Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 6 december 2016, 2016-0000258192, tot wijziging van de Regeling loonkostensubsidie Participatiewet in verband met stroomlijning van de loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 10d, vierde en vijfde lid, van de Participatiewet en de artikelen 1, 3 en 4 van het Besluit loonkostensubsidie Participatiewet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling loonkostensubsidie Participatiewet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt ‘artikel 10d, vierde lid’ vervangen door: artikel 10d, vierde en vijfde lid.

B

Artikel 2, onderdeel e, komt te luiden:

e. werknemer:

een persoon als bedoeld in artikel 10d, eerste of tweede lid, van de Participatiewet met wie de werkgever voornemens is een dienstbetrekking als bedoeld in die leden aan te gaan, of met wie de werkgever een dienstbetrekking als bedoeld in die leden is aangegaan.

C

In artikel 3, tweede en derde lid, en artikel 4, eerste en tweede lid, wordt ‘potentiële werknemer’ telkens vervangen door: werknemer.

D

Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4a

Deze regeling berust mede op artikel 10d, vijfde lid, van de Participatiewet.

E

De bij artikel 4, eerste lid, behorende bijlage wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 6 december 2016

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

BIJLAGE BEHORENDE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL E

BIJLAGE BIJ ARTIKEL 4, EERSTE LID, VAN DE REGELING LOONKOSTENSUBSIDIE PARTICIPATIEWET

Checklist/stappenplan vaststelling loonwaarde

Vooraf:

  • Heeft een werkgever de intentie om met betrokkene een dienstbetrekking aan te gaan als bedoeld in artikel 10d, eerste lid, Participatiewet, of is hij al een dienstbetrekking aangegaan met forfaitaire loonkostensubsidie op grond van dat lid of is hij een dienstbetrekking aangegaan als bedoeld in artikel 10d, tweede lid, van de Participatiewet?

  • Heeft betrokkene al bij die werkgever gewerkt, bijvoorbeeld met proefplaatsing of werkervaringsplaats?

Stappen ter bepaling van de loonwaarde:

  • 1. Beoordeling vindt plaats op basis van de feitelijk uitgevoerde werkzaamheden door de werknemer op de werkplek, met werkgever.

  • 2. Vaststellen van de taken, die betrokkene kan verrichten en aandeel (percentage) van totale takenpakket.

  • 3. Vaststellen van de normfunctie van een werknemer zonder beperkingen.

  • 4. Vaststellen van de normen voor de prestaties op basis waarvan de loonwaarde wordt bepaald: tempo, kwaliteit, inzetbaarheid (prestatie van de persoon zonder beperkingen) per taak.

  • 5. Vaststellen van de afzonderlijke prestaties (in percentage van 4) op de bestanddelen, tempo, kwaliteit, inzetbaarheid, van betrokkene met beperkingen per taak1.

  • 6. Vaststellen van de prestaties per taak in vergelijking met de prestatie van de persoon zonder beperkingen: het product van de prestaties op de bestanddelen, tempo, kwaliteit, inzetbaarheid, van betrokkene met beperkingen

  • 7. Vaststellen van het loonwaardepercentage per taak door het aandeel van de taak in het totale takenpakket te vermenigvuldigen met de prestatie per taak (stap 6).

  • 8. Vaststellen van het totale loonwaardepercentage door de verschillende loonwaardepercentages per taak bij elkaar op te tellen en af te ronden.

Voorbeeld van een loonwaardebepaling aan de hand van stappenplan

  • 1. Bob heeft arbeidsbeperkingen en werkt in een grote sportwinkel.

  • 2. Als taken van Bob worden benoemd: T1=magazijnmedewerker (90% van het takenpakket) en T2=administratieve taken (10% van het takenpakket).

  • 3. De normfunctie is: magazijnmedewerker, functieloon 110% van het wettelijk minimumloon (WML).

  • 4. De normen van de vergelijkbare persoon zonder arbeidsbeperkingen zijn in dit voorbeeld als volgt:

     

    T1

    T2

    Tempo

    500 eenheden per week opbergen

    100 orders per week verwerken

    Kwaliteit

    Eenheden correct opbergen

    Orders correct digitaal verwerken

    Inzetbaarheid

    Volledig inzetbaar

    Volledig inzetbaar

  • 5. De prestaties van Bob zelf worden op de werkplek bepaald en zijn als volgt:

     

    T1

    T2

    Tempo

    400 eenheden per week opbergen

    50 orders per week verwerken

    Kwaliteit

    100% (=geen kwaliteitsverlies)

    80% bruikbaar (=20% kwaliteitsverlies)

    Inzetbaarheid

    Volledig inzetbaar

    90% inzetbaar (=10% verminderd inzetbaar omdat hij herhaaldelijk instructie nodig heeft)

  • 6. De prestatie per taak van Bob is hierdoor:

    T1: (400/500)*100%*100%=80% van vergelijkbare persoon zonder beperkingen.

