TOELICHTING
Aanleiding en noodzaak
Met deze regeling is de Regeling zeevarenden (hierna: regeling) gewijzigd in verband
met de implementatie van de wijzigingen van de bijlage bij het Internationale Verdrag
betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst,
1978 (Trb. 1981, 144) (hierna: STCW-Verdrag). De wijzigingen vloeien voort uit een tweetal door de Internationale
Maritieme Organisatie (IMO) aangenomen codes. Het betreft de op 21 november 2014 bij
resolutie MSC.385(94) door de Maritieme Veiligheidscommissie van de Internationale
Maritieme Organisatie aangenomen Internationale Code voor schepen die in polaire wateren
varen (hierna: Polar Code). En het betreft de op 11 juni 2015 bij resolutie MSC.391(95)
door de Maritieme Veiligheidscommissie van de Internationale Maritieme Organisatie
aangenomen Internationale Veiligheidscode voor schepen die gassen of andere brandstoffen
met een laag vlampunt gebruiken, zoals omschreven in SOLAS-voorschrift II-1/2.29 (hierna:
IGF Code). Voor nadere informatie over de achtergronden en inhoud van de wijzigingen
en de Polar en IGF Code wordt verwezen naar de nota van toelichting bij het besluit
van 14 december 2016 tot wijziging van het Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart
in verband met wijzigingen van het STCW-verdrag vanwege de implementatie van de door
de IMO aangenomen IGF Code en de Polar Code (Stb. 517).
Daarnaast is van de gelegenheid gebruikgemaakt om twee verbeteringen door te voeren
op het vlak van de afgifte van bekwaamheidsbewijzen en is een actualisatie en een
verbetering gedaan ten aanzien van geluidsniveaus en rookvoorzieningen aan boord van
schepen. Voor een nadere toelichting wordt verwezen worden naar de artikelsgewijze
toelichting.
Hoofdlijnen van het voorstel en verhouding tot bestaande regelgeving
De wijzigingen van beide verdragen zijn in hoofdzaak geïmplementeerd in het Besluit
zeevarenden handelsvaart en zeilvaart (hierna: het besluit). In deze regeling zijn
de beroepsvereisten vastgesteld voor de verkrijging van diverse bekwaamheidsbewijzen.
Dit is in lijn met vergelijkbare vereisten op grond van het STCW-verdrag.
Uitvoering en handhaving
De uitvoering en handhaving van de onderhavige wetgeving is in handen van de ILT.
Uitvoering van de wetgeving gebeurt in de vorm van de afgifte van documenten als monsterboekjes,
vaarbevoegdheidsbewijzen en bekwaamheidsbewijzen. KIWA N.V. verzorgt in mandaat, namens
de minister, de afgifte van die documenten, met uitzondering van de bemanningscertificaten.
Deze worden afgegeven door de ILT. De voorgestelde wijziging heeft gevolgen voor de
uitvoering en handhaving van de bemanningswetgeving.
Toezicht en handhaving vindt plaats in de vorm van inspecties aan boord van schepen
naar de juiste kwalificaties van de bemanningsleden. Verder vindt controle plaats
bij de beoordeling van aanvragen voor bekwaamheidscertificaten door KIWA N.V. Tevens
vindt toezicht plaats op de uitvoering van trainingen.
Gevolgen
De gevolgen voor de administratieve lasten en de inhoudelijke nalevingslasten wat
betreft de Polar Code en de IGF Code zijn berekend in het kader van het besluit tot
wijziging van het Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart. Uit deze regeling
vloeien geen aanvullende lasten voort.
Ook uit de wijzigingen in de onderdelen A, B, D en E vloeien geen aanvullende lasten
voort. Deze wijzigingen zijn met name bedoeld om de duidelijkheid van de regeling
in de praktijk te verbeteren die daarmee de uitvoering ten goede komen.
Advisering en consultatie
Evenals bij de wijziging van het besluit het geval was, is het ontwerp van deze regeling
voorgelegd aan de meest representatieve organisaties van werkgevers en werknemers
in de maritieme sector: Nautilus International, de Koninklijke Vereniging van Nederlandse
Reders, de Vereniging van Waterbouwers en de Nederlandse vereniging van Kapiteins
ter Koopvaardij. Tevens zijn maritieme opleidings- en trainingsinstituten betrokken.
Met deze betrokkenheid wordt geborgd dat deze instituten in staat zijn zeevarenden
overeenkomstig de eisen van het STCW-Verdrag op te leiden en te trainen voor hun functie
aan boord van de toepasselijke typen van schepen. De wijzigingen in de onderdelen
A, B, D en E zijn ook ter consultatie voorgelegd aan bovenstaande organisaties. Daarop
is met instemming gereageerd.
Inwerkingtreding/overgangsrecht
Deze regeling treedt met uitzondering van artikelen 8.46 en 8.47 in werking op 1 januari
2017. Dit is de datum waarop de IGF Code in werking treedt. De artikelen 8.46 en 8.47
treden in werking met ingang van 1 juli 2018. Dit is de datum waarop de eisen voor
trainingen van zeevarenden op grond van de Polar Code in werking treden. De inwerkingtreding
is overeenkomstig de daarmee corresponderende artikelen van het bovengenoemde besluit
tot wijziging van het Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
Met dit onderdeel is een verwijzing naar een resolutie van de Internationale Maritieme
Organisatie geactualiseerd. Sinds 1 juli 2014 is resolutie MSC.337 (91) van de Internationale
Maritieme Organisatie over geluidsniveaus op schepen van kracht geworden. Deze resolutie
is van toepassing op schepen groter dan 1600 GT indien deze schepen gebouwd zijn op
of na 1 juli 2014. Voor schepen die gebouwd zijn voor 1 juli 2014 en voor schepen
van minder dan 1600 GT blijft resolutie A.468 (12) van toepassing.
