Bekendmaking van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 november 2016, 2016-0000189303, betreffende wijziging vaststelling bedragen Wet op het kindgebonden budget

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 3, eerste lid, van de Wet op het kindgebonden budget;

Besluit:

ENIG ARTIKEL

De bedragen in de Wet op het kindgebonden budget worden met ingang van 1 januari 2017 als volgt gewijzigd en vastgesteld:

A

In artikel 1, vierde lid, wordt ‘€ 82.504’ telkens vervangen door: € 82.752.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

  • a. In onderdeel a wordt ‘€ 1.038,–’ vervangen door: € 1.042,–.

  • b. In onderdeel b wordt ‘€ 1.833,–’ vervangen door: € 1.840,–.

  • c. In onderdeel c wordt ‘€ 2.117,–’ vervangen door: € 2.125,–.

  • d. In onderdeel d wordt ‘€ 2.117,–’ vervangen door ‘€ 2.125,–’ en wordt ‘€ 284,–’ vervangen door ‘€ 285,–’.

2. In het vierde lid wordt ‘€ 233,–’ vervangen door: € 234,–.

3. In het vijfde lid wordt ‘€ 415,–’ vervangen door: € 417,–.

4. In het zesde lid wordt ‘€ 3.066,–’ vervangen door: € 3.076,–.

Deze bekendmaking zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 11 november 2016

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Namens deze, De directeur Stelsel en Volksverzekeringen, J.A.A. Dikmans

TOELICHTING

Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wet op het kindgebonden budget (hierna: wet) worden het bedrag van de (gezamenlijke) grondslag sparen en beleggen, genoemd in artikel 1, vierde lid, van de wet, de bedragen die betrekking hebben op de aanspraak op het kindgebonden budget, genoemd in artikel 2, tweede lid, van de wet, de bedragen van de verhoging van het kindgebonden budget voor kinderen van 12 tot en met 15 jaar en kinderen van 16 of 17 jaar, genoemd in artikel 2, vierde en vijfde lid, van de wet, alsmede de aanspraak op een verhoging van het kindgebonden budget van een ouder zonder partner, genoemd in artikel 2, zesde lid, van de wet, bij het begin van het kalenderjaar gewijzigd overeenkomstig de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

De onderhavige bekendmaking strekt er toe de geïndexeerde bedragen van het kindgebonden budget voor het jaar 2017 bekend te maken. De tabelcorrectiefactor voor het jaar 2017 bedraagt 0,3%. De indexatie heeft telkens plaatsgevonden vanuit de oorspronkelijke afgeronde bedragen (2016), waarbij de uitkomst naar boven is afgerond op de eerst hogere hele euro. Bij verhoging van de bedragen met 0,3% resulteert dit voor het jaar 2017 in het bedrag van de (gezamenlijke) grondslag sparen en beleggen van € 82.752,–. De bedragen van de aanspraak op het kindgebonden budget zijn na indexering bij één kind, bij twee kinderen en bij drie of meer kinderen vastgesteld op € 1.042,– respectievelijk € 1.840,– respectievelijk € 2.125,–. Het extra bedrag per kind voor vierde en verdere kinderen wordt na indexering vastgesteld op € 285,–. De bedragen van de verhoging van het kindgebonden budget voor kinderen van 12 tot en met 15 jaar en kinderen van 16 of 17 jaar worden na indexering vastgesteld op € 234,– respectievelijk € 417,–. De aanspraak op een verhoging van het kindgebonden budget van een ouder zonder partner wordt vastgesteld op € 3.076,–.

Bij de indexatie is uitgegaan van de maximumbedragen van het kindgebonden budget, zoals die met ingang van 1 januari 2017 komen te luiden na de (ongedaanmaking van) de tijdelijke verhoging van het maximumbedrag van het tweede kindbedrag in 2016.1 Het kabinet heeft los van de in deze bekendmaking toegepaste indexatie het voornemen om per 1 januari 2017 de bedragen voor het eerste en tweede kind met € 100,– te verhogen om de inkomenspositie van gezinnen met lage en middeninkomens te verbeteren. In de tabel hieronder is de combinatie van de eerdergenoemde ongedaanmaking, de indexatie en de voorgenomen intensivering op de bedragen van het kindgebonden budget opgenomen.

Kind

Bedrag 2017 na indexatie

Voorgenomen intensivering

Bedrag 2017

       

1

1.042

100

1.142

2

798

100

898

3

285

285

4 en meer

285

285

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Namens deze, de directeur Stelsel en Volksverzekeringen, J.A.A. Dikmans


X Noot
1

Zie artikel I, onderdeel B, en artikel II van het besluit van 7 december 2015, houdende vaststelling van de verhoging van enige bedragen, genoemd in artikel 2, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget (Stb. 2015, 495).

Naar boven