Besluit van 15 november 2016, houdende wijziging van het Besluit paspoortgelden in verband met de aanpassing van de tarieven per 1 januari 2017

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 20 september 2016, nr. 2016-0000561317, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving;

Gelet op artikel 7, eerste, derde en zesde lid, van de Paspoortwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 5 oktober 2016, nr. No.W04.16.0291/l/K);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 24 oktober 2016, nr. 2016-0006647353, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit paspoortgelden wordt als volgt gewijzigd:

A

In de in de kolommen A tot en met E van onderstaande tabel aangeduide bepaling wordt de in kolom F opgenomen tekst telkens vervangen door de in kolom G opgenomen tekst.

A

B

C

D

E

 

F

 

G

Nr.

artikel

lid

onderdeel

onder

 

huidige tekst

 

nieuwe tekst

1.

6

1

a

1

 

34,44

 

34,61

           

USD

38,79

 

USD

38,65

           

ANG

69,45

 

ANG

70,00

           

AWG

69,45

 

AWG

70,00

2.

6

1

a

2

 

21,20

 

21,31

           

USD

23,88

 

USD

23,80

           

ANG

42,75

 

ANG

43,00

           

AWG

42,75

 

AWG

43,00

3.

6

1

b

   

21,20

 

21,31

           

USD

23,88

 

USD

23,80

           

ANG

42,75

 

ANG

43,00

           

AWG

42,75

 

AWG

43,00

4.

6

1

c

1

 

27,22

 

27,36

5.

6

1

c

2

 

5,30

 

5,33

6.

6

1

d

   

47,31

 

47,55

7.

6

2

a

1

 

64,44

 

64,76

           

USD

109,07

 

USD

108,91

8.

6

2

a

2

 

51,20

 

51,46

           

USD

94,16

 

USD

94,05

9.

6

2

b

   

51,20

 

51,46

           

USD

94,16

 

USD

94,05

10.

6

2

c

1

 

50,40

 

50,66

11.

6

2

c

2

 

28,48

 

28,63

12.

6

2

d

   

47,31

 

47,55

13.

6

3

a

1

 

99,08

 

99,58

14.

6

3

a

2

 

85,84

 

86,27

15.

6

3

b

   

85,84

 

86,27

16.

6

3

c

1

 

87,97

 

88,41

17.

6

3

c

2

 

66,05

 

66,38

18.

12

1

a

1

 

74,37

 

74,74

           

ANG

149,95

 

ANG

150,00

           

AWG

149,95

 

AWG

150,00

19.

12

1

a

2

 

61,13

 

61,44

           

ANG

123,25

 

ANG

124,00

           

AWG

123,25

 

AWG

124,00

20.

12

1

b

   

61,13

 

61,44

           

ANG

123,25

 

ANG

124,00

           

AWG

123,25

 

AWG

124,00

21.

12

1

c

   

46,61

 

46,84

           

USD

52,48

 

USD

52,32

           

ANG

93,95

 

ANG

94,00

           

AWG

93,95

 

AWG

94,00

22.

12

2

a

1

 

128,44

 

129,07

23.

12

2

a

2

 

115,20

 

115,77

24.

12

2

b

   

115,20

 

115,77

25.

12

2

c

1

 

115,58

 

116,17

26.

12

2

c

2

 

93,66

 

94,14

27.

12

2

d

   

46,61

 

46,84

B

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid wordt ‘tweede lid, onderdeel e,’ vervangen door: tweede lid, onderdeel d,.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Hetgeen in dit artikel is bepaald ten aanzien van een Nederlandse identiteitskaart ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is van overeenkomstige toepassing op een vervangende Nederlandse identiteitskaart voor personen met een uitreisverbod, ongeacht de leeftijd van de betrokken persoon.

C

Aan artikel 12 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Hetgeen in dit artikel is bepaald ten aanzien van een Nederlandse identiteitskaart ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is van overeenkomstige toepassing op een vervangende Nederlandse identiteitskaart voor personen met een uitreisverbod, ongeacht de leeftijd van de betrokken persoon.

ARTIKEL II

Artikel 6, zesde lid, en artikel 12, vijfde lid, van het Besluit paspoortgelden vervallen.

ARTIKEL III

  • 1. Artikel I, onderdeel A, treedt in werking met ingang van 1 januari 2017.

