Besluit van 7 december 2015, houdende vaststelling van de verhoging van enige bedragen, genoemd in artikel 2, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 oktober 2015, nr. 2015-0000263112;

Gelet op artikel 3, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 29 oktober 2015, no. W12.15.0354/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 november 2015, nr. 2015-0000287432;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. VERHOGING BEDRAGEN KINDGEBONDEN BUDGET

De Wet op het kindgebonden budget wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt «€ 1.833,–» vervangen door: € 1.866,–.

2. In onderdeel c wordt «€ 2.017,–» vervangen door: € 2.150,–.

3. In onderdeel d wordt «€ 2.017,–» vervangen door «€ 2.150,–» en wordt «€ 107,–» vervangen door «€ 284,–».

B

Artikel 2, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt «€ 1.866,–» vervangen door: € 1.833,–.

2. In onderdeel c wordt «€ 2.150,–» vervangen door: € 2.117,–.

3. In onderdeel d wordt «€ 2.150,–» vervangen door: € 2.117,–.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2016, met uitzondering van artikel I, onderdeel B, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2017.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 7 december 2015

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Uitgegeven de vijftiende december 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

Het kabinet heeft besloten de inkomenspositie van gezinnen met twee kinderen en grotere gezinnen met drie of meer kinderen te verbeteren middels een verhoging van de bedragen van het kindgebonden budget per 1 januari 2016. Het kabinet verhoogt de bedragen van het kindgebonden budget vanuit de wens om grotere gezinnen meer ondersteuning te geven. Het bedrag aan kindgebonden budget is voor het eerste kind hoger dan dat voor volgende kinderen (zie tabel 1). Het eerste kindbedrag wordt daarom niet verhoogd. Omdat het bedrag aan kindgebonden budget voor het derde en volgende kind lager is dan het bedrag aan kindgebonden budget voor het eerste of tweede kind, worden de bedragen voor de ouder die aanspraak heeft voor drie of meer kinderen met ingang van 1 januari 2016 structureel met € 100,– opgehoogd. Het bedrag voor het vierde en volgende kind wordt gelijkgesteld aan het bedrag voor het derde kind. Om dit te bewerkstelligen worden de kindbedragen voor het vierde en volgende kind verhoogd met € 177,–. Op deze manier worden de bedragen onderling meer met elkaar in evenwicht gebracht. Om in 2016 ook gezinnen met twee kinderen extra te ondersteunen wordt het bedrag voor de ouder die aanspraak heeft voor twee kinderen met ingang van 1 januari 2016 eenmalig met € 33,– opgehoogd. De algehele verhoging van de kindbedragen vindt plaats nadat de bedragen per 1 januari 2016 zijn geïndexeerd.

Onderstaande tabellen lichten het een en ander toe. De bedragen van het kindgebonden budget uit 2015 worden eerst met de tabelcorrectiefactor (hierna: tcf) voor 2016 geïndexeerd (kolom 2, tabel 1) en daarna verhoogd met de in kolom 3 van tabel 1 genoemde bedragen.

Tabel 1. Maximum bedragen kindgebonden budget per kind (euro per jaar)

Kind

Bedrag 2015 (1)

Na indexatie met tcf 2016 (2)

Intensivering (3)

Bedrag 2016 (4) = (2) + (3)

1

1.032

1.038

0

1.038

2

791

795

33

828

3

183

184

100

284

4 en meer

106

107

177

284

Voor ouders met een aanspraak op het kindgebonden budget levert dit dan de volgende totaalbedragen op:

Tabel 2. Maximum bedragen kindgebonden budget cumulatief (euro per jaar)

Aantal kinderen

Bedrag 2015

Bedrag 2016

1

1.032

1.038

2

1.823

1.866

3

2.006

2.150

4 en meer

2.006 + 106 per kind voor 4e en verdere kind(eren)

2.150 + 284 per kind voor 4e en verdere kind(eren)

Financiële effecten

Gezinnen met meer dan één kind ervaren een positief inkomenseffect door deze maatregel. De effecten van deze verhoging van het kindgebonden budget zijn zichtbaar in tabel 3. Daarin is af te leiden dat het inkomen van gezinnen met twee of meer kinderen verbetert.

Tabel 3. Inkomenseffecten verhoging kindgebonden budget vanaf 2de kind
 

Geen effect

0 tot 2%

2 tot 5%

Totaal

Mediaan

Aantal

(x1.000)

Inkomenshoogte

           

Minimum

1%

97%

2%

100%

0,2

69

Minimum-modaal

2%

98%

0%

100%

0,1

102

1x–1,5x modaal

9%

91%

0%

100%

0,1

202

1,5x–2x modaal

69%

31%

0%

100%

0,0

260

2x–3x modaal

93%

7%

0%

100%

0,0

257

>3x modaal

98%

2%

0%

100%

0,0

152

             

Huishoudtype

           

Alleenstaande ouders

4%

95%

0%

100%

0,1

122

Alleenverdieners mk

46%

53%

1%

100%

0,1

129

Tweeverdieners mk

66%

34%

0%

100%

0,0

790

Aantal thuiswonende kinderen

           

2 kinderen

60%

40%

0%

100%

0,0

748

3 kinderen

52%

48%

0%

100%

0,0

231

>3 kinderen

35%

61%

4%

100%

0,7

63

             

Totaal

57%

43%

0%

100%

0,0

1.042

Betreft alleen huishoudens met 2 of meer kinderen in de leeftijd van 0–18 jaar.

mk: staat voor «met kinderen».

De kosten van het verhogen van het kindgebonden budget voor de ouder die aanspraak heeft voor twee of meer kinderen bedragen in 2016 ongeveer € 45 miljoen. In totaal telt Nederland circa 1042 duizend gezinnen met twee of meer kinderen, daarvan hebben circa 812 duizend gezinnen recht op kindgebonden budget en profiteren circa 453 duizend huishoudens van de verhoging van het kindgebonden budget.

De verhoging van het kindgebonden budget maakt onderdeel uit van een aantal koopkrachtmaatregelen. Deze koopkrachtmaatregelen zijn genomen om in 2016 een evenwichtig koopkrachtbeeld te realiseren en de inkomenspositie van gezinnen met twee of meer kinderen te verbeteren. Deze maatregel heeft specifiek oog voor gezinnen met twee of meer kinderen met een laag inkomen. Door het inkomensafhankelijke karakter van het kindgebonden budget profiteren voornamelijk gezinnen met lage inkomens van het intensiveren van het kindgebonden budget. Het kindgebonden budget bouwt boven een toetsingsinkomen af met een vast percentage. Door de verhoging van de maximumbedragen van het kindgebonden budget wordt dit afbouwtraject langer en hebben meer ouders aanspraak op kindgebonden budget.

Regeldruk

Er worden geen extra administratieve lasten voorzien als gevolg van de wijzigingen.

Wettelijk kader

De aanspraak op en de hoogte van het kindgebonden budget zijn geregeld in artikel 2 van de Wet op het kindgebonden budget (hierna: de wet). In het tweede lid van dit artikel zijn de bedragen van het kindgebonden budget vastgesteld. Het maximale bedrag van de aanspraak op kindgebonden budget is afhankelijk van het aantal kinderen waarvoor de ouder aanspraak heeft op kindgebonden budget.

In artikel 3, eerste lid, van de wet is bepaald dat de bedragen van het kindgebonden budget met ingang van 1 januari van elk kalenderjaar moeten worden geïndexeerd en dat de gewijzigde bedragen door of namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de Staatscourant moeten worden gepubliceerd. Voor het jaar 2016 zijn de gewijzigde bedragen in verband met de indexering in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt. 2015, 37138).

In artikel 3, tweede lid, van de wet is bepaald dat als er aanleiding is om de bedragen van het kindgebonden budget te verhogen anders dan bij wijze van indexatie dit bij algemene maatregel van bestuur mogelijk is. In het onderhavige besluit is van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. De verhoging van het kindgebonden budget valt samen met een verhoging van het bedrag van de aanspraak vanwege de indexering van de aanspraken per 1 januari 2016. Hierbij geldt dat in artikel 3, vierde lid, van de wet is bepaald dat de verhoging van het kindgebonden budget in verband met de indexering eerst dient plaats te vinden, waarna verhoging van het kindgebonden budget als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de wet wordt toegepast. Het bedrag dat betrekking heeft op de aanspraak voor twee kinderen en dat is opgenomen in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van de wet, wordt eenmalig voor het jaar 2016 verhoogd en wordt in het onderhavige besluit vastgesteld op € 1.866,–. Het oorspronkelijke bedrag van de aanspraak van € 1.833,– wordt verhoogd met een bedrag van € 33,– (artikel I, onderdeel A). Nu deze verhoging alleen voor het jaar 2016 geldt, wordt dit bedrag met ingang van 1 januari 2017 weer vastgesteld op € 1.833,– (artikel I, onderdeel B). Het bedrag dat betrekking heeft op de aanspraak voor drie of meer kinderen en dat is opgenomen in artikel 2, tweede lid, onderdelen c en d, van de wet, wordt vastgesteld op € 2.150,– (artikel I, onderdeel A). Hierbij wordt het oorspronkelijke bedrag van de aanspraak van € 2.017,– structureel verhoogd met een bedrag van € 100,–. Daar bovenop werkt de verhoging van het kindgebonden budget als genoemd in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, met € 33,– door in dit bedrag van € 2.117,–. De verhoging met een bedrag van € 33,– geldt alleen voor het jaar 2016. Dit betekent dat dit bedrag van € 2.150,– eveneens met ingang van 1 januari 2017 weer € 2.117,– zal bedragen (artikel I, onderdeel B). Het extra bedrag van de aanspraak per kind, indien de ouder aanspraak heeft voor meer dan drie kinderen, bovenop het bedrag van € 2.150,– dat is opgenomen in artikel 2, tweede lid, onderdeel d, wordt vastgesteld op € 284,– (artikel I, onderdeel A). Dit bedrag van € 284,– is het verschil tussen het bedrag dat betrekking heeft op de aanspraak voor drie of meer kinderen (€ 2.017,–) en het bedrag dat betrekking heeft op de aanspraak voor twee kinderen (€ 1.833,–) en is opgenomen in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, verhoogd met € 100,–. De overige bedragen, genoemd in artikel 2 van de wet, zijn niet gewijzigd.

In artikel I, onderdeel B, zijn de bedragen opgenomen zoals neergelegd in artikel 2, tweede lid, van de wet die, afgezien van indexatie, met ingang van 1 januari 2017 zullen gelden. Overeenkomstig artikel 3, eerste lid, van de wet zullen de bedragen eind 2016 per dezelfde datum nog worden geïndexeerd. De gewijzigde bedragen zullen eind 2016 door of namens ondergetekende bekend gemaakt worden in de Staatscourant.

De datum van de inwerkingtreding van dit besluit is 1 januari 2016, met uitzondering van artikel I, onderdeel B, dat pas met ingang van 1 januari 2017 in werking treedt. Aangezien deze maatregel pas tijdens Prinsjesdag werd aangekondigd, is afgeweken van het beleid inzake vaste verandermomenten wat betreft de termijn van twee maanden tussen de publicatiedatum van het besluit en het tijdstip van inwerkingtreding. Nu het gaat om een wijziging die leidt tot een voordeel voor ouders die aanspraak hebben op kindgebonden budget voor twee kinderen (voor het jaar 2016) en voor ouders die aanspraak hebben op kindgebonden budget voor drie of meer kinderen, brengt deze afwijking van de invoeringstermijn geen nadelen met zich mee voor de betrokken doelgroep. Om de tijdelijke ophoging ongedaan te maken treedt artikel I, onderdeel B, met ingang van 1 januari 2017 in werking.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven