Regeling van de Minister van Economische Zaken van 13 december 2016, nr. WJZ/16152284, houdende nadere regels inzake radioapparaten (Regeling radioapparaten 2016)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op richtlijn nr. 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur en tot intrekking van Richtlijn 1999/5/EG (PbEU 2014, L 153), artikel 10.1, vierde lid, van de Telecommunicatiewet en de artikelen 1, onderdeel l, 10, 12, tweede lid, en 13, vijfde lid, van het Besluit radioapparaten 2016;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. besluit:

Besluit radioapparaten 2016;

b. beschikking nr. 2000/637/EG:

beschikking nr. 2000/637/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 22 september 2000 over de toepassing van artikel 3, lid 3, onder e), van Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad op radioapparatuur die onder de regionale regeling betreffende de radiotelefoondienst op binnenwateren valt (PbEG L 269);

c. beschikking nr. 2001/148/EG:

beschikking nr. 2001/148/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 21 februari 2001 betreffende de toepassing van artikel 3, lid 3, onder e), van Richtlijn 1999/5/EG op lawinebakens (PbEG L55);

d. beschikking nr. 2005/53/EG:

beschikking nr. 2005/53/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 25 januari 2005 betreffende de toepassing van artikel 3, lid 3, onder e) van Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad op radioapparatuur die bedoeld is om deel te nemen aan het automatische identificatiesysteem (AIS) (PbEU L 22);

e. beschikking nr. 2005/631/EG:

beschikking nr. 2005/631/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 29 augustus 2005 betreffende essentiële eisen zoals bedoeld in Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad om de toegang tot alarmdiensten via de Cospas-Sarsat-noodbakens te waarborgen (PbEU L 225);

f. besluit nr. 2013/638/EU:

Besluit van de Commissie van 12 augustus 2013 betreffende essentiële eisen ten aanzien van radioapparatuur die bedoeld is om op niet-Solas-schepen te worden gebruikt voor deelname aan het wereldwijde maritieme nood- en veiligheidssysteem (GMDSS) (PbEU L 296);

g. Agentschap Telecom:

Agentschap Telecom van het Ministerie van Economische Zaken.

Artikel 2

De overeenkomsten bedoeld in artikel 1, onderdeel l, van het Besluit radioapparaten 2016 zijn:

  • a. de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika (PbEG 1999, L 31);

  • b. de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning tussen de Europese Gemeenschap en Canada (PbEG 1998, L 280);

  • c. de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning van overeenstemmingsbeoordeling, certificaten en markeringen tussen de Europese Gemeenschap en Australië (PbEG 1998, L 229);

  • d. de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning van overeenstemmingsbeoordeling tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland (PbEG 1998, L 229);

  • e. de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning van overeenstemmingsbeoordeling, tussen de Europese Gemeenschap en Japan (PbEG 2001, L 284);

  • f. de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning van overeenstemmingsbeoordeling tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserland (PbEG 2002, L 114).

Artikel 3

  • 1. Radioapparaten als bedoeld in artikel 1 en artikel 2, eerste lid, van beschikking nr. 2000/637/EG voldoen aan artikel 2 van deze beschikking.

  • 2. Radioapparaten als bedoeld in artikel 1 van besluit nr. 2013/638/EU voldoen aan artikel 2 van dit besluit.

  • 3. De in artikel 1 van beschikking nr. 2001/148/EG bedoelde lawinebakens voldoen aan artikel 2 van deze beschikking.

  • 4. Radioapparaten, bedoeld in artikel 1, eerste alinea, van beschikking nr. 2005/53/EG voldoen aan artikel 1, tweede alinea, van deze beschikking.

  • 5. Radioapparaten als bedoeld in artikel 1 van beschikking nr. 2005/631/EG voldoen aan artikel 2 van deze beschikking.

Artikel 4

  • 1. Een marktdeelnemer deelt, op verzoek, aan het Agentschap Telecom de identiteit mee van:

    • a. elke marktdeelnemer die een radioapparaat aan hem heeft geleverd;

    • b. elke marktdeelnemer aan wie hij een radioapparaat heeft geleverd.

