ARTIKEL I
De Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen toegelaten instellingen volkshuisvesting
2014 wordt als volgt gewijzigd:
A
In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘artikel 70, eerste lid, van de Woningwet’ vervangen
door: artikel 19, eerste lid, van de Woningwet.
B
Artikel 3 komt te luiden:
Artikel 3. Bezoldigingsmaxima
De bezoldiging van een topfunctionaris van een toegelaten instelling bedraagt per
bezoldigingsklasse ten hoogste:
Bezoldigingsklasse
|
Maximale bezoldiging
|
A
|
84.000
|
B
|
95.000
|
C
|
106.000
|
D
|
114.000
|
E
|
132.000
|
F
|
151.000
|
G
|
170.000
|
H
|
181.000
|
C
In de bijlage wordt ‘bedoeld in bijlage II bij het Besluit beheer sociale-huursector’
telkens vervangen door: bedoeld in bijlage 3 bij de Regeling toegelaten instellingen
volkshuisvesting.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2017.
TOELICHTING
1. Algemeen
Op grond van de Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen toegelaten instellingen
volkshuisvesting 2014 (hierna: de regeling), die sinds 1 januari 2014 van kracht is,
worden de bezoldigingen van directeuren/bestuurders en van de leden van de Raad van
Commissarissen van woningcorporaties aan verlaagde sectorale maxima gebonden. De regeling
is een uitwerking van artikel 2.7 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen
publieke en semipublieke sector (hierna: WNT) en kent een klassenindeling op grond
van het aantal verhuureenheden en de gemeentegrootte waar de corporatie werkzaam is.
Het bezoldigingsmaximum van de hoogste klasse is gelijk aan het wettelijke bezoldigingsmaximum
genoemd in artikel 2.3, eerste lid, van de WNT (hierna: het bezoldigingsmaximum van
de WNT).
Het bezoldigingsmaximum van de WNT bedroeg per 1 januari 2016 € 179.000. Dit bedrag
wordt per 1 januari 2017 verhoogd tot € 181.000.1 Daarmee is gevolg gegeven aan het bepaalde in artikel 2.3, tweede en derde lid, van
de WNT, op grond waarvan het bezoldigingsmaximum per 1 januari van elk jaar wordt
aangepast aan de ontwikkeling van de contractuele loonkosten voor de overheid, zoals
deze voor het voorafgaande jaar door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
is bepaald, tenzij deze ontwikkeling niet tot een verhoging leidt. Omwille van de
consistentie en de wens om voor alle topfunctionarissen bij woningcorporaties een
gelijke ontwikkeling van het bezoldigingsmaximum te bewerkstelligen, zijn ook de maximumbedragen
behorend bij elke bezoldigingsklasse met hetzelfde door het CBS bepaalde cijfer aangepast2, met dien verstande dat de bedragen na verhoging op € 1.000 naar boven zijn afgerond.
Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om twee foutieve verwijzingen aan te passen.
2. Effecten
Met uitzondering van de zeer geringe administratieve last die gepaard gaat met het
kennis nemen van de nieuwe maxima per bezoldigingsklasse, brengt de onderhavige regeling
geen additionele administratieve lasten met zich mee.
3. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2017. Daarmee is voldaan
aan de vaste-verandermomenten. In overeenstemming met artikel 2.7, tweede lid, WNT
is deze regeling gepubliceerd vóór 30 november van dit jaar.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
Dit onderdeel betreft het herstel van een foutieve verwijzing. Met ingang van 1 juli
2015 is de Woningwet herzien.3 De definitie van een toegelaten instelling in onderhavige regeling is in lijn gebracht
met de gewijzigde Woningwet door de verwijzing naar artikel 70, eerste lid, van de
Woningwet in de definitie van toegelaten instellingen in artikel 1, onderdeel a, te
vervangen door een verwijzing naar artikel 19, eerste lid, van de Woningwet.
Artikel I, onderdeel B
In dit onderdeel wordt de tabel in artikel 3 met daarin de nieuwe bezoldigingsmaxima
per bezoldigingsklasse4 vastgesteld. De klasse-indeling, die gebaseerd is op verhuureenheden, is opgenomen
in de bijlage bij de regeling.
Ten aanzien van het aantal verhuureenheden dat meetelt voor de klasse-indeling wordt
het volgende opgemerkt. Op grond van de in 2015 herziene Woningwet zijn woningcorporaties
verplicht om bezit dat niet tot het daeb (dienst van algemeen economisch belang) gebied
van de corporatie behoort te scheiden van het deel dat daar wel toebehoort. Uiterlijk
1 januari 2018 dient dit te zijn geëffectueerd.
Het scheiden van het niet-daeb-deel van het bezit kan op twee manieren: in de vorm
van een administratieve scheiding, waarbij het bezit eigendom blijft van de woningcorporatie,
en in de vorm van een juridisch afgesplitste entiteit waarin de woningcorporatie aandeelhouder
is. In het eerste geval (administratieve scheiding) blijft het bezit meetellen voor
de bepaling van het aantal verhuureenheden conform deze regeling. In het geval van
een aparte rechtspersoon tellen de daar ondergebrachte verhuureenheden niet mee voor
de bepaling van de bezoldigingsklasse van de topfunctionarissen van de woningcorporatie.
Artikel I, onderdeel C
In de bijlage bij de regeling worden de verwijzingen naar bijlage II bij het Besluit
beheer sociale-huursector aangepast. Dit besluit is tegelijk met de herziening van
de Woningwet komen te vervallen. Thans wordt verwezen naar bijlage 3 bij de Regeling
toegelaten instellingen volkshuisvesting.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
S.A. Blok