Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 8 december 2016, nr. 2016-0000778106 tot wijziging van enige wetten, besluiten en regelingen in verband met de jaarlijkse aanpassingen van bedragen aan de prijsontwikkeling van de in die wetten, besluiten en regelingen genoemde bedragen voor 2017

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister voor Wonen en Rijksdienst,

Gelet op de artikelen 9, derde lid, en 12a, derde lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de artikelen 10, tweede lid, 13, derde lid, 16, derde lid, en 18, derde lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, artikel 4, vierde lid, en artikel 6, vijfde lid, van het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman, artikel 3, zesde lid, van het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning, de artikelen 8, derde lid, en 16, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit burgemeesters, de artikelen 3, tweede lid, en 21, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, de artikelen 2, tweede en vierde lid, 11, tweede lid en en 14, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, de artikelen 2, tweede en vierde lid, 10, tweede lid, en 13 van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, de artikelen 3, tweede lid, en 25, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders, de artikelen 7, derde lid, en 10, vierde lid, van het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen, de artikelen 3.2, tweede lid, 3.8, tweede lid, 3.9, vijfde lid, 3.11, derde lid, 3.11a, tweede lid, 3.24, derde lid en 3.26, tweede lid, van het Waterschapsbesluit, artikel 13, eerste lid, van het Reisbesluit binnenland, artikel 8, tweede lid en artikel 12bb van het Verplaatsingskostenbesluit 1989, artikel 68a, negende lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, artikel 5, achtste lid, van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal de artikelen 3, eerste lid, en 3a van het Besluit betaling emolumenten burgerlijk rijkspersoneel 2011-2012, artikel 25ab van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, artikelen 7 en 9, vierde lid van het Rechtspositiebesluit politieke gezagdragers BES, en artikel 2, vierde lid, van het Rijksbesluit rechtspositie gouverneurs van Curaçao en Sint Maarten;

Besluiten:

ARTIKEL I

In de in de kolommen C tot en met E van tabel 1 aangeduide bepalingen van de in kolom B genoemde wetten, besluiten en ministeriële regelingen worden de in kolom F opgenomen bedragen voor het jaar 2016 telkens vervangen door de in kolom G opgenomen bedragen die per 1 januari 2017 gelden.

Tabel 1 diverse indexaties

A

B

C

D

E

F

G

Nr

Wet/besluit/

ministeriële regeling

artikel

lid

Onderdeel

bedragen per 1-1-2016

bedragen per 1-1-2017

1

Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer

9

1

 

€ 2.668,16

€ 2.670,83

2

Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer

12a

2

 

€ 0,62

€ 0,60

3

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

10

1

 

€ 2.676,36

€ 2.511,20

4

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

13

2

 

€ 0,62

€ 0,60

5

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

16

1

 

€ 2.540,91

€ 2.543,45

6

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

18

2

 

€ 335,32

€ 350,15

7

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

18

2

 

€ 3.338,69

€ 3.486,33

8

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

18

2

 

€ 6.678,72

€ 6.974,05

9

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

18

2

 

€ 10.853,07

€ 11.333,00

10

Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman

4

3

 

€ 0,62

€ 0,60

11

Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman

6

2

a

€ 349,44

€ 349,79

12

Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman

6

2

b

€ 290,81

€ 291,10

13

Rechtspositiebesluit burgemeesters

16

1

 

€ 380,65

€ 381,03

16

Rechtspositiebesluit gedeputeerden

21

1

 

€ 350,19

€ 350,54

17

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel I

   

€ 239,11

€ 250,82

18

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel I

   

€ 377,82

€ 396,33

19

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel I

   

€ 588,91

€ 617,77

20

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel I

   

€ 914,12

€ 958,91

21

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel I

   

€ 1.190,11

€ 1.248,42

22

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel I

   

€ 1.392,60

€ 1.460,84

23

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel I

   

€ 1.581,05

€ 1.658,52

24

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel I

   

€ 1.841,88

€ 1.932,14

25

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel I

   

€ 2.242,41

€ 2.352,29

26

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

2

3

 

€ 167,48

€ 167,65

35

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel IV

   

€ 57,44

€ 60,25

36

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel IV

   

€ 63,50

€ 66,61

37

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel IV

   

€ 76,17

€ 79,91

38

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel IV

   

€ 93,73

€ 98,32

39

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel IV

   

€ 119,70

€ 125,57

40

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel IV

   

€ 151,76

€ 159,19

41

Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden

2

1

 

€ 1.109,39

€ 1.163,75

42

Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden

2

3

 

€ 167,48

€ 167,65

43

Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden

13

   

€ 107,01

€ 112,25

44

Rechtspositiebesluit wethouders

25

1

 

€ 350,19

€ 350,54

48

Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen

7

2

 

€ 0,62

€ 0,60

49

Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen

10

2

a

€ 698,90

€ 699,59

50

Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen

10

2

b

€ 698,90

€ 699,59

51

Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen

10

2

c

€ 349,44

€ 349,79

52

Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen

10

2

d

€ 290,81

€ 291,10

53

Waterschapsbesluit

3.2

1

 

€ 455,12

€ 477,42

54

Regeling vaststelling emolumenten burgerlijk rijkspersoneel 2011-2012

2

 

a

€ 111,18

€ 112,29

55

Regeling vaststelling emolumenten burgerlijk rijkspersoneel 2011-2012

2

 

b

€37,16

€34,56

56

Regeling vaststelling emolumenten burgerlijk rijkspersoneel 2011-2012

2

 

c

€26,89

€23,13

57

Regeling vaststelling emolumenten burgerlijk rijkspersoneel 2011-2012

2

 

d

€16,57

€ 16,07

58

Reisregeling binnenland

5

1

aanhef

€ 4,66

€ 4,76

59

Reisregeling binnenland

5

1

aanhef

€ 13,91

€ 14,20

60

Reisregeling binnenland

5

1

a

€ 14,62

€ 14,96

61

Reisregeling binnenland

5

1

b

€ 22,12

€ 22,63

62

Reisregeling binnenland

5

1

c

€ 90,14

€91,13

63

Reisregeling binnenland

5

1

d

€ 8,80

€ 8,90

64

Verplaatsingskosten-regeling 1989

12

1

 

€ 383,38

€ 384,57

65

Verplaatsingskosten-regeling 1989

12

2

 

€ 21,50

€ 21,56

66

Verplaatsingskosten-regeling 1989

12

5

 

€ 0,19

€ 0,19

67

Verplaatsingskosten-regeling 1989

13

1

a

€ 56,78

€ 56,96

68

Verplaatsingskosten-regeling 1989

13

1

b

€ 3,18

€ 3,19

69

Verplaatsingskosten-regeling 1989

13

1

c

€ 0,06

€ 0,06

70

Verplaatsingskosten-regeling 1989

13

2

 

€ 0,19

€ 0,19

71

Verplaatsingskosten-regeling 1989

13

2

 

€ 0,06

€ 0,06

72

Algemeen Rijksambtenarenreglement

68a

3

a

€ 541,36

€ 541,90

73

Ambtenarenreglement Staten-Generaal

5

8

 

€ 541,36

€ 541,90

74

Waterschapsbesluit

3.26

1

 

€ 380,65

€ 381,03

75

Waterschapsbesluit

3.11a

1

 

€ 350,19

€ 350,54

76

Waterschapsbesluit

3.2

1

 

€ 455,12

€ 477,42

77

Waterschapsbesluit

3.9

1

 

€ 167,48

€ 167,65

ARTIKEL II

Bijlage D van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, bevattende de salarissen voor de arbeidsbeperkten, bedoeld in artikel 25aa, derde lid komt als volgt te luiden:

BIJLAGE D VAN HET BEZOLDIGINGSBESLUIT BURGERLIJKE RIJKSAMBTENAREN 1984, BEVATTENDE DE SALARISSEN (MAANDBEDRAGEN IN EURO) VOOR DE ARBEIDSBEPERKTEN, BEDOELD IN ARTIKEL 25AA, DERDE LID, PER 1 JANUARI 2017

   

100%

102%

104%

106%

108%

110%

112%

114%

116%

118%

120%

nr

                       

0

€ 1551,60

                     

1

€ 1.582,63

1

x

                 

2

€ 1.613,66

2

 

x

               

3

€ 1.644,70

3

   

x

             

4

€ 1.675,73

4

     

x

           

5

€ 1.706,76

5

       

x

         

6

€ 1.737,79

6

         

x

       

7

€ 1.768,82

7

           

x

     

8

€ 1.799,86

8

             

x

   

9

€ 1.830,89

9

               

x

 

10

€ 1.861,92

10

                 

x

ARTIKEL III

A

In de in de kolom C van tabel 2 aangeduide artikelen van het in kolom B genoemde besluit worden de in kolom D genoemde bedragen vervangen door de in kolom E genoemde bedragen met ingang van 1 januari 2015.