  • 2. Indien artikel I van het bij koninklijke boodschap van 7 december 2015 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Paspoortwet in verband met het van rechtswege laten vervallen van reisdocumenten van personen aan wie een uitreisverbod is opgelegd (Kamerstukken I 2015/16, 34 358 (R2065), nr. A) tot wet wordt verheven en in werking treedt, treedt artikel I, onderdelen B en C, op hetzelfde tijdstip in werking.

  • 3. Indien artikel VIa van het bij koninklijke boodschap van 7 december 2015 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Paspoortwet in verband met het van rechtswege laten vervallen van reisdocumenten van personen aan wie een uitreisverbod is opgelegd (Kamerstukken I 2015/16, 34 358 (R2065), nr. A) tot wet wordt verheven en in werking treedt, treedt artikel II op hetzelfde tijdstip in werking.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Afkondigingsblad van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 15 november 2016

Willem-Alexander

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Uitgegeven de dertigste november 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

De onderhavige wijziging van het Besluit paspoortgelden betreft een aanpassing van de op basis van artikel 7 van de Paspoortwet vast te stellen tarieven voor reisdocumenten. Het gaat daarbij om:

  • a. de in artikel 7, eerste lid, onder a, van die wet bedoelde kosten die een gemeente, de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, dan wel Aruba, Curaçao en Sint Maarten aan het Rijk zijn verschuldigd voor de productie van reisdocumenten (artikel 6, eerste lid, van het Besluit paspoortgelden);

  • b. de in artikel 7, eerste lid, onder b, van die wet genoemde rechten die een aanvrager aan het Rijk moet voldoen als de aanvraag voor het document wordt gedaan bij een andere dan de onder a genoemde instantie (bijvoorbeeld Koninklijke marechaussee) (artikel 12, eerste en tweede lid, van het Besluit paspoortgelden); en

  • c. de maximumtarieven die een gemeente of openbaar lichaam ingevolge artikel 7, derde lid, van de Paspoortwet ten hoogste aan een aanvrager van een reisdocument in rekening mag brengen. (artikel 6, tweede en derde lid, van het Besluit paspoortgelden).

De op grond van dit besluit vastgestelde bedragen gelden met ingang van 1 januari 2017.

Naast de aanpassing van de tarieven, regelt dit besluit tevens het tarief voor een vervangende Nederlandse identiteitskaart voor personen wier paspoort of Nederlandse identiteitskaart van rechtswege is vervallen wegens het opleggen van een uitreisverbod. Het wetsvoorstel waarop de vaststelling van dit tarief is gebaseerd, is nog aanhangig bij de Eerste Kamer.1 Mocht dit wetsvoorstel onverhoopt niet door de Eerste Kamer worden aanvaard, dan zullen de artikelen van dit besluit waarin bedoeld tarief wordt geregeld, niet in werking treden.

2. Toelichting op tariefswijzigingen

Op grond van dit besluit worden alle in het Besluit paspoortgelden opgenomen tarieven gewijzigd.

Alle tarieven worden geïndexeerd op grond van inflatiecorrectie. Verder vindt geen aanpassing van de tarieven plaats.

a. Opbouw tarieven

De (maximum)tarieven die een aanvrager in rekening mogen worden gebracht op grond van artikel 7, eerste lid, onder a, Paspoortwet bestaat uit twee delen. Het eerste deel bestaat uit de aan het Rijk verschuldigde kosten voor de productie van reisdocumenten. Deze kosten staan in het Besluit paspoortgelden weergeven in artikel 6, eerste lid. Deze aan het Rijk verschuldigde kosten zijn samengesteld uit de kosten die gemaakt worden voor de productie, personalisatie en distributie van de reisdocumenten, de apparaatskosten van het onderdeel van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dat met de zorg voor de reisdocumentenketen is belast, en een jaarlijkse opslag om grote schommelingen in de tarieven te voorkomen. Dit laatste onderdeel van de tarieven is in 2014 ingevoerd en betreft een opslag ten behoeve van de egalisatierekening die gevuld wordt om vanaf 2019 een deel van de kosten die het Rijk ten behoeve van de reisdocumenten maakt te dekken; deze egalisatierekening maakt het mogelijk om gedurende tien jaar een stabiel prijsniveau te hanteren. Zonder deze maatregel zouden de tarieven elke vijf jaar sterk gaan schommelen als gevolg van de invoering van de tienjarige geldigheidsduur in 2014 en de daardoor veroorzaakte pieken en dalen in het aantal aanvragen.

Het tweede deel bestaat uit de leges die uitgevende instanties mogen heffen om de uitgifte van het paspoort en bijbehorende dienstverlening te bekostigen. De tarieven worden op basis van kosten en baten berekend, dusdanig dat deze in evenwicht zijn met elkaar. Deze tarieven zijn opgenomen in artikel 6, tweede en derde lid, en in artikel 12, eerste en tweede lid, van dit besluit. In het kader van de consultatie is door gemeenten gesteld dat ook zij frictiekosten verwachten door de schommelingen in het aanvraag- en uitgifteproces van reisdocumenten. In overleg met hen zal de komende periode worden nagegaan of en zo ja in hoeverre dit tot maatregelen zal moeten leiden.

b. Inflatiecorrectie

Alle (maximum)tarieven worden als volgt geïndexeerd. De (maximum)tarieven geheven door gemeenten, het ministerie van Buitenlandse Zaken, de commandanten van de Koninklijke Marechaussee en de Gouverneurs op Sint Maarten, Aruba en Curaçao worden geïndexeerd met het indexcijfer voor de prijsmutatie van de overheidsconsumptie. De prijsmutatie van de overheidsconsumptie wordt jaarlijks door het Centraal Planbureau (CPB) geïndexeerd en is voor 2017 vastgesteld op 0,5%.

Het CPB stelt geen indexcijfer vast voor de prijsmutatie van de overheidsconsumptie op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Voor de in de openbare lichamen uitgegeven reisdocumenten wordt daarom uitgegaan van de consumentenprijsindex zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Voor elk van de openbare lichamen publiceert het CBS een indexcijfer. Omdat het maximaal te heffen rechten zijn, wordt voor alle drie de openbare lichamen uitgegaan van het hoogste van de drie indexcijfers over 2015. Volgens het CBS bedraagt het hoogste indexcijfer -/- 0,05%. Dit leidt tot een geringe daling van de tarieven voor de openbare lichamen.

c. Opslag ten behoeve van egalisatiereserve

In de consultatieversie van dit besluit werd uitgegaan van een noodzakelijke verhoging van de opslag voor de egalisatiereserve met € 0,21. Op basis van de aantallen uitgegeven documenten in het eerste half jaar van 2016 blijkt echter dat er voldoende dekking is om deze verhoging niet door te laten gaan. Deze informatie was pas bekend na het ingaan van de consultatietermijn.

d. Afronding valuta ANG en AWG

Op verzoek van het Kabinet van de Gouverneur van Sint Maarten zijn de tarieven voor de Antilliaanse gulden (ANG) voor 2017 afgerond op hele valuta. Dit in verband met de beperkte beschikbaarheid van muntgeld in deze valuta op het eiland. Omdat de tarieven in ANG en Arubaanse florin (AWG) tot op heden gelijk aan elkaar waren, is besloten om ook de tarieven in AWG op gelijke wijze af te ronden. Voor beide valuta zijn decimalen onder de 0,50 naar beneden afgerond, decimalen van 0,50 en hoger zijn naar boven afgerond. Hiermee blijven de wettelijke tarieven op deze eilanden aan elkaar gelijk. Het effect van deze afronding speelt zich af binnen een bandbreedte van +0,26% en –0,52%. De beperkte beschikbaarheid van muntgeld is vooralsnog geen reden voor een structurele wijziging van de tarieven.

e. Gehanteerde wisselkoersen

Alle bedragen in euro's zijn, waar van toepassing, omgerekend naar Antilliaanse gulden (ANG), Arubaanse florin (AWG) en Amerikaanse dollar (USD) aan de hand van de administratiekoers van het ministerie van Buitenlandse Zaken zoals deze gold op 1 juni 2016. De gehanteerde administratiekoersen bedroegen:

 

EUR

EUR

1,000

AWG

2,012

ANG

2,012

USD

1,117

3. Tarieven

Voor een goed overzicht zijn in onderstaande tabellen per documentsoort de voor 2017 op grond van onderhavig besluit geldende tarieven opgenomen, waarbij tevens het tarief voor 2016 en het percentage waarmee dat tarief is gewijzigd zijn aangegeven. Boven elke tabel zijn de tarieven aangegeven die het betreft.

Artikel 6, eerste lid: Het rijksdeel van de tarieven:

Document

Valuta

Tarieven 2016

Tarieven 2017

%-wijziging

Paspoort (18 jaar en ouder)

EUR

34,44

34,61

0,5

 

USD

38,79

38,65

–0,4

 

ANG

69,45

70,00

0,8

 

AWG

69,45

70,00

0,8

Paspoort (< 18 jaar)

EUR

21,20

21,31

0,5

 

USD

23,88

23,80

–0,3

 

ANG

42,75

43,00

0,6

 

AWG

42,75

43,00

0,6

Vreemdelingendocument

EUR

21,20

21,31

0,5

 

USD

23,88

23,80

–0,3

 

ANG

42,75

43,00

0,6

 

AWG

42,75

43,00

0,6

Nederlandse identiteitskaart (18 jaar en ouder)

EUR

27,22

27,36

0,5

Nederlandse identiteitskaart (<18 jaar)

EUR

5,30

5,33

0,6

Spoedlevering

EUR

47,31

47,55

0,5

Zoals in bovenstaande tabel zichtbaar zijn de tarieven (EUR) met 0,5% gestegen. Dit is conform de inflatiecorrectie van 0,5%. Een afwijking is hier het tarief (EUR) voor de Nederlandse identiteitskaart voor personen onder de 18 jaar. Deze is 0,6% gestegen. De afwijking van 0,1% ten opzichte van de inflatiecorrectie wordt verklaart door afronding van het bedrag op hele centen. Indien effectief met 0,5% geïndexeerd wordt bedraagt de verhoging € 0,0265. Gezien bedragen van deze aard niet gangbaar zijn in het dagelijks betalingsverkeer bedraagt de afgeronde verhoging 3 cent of te wel 0,6%. De procentuele wijzigingen in andere valuta (USD, AWG en ANG) kunnen als gevolg van de administratiekoers en de afrondingsmaatregel op valuta in AWG en ANG afwijken van de procentuele tariefswijziging in euro’s. Zo daalt bijvoorbeeld het tarief in USD voor het paspoort voor personen onder de 18 jaar en het vreemdelingendocument met 0,3% ten opzichte van het voorgaande jaar als gevolg van de administratiekoersen euro / dollar.

Artikel 6, tweede lid: De maximumtarieven die een gemeente of openbaar lichaam mag heffen:

Document

Valuta

Tarieven 2016

Tarieven 2017

%-wijziging

Paspoort (18 jaar en ouder)

EUR

64,44

64,76

0,5

 

USD

109,07

108,91

–0,1

Paspoort (< 18 jaar)

EUR

51,20

51,46

0,5

 

USD

94,16

94,05

–0,1

Vreemdelingendocument

EUR

51,20

51,46

0,5

 

USD

94,16

94,05

–0,1

Nederlandse identiteitskaart (18 jaar en ouder)

EUR

50,40

50,66

0,5

Nederlandse identiteitskaart (<18 jaar)

EUR

28,48

28,63

0,5

Spoedlevering

EUR

47,31

47,55

0,5

Bovenstaande tabel toont de maximumtarieven die gemeenten of openbare lichamen mogen heffen. Deze tarieven bestaan uit het rijksdeel zoals vastgesteld in artikel 6, onder het eerste lid, met aanvullend de leges die uitgevende instanties mogen heffen om de uitgifte van het paspoort en bijbehorende dienstverlening te bekostigen. De maximumtarieven in EUR zijn gewijzigd conform de inflatiecorrectie van 0,5%. Bedragen in USD hebben betrekking op de openbare lichamen en kennen daarom een inflatiecorrectie van –0,05% over de leges die geheven mogen worden door de uitgevende instanties. Naast de inflatiecorrectie speelt de wisselkoers ook een rol bij de vaststelling van dit tarief. Afgerond kennen deze documenten een procentuele wijziging van –0,1%.