    T2: (50/100)*80%*90%=36% van vergelijkbare persoon zonder beperkingen.

  • 7. Dit leidt op grond van de formule van artikel 4, tweede lid, tot een loonwaardepercentage per taak van Bob:

    T1: 80%*90%=72%.

    T2: 36%*10%=3,6%.

  • 8. De totale loonwaarde is de som van de loonwaardepercentages per taak op grond van artikel 4, eerste lid. Rekenkundig afgerond op grond van artikel 4, derde lid, resulteert een loonwaardepercentage van 76%.

De gemeente besluit op basis van deze loonwaardemeting aan de werkgever van Bob een loonkostensubsidie participatiewet te verstrekken ter hoogte van (100% – 76%) van het op Bob van toepassing zijnde Wettelijk Minimum Loon, vermeerderd met de vergoeding voor werkgeverslasten.

TOELICHTING

Als gevolg van de Wet van 17 november 2016 tot wijziging van de Participatiewet, de Wet tegemoetkomingen loondomein, de Wet financiering sociale verzekeringen en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten in verband met stroomlijning van de loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet en enkele andere wijzigingen (Stb. 444) worden in de Regeling loonkostensubsidie enkele wetstechnische aanpassingen doorgevoerd.

Op grond van de hiervoor genoemde wijzigingswet is loonkostensubsidie ook mogelijk voor schoolverlaters, uit het voortgezet speciaal onderwijs, het praktijkonderwijs of het mbo-entreeonderwijs, die worden genoemd in het gewijzigde artikel 10d, tweede lid, van de Participatiewet die reeds een dienstbetrekking zijn aangegaan. Waar in de Regeling loonkostensubsidie Participatiewet wordt geduid op ‘potentiële werknemers’ moeten daarom ook op personen worden geduid als bedoeld in het nieuwe artikel 10d, tweede lid, van de Participatiewet die reeds een dienstbetrekking zijn aangegaan. Ook bij een periode van forfaitaire loonkostensubsidie wordt de loonwaardemeting verricht op een moment waarop de dienstbetrekking al is aangegaan. Om die reden is het begrip ‘potentiële werknemer’ vervangen door het begrip ‘werknemer’. Daaronder worden op grond van de nieuwe omschrijving zowel potentiële werknemers als bedoeld in artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet verstaan, als werknemers ten behoeve van wie forfaitaire loonkostensubsidie is verstrekt op grond van dat lid, als werknemers, als bedoeld in artikel 10d, tweede lid, van die wet.

Daarnaast is de Regeling loonkostensubsidie als gevolg van de eerdergenoemde wetswijziging mede gebaseerd op artikel 10d, vijfde lid, van de Participatiewet, aangezien in dat nieuwe lid eveneens een delegatiegrondslag is opgenomen voor het regelen van de vergoeding voor werkgeverslasten. Dit wordt geregeld in het nieuwe artikel 4a. In artikel 1, eerste lid, is in verband hiermee de verwijzing naar artikel 10d, vierde lid, van de Participatiewet aangevuld met een verwijzing naar het vijfde lid van dat artikel.

Tot slot is de bijlage bij de regeling vervangen door een nieuwe bijlage, omdat in de oude bijlage de loonwaarde werd aangeduid als percentage van het functieloon. In de nieuwe bijlage is het loonwaardebegrip aangepast aan het nieuwe loonwaardebegrip van artikel 6 van de Participatiewet, waarin de loonwaarde wordt aangeduid als percentage van het van toepassing zijnde wettelijk minimumloon en zijn enkele redactionele wijzigingen doorgevoerd. Tevens is een rekenvoorbeeld toegevoegd.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Artikel 4, vierde lid: factoren die van invloed zijn op de prestatie van de werknemer met beperkingen mogen maar bij één van de bestanddelen worden meegeteld, dus bij tempo, kwaliteit of inzetbaarheid.

Naar boven