  • 2. De informatie, bedoeld in het eerste lid, moet gedurende tien jaar nadat het radioapparaat is geleverd, door de betreffende marktdeelnemer kunnen worden verstrekt.

Artikel 5

  • 1. Een aanvraag tot aanwijzing als bedoeld in artikel 8 van het Besluit radioapparaten 2016 wordt ingediend bij het Agentschap Telecom van het Ministerie van Economische Zaken.

  • 2. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, bevat:

    • a. gegevens waaruit blijkt dat de instantie waarop de aanvraag betrekking heeft voldoet aan artikel 8, eerste lid, en artikel 9 van het Besluit radioapparaten 2016;

    • b. de categorieën radioapparaten en de conformiteitsbeoordelingsprocedures dan wel de onderdelen daarvan, waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • c. de aspecten van de eisen, bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, van het Besluit radioapparaten 2016 waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 6

  • 1. Een aanvraag om een aanwijzing als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van het Besluit radioapparaten 2016 wordt ingediend bij het Agentschap Telecom van het Ministerie van Economische Zaken.

  • 2. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, bevat:

    • a. gegevens waaruit blijkt dat de instantie waarop de aanvraag betrekking heeft voldoet aan het bij of krachtens artikel 13 van het Besluit radioapparaten 2016 bepaalde;

    • b. de categorieën radioapparaten waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 7

Indien de aanwijzing van een aangemelde instantie wordt beperkt, geschorst of ingetrokken of indien een aangemelde instantie haar activiteiten heeft gestaakt, draagt zij alle relevante dossiers ten aanzien van conformiteitsbeoordelingsactiviteiten in het kader van die aanwijzing over aan diens rechtsopvolger, of, indien niet aanwezig, aan de Minister van Economische Zaken.

Artikel 8

De Minister van Economische Zaken wijst slechts een instantie aan als een overeenstemmingsbeoordelingsorgaan als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van het Besluit radioapparaten 2016 voor een in kolom 2 genoemd land indien voldaan is aan de bepalingen genoemd in kolom 4 van de overeenkomst genoemd in kolom 3.

1

2

3

4

Nr.

Land

Overeenkomst

Aanwijzingsprocedure

1

Australië

Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning van overeenstemmingsbeoordeling, certificaten en markeringen tussen de Europese Gemeenschap en Australië (PbEG 1998, L 229)

Bijlage, onderdelen A en B, en sectorbijlage betreffende eindapparatuur voor telecommunicatie, afdelingen I en IV

2

Nieuw-Zeeland

Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning van overeenstemmingsbeoordeling tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland (PbEG 1998, L 229)

Bijlage, onderdelen A en B, en sectorbijlage betreffende eindapparatuur voor telecommunicatie, afdelingen I en IV

3

Canada

Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning tussen de Europese Gemeenschap en Canada (PbEG 1998, L 280)

Sectorbijlage betreffende eindapparatuur voor telecommunicatie computerapparatuur en radiozenders, paragraaf 5.2, en bijvoegsel 1 van de sectorbijlage

4

Verenigde Staten

Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika (PbEG 1999, L 31)

Sectorbijlage betreffende telecommunicatieapparatuur, afdelingen I en VI

5

Japan

Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning van overeenstemmingsbeoordeling, tussen de Europese Gemeenschap en Japan (PbEG 2001, L 284)

Sectorbijlage betreffende eindapparatuur voor telecommunicatie en radioapparatuur, deel b, afdeling IV

6

Zwitserland

Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning van overeenstemmingsbeoordeling tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserland (PbEG 2002, L 114)

Bijlage 1, hoofdstuk 7 afdelingen I en IV, en bijlage 2, onderdelen A en B

Artikel 9

De Regeling storingsmeldingen wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 1, onder b, en 3, eerste lid, onder g, wordt telkens na ‘uitrusting’ een zinsnede ingevoegd luidende: of radioapparaten.

B

In artikel 3, eerste lid, onder d, wordt na ‘apparaat’ een zinsnede ingevoegd luidende: of radioapparaat.

C

In de artikelen 3, eerste lid, onder h, 4, eerste lid, onderdelen a, b, c, d, e, en derde lid, wordt telkens na ‘de uitrusting’ een zinsnede ingevoegd luidende: of het radioapparaat.

D

In artikel 3, eerste lid, onder i, wordt de zinsnede ‘uitrusting die is aangesloten’ vervangen door: uitrusting die of radioapparaat dat is aangesloten.

E

De titel van paragraaf 3 komt te luiden:

§ 3. Onderzoek aan uitrusting of radioapparaten en afdoening storingsmelding

F

In artikel 4, eerste lid, aanhef, wordt ‘de uitrusting die’ telkens vervangen door ‘de uitrusting die of het radioapparaat dat’. Voorts wordt ‘uitrustingen’ vervangen door ‘uitrustingen of radioapparaten’.

G

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste, tweede en derde lid wordt ‘de uitrusting die’ telkens vervangen door: de uitrusting die of het radioapparaat dat;

2. In het derde lid wordt ‘de uitrusting waarmee’ vervangen: de uitrusting of het radioapparaat waarmee.

Artikel 10

De Regeling gebruik van frequentieruimte zonder vergunning en zonder meldingsplicht 2015 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onder c, d, g, l, n, q, r, w en z, wordt ‘radiozendapparatuur’ telkens vervangen door: radioapparatuur.

B

In artikel 1, onder f, p, x, wordt ‘apparaat’ telkens vervangen door: radioapparaat.

C

In de artikelen 1, onder v, 2, tweede lid, onder d, e, g, h, j, k, l, m, n, p, q, en in de bijlagen 1, 3 tot en met 11 wordt ‘radiozendapparaten’ telkens vervangen door: radioapparaten.

D

In artikel 2, eerste lid en tweede lid, aanhef, wordt ‘radiozendapparaten’ telkens vervangen door: radioapparaten.

E

Artikel 2, tweede lid, onder a, komt te luiden:

  • a. radioapparaten, niet zijnde radioapparaten als bedoeld in bijlage 9, die bestemd zijn voor aansluiting op een mobiel openbaar telecommunicatienetwerk, indien voor het gebruik van de door het netwerk gebruikte frequentieruimte een vergunning is verleend;

F

In artikel 2, tweede lid, onder b, f, i, en in de bijlagen 5 en 7, wordt ‘randapparaten’ telkens vervangen door: eindapparaten.

G

In artikel 2, derde lid, wordt ‘apparaten’ vervangen door: radioapparaten. Voorts wordt ‘het Besluit randapparaten en radioapparaten 2007’ vervangen door: het Besluit radioapparaten 2016.

H

In artikel 3, onder c, wordt na ‘uitrusting’ ingevoegd: of radioapparaten.

I

In de bijlagen 5 en 7 wordt ‘het randapparaat’ telkens vervangen door: het eindapparaat.

Artikel 11

De Regeling gebruik van frequentieruimte met meldingsplicht 2015 wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 1, onder b, e f, l, m en o, 6, derde lid, 8, eerste lid, onder a, 9, eerste lid, aanhef en onder a, b, c, en f, wordt ‘radiozendapparaat’ telkens vervangen door: radioapparaat.

B

In de artikelen 1, onder s, en 3, onder b en c, 5, tweede lid, onder c, 9, eerste lid, onder e, en bijlage 2, wordt ‘radiozendapparaten’ telkens vervangen door: radioapparaten.

C

In de artikelen 4, 9, eerste lid, aanhef, 10, eerste lid, onder a, wordt ‘radiozendapparaat’ telkens vervangen door: radioapparaat.

D

In artikel 5, tweede lid, onder c, wordt ‘apparaten’ vervangen door: radioapparaten.

E

In artikel 8, eerste lid, onder c, wordt na ‘uitrusting’ ingevoegd: of radioapparaten.

F

In bijlage 1 wordt ‘zender’ vervangen door: radioapparaat.

G

In bijlage 2 wordt ‘apparatuur’ vervangen door: radioapparatuur. Tevens wordt ‘zenders’ vervangen door: radioapparaten.

Artikel 12

De Regeling aftappen openbare telecommunicatienetwerken en -diensten wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5, onder b, en artikel 9, onder b, wordt ‘randapparaat’ telkens vervangen door: eindapparaat.