Onderdeel B
Met de wijzigingen in artikel 3.13 is expliciet gemaakt dat er geen verplichting bestaat
om voor de categorie schepen van 500 GT of meer een afzonderlijk verblijf in te richten
als rookvoorziening. Deze verplichting bestond niet maar de oorspronkelijke tekst
van het artikel kon aanleiding geven tot een dergelijke aanname. In artikel 3.13 zijn
ondermeer eisen opgenomen op grond van norm A3.1, lid 17, en leidraad B3.1.11, lid
4, van het Maritiem Arbeidsverdrag 2006 (Trb 2007,93). In deze bepalingen is aangegeven dat er een afzonderlijk recreatief verblijf aanwezig
dient te zijn voor de voorzieningen zoals opgenomen in artikel 3.13, lid 1. Een rookvoorziening
vergt geen afzonderlijk verblijf en kan eventueel worden opgenomen in het recreatief
verblijf. Het Maritiem Arbeidsverdrag geeft hierbij aan dat een rookvoorziening overwogen
zou moeten worden waar dat praktisch uitvoerbaar is.
Onderdeel C
Artikelen 8.46 en 8.47
In het voorschrift V/4, tweede en vierde lid, van de bijlage bij het STCW-Verdrag
en sectie A-V/4, onderdelen 1 en 2 van de STCW-Code, zijn de beroepsvereisten opgenomen
voor de training van zeevarenden aan boord van schepen die in polaire wateren varen.
Het in artikel 8.46 vermelde bekwaamheidsbewijs basistraining Polar Code moet in het
bezit zijn van een aanvrager voor het bekwaamheidsbewijs gevorderdentraining Polar
Code alvorens het bekwaamheidsbewijs aan hem kan worden afgegeven.
Artikelen 8.48 en 8.49
In het voorschrift V/3, vijfde en achtste lid, van de bijlage bij het STCW-Verdrag
en sectie A-V/3, onderdelen 1 en 2 van de STCW-Code, zijn de beroepsvereisten opgenomen
voor de training van zeevarenden aan boord van schepen die onder de IGF Code vallen.
Zeevarenden die in het bezit zijn van het bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling
gastankschepen, waarvan de beroepsvereisten zijn opgenomen in artikel 8.19 van deze
regeling, kunnen indien gewenst in aanmerking komen voor het bekwaamheidsbewijs basistraining
IGF Code. Dit volgt uit voorschrift V/3 zesde lid van de bijlage bij het STCW-Verdrag
Zeevarenden die in het bezit zijn van het bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling gastankschepen
voor gevorderden, waarvan de beroepsvereisten zijn opgenomen in artikel 8.22 van deze
regeling, kunnen indien gewenst in aanmerking komen voor het bekwaamheidsbewijs gevorderdentraining
IGF Code mits zij voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 8.49, tweede
lid, onder a, b, en c. Dit volgt uit voorschrift V/3, negende lid, van de bijlage
bij het STCW-Verdrag.
Onderdeel D
Ingevolge voorschrift I/2, tweede lid, van de bijlage bij het STCW-Verdrag mogen bekwaamheidsbewijzen
tankschepen voor kapiteins en officieren alleen worden afgegeven door het bevoegd
gezag. KIWA N.V. verzorgt in mandaat namens de minister, de afgifte van deze bekwaamheidsbewijzen
voor kapiteins en officieren op grond van het door het trainingsinstituut afgegeven
certificaat. Voor de andere zeevarenden is het door het trainingsinstituut afgegeven
certificaat voldoende. Uit de praktijk is echter gebleken dat de wens bestaat om ook
voor andere zeevarenden, dan kapiteins en officieren, een dergelijk bekwaamheidsbewijs
aan te kunnen vragen. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn omdat een opdrachtgever
daar specifiek om verzoekt. Hierbij geldt dat er geen verplichting is voor andere
zeevarenden dan kapiteins en officieren om een door het trainingsinstituut afgegeven
certificaat om te wisselen voor een bekwaamheidsbewijs. Indien dat echter wenselijk
wordt geacht, moet die mogelijkheid wel bestaan. Deze wijziging voorziet hierin.
Onderdeel E
Bij de aanvraag van bekwaamheidsbewijzen voor tankschepen dient relevante ervaring
aan boord van het relevante type tankschip te worden aangetoond. Bij combinatie van
typen van tankers, zoals de veelvoorkomende combinatie van olie- en chemicaliëntanker,
geldt de ervaring voor zowel het bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling olietankschepen
voor gevorderden als voor het bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling chemicaliëntankschepen
voor gevorderden. Met de wijziging van artikel 10.2 is bewerkstelligd dat de combinatie
van deze ervaring kan worden gebruikt, zowel bij de eerste aanvraag als bij het behoud
van het bekwaamheidsbewijs.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus