TOELICHTING
Uitgangspunt van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) is dat de algemene
welvaartsontwikkeling zo mogelijk ook tot uitdrukking moet komen in de inkomens van
werknemers met een minimumloon en uitkeringsgerechtigden. Dit uitgangspunt is vervat
in de hoofdregel van artikel 14 van de WML, dat uitgaat van een koppeling van het
minimumloon en de sociale uitkeringen aan de gemiddelde contractloonontwikkeling.
Afwijking van de hoofdregel is mogelijk indien sprake is van een bovenmatige loonontwikkeling
dan wel volumeontwikkeling in de sociale zekerheidsregelingen (artikel 14, vijfde
lid, WML). De toelichting bij dit artikel geeft aan dat de afwijkingsgronden actueel
zijn indien de verhouding tussen inactieven en actieven, de zogenaamde i/a-ratio,
de daarvoor geldende norm overschrijdt. Op grond van de Macro-Economische Verkenning
(MEV) 2017 lijkt dit voor 2017 niet het geval te zijn.
In artikel 14, eerste tot en met derde lid, van de WML, wordt de aanpassing van het
minimumloon geregeld. Hierbij wordt uitgegaan van het gemiddelde van de procentuele
ontwikkeling van de contractlonen in de marktsector, gepremieerde en gesubsidieerde
sector, en bij de overheid, zoals dat door het CPB wordt berekend.
Het aanpassingspercentage is, conform hetgeen wettelijk is geregeld, als volgt vastgesteld.
Uitgangspunt is de helft van de CPB-raming voor de contractloonstijging in 2017 zoals
deze is gepubliceerd in de MEV 2017. Dit is 0,5 x 1,599 = 0,800. Dit bedrag wordt
aangepast aan het zogenaamde na-ijleffect uit 2016 (artikel 14, eerste lid, onder
b). Dat is het verschil tussen de ontwikkeling van de contractlonen zoals deze voor
het voorgaande jaar, blijkens bekendmaking in het Centraal Economisch Plan in dat
jaar, was geraamd en de ontwikkeling van de contractlonen zoals deze voor het voorafgaande
jaar blijkens bekendmaking in de Macro-Economische Verkenning in dat jaar, nader is
geraamd. Dit verschil bedraagt 0,137. Het onafgeronde aanpassingspercentage komt daarmee
op 0,936. Dit wordt vermenigvuldigd met het (onafgeronde) wettelijk minimumloon zoals
berekend voor de aanpassing per 1 juli 2016.
Na wettelijke afronding bedraagt het wettelijk minimumloon per 1 januari 2017 € 1.551,60
per maand, € 358,05 per week en € 71,61 per dag. Het aanpassingspercentage na afronding
is 0,94.
Wettelijk minimumjeugdlonen per 1 januari 2017
Leeftijd
|
Staffelingspercentage
|
Per maand
|
Per week
|
Per dag
|
22 jaar
|
85%
|
€ 1.318,85
|
€ 304,35
|
€ 60,87
|
21 jaar
|
72,5%
|
€ 1.124,90
|
€ 259,60
|
€ 51,92
|
20 jaar
|
61,5%
|
€ 954,25
|
€ 220,20
|
€ 44,04
|
19 jaar
|
52,5%
|
€ 814,60
|
€ 188,00
|
€ 37,60
|
18 jaar
|
45,5%
|
€ 706,00
|
€ 162,90
|
€ 32,58
|
17 jaar
|
39,5%
|
€ 612,90
|
€ 141,45
|
€ 28,29
|
16 jaar
|
34,5%
|
€ 535,30
|
€ 123,55
|
€ 24,71
|
15 jaar
|
30%
|
€ 465,50
|
€ 107,40
|
€ 21,48
|
Volgens artikel 12 van de WML is indien de werkgever en werknemer een kortere arbeidsduur
zijn overeengekomen dan de gebruikelijke arbeidsduur, het minimum(jeugd)loon naar
evenredigheid lager. Dit is bijvoorbeeld het geval bij deeltijdarbeid.
De minimumloonbedragen worden uitgedrukt per maand, per week en per (werk)dag. Een
landelijk wettelijk minimumuurloon kent de wet niet. Het uurloon kan per sector verschillen,
afhankelijk van het aantal uren dat als normale arbeidsduur geldt. Onder normale arbeidsduur
wordt verstaan de arbeidsduur die in overeenkomstige arbeidsverhoudingen in de regel
geacht wordt een volledige dienstbetrekking te zijn, zoals deze bijvoorbeeld in de
desbetreffende sector is afgesproken. In de meeste cao’s is deze arbeidsduur voor
een fulltime dienstverband gesteld op 36, 38 dan wel 40 uur per week.
Naar aanleiding van een toezegging aan de Tweede Kamer worden de afgeleide minimumuurlonen
bij deze gebruikelijke arbeidsduren in de toelichting gepubliceerd.1 Onderstaand schema geeft de afgeronde brutobedragen per uur aan, berekend op basis
van het wettelijk minimumweekloon bij een arbeidsduur van resp. 36, 38 en 40 uur per
week. Slechts de bedragen vastgesteld in artikel 1 van deze regeling zijn rechtens
geldig.
Afgeleid bruto minimumloon per uur na afronding (naar boven) per 1 januari 2017 bij
een gebruikelijke arbeidsduur van 36, 38 en 40 uur is gepubliceerd in de volgende
tabel. Hierbij wordt bij de afronding gebruik gemaakt van een afronding naar boven,
om te voorkomen dat er onbedoeld een betaling ontstaat die lager is dan het wettelijk
minimumloon zoals vastgesteld in artikel 1 van deze regeling. Hierbij dient te worden
vermeld dat slecht de vastgestelde bedragen in artikel 1 van deze regeling het wettelijk
minimumloon betreffen.
Bruto minimumloon per uur per 1 januari 2017 bij een normale arbeidsduur voor een
fulltime dienstverband van:
Leeftijd
|
36 uur per week
|
38 uur per week
|
40 uur per week
|
23 jaar en ouder
|
€ 9,95
|
€ 9,43
|
€ 8,96
|
22 jaar
|
€ 8,46
|
€ 8,01
|
€ 7,61
|
21 jaar
|
€ 7,22
|
€ 6,84
|
€ 6,49
|
20 jaar
|
€ 6,12
|
€ 5,80
|
€ 5,51
|
19 jaar
|
€ 5,23
|
€ 4,95
|
€ 4,70
|
18 jaar
|
€ 4,53
|
€ 4,29
|
€ 4,08
|
17 jaar
|
€ 3,93
|
€ 3,73
|
€ 3,54
|
16 jaar
|
€ 3,44
|
€ 3,26
|
€ 3,09
|
15 jaar
|
€ 2,99
|
€ 2,83
|
€ 2,69
|
Den Haag, 4 november 2016
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher