Ontheffing houtopstanden Rijkswaterstaat

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op artikel 6, tweede lid, van de Boswet;

Besluit:

Artikel 1

In deze beschikking wordt verstaan onder wet: Boswet.

Artikel 2

  • 1. Aan Rijkswaterstaat wordt toestemming als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit herbeplanting artikel 3 Boswet, verleend om een gevelde houtopstand te herbeplanten op andere grond dan waarop de gevelde houtopstand zich bevond. Rijkswaterstaat spant zich in om de herbeplanting te realiseren in de provincie waar de velling plaatsvindt.

  • 2. Aan de toestemming, bedoeld in het eerste lid, is het voorschrift verbonden dat Rijkswaterstaat bij de kennisgeving, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet aangeeft waar de herbeplanting zal plaatsvinden, alsmede wat de aard en hoeveelheid van de herbeplanting is. De herbeplanting geschiedt door op bosbouwkundig verantwoorde wijze een ten minste gelijke oppervlakte te realiseren.

Artikel 3

  • 1. Voor projecten die langer dan twee jaren duren, wordt aan Rijkswaterstaat ontheffing verleend van de verplichting, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet, om de houtopstand binnen een tijdvak van drie jaren te herbeplanten.

  • 2. Aan de ontheffing, bedoeld in het eerste lid, is de voorwaarde verbonden dat Rijkswaterstaat de betrokken houtopstanden zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen een tijdvak van vijf jaren na kennisgeving herbeplant.

  • 3. Bij de kennisgeving op grond van artikel 2, eerste lid, van de wet, vermeldt Rijkswaterstaat de termijn waarbinnen Rijkswaterstaat verwacht voldaan te hebben aan de plicht tot herbeplanting.

  • 4. Na oplevering van het project rapporteert Rijkswaterstaat aan het bevoegd gezag dat de herbeplanting heeft plaatsgevonden en op welke wijze.

Artikel 4

  • 1. Deze ontheffing treedt op 1 december 2016 in werking. De ontheffing Rijkswaterstaat Boswet zoals verleend op 27 juli 1999 wordt op 1 december 2016 ingetrokken.

  • 2. Indien voor een project dat langer duurt dan twee jaren voor 1 december 2016 een kennisgeving is gedaan van velling of een ontwerp ter inzage is gelegd van een tracébesluit als bedoeld in artikel 9, eerste lid, Tracéwet, een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, Wet ruimtelijke ordening, een inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.26, eerste lid, of artikel 3.28, eerste lid, Wet ruimtelijke ordening of een projectplan als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, Waterwet, dan geldt voor dat project een herbeplantingstermijn van tien jaren na kennisgeving.

Deze beschikking zal in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 1 december 2016

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

TOELICHTING

Aanleiding

De Minister van Infrastructuur en Milieu en de Staatssecretaris van Economische Zaken hebben gezamenlijk besloten de Samenwerkingsovereenkomst te beëindigen die in 1986 is gesloten, in 1995 is geactualiseerd en waarvan de toelichting en handleiding in 2000 zijn herzien. De doelen van de Samenwerkingsovereenkomst worden inmiddels op een andere wijze bereikt.

De beëindiging van de Samenwerkingsovereenkomst is aanleiding om de Ontheffing Rijkswaterstaat Boswet, verleend op 27 juli 1999, in te trekken en een nieuwe ontheffing te verlenen. In de ontheffing uit 1999 wordt namelijk verwezen naar formulieren uit de Samenwerkingsovereenkomst. Deze overeenkomst komt te vervallen.

De nieuwe ontheffing ten opzichte van de voormalige ontheffing

In de voormalige ontheffing werd geregeld dat Rijkswaterstaat de kennisgeving van een velling deed op een speciaal voor Rijkswaterstaat vastgesteld formulier dat opgenomen was bij de Samenwerkingsovereenkomst. Het beëindigen van deze overeenkomst is aanleiding om deze werkwijze te wijzigen. De speciale formulieren voor Rijkswaterstaat voor de kennisgeving vervallen. Rijkswaterstaat doet de kennisgeving conform artikel 2 van de Boswet, op de formulieren die daarvoor op grond van artikel 2, tweede lid, Boswet zijn vastgesteld.

De jaarlijkse rapportageplicht uit de voormalige ontheffing is vervangen door een rapportageplicht na de oplevering van een project.

Net als in de voormalige ontheffing is opgenomen dat Rijkswaterstaat bij langer lopende projecten langer de tijd krijgt om te herbeplanten. De termijnen uit de voormalige ontheffing zijn verkort, waardoor zij beter aansluiten bij de huidige praktijk. Er is sprake van een langer lopend project indien het project langer duurt dan twee jaar in plaats van de voormalige drie jaar. De periode ‘langer dan twee jaar’ wordt gerekend vanaf de kennisgeving van de velling tot aan de oplevering van het project aan het bevoegd gezag. De maximale herbeplantingstermijn is verkort van tien naar vijf jaar. De toestemming uit de voormalige ontheffing dat Rijkswaterstaat bij al haar projecten elders in het land mag herbeplanten blijft tevens bestaan. Daaraan is toegevoegd dat Rijkswaterstaat zich inspant om de herbeplanting te realiseren in de provincie waar de velling plaatsvindt. Overleg over de herbeplanting met de betreffende provincie ligt in de rede.

In art. 2, tweede lid, van de ontheffing is opgenomen dat de herbeplanting op bosbouwkundig verantwoorde wijze dient te geschieden. Het ligt in de rede om bij de invulling van dit begrip acht te slaan op hetgeen hierover is opgenomen in de betreffende provinciale verordening.

Overgangsrecht

De nieuwe ontheffing treedt direct in werking. De bepalingen gelden voor lopende en nieuwe projecten van Rijkswaterstaat. Uitzondering hierop is dat projecten die al vergevorderd zijn in de besluitvorming de herbeplantingstermijn van tien jaren uit de voormalige ontheffing behouden.

Wet natuurbescherming

De Wet natuurbescherming (Stb. 2016, 34) treedt op 1 januari 2017 in werking (Stb. 2016, 384). Dan vervalt de Boswet en worden houtopstanden beschermd door de bepalingen in hoofdstuk 4 van de nieuwe wet.

In het overgangsrecht bij de wet is bepaald dat een ontheffing die op grond van de Boswet is verleend, geldt als een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming (artikel 9.9, zesde lid). Deze ontheffing behoudt derhalve zijn rechtskracht bij inwerkingtreding van de nieuwe wet. Deze ontheffing geldt ongeacht welk bestuursorgaan het bevoegd gezag is inzake de kennisgevings- en herbeplantingsplicht voor een project van Rijkswaterstaat.

In de ontheffing wordt verwezen naar enkele artikelen uit de Boswet, die in gewijzigde vorm worden overgenomen in de Wet natuurbescherming. De kennisgevingsplicht uit artikel 2, eerste lid, van de Boswet, is opgenomen in artikel 4.2, eerste lid, Wet natuurbescherming. De herbeplanttermijn van drie jaren uit artikel 3, eerste lid, van de Boswet, is opgenomen in artikel 4.3, eerste lid, Wet natuurbescherming.

Regels aangaande de locatie van herbeplanting uit artikel 2, eerste lid, van het Besluit herbeplanting artikel 3 Boswet zijn opgenomen in artikel 4.3, eerste lid, Wet natuurbescherming.

Naar boven