Artikel 6, derde lid: De maximumtarieven die een grensgemeente mag heffen wanneer de aanvrager niet in de basisregistratie persoonsgegevens is ingeschreven:

Document

Valuta

Tarieven 2016

Tarieven 2017

%-wijziging

Paspoort (18 jaar en ouder)

EUR

99,08

99,58

0,5

Paspoort (< 18 jaar)

EUR

85,84

86,27

0,5

Vreemdelingendocument

EUR

85,24

86,27

0,5

Nederlandse identiteitskaart (18 jaar en ouder)

EUR

87,97

88,41

0,5

Nederlandse identiteitskaart (<18 jaar)

EUR

66,05

66,38

0,5

Bovenstaande tabel toont de rechten die gemeenten mogen heffen aan personen die niet in de basisregistratie persoonsgegevens (BRP) staan ingeschreven. Hier gaat het om personen met de Nederlandse nationaliteit maar die niet in Nederland woonachtig zijn en daarom niet ingeschreven in het BRP. Al de tarieven zijn verhoogd in overeenstemming met de inflatiecorrectie van 0,5%.

Artikel 12, eerste lid: De tarieven die binnen het Koninkrijk geheven worden voor een aanvraag bij de door de minister daarvoor aangewezen autoriteiten anders dan gemeenten (Koninklijke Marechaussee, consulaire posten, ambassades en de Gouverneurs van de Caribische landen in het Koninkrijk):

Document

Valuta

Tarieven 2016

Tarieven 2017

%-wijziging

Paspoort (18 jaar en ouder)

EUR

74,37

74,74

0,5

 

ANG

149,95

150,00

0,03

 

AWG

149,95

150,00

0,03

Paspoort (< 18 jaar)

EUR

61,13

61,44

0,5

 

ANG

123,25

124,00

0,6

 

AWG

123,25

124,00

0,6

Vreemdelingendocument

EUR

61,13

61,44

0,5

 

ANG

123,25

124,00

0,6

 

AWG

123,25

124,00

0,6

Noodpaspoort

EUR

46,61

46,84

0,5

 

USD

52,48

52,32

–0,3

 

ANG

93,95

94,00

0,1

 

AWG

93,95

94,00

0,1

Bovenstaande tarieven in EUR tonen een stijging van 0,5%. Deze stijging is conform de inflatiecorrectie. De procentuele wijziging van tarieven in andere valuta kan afwijken van de wijziging in euro’s. Enerzijds vanwege de administratiekoersen en anderzijds vanwege de afrondingsmaatregel voor tarieven in ANG en AWG.

Artikel 12, tweede lid: De tarieven die buiten het Koninkrijk geheven worden voor een aanvraag bij de door de minister daarvoor aangewezen autoriteiten anders dan gemeenten (Consulaire posten en ambassades):

Document

Valuta

Tarieven 2016

Tarieven 2017

%-wijziging

Paspoort (18 jaar en ouder)

EUR

128,44

129,07

0,5

Paspoort (< 18 jaar)

EUR

115,20

115,77

0,5

Vreemdelingendocument

EUR

115,20

115,77

0,5

Nederlandse identiteitskaart (18 jaar en ouder)

EUR

115,58

116,17

0,5

Nederlandse identiteitskaart (<18 jaar)

EUR

93,66

94,14

0,5

Noodpaspoort

EUR

46,61

46,84

0,5

Bovenstaande tarieven tonen een stijging van 0,5%. Deze stijging is conform de inflatiecorrectie.

4. Vervangende Nederlandse identiteitskaart voor personen met een uitreisverbod

In het bij de Eerste Kamer aanhangige voorstel van Rijkswet tot wijziging van de Paspoortwet in verband met het van rechtswege laten vervallen van reisdocumenten van personen aan wie een uitreisverbod is opgelegd,2 is geregeld dat aan een Nederlander aan wie een verbod is opgelegd om het Schengengebied te verlaten3 na een daartoe strekkende aanvraag een vervangende Nederlandse identiteitskaart wordt verstrekt voor de duur van vijf jaren. Gelet hierop, wordt met dit besluit de hoogte van de leges vastgesteld voor deze vervangende Nederlandse identiteitskaart. De wetgever heeft in dat verband opgemerkt dat de leges voor de vervangende identiteitskaart niet kostendekkend zullen worden vastgesteld.4 Het gaat immers waarschijnlijk om zeer kleine aantallen te produceren kaarten, waardoor de kosten per kaart relatief hoog zijn. Het is daarbij niet de bedoeling om betrokkene op hogere kosten te jagen dan strikt noodzakelijk is.5 In lijn daarmee wordt met dit besluit voor de vervangende identiteitskaart (met een geldigheidsduur van 5 jaren) dezelfde leges gevraagd als voor de gewone identiteitskaart voor personen onder de 18 jaar (met een geldigheidsduur van 5 jaren). De (maximum)tarieven voor een vervangende Nederlandse identiteitskaart voor personen met een uitreisverbod komen daarmee uit op de volgende bedragen:

Soort tarief

(maximum-)tarief 2017

Kosten Rijk

€ 5,33

Maximumtarief bij gemeente of openbaar lichaam

€ 28,63

Maximumtarief bij grensgemeente

€ 66,38

Tarief bij consulaten en ambassade

€ 94,14

Zoals de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken opmerkten in hun reactie op het ontwerp voor dit besluit, zullen de gemeenten een tarief voor de vervangende Nederlandse identiteitskaart in hun legesverordening moeten opnemen.

Het is niet mogelijk om de als gevolg van een uitreisverbod van rechtswege vervallen documenten te laten «herleven» indien achteraf een dergelijk verbod geen stand houdt. In geval dat de bestuursrechter oordeelt dat aan betrokkene ten onrechte een uitreisverbod is opgelegd kan betrokkene door de bestuursrechter desgevraagd een schadevergoeding toegewezen worden ten behoeve van het aanvragen van een nieuw reisdocument. De verplichting daartoe vloeit voort uit titel 8.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

5. Administratieve lasten

Dit besluit heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven en voor burgers.

6. Inwerkingtreding en horizonbepaling

Artikel III van dit besluit regelt de inwerkingtreding. Het onderdeel van dit besluit dat voorziet in de wijziging van de tarieven (artikel I, onder A), treedt op grond van artikel III, eerste lid, in werking met ingang van 1 januari 2017. De onderdelen die voorzien in de tarifering van de vervangende Nederlandse identiteitskaart voor personen aan wie een uitreisverbod is opgelegd (artikel I, onderdelen B en C), treden op grond van artikel III, tweede lid, in werking op het tijdstip waarop de in paragraaf 4 bedoelde wijziging van de Paspoortwet tot wet is verheven en in werking treedt. Artikel III, derde lid, in samenhang met artikel II, voorziet voor deze wijziging in een horizonbepaling die er op neerkomt dat de tarifering voor de vervangende Nederlandse identiteitskaart in principe vijf jaar na haar inwerkingtreding weer vervalt. Dit hangt samen met het feit dat de artikelen in de Paspoortwet die betrekking zullen hebben op de mogelijkheid van een vervangende Nederlandse identiteitskaart, eveneens voor een periode van vijf jaar gelden. In het nog niet voorziene geval dat de regeling in de Paspoortwet inzake de vervangende Nederlandse identiteitskaart verlengd zal worden, zal de regeling in het Besluit paspoortgelden eveneens worden verlengd. Mocht eerder genoemd voorstel tot wijziging van de Paspoortwet onverhoopt niet door de Eerste Kamer worden aanvaard, dan zullen het tweede en derde lid van artikel III geen effect sorteren.

Artikelgewijs

Artikel I, onderdeel B, eerste lid.

ln artikel 6, vierde lid, van het Besluit paspoortgelden werd verwezen naar de toeslag bedoeld in het tweede lid, onder e. Dat onderdeel e is per 1 januari 2015 geletterd tot d en bestaat dus niet meer. Met dit besluit is de verwijzing in het vierde lid daarom gewijzigd in een verwijzing naar het tweede lid, onderdeel d.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Kamerstukken II 2015/16, 34 358 (R2065), nr. A.

X Noot
2

Kamerstukken II 2015/16, 34 358 (R2065), nr. A.

X Noot
3

Als bedoeld in artikel 3 van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding.

X Noot
4

Kamerstukken II 2015/16, 34 358 (R2065), nr. 3, blz. 18 en 19.

X Noot
5

Kamerstukken II 2015/16, 34 358 (R2065), nr. 3, blz. 9.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven