Advies Raad van State inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur Nader rapport verhoging bedragen WKB per 1 jan 2017

Nader Rapport

10 november 2016

Nader rapport inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur Nader rapport verhoging bedragen WKB per 1 jan 2017

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 5 oktober 2016, nr. 2016001710, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 19 oktober 2016, No.W12.16.0306/III, bied ik U hierbij aan.

Het ontwerp geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in het ontwerpbesluit en de daarbij behorende nota van toelichting enkele redactionele wijzigingen door te voeren. Deze redactionele wijzigingen houden alle verband met de bekendmaking van de gewijzigde bedragen per 1 januari 2017, zoals deze binnenkort wordt gepubliceerd.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher.

Advies Raad van State

No.W12.16.0306/III

’s-Gravenhage, 19 oktober 2016

Bij Kabinetsmissive van 5 oktober 2016, no.2016001710, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende verhoging met ingang van het berekeningsjaar 2017 van enige bedragen, genoemd in artikel 2, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten.

Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.

De vice-president van de Raad van State, J.P.H. Donner.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Ontwerpbesluit van ... houdende verhoging met ingang van het berekeningsjaar 2017 van enige bedragen, genoemd in artikel 2, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 september, nr.2016-0000210413;

Gelet op artikel 3, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van [niet invullen],

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. WET OP HET KINDGEBONDEN BUDGET

Artikel 2, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘€ 1.042,–1‘ vervangen door: € 1.142,–.

2. In onderdeel b wordt ‘€ 1.840,–’ vervangen door: € 2.040,–.

3. In de onderdelen c en d wordt ‘€ 2.125,–’ vervangen door: € 2.325,–.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2017.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

NOTA VAN TOELICHTING

De regering heeft besloten de inkomenspositie van gezinnen met lage en middeninkomens te ondersteunen door middel van een verhoging van de maximumbedragen van het kindgebonden budget met ingang van 1 januari 2017 voor het eerste en tweede kind. De regering verhoogt de maximumbedragen van het kindgebonden budget vanuit de wens gezinnen met lage en midden inkomens meer ondersteuning te geven. De maxima van de eerste en tweede kindbedragen worden structureel met € 100,– per jaar opgehoogd. Deze verhoging werkt door in het maximum bedrag aan kindgebonden budget indien er sprake is van een gezin met meer dan twee kinderen.

De verhoging van de maximumbedragen van het kindgebonden budget maakt onderdeel uit van een pakket koopkrachtmaatregelen. Het pakket koopkrachtmaatregelen is samengesteld om in 2017 een evenwichtig koopkrachtbeeld te realiseren. Door het inkomensafhankelijke karakter van het kindgebonden budget komt deze maatregel specifiek te goede aan gezinnen met een laag of middeninkomen (en met een beperkt vermogen).

De algehele verhoging van de maximumbedragen van het kindgebonden budget vindt plaats nadat de bedragen van het kindgebonden budget uit 2016 geïndexeerd zijn met de tabelcorrectiefactor (tcf) voor 2017 (zie onderstaande tabel).1 Van deze indexatie is door of namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mededeling gedaan in de Staatscourant.2 Bij de indexatie is uitgegaan van de maximumbedragen van het kindgebonden budget, zoals die met ingang van 1 januari 2017 komen te luiden na de (ongedaanmaking van) tijdelijke verhoging van het maximumbedrag van het tweede kindbedrag in 2016.3

Tabel 1. Maximumbedragen kindgebonden budget per kind (in euro per jaar)

Kind

Bedrag 2016

Bedrag 2017 voor indexatie

Na indexatie met tcf 2017

Intensivering

Bedrag 2017

 

(1)

 

(2)

(3)

(4) = (2) + (3)

1

1.038

1.038

1.042

100

1.142

2

828

795

798

100

898

3

284

284

285

0

285

4 en meer

284

284

285

0

285

Voor ouders met aanspraak op het kindgebonden budget levert dit dan de volgende totaalbedragen op:

Tabel 2. Maximumbedragen kindgebonden budget in totaal (in euro per jaar)

Aantal kinderen

Bedrag 2016

Bedrag 2017

1

1.038

1.142

2

1.866

2.040

3

2.150

2.325

4 en meer

2.150 + 284 per kind voor vierde en verdere kinderen

2.325 + 285 per kind voor vierde en verdere kinderen

Financiële effecten

Gezinnen met kinderen ervaren een positief inkomenseffect door deze maatregel. De effecten van deze verhoging van de maximumbedragen zijn zichtbaar in tabel 3. Daaruit valt af te lezen dat gezinnen met een lager inkomen een groter positief inkomenseffect ervaren.

Tabel 3: Statische koopkrachtontwikkeling 2017 voor huishoudens met kinderen tot 18 jaar
 

geen effect

0 tot 2%

Totaal

Mediaan

Aantal (x1000)

Inkomenshoogte1

         

Minimum

2%

98%

100%

0,8

60

Minimum-modaal

2%

98%

100%

0,5

280

1x–1,5x modaal

26%

74%

100%

0,4

350

1,5x–2x modaal

74%

26%

100%

0,0

430

>2x modaal

96%

4%

100%

0,0

680

           

Huishoudtype

         

Tweeverdieners met kinderen

73%

27%

100%

0,0

1.370

Alleenstaande ouders

6%

94%

100%

0,4

330

Alleenverdieners met kinderen

48%

52%

100%

0,2

120

           

Kinderen

         

1 kind

64%

36%

100%

0,0

800

2 kinderen

58%

42%

100%

0,0

750

3 en meer kinderen

48%

52%

100%

0,2

260

           

Alle huishoudens

59%

41%

100%

0,0

1.810

X Noot
1

Categorie ‘minimum’ op basis van het netto inkomen, de overige categorieën op basis van het bruto inkomen

Het kindgebonden budget bouwt boven een toetsingsinkomen van € 19.759 (in 2016) af met een vast percentage.4 Door de verhoging van de maximumbedragen van het kindgebonden budget wordt dit afbouwtraject langer en hebben meer ouders aanspraak op kindgebonden budget. Ongeveer 790.000 gezinnen profiteren van deze maatregel.

De kosten van het verhogen van de maxima van de eerste en tweede kindbedragen in het kindgebonden budget bedragen in 2017 (en volgende jaren) ongeveer € 130 miljoen. Deze kosten worden gefinancierd vanuit het Rijk.

Regeldruk

Er worden geen extra administratieve lasten voorzien als gevolg van de wijzigingen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,


X Noot
1

Bij het opstellen van dit ontwerpbesluit is de verwachte wijziging van de in artikel 2 genoemde bedragen, ingevolge artikel 3, eerste juncto vierde lid, van de Wet op het kindgebonden budget, reeds verwerkt.

X Noot
1

Dit volgt uit artikel 3, vierde lid, van de Wet op het kindgebonden budget.

X Noot
2

Bij het opstellen van dit ontwerpbesluit is deze bekendmaking nog niet gepubliceerd; na publicatie zal hier de vindplaats van deze bekendmaking worden opgenomen.

X Noot
3

Zie artikel I, onderdeel B, van het besluit van 7 december 2015, houdende vaststelling van de verhoging van enige bedragen, genoemd in artikel 2, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget (Stb. 2015, 495).

X Noot
4

Namelijk 6,75% van het verschil tussen het gezamenlijk toetsingsinkomen en het drempelinkomen.

Naar boven