 2014/15, 34 157, nr. 3, p. 23

Naar boven