Tabel 2 Bezoldiging Gouverneurs

A

B

C

D

E

Nr

Wet/besluit/

ministeriële regeling

artikel

was

Bedrag per 1 januari 2015

1

Rijksbesluit gouveneurs Curaçao en Sint Maarten

2, eerste lid

Afl. 21.835,82

Afl. 22.595,25

2

Rijksbesluit gouveneurs Curaçao en Sint Maarten

2, tweede lid

NAF 21.835,82

NAF 22.595,25

B

In de in de kolom C van tabel 3 aangeduide artikelen van het in kolom B genoemde besluit worden de in kolom D genoemde bedragen vervangen door de in kolom E genoemde bedragen met ingang van 1 september 2015.

Tabel 3 Bezoldiging Gouverneurs

A

B

C

D

E

Nr

Wet/besluit/

ministeriële regeling

artikel

Bedrag per 1 januari 2015

Bedrag per 1 september 2015

1

Rijksbesluit gouveneurs Curaçao en Sint Maarten

2, eerste lid

Afl. 22.595,25

Afl. 22.877,69

2

Rijksbesluit gouveneurs Curaçao en Sint Maarten

2, tweede lid

NAF 22.595,25

NAF 22.877,69

C

In de in de kolom C van tabel 4 aangeduide artikelen van het in kolom B genoemde besluit worden de in kolom D genoemde bedragen vervangen door de in kolom E genoemde bedragen met ingang van 1 januari 2016

Tabel 4 Bezoldiging Gouverneurs

A

B

C

D

E

 

Wet/besluit/

ministeriële regeling

artikel

Bedrag per 1 september 2015

Bedrag per 1 januari 2016

1

Rijksbesluit gouveneurs Curaçao en Sint Maarten

2, eerste lid

Afl. 22.877,69

Afl. 23.564,02

2

Rijksbesluit gouveneurs Curaçao en Sint Maarten

2, tweede lid

NAF 22.877,69

NAF 23.564,02

ARTIKEL IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2017 met dien verstande dat artikel III, de onderdeel A terugwerkt tot en met 1 januari 2015 en onderdeel B tot en met 1 september 2015 en onderdeel C terugwerkt tot en met 1 januari 2016. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst wordt uitgegeven na 1 januari 2017 treedt deze regeling in werking met ingang van de dag na uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1 januari 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Mnister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

TOELICHTING

Algemeen

De onderhavige regeling behelst het aanpassen van bedragen ten behoeve van diverse wettelijk geregelde onkostenvergoedingen voor zowel politieke ambtsdragers als voor de ambtenaren van de sector Rijk. Op grond van bovenliggende regelgeving is sprake van een verplichting om de in de regeling opgenomen bedragen elk jaar aan te passen aan de hand van de daarin voorgeschreven aanpassingssystematiek.

De verschillende bedragen moeten op 1 januari van ieder jaar dan wel jaarlijks worden gewijzigd aan de hand van de in de regelgeving genoemde en verschillende indexcijfers zoals de consumentenprijsindex, de consumentenprijsindex voor restaurants, fastfood, afhaalservice, cafés en accommodaties en het prijsindexcijfer autolease personenauto’s.

Daarnaast zijn enkele vergoedingen voor politieke ambtsdragers gekoppeld aan het indexcijfers CAO lonen overheid.

Voorts zijn er vergoedingen van politieke ambtsdragers die, aan de hand van een rekenregel, moeten worden gewijzigd omdat de vergoedingen voor dienstreizen van het burgerlijk rijkspersoneel wijzigen. De tegemoetkomingen aan rijksambtenaren voor woon- werkverkeer op grond van de Verplaatsingskostenregeling 1989 wordt, ook ingevolge een rekenregel, geïndexeerd met de prijsstijging van een Ov-jaarkaart 2e klasse.

Tevens worden de bedragen in de regeling vaststelling emolumenten burgerlijk rijkspersoneel 2011 – 2012 aangepast en de maximale tegemoetkoming voor representatiekosten. Vervolgens is Bijlage D van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 aangepast aan de bedragen van het wettelijk minimumloon. Deze aanpassing is dit jaar voor het eerst opgenomen in de verzameltabel in artikel 1. Het Rechtspositiebesluit politieke gezagdragers BES is aangepast met de bedragen die per 1 januari 2016 zullen gaan gelden volgens de afspraken die op 11 mei 2016 overeengekomen zijn bij de arbeidsvoorwaardenovereenkomst Caribisch Nederland. Tot slot is een omissie hersteld: voor de gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten waren de overeengekomen loonsverhogingen in 2015 en 2016 voor het personeel in de sector Rijk vastgesteld.

Artikelsgewijs

Artikel I nummer 1, 5, 11, 12, 13, 16, 26, 42, 44 en 49 tot en met 52

De hierna genoemde toelagen en onkostenvergoedingen worden jaarlijks met ingang van 1 januari aangepast aan de consumentenprijsindex, geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar.

De consumentenprijsindex voor 2016 is bepaald op 100,57. Voor 2015 was dit indexcijfer 100,5. Procentueel is dat een verhoging van 0,1.

Het CBS heeft voor het bepalen van het indexcijfer het basisjaar gewijzigd. Het basisjaar dat tot nu toe gehanteerd werd voor dit indexcijfer was 2006; dat is nu het jaar 2015 geworden.

Het betreft de volgende vergoedingen:

  • de vergoeding voor leden van de Eerste en Tweede Kamer voor kosten verbonden aan de uitoefening van het ambt (artikel 9, eerste lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer en artikel 16, eerste lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer: nummers 1 en 5),

  • de vergoeding voor de vice-president van de Raad van State, de president van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de leden van de Raad van State en de staatsraden, de overige leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer en de substituut-ombudsmannen voor de kosten van voorzieningen die voor eigen rekening komen en door hen mede worden aangewend ten behoeve van de vervulling van hun ambt (artikel 6, tweede lid, van het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman: nummers 11 en 12),

  • de ambtstoelage voor burgemeesters (artikel 16, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit burgemeesters: nummer 13),

  • de onkostenvergoeding voor gedeputeerden (artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden: nummer 16),

  • de onkostenvergoeding voor raadsleden (artikel 21, derde lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: nummer 26)

Wat betreft de onkostenvergoeding van de raadsleden in de drie hoogste inwonersklassen (gemeenten met meer dan 100.000 inwoners) is er overgangsrecht. Hun onkostenvergoedingen waren namelijk hoger dan het per 1 juli 2014 voor alle raadsleden geïntroduceerde bedrag van € 165,– per maand.

Als overgangsrecht is de onkostenvergoeding van de raadsleden in deze drie inwonersklassen gehandhaafd zoals die gold vóór inwerkingtreding van dit besluit, tot de gemeenteraadsverkiezingen van 2018. Hierdoor hebben de desbetreffende raadsleden ruimschoots de tijd om zich in te stellen op deze aanpassing per 2018.

Op de bedragen behorende bij de drie inwonersklassen wordt ook de bovengenoemde indexering toegepast. Dat houdt in dat de bedragen voor deze inwonersklassen tot de volgende raadsverkiezingen in 2018 gelden:

100.001-150.000 € 183,62

150.001-375.000 € 218,75

375.001- € 262,38

  • de onkostenvergoeding voor statenleden (artikel 2, derde lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden: nummer 42),

  • de onkostenvergoeding voor wethouders (artikel 25, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders: nummer 44),

  • de vergoeding voor ministers en staatssecretarissen voor de kosten van voorzieningen die voor hun eigen rekening komen en door hen mede worden aangewend ten behoeve van de vervulling van hun ambt (artikel 10, tweede lid, van het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen: nummers 49 t/m 52).

Artikel I, nummers 3 en 6 tot en met 9

Artikel 10, eerste lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer ziet op een vergoeding waarmee de leden van de Eerste Kamer voorzieningen kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden. Deze vergoeding wordt jaarlijks herzien onder meer aan de hand van voor het overheidspersoneel geldende inhoudingen ter zake van het ouderdoms- en nabestaandenpensioen. Nu de pensioenpremie voor overheidspersoneel met ingang van 1 januari 2016 is gedaald van 6,27% naar 5,34%, leidt dat tot een verlaging van de jaarlijkse vergoeding.

Artikel 18, tweede lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer betreft de vergoeding voor verblijfkosten.

De vergoeding voor verblijfkosten voor leden van de Tweede Kamer is geregeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer. Deze bepaling bevat een rekenregel, zodat in onderhavige regeling de bedragen niet gewijzigd hoeven te worden. De toepassing van de rekenregel leidt tot de volgende bedragen met ingang van 1 januari 2017:

Reisafstand

Vergoeding art. 8, eerste lid

0 km

€ 7.210,90

10 km

€ 11.878,60

75 km

€16.335,4030

150 km

€ 21.762,60

Artikel I, nummer 2, 4, 10 en 48

Deze wijzigingen strekken tot aanpassing van de bedragen die zijn opgenomen in artikel 12a, tweede lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer en artikel 13, tweede lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, artikel 4, derde lid, van het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman en artikel 7, tweede lid, van het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen.

Het in deze bepalingen vermelde bedrag heeft betrekking op de maximaal toegestane kilometerprijs van een aan te schaffen dienstauto. Het bedrag wordt per 1 januari van elk jaar bij ministeriële regeling gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van het prijsindexcijfer jaargemiddelde operationele autolease inclusief brandstof, zoals door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerd, over het tweede kalenderjaar voorafgaand aan genoemde datum ten opzichte van hetzelfde indexcijfer over het jaar daaraan voorafgaand. De stijging van de normbedragen zoals die met dit besluit gestalte krijgt is als volgt berekend. Het prijsindexcijfer autolease personenauto’s 2015 was 99,7. Het prijsindexcijfer autolease personenauto’s 2014 was 103,6. Het verschil is dus 99,7-103,0 = -3,3. In een percentage uitgedrukt is de daling – 3,20%. Het normbedrag voor 2015 was (niet afgerond) € 0,6170422317785646 verminderd met 3,20% wordt € 0,596679838129872, afgerond € 0,60. Het normbedrag wordt met ingang van 1 januari 2016 dus € 0,60.

Artikel I, nummers 17 tot en met 25, 35 tot en met 40, 41, 43 en 53

Het maximumbedrag van de vergoeding voor werkzaamheden toegekend aan raadsleden en statenleden (tabel I van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden respectievelijk artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden) wordt jaarlijks met ingang van 1 januari aangepast aan de hand van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar vastgestelde indexcijfer CAO lonen overheid inclusief bijzondere beloningen.

Het indexcijfer CAO lonen overheid inclusief bijzondere beloningen voor 2016 is bepaald op 108,6. Voor 2015 was dit indexcijfer 103,5. Procentueel is dat een verhoging van 4,9%.

De vergoeding aan een lid van een commissie, vermeld in tabel IV van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en artikel 13 van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden wordt overeenkomstig aangepast. Tot slot wordt ook de vergoeding voor leden van het algemeen bestuur die geen lid zijn van het dagelijks bestuur (artikel 3.2, eerste lid, van het Waterschapsbesluit overeenkomstig aangepast.

Artikel I, nummers 54 tot en met 57

In artikel 3, eerste lid, van het Besluit betaling emolumenten burgerlijk rijkspersoneel worden de vergoedingen geregeld die een betrokkene verschuldigd is voor het van rijkswege verstrekte genot van een woning en verdere verstrekkingen in die woning. Voor het van rijkswege verstrekte genot van verwarming van de woning, energie voor kookdoeleinden, elektrische energie anders dan voor verwarming van de woning en voor kookdoeleinden, en leidingwater is als vergoeding een percentage van de bezoldiging vastgesteld.

De bedragen genoemd in artikel 2 Regeling vaststelling emolumenten burgerlijk rijkspersoneel 2011-2012 zijn gemaximeerd en worden jaarlijks aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex van gas, elektriciteit en water.

Artikel I, nummers 58 tot en met 63

De bedragen voor de vergoeding van kleine uitgaven overdag en kleine uitgaven ’s avonds worden geïndexeerd met 2,1%, de gemiddelde stijging van het totaal van de componenten ontbijt, lunch en diner. De bedragen voor lunch en diner worden geïndexeerd met 2,3%, de gemiddelde wijziging van de consumentenprijsindexen voor restaurants en café’s, en voor fastfood en afhaalservice. De bedragen voor logies en ontbijt worden geïndexeerd met 1,1% van de consumentenprijsindex voor accommodaties.

Artikel I, nummers 64 tot en met 71

Het maximumbedrag per maand van de tegemoetkoming per kilometer voor degene die de plaats van tewerkstelling niet of niet doelmatig per openbaar vervoer kan bereiken (artikel 12a Verplaatsingskostenbesluit 1989) en voor degene die de afstand tussen de woning en de plaats van tewerkstelling per fiets aflegt (artikel 12b, tweede lid, Verplaatsingskostenbesluit 1989) wordt vastgesteld op een twaalfde deel van de per 1 januari 2017 geldende grootverbruikcontractprijs van een OV jaarkaart 2e klasse. Deze grootverbruikcontractprijs bedraagt, op basis van de door de NS opgegeven prijs van een OV jaarkaart 2e klasse, op 1 januari 2017 € 4614,84. De tegemoetkoming in gemaakte reiskosten bedraagt vanaf 1 januari 2016 aldus € 384,57 (artikel 12, eerste lid).

Het maximumbedrag per maand van de tegemoetkoming per kilometer voor degene die de plaats van tewerkstelling met het openbaar vervoer kan bereiken, maar daarvan geen gebruik maakt (artikel 12b, eerste lid, Verplaatsingskostenbesluit 1989) wordt geïndexeerd met 0,31%%, de prijsstijging van een OV jaarkaart 2e klasse, en bedraagt per 1 januari 2017 € 56,96 (artikel 13, eerste lid, onder a).

Voor degenen die niet regelmatig naar dezelfde plaats van tewerkstelling reizen (artikel 12, tweede lid, en artikel 13, eerste lid, onder b van de Verplaatsingskostenregeling 1989) is een maximale tegemoetkoming per dag van toepassing. De maximale bedragen per dag (€ 21,56 respectievelijk € 3,19) zijn het resultaat van de volgende berekening: het maandbedrag (€ 384,57 respectievelijk € 56,96), vermenigvuldigd met twaalf (maanden) en gedeeld door 214 (het reguliere aantal reisdagen per jaar, zoals opgenomen in de formule in artikel 12 van de Verplaatsingskostenregeling 1989).

De bedragen voor de tegemoetkoming per kilometer (artikel 12, vijfde lid, onderdeel d, en artikel 13, eerste lid, onderdeel c, alsmede artikel 13, tweede lid, van de Verplaatsingskostenregeling 1989) blijven per 1 januari 2017: 19 respectievelijk 6 eurocent per kilometer.

De hoge tegemoetkoming per kilometer wordt vastgesteld, door het niet afgeronde bedrag van 1 januari 2016 (18,91 eurocent) te indexeren met de prijsstijging van een OV jaarkaart 2e klasse van 0,31% en de uitkomst (18,97 eurocent) rekenkundig af te ronden op hele eurocenten (19 eurocent).

De lage tegemoetkoming wordt vastgesteld op een derde deel van de niet afgeronde hoge tegemoetkoming per kilometer, dat resulteert in een bedrag van 6,32 eurocent, en wordt rekenkundig afgerond op hele eurocenten (6 eurocent).

Artikel I, nummers 72 en 73

In artikel 68a, derde lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement is de maximale tegemoetkoming voor representatiekosten die een ambtenaar kan ontvangen opgenomen. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex en bedraagt € 541,90 vanaf 1 januari 2017.

Artikel I, nummers 74 tot en met 77

Voor de leden van de algemene besturen van waterschappen zijn de vergoedingen, hun onkostenvergoedingen en hun tegemoetkoming in de ziektekosten geïndexeerd of gewijzigd als gevolg van de wijzigingen in de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk. Voor de leden van het dagelijks bestuur van een waterschap is de bezoldiging en de onkostenvergoeding gewijzigd en voor de voorzitter van het dagelijks bestuur is de bezoldiging en de ambtstoelage gewijzigd.

Artikel II

Artikel 25ab van het Bezoldigingsbesluit Rijksambtenaren 1984 regelt dat indien het wettelijk minimumloon wordt herzien, dit eveneens leidt tot een overeenkomstige wijziging van bijlage D. Dit betreft de aanpassing van de salarisbedragen met een salarisnummer in bijlage D overeenkomstig de aanpassing van het wettelijk minimumloon op basis van artikel 14, eerste of vijfde lid, van de Wet op het minimumloon en minimumvakantiebijslag. De aanpassing van het wettelijk minimumloon per 1 januari 2017 is gepubliceerd in Staatscourant 2016, 60172 en bijlage D is overeenkomstig aangepast.

Artikel III

In onderdeel A, B en C zijn de loonsverhogingen voor de gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten per 1 januari 2015, per 1 september 2015 en per 1 januari 2016 vastgesteld.

Artikel IV

De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2017. Terugwerkende kracht is verleend aan wijzigingen naar aanleiding van de loonmaatregelen in per 1 januari 2015, 1 september 2015 en 1 januari 2016 voor de gouverneurs. Deze terugwerkende kracht stuit niet op bezwaren daar de regelingen alle begunstigend zijn.

De Mnister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

Naar boven