De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Gelet op de artikelen 24, tweede lid, 37, tweede lid en 55 van de Vreemdelingenwet
2000 en artikel 4.38 van het Vreemdelingenbesluit 2000;
Besluit:
ARTIKEL I
Het Voorschrift Vreemdelingen 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
In de tarieftabel van artikel 3.34a, rij d tot en met g, en de artikelen 3.34g, tweede
tot en met vierde lid, 3.34h, eerste en tweede lid, 3.34j, derde en vierde lid, 3.34jb,
3.43b, tweede en vierde lid, 3.43c, derde en vierde lid, 3.43e, 3.51, tweede lid,
3.52 en 3.52b wordt ‘€ 50’ telkens vervangen door: € 51.
B
In de artikelen 3.34ja, 3.34k, tweede en derde lid, 3.43d en 3.52a wordt ‘€ 28’ telkens
vervangen door: € 29.
C
Artikel 4.16 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na ‘De korpschef,’ ingevoegd: de bevelhebber van de Koninklijke
marechaussee,.
2. In het tweede lid wordt na ‘De korpschef’ ingevoegd: of de bevelhebber van de Koninklijke
marechaussee.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2017.
TOELICHTING
Algemeen
Deze regeling tot wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 bevat een aanpassing
van de legestarieven die zijn gebaseerd op de hoogte van het maximale bedrag dat wordt
vastgesteld voor de nationale identiteitskaart conform het Besluit paspoortgelden.
De invoeringstermijn van deze regeling bedraagt minder dan twee maanden. Hiermee wordt
afgeweken van het in het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten neergelegde
uitgangspunt. Deze uitzondering is toegestaan omdat artikel I, onderdeel I, spoedregelgeving
betreft (Aanwijzing 174, vierde lid, onder b, van de Aanwijzingen voor de regelgeving).
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdelen A (3.34a, rij d tot en met g, en de artikelen 3.34g, tweede tot en met
derde lid, 3.34h, eerste en tweede lid, 3.34j, derde en vierde lid, 3.34jb, 3.43b,
tweede en vierde lid, 3.43c, derde en vierde lid, 3.43e, 3.51, tweede lid, 3.52 en
3.52b) en B (artikelen 3.34ja, 3.34k, tweede en derde lid, 3.43d en 3.52)
In deze artikelen is een verhoging van de legestarieven doorgevoerd voor een aantal
doelgroepen van € 50 naar € 51. Het betreft de legestarieven ter afdoening van aanvragen
om afgifte van een EU-document, voor de verlening van een verblijfsvergunning voor
personen die in aanmerking komen voor de terugkeeroptie op grond van artikel 8 van
de Remigratiewet, een verblijfsvergunning voor jongeren die in het kader van Working
Holiday Scheme, Working Holiday Programme en Young workers exchange programme, een
verblijfsvergunning van een vreemdeling die valt onder artikel 41, eerste lid, van
het op 23 november 1970 te Brussel tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij de op
12 september 1963 te Ankara gesloten Overeenkomst waarbij een associatie tot stand
wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije (Trb. 1971,70) of artikel 6, 7 of 13 van het Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije betreffende
de ontwikkeling van de Associatie en de vijfjaarlijkse vervanging van het document
voor houders van een verblijfsvergunning regulier of asiel voor onbepaalde tijd en
houders van een document duurzaam verblijf voor EU-burgers.
De hoogte van dit tarief is gerelateerd aan het maximale bedrag dat wordt vastgesteld
voor de identiteitskaart conform het Besluit paspoortgelden. Met ingang van 1 januari
2017 bedraagt het legesbedrag dat gemeenten conform artikel 6, tweede lid, onderdeel
c, sub 1, van het Besluit paspoortgelden (Stb. 2016, 449) maximaal mogen heffen voor een Nederlandse identiteitskaart € 50,66. Bij dit maximale
bedrag is aangesloten. In artikel 6, tweede lid, onderdeel c, sub 2, van het Besluit
paspoortgelden is ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de
leeftijd van achttien jaar nog niet heeft het legesbedrag op € 28,63 vastgesteld.
Derhalve wordt het legestarief voor minderjarigen verhoogd van € 28 naar € 29.
Onderdeel C (artikel 4.16, eerste en tweede lid)
Met de Regeling van de Minister van Justitie van 25 juni 2010, nr. 5657797/10, houdende
wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (zevenennegentigste wijziging), is
artikel 4.16 in het Voorschrift Vreemdelingen 2000 opgenomen. Bij de totstandkoming
van dat artikel is beoogd in het eerste lid de ambtenaren aan te wijzen die bij de
normale uitoefening van hun taken belast zijn met het geven van aanwijzingen aan vreemdelingen
die een asielaanvraag hebben ingediend. Het ging daarbij om bevoegdheden die aan de
orde kunnen komen in de eerste fase van de asielprocedure, waaronder het identificeren
van de vreemdeling. Dit betreft de bevoegdheden bedoeld in artikel 55 van de Vreemdelingenwet
2000 als mede het vorderen van informatie bedoeld in artikel 4.38 van het Vreemdelingenbesluit
2000. Bij de totstandkoming is niet meegenomen dat deze taken (ook) door de Koninklijke
marechaussee worden uitgeoefend, onder meer, maar niet uitsluitend, bij aanvragen
die op het aanmeldcentrum Schiphol worden afgehandeld. Met deze wijziging wordt deze
omissie hersteld.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
K.H.D.M. Dijkhoff