In de artikelen 31a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 (Wbp),
28a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Wbpzo),
35, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet (WIV), 18, tweede
lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 (Wuv) en 25, tweede
lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 (Wubo), is de indexering
van de in de onderscheiden wetten gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen geregeld.
Deze artikelleden vormen de grondslagen van de voorliggende regeling.
Bij de op 1 januari 2009 in werking getreden wet van 20 november 2008 tot wijziging
van de Wbp, Wbpzo, WIV, Wuv en Wubo, ter vereenvoudiging van de uitvoering, alsmede
tot het aanbrengen van wijzigingen van andere en ondergeschikte aard, zijn de in deze
wetten opgenomen zogenaamde ‘indexeringsbepalingen’ gewijzigd. De indexering van de
factoren, grondslagen en bedragen was tot aan de inwerkingtreding van de wet van 20 november
2008 gekoppeld aan de indexering van de pensioenen van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds.
Vanwege de vele kritiek op dit systeem is voor een andere indexeringssystematiek gekozen.
Vanaf 1 januari 2009 is de indexering van de factoren, grondslagen en bedragen gekoppeld
aan de index die in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt gehanteerd
voor de indexering van het wettelijk minimumloon.
De indexering van de in de onderscheiden wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen
gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen blijft om een tweetal redenen ook onder
de nieuwe indexeringssystematiek noodzakelijk. Ten eerste zijn bij het opnieuw vaststellen
van een buitengewoon pensioen, een garantietoeslag, een (periodieke) uitkering of
een garantie-uitkering actuele berekeningsgegevens noodzakelijk waaronder een grondslag
die geïndexeerd is naar het tijdstip van de hernieuwde vaststelling. Ten tweede blijft
indexering van minimum- en maximumgrondslagbedragen noodzakelijk voor degenen die
na de inwerkingtreding van de wet van 20 november 2008 voor het eerst een aanvraag
op grond van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen indienen. Door
deze indexering houden de toekenningen van financiële rechten aan hen gelijke tred
met de welvaartsontwikkeling in Nederland.
Met de regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 4 november
2016, 2016-0000236680 (Staatscourant nr. 60172), wordt het wettelijk minimumloon met ingang van 1 januari 2017 aangepast. Het aanpassingspercentage
is na afronding 0,94%. Conform de in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen
opgenomen indexeringsbepalingen voorziet deze regeling erin dat de factoren, grondslagen
en bedragen dienovereenkomstig worden aangepast.
In de Wbp en de Wbpzo wordt bij de berekening van het buitengewoon pensioen teruggegaan
naar de grondslag zoals die bij de inwerkingtreding van deze wetten (1947) zou zijn
geweest, waarna deze grondslag, om tot de actuele grondslag te komen, met een jaarlijks
te indexeren welvaartsfactor wordt vermenigvuldigd. In artikel 2 geeft kolom A de
verdeling naar het niveau van de pensioengrondslagen aan. Kolom B geeft de met ingang
van 1 januari 2017 vastgestelde factor aan, waarmee het peil van de buitengewone pensioenen
wordt aangepast in relatie tot de pensioengrondslagen.
Per 1 januari 2010 is de systematiek van Vaste Verandermomenten (VVM) uitgebreid naar
ministeriële regelingen (brief van de Minister van Justitie en de Staatssecretarissen
van Economische Zaken, Financiën en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van
11 december 2009, Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309). Het in het kader van VVM gehanteerde uitgangspunt dat een invoeringstermijn van
twee maanden vereist is tussen de publicatie van een regeling en de feitelijke inwerkingtreding
ervan is op de onderhavige regeling niet van toepassing.
Gelet op de strekking van deze regeling, te weten de jaarlijkse indexering van de
in de onderscheiden wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen gehanteerde
factoren, grondslagen en bedragen, is de in het kader van VVM gehanteerde uitzonderingsgrond
‘Reparatiewetgeving’ van toepassing.
Gelet op de strekking van deze regeling zijn hieraan geen financiële consequenties
verbonden.