B

In artikel 10, onder a, wordt ‘randapparatuur’ vervangen door: eindapparatuur.

Artikel 13

In de artikelen 1.1, onder d, 3.2a, vierde en zesde lid, 3.4, tweede lid, van de Regeling universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen wordt ‘randapparaat’ telkens vervangen door: eindapparaat.

Artikel 14

In artikel 1, onder a, van de Regeling radarinstallaties en bochtaanwijzers 1995 wordt ‘een radiozendapparaat als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel kk, van de Telecommunicatiewet’ vervangen door: een radioapparaat als bedoeld in artikel 1.1 van de Telecommunicatiewet.

Artikel 15

De Regeling gegevensverstrekking medegebruik omroepzendernetwerken wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onder b, wordt ‘radiozendapparaat’ vervangen door: radioapparaat.

B

In artikel 1, onder g, wordt ‘apparatuur’ vervangen door: radioapparatuur.

C

In artikel 1, onder g, wordt ‘radiozendapparaten’ vervangen door: radioapparaten.

D

In artikel 2, tweede lid, onder b, wordt ‘randapparatuur’ vervangen door: eindapparatuur.

Artikel 16

De Regeling breedbeeldtelevisiediensten en normen digitale consumentenapparaten wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onder e, wordt ‘apparaat’ vervangen door: radioapparaat.

B

In de artikelen 4 en 5 wordt ‘apparaten’ telkens vervangen door: apparaten of radioapparaten.

Artikel 17

De Regeling randapparaten en radioapparaten wordt ingetrokken.

Artikel 18

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet van 3 februari 2016 tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de implementatie van richtlijn 2014/30/EU en richtlijn 2014/53/EU in werking treedt.

Artikel 19

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling radioapparaten 2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 13 december 2016

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

De onderhavige regeling vervangt de Regeling randapparaten en radioapparaten en strekt ter implementatie van richtlijn nr. 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur en tot intrekking van Richtlijn 1999/5/EG (PbEU 2014, L 153) (hierna: Radioapparaten richtlijn). Deze richtlijn vervangt richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit (PbEG 1999, L 91) (hierna: R&TTE-richtlijn) die was geïmplementeerd in de Telecommunicatiewet (hierna: Tw) en in het Besluit randapparaten en radioapparaten 2007.

De Radioapparaten richtlijn is naast deze regeling geïmplementeerd in de Wet van 3 februari 2016 tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de implementatie van richtlijn 2014/30/EU en richtlijn 2014/53/EU (Staatsblad 2016, 58) en het Besluit radioapparaten 2016.

In het kader van de implementatie van de Radioapparaten richtlijn wordt de Regeling randapparaten en radioapparaten (hierna: de oude regeling), voor zover het radioapparaten betreft, vervangen door deze regeling: de Regeling radioapparaten 2016 (hierna: regeling).

2. Hoofdlijnen van de regeling

De Tw en het Besluit radioapparaten 2016 voorzien grotendeels in de implementatie van de in de Radioapparaten richtlijn opgenomen verplichtingen voor marktdeelnemers, waaronder de hiervoor genoemde informatieverplichtingen en traceerbaarheidseisen, regels over criteria en procedures voor de selectie van conformiteitsbeoordelingsinstanties en conformiteitsbeoordelingsprocedures, relevante toezichtsbevoegdheden aanpassing van relevante definities en terminologie. Ook zijn er een aantal sectorspecifieke wijzigingen. Deze hebben betrekking op de reikwijdte van deze regelgeving, de essentiële producteisen, en nieuwe potentiële verplichtingen ten aanzien van de registratie van producten in een centraal register en ten aanzien van softwaregedefinieerde radioapparatuur. In deze regeling worden enkele van deze verplichtingen en procedures nader ingevuld.

Ten opzichte van de oude regeling vervallen in de onderhavige regeling een aantal bepalingen die in het kader van de genoemde richtlijnimplementatie overbodig zijn geworden. Hieronder vallen de nadere regels uit de oude regeling met betrekking tot de kennisgeving om radioapparaten, die in frequentiebanden worden gebruikt waarvan het gebruik niet in de gehele Europese Unie is geharmoniseerd, in Nederland in de handel te brengen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit randapparaten en radioapparaten 2007. Ook vervallen de bepalingen inzake markeringen en informatie uit de oude regeling; soortgelijke bepalingen zijn reeds opgenomen in het Besluit radioapparaten 2016. Een nieuw element in de regeling is een informatieverplichting in het kader van traceerbaarheidseisen. Tenslotte worden de bepalingen inzake de aanmelding van instanties in het kader van conformiteitsbeoordeling gestroomlijnd met de richtlijn.

3. Tracering van marktdeelnemers

Met ingang van deze regeling moeten fabrikanten, gemachtigden importeurs, en distributeurs op verzoek aan het Agentschap Telecom meedelen welke marktdeelnemers aan hen radioapparatuur hebben geleverd en aan welke marktdeelnemers zij zelf radioapparatuur hebben geleverd. Deze informatie moet gedurende tien jaar nadat de radioapparatuur is geleverd, door de betreffende marktdeelnemer kunnen worden verstrekt. Deze verplichting is opgenomen in artikel 4 en implementeert artikel 15 van de Radioapparaten richtlijn. Het stelt het Agentschap Telecom in staat sneller op te kunnen treden bij vermoedens dat marktdeelnemers niet voldoen aan de wettelijke bepalingen voor radioapparaten en draagt daarmee bij aan effectiever toezicht.

4. Overdracht van dossiers bij wijzigingen in aanmeldingen van aangemelde instanties

In deze regeling is ter implementatie van artikel 32, tweede lid, van de Radioapparaten richtlijn een bepaling opgenomen die ertoe strekt dat indien de aanwijzing van een aangemelde instantie wordt beperkt, geschorst of ingetrokken of deze haar activiteiten heeft gestaakt, alle relevante dossiers ten aanzien van conformiteitsbeoordelingsactiviteiten in het kader van die aanwijzing moeten worden overgedragen aan de rechtsopvolger van de betrokken instantie of, indien die er niet is, aan de Minister (artikel 7). Deze bepaling is nieuw ten opzichte van de oude regeling en moet de continuïteit in het systeem van conformiteitsbeoordeling beter waarborgen. Hiermee is de rechtszekerheid voor marktdeelnemers gediend, gegeven een hoog niveau van mogelijke mededinging tussen aangemelde instanties.

5. Regeldruk

De voorzienbare gevolgen van de maatregelen in deze regeling voor de regeldruk zijn inbesloten in de algemene gevolgen van de implementatie van de Radioapparaten richtlijn zoals opgenomen in de memorie van toelichting bij de wetswijziging. Omwille van duidelijkheid worden de specifieke gevolgen van deze regeling voor zover onderscheidbaar hier samengevat.

De gevolgen van de regeling betreffen gevolgen in de vorm van administratieve lasten voor het Agentschap Telecom als aanwijzende instantie, de aangemelde instanties en bedrijven. Deze zijn verwaarloosbaar. Er zijn geen effecten voor wat betreft inhoudelijke nalevingskosten en toezichtlasten. Voor de burger zijn er geen regeldrukeffecten. Er is geen ruimte voor nationale keuzes die de regeldruk significant beïnvloeden.

De verplichting voor marktdeelnemers om op verzoek aan de markttoezichtautoriteiten de identiteit mee te delen van elke marktdeelnemer die radioapparaten die aan hen heeft geleverd en aan wie zij radioapparaten hebben geleverd, en deze informatie te bewaren gedurende tien jaar nadat de radioapparaten aan hen zijn geleverd en gedurende tien jaar nadat zij de radioapparaten hebben geleverd, geeft geen significante administratieve lasten. Het codificeert, met name in het geval van importeurs en distributeurs, wat op basis van de bestaande wetgeving voor bedrijven de normale praktijk zou moeten zijn.

Naar verwachting heeft de onderhavige regeling positieve gevolgen voor de marktverhoudingen tussen de bedrijven in de sector. Effectiever toezicht wordt mogelijk gemaakt en als gevolg daarvan zullen de desbetreffende verplichtingen beter worden nageleefd.

6. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Er is afgeweken van het systeem van vaste verandermomenten omdat met deze regeling bindende Europese regelgeving wordt geïmplementeerd.

II. ARTIKELEN

Artikelen 1, 2, 3, 8

Deze artikelen zijn zonder inhoudelijke wijziging overgenomen uit de Regeling randapparaten en radioapparaten; enkel zijn de verwijzingen in deze artikelen geactualiseerd.

Artikel 4

Dit artikel strekt ter implementatie van artikel 15 van de Radioapparaten richtlijn, zie paragraaf 3 van het algemeen deel van de toelichting.

Artikelen 5 en 6

Deze artikelen bevatten bepalingen over de wijze waarop de aanvraag tot aanwijzing als bedoeld in artikel 8 van het Besluit radioapparaten 2016 (artikel 5) respectievelijk een aanvraag tot aanwijzing als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van het Besluit radioapparaten 2016 (artikel 6). De inhoud van deze artikelen is grotendeels overgenomen uit de Regeling randapparaten en radioapparaten. Enkele verwijzingen zijn bijgewerkt.

Artikel 5, tweede lid, onderdeel c, is nieuw en bepaalt dat bij de aanvraag gemeld moet worden op welke aspecten van de eisen, bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, van het Besluit radioapparaten 2016 (essentiële producteisen) de aanvraag betrekking heeft. Deze informatie is nodig omdat de aanwijzing op grond van artikel 8, tweede lid, van dat besluit kan worden beperkt tot bepaalde aspecten van die eisen.

Artikel 7

Dit artikel strekt ter implementatie van artikel 32, tweede lid, van de Radioapparaten richtlijn, zie paragraaf 4 van het algemeen deel van de toelichting.

Artikelen 9 tot en met 15

Met deze bepalingen worden wijzigingen in de terminologie doorgevoerd, die voortvloeien uit de wijziging van de Telecommunicatiewet vanwege implementatie van de nieuwe Europese richtlijnen (2014/30/EU en 2014/53/EU) met betrekking tot radioapparaten en elektromagnetische compatibiliteit en uit het Besluit eindapparaten.

Met de wetswijziging zijn de definities van ‘radiozendapparaat’ en ‘randapparaat’ worden geschrapt. Daarnaast is in het Besluit eindapparaten een definitie van ‘eindapparaten’ toegevoegd. In lijn hiermee is in een aantal ministeriële regelingen op verschillende plaatsen ‘randapparatuur’ vervangen door ‘eindapparatuur’. Dit zonder dat een inhoudelijke wijziging is beoogd.

In het gewijzigde artikel 1.1, onder kk, van de Telecommunicatiewet is een definitie van ‘radioapparaten’ opgenomen. Deze luidt: Radioapparaten: elektrisch of elektronisch product dat: a) doelbewust radiogolven uitzendt of ontvangt ten behoeve van radiocommunicatie of radiodeterminatie, of b) dat moet worden aangevuld met een accessoire om doelbewust radiogolven te kunnen uitzenden en ontvangen ten behoeve van radiocommunicatie of radiodeterminatie. Het begrip radioapparaten omvat dus de apparaten die eerder als radiozendapparaten werden aangeduid. Daarnaast omvat dit begrip ook radio-ontvangers. In lijn hiermee is in een aantal ministeriële regelingen op verschillende plaatsen ‘radiozendapparaten’ vervangen door ‘radioapparaten’ of ‘radioapparaten die zijn bedoeld om te zenden’, afhankelijk van de context.

In het gewijzigde artikel 1.1, onderdeel hh, van de Telecommunicatiewet is de definitie van ‘apparaten’ aangepast. Deze luidt: Apparaten: elektrische en elektronische apparaten, niet zijnde radioapparaten. Als gevolg van deze wijziging vallen radioapparaten niet meer onder het begrip ‘uitrusting’. Om de oorspronkelijke reikwijdte van de bepalingen niet te beperken, is in een aantal ministeriële regelingen op verschillende plaatsen aan ‘uitrusting’ of ‘apparaat’ het begrip 'radioapparaten’ toegevoegd. Dit zonder dat een inhoudelijke wijziging is beoogd.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven