Advies Raad van State inzake het ontwerpbesluit tot wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen in verband met starters, stakingsdagen en 104 weken wachttijd Wet WIA

Nader Rapport

18 oktober 2016

Nader rapport inzake het ontwerpbesluit tot wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen in verband met starters, stakingsdagen en 104 weken wachttijd Wet WIA

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 12 april 2016, nr. 2016000668, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 11 mei 2016, no.W12.16.0081/III, bied ik U hierbij aan.

Het ontwerp geeft de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: afdeling) geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De redactionele opmerkingen van de afdeling zijn verwerkt in het ontwerpbesluit en de daarbij behorende nota van toelichting, met dien verstande dat de redactionele opmerking met betrekking tot artikel 22, vierde lid, niet is opgevolgd, aangezien het voorgesteld lid overbodig was geworden.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om het ontwerpbesluit op enkele punten aan te vullen. Zo heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek de cijfers omtrent werkstakingen in 2015 na aanbieding van het ontwerpbesluit voor advies aan de Afdeling advisering van de Raad van State bekendgemaakt. Deze cijfers zijn opgenomen in de nota van toelichting. Daarnaast zijn nadere afspraken gemaakt over de praktische vormgeving van het verwerken van ‘werkstaking’. Ook zijn de uitkeringslasten bijgesteld. De nota van toelichting is op deze punten aangevuld.

In het aan de afdeling voorgelegde ontwerpbesluit was artikel 25 van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen niet van toepassing verklaard op hoofdstuk 3a. Dit is geschrapt, omdat de in artikel 25 van het dat besluit geregelde maximering van het dagloon ook bij samenloop met een WW-uitkering met een dagloon op basis hoofdstuk 3a van toepassing dient te zijn.

Tevens is de wijziging van artikel 5, zesde lid, van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen aangepast. Ten eerste is, ten opzichte van het ontwerpbesluit dat aan de afdeling ter advisering is voorgelegd, geregeld dat enkel het in een aangiftetijdvak genoten loon toegerekend wordt aan de kalendermaand waarin de laatste dag van het aangiftetijdvak ligt, voor zover het loon binnen de referteperiode is genoten. Ten tweede is geregeld dat een kalendermaand binnen de referteperiode valt, indien één of meer dagen van die kalendermaand binnen de referteperiode vallen.

Ook zijn enkele wijzigingen in het voorgestelde hoofdstuk 3a aangebracht. Hiermee wordt de berekening van het herziene dagloon op éénzelfde wijze vormgegeven als in de Tijdelijke regeling tegemoetkoming Dagloonbesluit werknemersverzekeringen. De inhoudelijke wijzigingen zijn beperkt tot:

  • Het verleggen van de referteperiode voor de werknemer die recht heeft of heeft gehad op een reguliere WW-uitkering dat is ontstaan op of na 1 juli 2015 en voor 1 december 2016, die de wachttijd, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, heeft doorlopen, die geen recht heeft gekregen op een werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten, bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De referteperiode is met een jaar naar achteren verschoven (waardoor de referteperiode eindigt op de laatste dag van de vijfentwintigste kalendermaand voorafgaande aan de kalendermaand waarin de eerste dag van werkloosheid is gelegen), zodat de referteperiode voor de veronderstelde eerste dag van ziekte ligt.

  • Het aanpassen en daarnaast opnemen van een standaard voor indexering voor het (herziene) dagloon.

  • Het opnemen van een minimumverschil tussen het dagloon en het herziene dagloon.

Alle wijzigingen worden (meer) uitvoerig toegelicht in de paragrafen 2, 3 en 5 van de toelichting bij de Tijdelijke regeling tegemoetkoming Dagloonbesluit werknemersverzekeringen.

Tevens is artikel 27a aangepast, zodat de (volgorde van) inwerkingtreding van de verschillende onderdelen correct verloopt.

De dag van inwerkingtreding van de bepalingen die zien op het loon indien er sprake is van werkstaking, wordt vastgesteld op 1 juli 2017. Wel is in dit verband een nieuw artikel 27b opgenomen, dat regelt dat werkstakingen die voor 1 januari 2017 hebben plaatsgevonden, niet worden uitgezonderd voor de dagloonbepaling van de desbetreffende uitkering.

De inwerkingtredingsbepaling van het ontwerpbesluit is aangepast. Met name de voorgestelde dag van inwerkingtreding artikel I, onderdelen C en D, onder 4, M en N is gewijzigd. Dit is gebeurd naar aanleiding van de uitvoeringstoets die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft uitgebracht over de Tijdelijke regeling tegemoetkoming Dagloonbesluit werknemersverzekeringen. Zie verder de artikelsgewijze toelichting bij de inwerkingtredingsbepaling in de nota van toelichting.

Ten slotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele redactionele wijzigingen aan te brengen.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher.

Advies Raad van State

No. W12.16.0081/III

’s-Gravenhage, 11 mei 2016

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 12 april 2016, no.2016000668, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen in verband met starters, stakingsdagen en 104 weken wachttijd Wet WIA, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.

De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten.

Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.

De vice-president van de Raad van State, J.P.H. Donner.

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no. W12.16.0081/III

  • Het in artikel I, onderdeel O, voorgestelde artikel 22, derde lid, Dagloonbesluit werknemersverzekeringen aanvullen met het dagloon waarmee het op grond van hoofdstuk 3a berekende dagloon moet worden vergeleken en voorts dat artikellid duidelijker toelichten.

  • In het in artikel I, onderdeel P. voorgestelde artikel 27a, eerste en vierde lid, Dagloonbesluit werknemersverzekeringen ‘zoals dat luidde voor de dag van inwerkingtreding’ vervangen door: zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding.

  • In de toelichting alsnog vermelden op welk artikel de in de toelichting genoemde ministeriële regeling waarin een eenmalige tegemoetkoming zal worden geregeld, wordt gebaseerd.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Ontwerpbesluit van ..... tot wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen in verband met starters, stakingsdagen en 104 weken wachttijd Wet WIA

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 april 2016, nr. 2016-0000096540;

Gelet op de artikelen 1b, zesde lid, van de Werkloosheidswet, 15, tweede lid, van de Ziektewet, 13, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, 14, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en 3:13, vierde lid, van de Wet arbeid en zorg;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van [niet invullen],

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel o wordt ‘artikel 3:13’ vervangen door: 3:13, tweede lid,.

2. In onderdeel u wordt ‘artikel 45, eerste lid’ vervangen door: artikel 1b, eerste lid.

B

In het opschrift van hoofdstuk 2 wordt ‘van dagloon WW’ vervangen door: WW-dagloon.

C

Aan artikel 2 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 8. In afwijking van het eerste tot en met derde lid wordt onder referteperiode verstaan de periode van één jaar die eindigt op de laatste dag van het aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin de arbeidsongeschiktheid is ingetreden, indien:

    • a. na afloop van de wachttijd, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Wet WIA geen recht op een uitkering op grond van de Wet WIA ontstond, omdat de verzekerde minder dan 35% arbeidsongeschikt was; of

    • b. op of na de dag waarop het tijdvak van 52 weken, bedoeld in artikel 19aa, eerste lid, van de ZW, maar voordat een periode van 104 weken als bedoeld in artikel 29, vijfde lid, van die wet, is verstreken, niet langer recht op een uitkering op grond van de ZW bestond, omdat de verzekerde minder dan 35% arbeidsongeschikt was.

  • 9. In afwijking van het achtste lid eindigt de referteperiode, indien de aanspraak op uitkering berust op artikel 46 van de ZW, op de laatste dag van het aangiftetijdvak voorafgaand aan het aangiftetijdvak waarin de verzekering is geëindigd.

D

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 5. WW-dagloon.

2. In het eerste lid wordt ‘uitkeringen’ vervangen door: een uitkering.

3. In het vijfde lid wordt ‘verlof’ telkens vervangen door: verlof of werkstaking.

4. Onder vernummering van het zesde lid tot het zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 6. Indien de referteperiode voor de dagloonvaststelling van een reguliere WW-uitkering een of meer kalendermaanden kent waarin geen loon is genoten anders dan vanwege verlof, dan staat D, in afwijking van het eerste lid, voor het aantal dagloondagen van de kalendermaanden waarin loon is genoten of waarin geen loon is genoten vanwege verlof. Het in een aangiftetijdvak genoten loon wordt toegerekend aan de kalendermaand waarin de laatste dag van het aangiftetijdvak ligt. Een kalendermaand ligt binnen de referteperiode, indien de laatste dag van de kalendermaand binnen de referteperiode valt.

5. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. Indien de referteperiode voor de dagloonvaststelling van een reguliere WW-uitkering een of meer kalendermaanden kent waarin geen loon is genoten anders dan vanwege verlof of werkstaking, dan staat D, in afwijking van het eerste lid, voor het aantal dagloondagen van de kalendermaanden waarin loon is genoten of waarin geen loon is genoten vanwege verlof of werkstaking. Het in een aangiftetijdvak genoten loon wordt toegerekend aan de kalendermaand waarin de laatste dag van het aangiftetijdvak ligt. Een kalendermaand ligt binnen de referteperiode, indien de laatste dag van de kalendermaand binnen de referteperiode valt.

E

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 6. Loon in geval van verlof of werkstaking tijdens de dienstbetrekking.

2. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. ‘in verband met verlof’ wordt vervangen door: in verband met verlof of werkstaking.

b. ‘aan dat verlof voorafgaande’ wordt vervangen door: aan dat verlof of die werkstaking voorafgaande.

3. In het tweede lid wordt ‘dat verlof’ vervangen door: dat verlof of die werkstaking.

4. In het derde lid wordt ‘omstandigheid’ vervangen door: omstandigheden.

F

In het opschrift van hoofdstuk 2a wordt ‘van dagloon ZW en Wazo’ vervangen door: ZW- en Wazo-dagloon.

G

Artikel 12e wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 12e. ZW- en Wazo-dagloon.

2. In het vierde lid wordt ‘anders dan vanwege verlof, arbeidsongeschiktheid of ziekte’ vervangen door: anders dan vanwege verlof, werkstaking, arbeidsongeschiktheid of ziekte.

H

Artikel 12f wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 12f. Loon in geval van ziekte, verlof of werkstaking tijdens een dienstbetrekking.

2. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. ‘in verband met verlof’ wordt vervangen door: in verband met verlof of werkstaking.

b. ‘in het laatste aan dat verlof of die ziekte’ wordt vervangen door: in het laatste aan dat verlof, die werkstaking of die ziekte.

3. In het tweede lid wordt ‘na afloop van dat verlof of die ziekte’ vervangen door: na afloop van dat verlof, die werkstaking of die ziekte.

I

Artikel 12f wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 12f. Loon in geval van verlof of werkstaking tijdens een dienstbetrekking.

2. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. ‘in verband met verlof’ wordt vervangen door: in verband met verlof of werkstaking.

b. ‘in het laatste aan dat verlof’ wordt vervangen door: in het laatste aan dat verlof of die werkstaking.

3. In het tweede lid wordt ‘na afloop van dat verlof’ vervangen door: na afloop van dat verlof of die werkstaking.

4. In het derde lid wordt ‘omstandigheid’ vervangen door: omstandigheden.

J

In artikel 12g vervallen het eerste en tweede lid, onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot het eerste tot en met derde lid.

K

In het opschrift van hoofdstuk 3 wordt ‘van dagloon Wet WIA en WAO’ vervangen door: Wet WIA- en WAO-dagloon.

L

Het opschrift van artikel 16 komt te luiden:

Artikel 16. Wet WIA- en WAO-dagloon.

M

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 17. Loon in geval van ziekte, verlof of werkstaking tijdens een dienstbetrekking.

2. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. ‘in verband met verlof’ wordt vervangen door: in verband met verlof of werkstaking.

b. ‘in het laatste aan dat verlof of die ziekte’ wordt vervangen door: in het laatste aan dat verlof, die werkstaking of die ziekte.

3. In het tweede lid wordt ‘na afloop van dat verlof of die ziekte’ vervangen door: na afloop van dat verlof, die werkstaking of die ziekte.

N

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 17. Loon in geval van verlof of werkstaking tijdens een dienstbetrekking.

2. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. ‘in verband met verlof’ wordt vervangen door: in verband met verlof of werkstaking.

b. ‘in het laatste aan dat verlof’ wordt vervangen door: in het laatste aan dat verlof of die werkstaking.

3. In het tweede lid wordt ‘na afloop van dat verlof’ vervangen door: na afloop van dat verlof of die werkstaking.

4. In het derde lid wordt ‘omstandigheid’ vervangen door: omstandigheden.

O

Na hoofdstuk 3 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 3a. Overgangsbepalingen voor de vaststelling van het dagloon
Artikel 22. Toepassingsbereik
  • 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de werknemer:

    • a. die recht heeft of heeft gehad op een reguliere WW-uitkering dat is ontstaan op of na 1 juli 2015 en voor een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en die in de referteperiode geen loon heeft genoten in één of meer kalendermaanden;

    • b. die recht heeft of heeft gehad op een reguliere WW-uitkering dat is ontstaan op of na 1 juli 2015 en voor een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, die de wachttijd, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Wet WIA, heeft doorlopen, die geen recht heeft gekregen op een werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten, bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet WIA, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was en die in de referteperiode minder loon heeft genoten in één of meer kalendermaanden in verband met ziekte.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is dit hoofdstuk niet van toepassing op de werknemer, indien op een dag in de kalendermaand waarin het recht op een reguliere WW-uitkering is ontstaan:

    • a. een eerder recht op een reguliere WW-uitkering bestaat;

    • b. de werknemer recht heeft op inkomensondersteuning op grond van hoofdstuk 2 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten; of

    • c. de werknemer recht heeft op een uitkering op grond van de Wet WIA, tenzij het een loonaanvullingsuitkering als bedoeld in artikel 61, vierde of vijfde lid, van die wet of een vervolguitkering als bedoeld in artikel 60, eerste lid, onderdeel b, van die wet, betreft.

  • 3. Dit hoofdstuk blijft buiten toepassing indien de toepassing van dit hoofdstuk leidt tot een lager dagloon.

Artikel 22a. Algemene bepalingen
  • 1. In dit hoofdstuk wordt, in zoverre in afwijking van de hoofdstukken 1, 2 en 3, verstaan onder:

    a. loon:

    hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 3, eerste lid, met dien verstande dat indien in een aangiftetijdvak geen of minder loon is genoten vanwege verlof als loon in dat aangiftetijdvak wordt aangemerkt het loon dat in dezelfde dienstbetrekking is genoten in het laatste aan dat verlof voorafgaande aangiftetijdvak waarin geen sprake was van verlof;

    b. referteperiode:

    de periode van een jaar die eindigt op de laatste dag van de tweede kalendermaand voorafgaande aan de kalendermaand waarin de eerste dag van werkloosheid is gelegen.

  • 2. Het in een aangiftetijdvak genoten loon wordt toegerekend aan de kalendermaand waarin de laatste dag van het aangiftetijdvak ligt. Een kalendermaand ligt binnen de referteperiode, indien de laatste dag van de kalendermaand binnen de referteperiode valt.

  • 3. De artikelen 4, tweede lid, 5, tweede lid, 6 en 25 zijn niet van toepassing op dit hoofdstuk.

  • 4. Bij de berekening van het dagloon, bedoeld in artikel 22b, wordt voor zover het dagloon betrekking heeft op een referteperiode waarvoor een eerder dagloon, niet zijnde een dagloon als bedoeld in dit hoofdstuk, is berekend en herzien op grond van artikel 1b, zevende lid, van de WW, het dagloon, bedoeld in artikel 22b, met inachtneming van die herziening berekend.

Artikel 22b. Dagloon artikel 22, eerste lid, onderdelen a en b
  • 1. Het dagloon van de uitkering van de werknemer, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel a, is de uitkomst van de berekening, bedoeld in artikel 5, eerste lid.

  • 2. Het dagloon van de uitkering van de werknemer, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel b, is de uitkomst van de berekening, bedoeld in artikel 5, eerste lid. Voor de toepassing van dit lid wordt, indien in een aangiftetijdvak geen of minder loon is genoten vanwege ziekte, als loon in dat aangiftetijdvak aangemerkt het loon dat in dezelfde dienstbetrekking is genoten in het laatste aan die ziekte voorafgaande aangiftetijdvak waarin geen sprake was van ziekte.

Artikel 22c. Vervallen hoofdstuk 3a

Dit hoofdstuk vervalt met ingang van 1 januari 2025.

P

Na artikel 27 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 27a. Overgangsbepaling in verband met het Besluit tot wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen in verband met starters, stakingsdagen en 104 weken wachttijd Wet WIA
  • 1. Het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen, zoals dat luidde voor de dag van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen C en D, onder 4, van het Besluit tot wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen in verband met starters, stakingsdagen en 104 weken wachttijd Wet WIA, blijft van toepassing op uitkeringen waarvan de eerste rechtdag is gelegen voor deze dag van inwerkingtreding.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op de werknemer, bedoeld in artikel 22.

  • 3. Het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen, zoals dat luidde voor de dag van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen E en H, van het Besluit tot wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen in verband met starters, stakingsdagen en 104 weken wachttijd Wet WIA, blijft van toepassing op uitkeringen waarvan de eerste rechtdag is gelegen voor deze dag van inwerkingtreding.

  • 4. Onder de eerste rechtdag, bedoeld in het eerste en derde lid, wordt voor de WW de eerste dag van werkloosheid verstaan, voor de Wet WIA en WAO de dag dat recht op uitkering is ontstaan en voor de ZW de eerste dag waarover het ziekengeld wordt uitgekeerd.

  • 5. Het eerste en derde lid zijn niet van toepassing op een dagloonherziening op grond van artikel 40, eerste lid, of 48, derde lid, van de WAO.

ARTIKEL II

Het Besluit van 9 april 2015 tot wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen in verband met het wijzigen van de Werkloosheidswet door de Wet werk en zekerheid (Stb. 2015, 152) wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdeel M, komt te luiden:

M

Artikel 12f wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 12f. Loon in geval van verlof of werkstaking tijdens een dienstbetrekking.

2. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Indien de werknemer in een aangiftetijdvak geen loon of minder loon heeft genoten in verband met verlof of werkstaking, wordt bij de berekening van het dagloon, bedoeld in artikel 12e, eerste lid, als loon in dat aangiftetijdvak in aanmerking genomen het loon, genoten in dezelfde dienstbetrekking of in opvolgende dienstbetrekkingen als bedoeld in artikel 12c, derde lid, in het laatste aan dat verlof of die werkstaking voorafgaande en volledig in de referteperiode gelegen aangiftetijdvak, waarin die omstandigheid zich niet heeft voorgedaan.

3. In het tweede lid wordt ‘na afloop van dat verlof, die werkstaking of die ziekte’ vervangen door: na afloop van dat verlof of die werkstaking.

4. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Dit artikel blijft buiten toepassing indien de toepassing van dit artikel leidt tot een lager dagloon.

B

Artikel I, onderdeel T, komt te luiden:

T

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 17. Loon in geval van verlof of werkstaking tijdens een dienstbetrekking.

2. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Indien de werknemer in een aangiftetijdvak in de referteperiode geen loon of minder loon heeft genoten in verband met verlof of werkstaking, wordt bij de berekening van het dagloon, bedoeld in artikel 16, eerste lid, als loon in dat aangiftetijdvak in aanmerking genomen het loon, genoten bij dezelfde werkgever in het laatste aan dat verlof of die werkstaking voorafgaande en volledig in de referteperiode gelegen aangiftetijdvak, waarin die omstandigheid zich niet heeft voorgedaan en waarin de werknemer het volledige aangiftetijdvak in dienstbetrekking tot de desbetreffende werkgever stond.

3. In het tweede lid wordt ‘na afloop van dat verlof, die werkstaking of die ziekte’ vervangen door: na afloop van dat verlof of die werkstaking.

4. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Dit artikel blijft buiten toepassing indien de toepassing van dit artikel leidt tot een lager dagloon.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

NOTA VAN TOELICHTING

1. Aanleiding en probleemschets

De wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen (hierna: Dagloonbesluit) door middel van het Besluit van 9 april 2015 tot wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen in verband met het wijzigen van de Werkloosheidswet door de Wet werk en zekerheid (Stb. 2015, 152, hierna: Wijzigingsbesluit Dagloonbesluit), in verband met de invoering van inkomensverrekening in de Werkloosheidswet (hierna: WW) heeft voor enkele groepen WW-gerechtigden nadelige inkomensgevolgen gehad. Het dagloon (en dus de uitkering) van zogenaamde starters, herintreders, flexwerkers en werknemers die na de wachttijd voor de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: Wet WIA) minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn, kon (veel) lager zijn dan voor voornoemde wijziging. Dit effect bleek groter dan voorzien. Het Dagloonbesluit wordt daarom zodanig gewijzigd dat dit tot een hoger dagloon voor de hiervoor genoemde groepen WW-gerechtigden kan leiden. Daarnaast wordt het Dagloonbesluit gewijzigd in verband met het dagloonverlagende effect van werkstaking tijdens de referteperiode van het dagloon.

2. Doel, gekozen instrumenten en gevolgen

Op grond van het Dagloonbesluit zoals dat als gevolg van het Wijzigingsbesluit Dagloonbesluit luidde vanaf 1 juli 2015 werd het dagloon van een reguliere WW-uitkering berekend door het totale loon in de referteperiode, dat wil zeggen de periode van één jaar die eindigt op de laatste dag van het tweede aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin het arbeidsurenverlies is ingetreden, te delen door 261. Hierbij deed niet ter zake hoeveel dagen de betrokkene in de referteperiode had gewerkt. Voor starters en herintreders kon dit tot een aanzienlijk lager dagloon leiden dan op grond van het Dagloonbesluit zoals dat luidde voor 1 juli 2015. Op grond van dat besluit werd het dagloon namelijk berekend door het loon in de dienstbetrekking waaruit de betrokkene werkloos was geworden te delen door het aantal dagloondagen vanaf het begin van de dienstbetrekking tot en met het einde van de referteperiode, althans als die dienstbetrekking was aangevangen na het begin van de referteperiode. Dit betekende bijvoorbeeld dat als een werknemer had gewerkt van 1 maart 2014 tot en met 31 augustus 2014, het loon dat de betrokkene had genoten in die periode niet – conform de hoofdregel – werd gedeeld door 261, maar door het aantal dagloondagen vanaf 1 maart 2014 tot en met 31 juli 2014. Deze regeling was vooral bedoeld voor starters en herintreders op de arbeidsmarkt, omdat zij werkloos konden worden na hun eerste, korter dan één jaar durende arbeidscontract. De op 1 juli 2015 doorgevoerde wijziging van het Dagloonbesluit bracht in een situatie als hiervoor genoemd, dat wil zeggen waarin iemand werkloos werd na een half jaar werken, mee dat het genoten loon werd gedeeld door 261. Het dagloon was met andere woorden (veel) lager dan het zou zijn geweest als laatstgenoemde wijziging niet was aangebracht. Met het onderhavige besluit wordt het dagloon van starters en herintreders, zoals voor 1 juli 2015 het geval was, weer bepaald door het loon dat zij gemiddeld per dag hebben genoten na de aanvang van hun werkzaamheden. Dat geschiedt doordat de kalendermaanden waarin geen loon is genoten, dat wil in voornoemde situatie zeggen de kalendermaanden voor aanvang van de werkzaamheden, buiten beschouwing worden gelaten bij de bepaling van het dagloon.

Deze bijzondere regeling leidt ook tot een hoger dagloon voor flexwerkers die binnen de referteperiode van het dagloon in één of meer kalendermaanden geen loon hebben genoten. Ook voor deze groep heeft de wijziging van het Dagloonbesluit per 1 juli 2015 tot een lager dagloon geleid. Voor laatstgenoemde datum gold reeds dat aangiftetijdvakken waarin de betrokkene geen loon had genoten in de dienstbetrekking waaruit hij werkloos was geworden, buiten beschouwing werden gelaten bij de bepaling van het dagloon. Deze regeling was vooral bedoeld voor flexwerkers, zoals oproep- en uitzendkrachten. Als een werknemer in de referteperiode bijvoorbeeld één of meer aangiftetijdvakken geen loon had genoten omdat hij door zijn enige werkgever niet was opgeroepen of uitgezonden, dan werd het loon dat de betrokkene in de referteperiode had verdiend niet gedeeld door 261, maar door het aantal dagloondagen in de aangiftetijdvakken waarin hij wel loon had genoten. Ook in deze situatie werd vanaf 1 juli 2015 gedeeld door 261, met een (veel) lager dagloon als gevolg. Door het onderhavige besluit wordt in voornoemde situatie het totale loon in de referteperiode weer door een minder aantal dagen gedeeld.

Daarnaast kon de wijziging van het Dagloonbesluit per 1 juli 2015 tot een lager WW-dagloon hebben geleid voor werknemers die na 104 weken ziekte minder dan 35% arbeidsongeschikt waren en daarom niet in aanmerking kwamen voor een WIA-uitkering maar wel voor een WW-uitkering. Voor 1 juli 2015 werd, indien een werknemer in een aangiftetijdvak binnen de referteperiode geen of minder loon had genoten vanwege ziekte, als loon in dat aangiftetijdvak aangemerkt het loon in het laatste aangiftetijdvak dat voorafging aan het aangiftetijdvak met geen of minder loon. Voor een werknemer die bijvoorbeeld het eerste jaar van ziekte zijn loon volledig had doorbetaald gekregen en in het tweede jaar 70% van zijn loon, bracht dat mee dat zijn dagloon gelijk was aan 100% van zijn loon per dag. Vanaf 1 juli 2015 werd zijn dagloon echter bepaald door hetgeen hij in de referteperiode had verdiend, dat wil zeggen het laatste jaar voorafgaande aan het intreden van het arbeidsurenverlies. Zijn dagloon was dus veel lager. Met het onderhavige besluit wordt geregeld dat de referteperiode wordt verlegd naar het jaar voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin de betrokken werknemer de bedongen arbeid niet kon verrichten vanwege ziekte. Hetzelfde wordt vanwege rechtsgelijkheid geregeld voor de werknemer wiens recht op ziekengeld na het eerste of in het tweede jaar van ziekte eindigt omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Dit laatste heeft overigens in de regel geen materiële gevolgen, omdat het arbeidsurenverlies in deze situatie meestal intrad (en intreedt) op het moment dat recht ontstond (en ontstaat) op ziekengeld en de referteperiode van één jaar – voorafgaande aan deze wijziging – in dat geval dus eindigde op de laatste dag van het tweede aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin dat arbeidsurenverlies was ingetreden. Het einde van de referteperiode ligt na de onderhavige wijziging in de regel dus één aangiftetijdvak later.

De onderhavige wijziging van het Dagloonbesluit heeft directe werking voor degenen die na de datum van inwerkingtreding van deze wijziging recht krijgen op een WW-uitkering. De wijziging heeft geen gevolgen voor het dagloon van degenen van wie het recht op uitkering voor laatstgenoemde datum is ontstaan (eerbiedigende werking). De belangrijkste reden voor eerbiedigende werking is dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV) anders de daglonen van alle WW-gerechtigden opnieuw zou moeten berekenen, terwijl dat in veel gevallen niet tot een wijziging van het dagloon zou leiden. Daarbij is wel het volgende van belang voor de hiervoor besproken doelgroepen, te weten starters, herintreders en flexwerkers en werknemers die na de wachttijd voor de Wet WIA minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn. Voor hen is in een nieuw ingevoegd hoofdstuk 3a geregeld hoe hun dagloon moet worden berekend. Dit hoofdstuk heeft directe werking, zodat het dagloon voor de hiervoor bedoelde doelgroepen opnieuw moet worden berekend. Dit nieuwe dagloon geldt na de datum van inwerkingtreding van hoofdstuk 3a. Daarnaast is voor deze doelgroepen van belang dat zij recht krijgen op compensatie in de vorm van een eenmalige tegemoetkoming, indien zij in de periode vanaf 1 juli 2015 tot en met de datum van inwerkingtreding van hoofdstuk 3a een lagere WW-uitkering hebben gekregen door de wijziging van het Dagloonbesluit op 1 juli 2015. Dit wordt geregeld in een aparte ministeriële regeling. Een andere methode om de bedoelde compensatie te bieden zou zijn geweest door terugwerkende kracht te verlenen aan de inwerkingtreding van hoofdstuk 3a. Daar is echter van afgezien omdat het UWV heeft aangegeven dat dat onuitvoerbaar zou zijn, omdat niet alleen de WW-daglonen van de betrokken personen met terugwerkende kracht zouden moeten worden verhoogd, maar ook omdat de WW-uitkeringen en eventuele andere uitkeringen (zoals een toeslag op grond van de Toeslagenwet of een WIA-uitkering) die aan iedere betrokkene zijn verstrekt, zouden moeten worden herberekend, met verrekeningen en nabetalingen van dien.

Tot slot kon staking in de referteperiode tot een dagloonverlagend effect leiden, omdat een werkgever niet zonder meer verplicht is om het loon door te betalen aan een werknemer die deelneemt aan een staking. Dit is een ongewenst effect; daarom wordt met dit besluit ook voorzien in wijziging van het Dagloonbesluit ten aanzien van dit punt. In 2014 is er 25 keer gestaakt. Hieraan namen ruim 10.000 werknemers deel. Een deel van deze werknemers kan te maken krijgen met stakingsdagen die in de referteperiode liggen.

3. Financiële gevolgen

Voornoemde wijzigingen brengen hogere uitkeringslasten mee. Deze worden voor de eerstgenoemde wijziging, te weten dat aangiftetijdvakken waarin geen loon is genoten buiten beschouwing worden gelaten, geraamd op circa € 30 miljoen. Het UWV meldt in de uitvoeringtoets incidentele uitvoeringskosten van € 1,08 miljoen. De structurele uitvoeringskosten bedragen € 0,20 miljoen. Deze financiële effecten, met inbegrip van de uitvoeringskosten, passen binnen de onbedoelde besparing die met het Wijzigingsbesluit Dagloonbesluit samenhangt. De oplossing past daarom binnen de bestaande budgettaire kaders.

4. Regeldruk

De wijziging van de dagloonregels voor starters, herintreders en flexwerkers leidt niet tot een wijziging in de administratieve lasten van burgers of bedrijven. Evenals nu kan het UWV het dagloon geautomatiseerd berekenen op grond van de gegevens die in de polisadministratie zijn opgenomen. De regeldruk blijft dus gelijk. De wijziging van de dagloonregels vanwege stakingsdagen in de referteperiode heeft mogelijk wel effect op de administratieve lasten. Er moet immers door het UWV worden onderkend dat sprake is geweest van staking in een loonaangiftetijdvak. Nader bezien wordt op welke wijze dit binnen de loonaangifteketen kan worden vormgegeven en hoe het effect op de regeldruk zo veel mogelijk kan worden beperkt. De inschatting is dat de regeldruk voor werkgevers zeer beperkt zal zijn. In 2014 is er 25 keer gestaakt waaraan ruim 10.000 werknemers deelnamen. Alleen voor werknemers die deel nemen aan een staking zal de werkgever dit moeten vermelden in de loonaangifte.

5. Uitvoeringstoets UWV

Het UWV heeft aangegeven dat de voorgestelde wijzigingen voor starters, herintreders, flexwerkers en werknemers die na afloop van de wachttijd voor de Wet WIA minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn, uitvoerbaar en handhaafbaar zijn. Voor de genoemde wijzigingen geldt een implementatietermijn van 9 maanden. De betreffende wijzigingen kunnen op zijn vroegst op 1 januari 2017 in werking treden.

Voor de wijziging met betrekking tot dagloonvaststelling in geval van minder loon door staking in de referteperiode geldt voor het UWV dat dit alleen uitvoerbaar is als de stakingsdagen worden opgenomen in de loonaangifte en daarmee in de polisadministratie. Met het UWV en de Belastingdienst vindt nog nader overleg plaats over de wijze waarop geautomatiseerd uitvoering kan worden gegeven aan het onderkennen van stakingsdagen in de referteperiode van het dagloon. Stakingsdagen worden meegenomen in de reparatie van het Dagloonbesluit. Met UWV en de Belastingdienst wordt overlegd over een uitvoeringswijze zonder buitenproportionele gevolgen voor de uitvoeringskosten. De gevolgen voor de uitvoeringskosten zijn PM. Deze financiële gevolgen zullen door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden gedekt.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A (artikel 1, eerste lid)

In de definitie van ‘WW-dagloon’ was abusievelijk nog verwezen naar artikel 45, eerste lid, van de WW. Met artikel XXVI, onderdeel R, van de Wet werk en zekerheid is artikel 45 van de WW reeds met ingang van 1 juli 2015 vervallen. De inhoud van artikel 45, eerste lid, van de WW is op die dag opgenomen in artikel 1b, eerste lid, van de WW. De definitie is daarop aangepast. Daarnaast is de definitie van ‘Wazo-dagloon’ aangescherpt door te verwijzen naar het tweede lid van artikel 3:13 van de Wet arbeid en zorg.

Artikel I, onderdelen B, D, onder 1, F, G, onder 1, K en L (opschriften van de hoofdstukken 2, 2a en 3 en de artikelen 5, 12e en 16)

Deze wijzigingen zijn opgenomen om de verschillende opschriften in het Dagloonbesluit te uniformeren en wel op de wijze zoals opgenomen in de definitiebepaling van dat besluit.

Artikel I, onderdeel C (artikel 2, achtste en negende lid)

In artikel 2 wordt geregeld wanneer de referteperiode voor de bepaling van het WW-dagloon begint en eindigt. Die referteperiode eindigt in beginsel op de laatste dag van het tweede aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarop het arbeidsurenverlies is ingetreden en begint één jaar daarvoor. Bij een werknemer die na de wachttijd voor de Wet WIA niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is, treedt het arbeidsurenverlies in na het einde van de loondoorbetalingsverplichting. Dit brengt mee dat, indien de dienstbetrekking voortduurde tijdens de gehele wachttijd, het dagloon van deze werknemer grotendeels werd bepaald door het loon dat aan hem is doorbetaald gedurende het tweede ziektejaar. In veel gevallen was dat lager dan hetgeen de betrokkene verdiende voordat hij ziek werd. Dit kon ertoe leiden, bijvoorbeeld als een werknemer gedurende het tweede ziektejaar 70% van zijn loon kreeg doorbetaald, dat hij slechts een WW-uitkering ontving die slechts 49% van zijn voormalige loon bedroeg. Dit is daarom gewijzigd, door in het nieuwe achtste lid te bepalen dat in voornoemde situatie de referteperiode voor het dagloon eindigt op de laatste dag van het aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin de arbeidsongeschiktheid is ingetreden en dat die referteperiode één jaar daarvoor aanvangt.

Ook werknemers die recht hebben op een ZW-uitkering en wier recht op uitkering eindigt na het eerste of in het tweede ziektejaar, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn, of om die reden na 104 weken ziekte geen recht hebben op een WIA-uitkering, kunnen recht krijgen op een uitkering op grond van de WW. In lijn met het bepaalde in de vorige alinea, wordt voorgesteld om ook in dit geval de referteperiode van één jaar te laten eindigen op de laatste dag van het aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin de arbeidsongeschiktheid is ingetreden.

Op grond van artikel 46 van de Ziektewet is het mogelijk dat bij arbeidsongeschiktheid, ontstaan binnen vier weken na het einde van de verplichte verzekering, toch recht op uitkering ontstaat (‘nawerking’). In het negende lid wordt geregeld dat in die situatie de referteperiode eindigt op de laatste dag van het aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin de verzekeringsplicht is geëindigd. Anders zou een deel van de niet-gewerkte periode na het einde van de verzekeringsplicht voor de ZW binnen de referteperiode kunnen vallen, met een dagloonverlagend effect van dien.

Artikel I, onderdeel D, onder 2 tot en met 5 (artikel 5)

De wijziging van het artikel 5, eerste lid, past de formulering aan en brengt deze in overeenstemming met bijvoorbeeld de gebruikte formulering in de artikelen 8, tweede en zevende lid, en 12c, eerste lid, onderdeel a, bij het aanhalen van een uitkering op grond van een werknemersregeling. Er is geen sprake van een inhoudelijke wijziging.

De wijziging van artikel 5, vijfde lid, is een technische wijziging die volgt uit de wijzigingen opgenomen in artikelen I, onderdelen I en N, en II, onderdelen A en B.

Het nieuw ingevoegde zesde lid regelt dat kalendermaanden zonder loon (anders dan vanwege verlof) binnen de referteperiode buiten beschouwing worden gelaten, dat wil zeggen dat de factor D in artikel 5, eerste lid, wordt bepaald door het aantal dagloondagen in de kalendermaanden waarin wel loon is genoten (of geen loon is genoten vanwege verlof). In paragraaf 2 van de algemene toelichting is uitgebreid aandacht besteed aan dit onderwerp. Omdat een werknemer in dienst kan zijn geweest van zowel een werkgever die per vier weken loonaangifte doet als een werkgever die per kalendermaand loonaangifte doet, is het nodig om het loon toe te rekenen naar dezelfde tijdeenheid. Daarbij is gekozen voor kalendermaand. Het loon in een aangiftetijdvak wordt daarom toegerekend aan de kalendermaand waarin de laatste dag van het aangiftetijdvak ligt. Voorts kan de referteperiode beginnen na de eerste dag van een kalendermaand en/of eindigen voor de laatste dag van een kalendermaand. Daarom moet worden geregeld welke kalendermaanden wel of niet binnen de referteperiode vallen. Hierbij is er voor gekozen dat een kalendermaand binnen de referteperiode valt, indien de laatste dag van die kalendermaand binnen de referteperiode valt. Als de referteperiode bijvoorbeeld loopt van 7 september 2020 tot en met 6 september 2021, dan vallen de kalendermaanden september 2020 tot en met augustus 2021 binnen de referteperiode.

Onder 5 voorziet in de situatie dat de bepalingen omtrent de werkstaking (zie hieronder) later in werking treden dan onder 4. In dat geval zal werkstaking eenzelfde positie als verlof innemen.

Artikel I, onderdelen E, G, onder 2, H en M (artikelen 6, 12e, 12f en 17)

In het geval een werknemer staakt, is de werkgever in beginsel niet verplicht om het loon van de desbetreffende werknemer door te betalen. Dit betekent dat de werknemer geen sv-loon ontvangt over die periode. Bij de vaststelling van het dagloon wordt gekeken naar het sv-loon in de referteperiode; het ontbreken van het sv-loon tijdens een werkstaking heeft daardoor een dagloonverlagend effect. Dit is ongewenst.

Daarom wordt voorgesteld om in de aangiftetijdvakken waarin de werknemer heeft gestaakt als loon aan te merken het loon dat werd verdiend in het aangiftetijdvak daarvoor of daarna. Dezelfde werkwijze vindt ook plaats bij verlof. Daarom zijn de artikelen 6, 12e, 12f en 17 van het Dagloonbesluit zodanig aangepast dat deze ook gelden voor werkstaking. Voor een toelichting op de systematiek van deze artikelen wordt verwezen naar de toelichting op artikel I, onderdeel G, van het Wijzigingsbesluit Dagloonbesluit.

Artikel I, onderdelen I en N, en artikel II, onderdelen A en B (artikelen 12f en 17 en artikel I, onderdelen M en T, van het Wijzigingsbesluit Dagloonbesluit)

Ten tijde van het opstellen van het onderhavige besluit zijn de onderdelen M en T van artikel I van het Wijzigingsbesluit Dagloonbesluit nog niet in werking getreden. De datum waarop deze onderdelen in werking zullen treden is nog niet bekend. Deze datum is afhankelijk van het moment dat het bepaalde in die onderdelen uitvoerbaar is voor het UWV.1 Vanwege de grote hoeveelheid wetswijzigingen is het UWV niet in staat om deze wijziging direct uit te voeren. Omdat de volgorde van inwerkingtreding van het onderhavige besluit en het Wijzigingsbesluit Dagloonbesluit nog niet duidelijk is, is er voor gekozen om een oplossing op te nemen voor zowel de situatie dat onderdelen M en T van artikel I van het Wijzigingsbesluit Dagloonbesluit wel in werking zijn getreden als de situatie dat deze onderdelen bij inwerkingtreding van het onderhavige besluit nog niet in werking zijn getreden.

Indien artikel I, onderdelen M en T, van het Wijzigingsbesluit Dagloonbesluit nog niet in werking zijn getreden op het moment dat onderhavig besluit in werking treedt, dan zullen artikel I, onderdelen H en M, en artikel II, onderdelen A en B, in werking treden. Hierdoor wordt de huidige tekst aangepast waarin ziekte ook onderdeel uitmaakt van het bepaalde in de artikelen 12f en 17. Daarnaast wordt ook de wijzigingsopdracht in de onderdelen M en T zodanig aangepast dat de wijziging klopt met de tekst van de aangepaste artikelen 12f en 17.

In het geval dat artikel I, onderdelen M en T, van het Wijzigingsbesluit Dagloonbesluit wel in werking zijn getreden, dan zullen enkel de onderdelen I en N van artikel I van onderhavig besluit in werking treden.

Schematisch ziet dat er als volgt uit:

Situatie

In werking treden:

Niet in werking treden:

Artikel I, onderdelen M en T, van het Wijzigingsbesluit Dagloonbesluit zijn nog niet in werking getreden

Artikel I, onderdelen H en M, en artikel II, onderdelen A en B

Artikel I, onderdelen I en N

Artikel I, onderdelen M en T, van het Wijzigingsbesluit Dagloonbesluit zijn in werking getreden

Artikel I, onderdelen I en N

Artikel I, onderdelen H en M, en artikel II, onderdelen A en B

Artikel I, onderdeel J (artikel 12g)

In de eerste twee leden van artikel 12g is bepaald hoe het ZW-dagloon moet worden berekend na een eerder recht op uitkering. Met artikel XXXVI, onderdelen Aa, Ea en F, van de Verzamelwet SZW 2015 is bepaald dat in het geval van nawerking (artikel 46 van de Ziektewet) het ZW-dagloon, indien er sprake is van een eerder recht op WW-uitkering, gebaseerd wordt op het WW-dagloon. Door deze bepaling worden de eerste twee leden van artikel 12g overbodig. De inwerkingtreding van deze bepaling is nog niet bepaald, maar zal plaatsvinden op het moment dat artikel XXXVI, onderdelen Aa, Ea en F, van de Verzamelwet SZW 2015 in werking treedt.

Artikel I, onderdelen O en P (artikelen 22 tot en met 22c (nieuw) en 27a (nieuw))

Hoofdstuk 3a hangt samen met de ministeriële regeling omtrent de eenmalige tegemoetkoming die een groep van WW-gerechtigden ontvangen. Voor wat betreft hoofdstuk 3a zijn dit starters, herintreders, flexwerkers en werknemers die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn en die tussen 1 juli 2015 en de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel J, recht hebben gekregen op een WW-uitkering. In de ministeriële regeling wordt onder andere een zogenoemd herzien dagloon berekend. In hoofdstuk 3a is geregeld dat ook de eventuele toekomstige WW-uitkeringen voortborduren op dat herziene dagloon. Daartoe is in artikel 22b bepaald hoe het dagloon moet worden berekend. Dat geschiedt op dezelfde wijze als in voornoemde ministeriële regeling. De berekening is overigens grotendeels gelijk aan de wijze waarop het dagloon wordt berekend voor starters, herintreders, flexwerkers en werknemers die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn na de inwerkingtreding van artikel I, onderdelen C en D, onder 4. De kleine verschillen hangen samen met het feit dat het herziene dagloon volledig geautomatiseerd moet kunnen worden berekend. Daarom is bijvoorbeeld artikel 4, tweede lid, van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen niet van toepassing, omdat niet in de polisadministratie is opgenomen dat een werknemer een vorderbaar loon heeft dat niet inbaar is. Voorts wordt voor de referteperiode teruggeteld vanaf het aangiftetijdvak waarin de eerste werkloosheidsdag valt in plaats van het aangiftetijdvak waarin de eerste dag van het arbeidsurenverlies valt, omdat de eerstgenoemde datum wel en de laatstgenoemde datum niet in de polisadministratie is opgenomen. Ten slotte wordt vermeld dat voor de berekening van het herzien dagloon de eventuele indexering, bedoeld in artikel 1b, zevende lid, van de WW, van het eerdere dagloon, in acht wordt genomen.

In artikel 27a is bepaald voor wie welk recht (welk Dagloonbesluit) geldt. Ten eerste geldt het door onderhavige besluit gewijzigde Dagloonbesluit in principe enkel voor nieuwe uitkeringen. Dit geldt voor zowel uitkeringen waarop het nieuwe artikel 5, zesde lid, van toepassing is, maar ook voor wat betreft werkstaking. Aangezien de betreffende onderwerpen mogelijk op een andere dag in werking treden, zijn hiervoor twee leden opgenomen.

Indien er sprake is van een uitkering als bedoeld in hoofdstuk 3a, geldt echter het nieuwe Dagloonbesluit, maar worden enkele bepalingen niet van toepassing verklaard. Een voorbeeld ter verduidelijking voor de werking in de praktijk. Een flexwerker is op 1 juli 2016 werkloos geworden en recht hebben op een WW-uitkering (met een duur van negen maanden), met een dagloon van € 50. Het dagloon, indien dit op basis van hoofdstuk 3a of de ministeriële regeling zou worden berekend, bedraagt € 100. Dit is tevens het herziene dagloon. De aard van de eenmalige tegemoetkoming brengt met zich mee dat negatieve inkomensgevolgen door het Wijzigingsbesluit Dagloonbesluit, niet kunnen strekken tot de verstrekking van een (hogere) uitkering in de toekomst. Indien artikel I, onderdeel C en D, onder 4, van onderhavig besluit en de regeling met betrekking tot de eenmalige tegemoetkoming op 1 januari 2017 in werking treedt en het recht op de eenmalige tegemoetkoming per die datum wordt vastgesteld, ziet de tegemoetkoming dus op de periode tussen 1 juli 2016 en 1 januari 2017. De flexwerker heeft echter na 1 januari 2017 nog recht op drie maanden uitkering. Die laatste drie maanden uitkering worden gebaseerd op het dagloon wat op basis van hoofdstuk 3a is berekend.

Het vierde en vijfde lid bepalen welke dag de peildag is voor wat betreft de toepasselijkheid van het recht.

Aangezien de artikelen 22 tot en met 22b inhoudelijk niet meer relevant zijn op 1 januari 2025, vervalt hoofdstuk 3a per die datum.

Artikel III (inwerkingtreding)

Ten tijde van het opstellen van het onderhavige besluit is het tijdstip van inwerkingtreding van een aantal onderdelen nog niet vastgesteld.

Voor wat betreft artikel I, onderdeel A, zal dit spoedig na publicatie van dit besluit plaatsvinden en terugwerken tot 1 juli 2015.

Voor wat betreft de technische wijzigingen in de onderdelen B, D, onder 1 en 2, F, G, onder 1, K en L van artikel I, zullen deze met ingang van 1 januari 2017 in werking treden.

Voor wat betreft artikel I, onderdelen C en D, onder 4, dat betrekking heeft op de berekening van het dagloon voor starters, herintreders, flexwerkers en werknemers die na de wachttijd voor de Wet WIA minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn, is beoogd dat deze onderdelen op 1 januari 2017 in werking te treden.

Voor wat betreft artikelen I, onderdelen E, G, onder 2, H, I, M en N en II, onderdelen A en B, met betrekking tot stakingsdagen, is nog geen datum van inwerkingtreding voorzien, aangezien de wijze waarop deze wijzigingen dienen te worden uitgevoerd nog moet worden afgestemd met het UWV en de Belastingdienst. Hierbij moet opgemerkt worden dat de inwerkingtreding van enkele artikel(onderdel)en afhangt van het Wijzigingsbesluit Dagloonbesluit (zie daarvoor het eerder opgenomen schema). Tevens wordt opgemerkt dat artikel I, onderdeel D, onder 5, op hetzelfde tijdstip in werking treedt als het tijdstip waarop artikel I, onderdelen E en H, in werking treedt. Dat kan zijn op het beoogde tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen C en D, onder 4 (1 januari 2017), maar kan ook later zijn.

Voor wat betreft artikel I, onderdeel J, hangt de dag van inwerkingtreding af van de dag van inwerkingtreding van artikel XXXVI, onderdelen Aa, Ea en F, van de Verzamelwet SZW 2015.

Voor wat betreft artikel I, onderdelen O en P, hangt de dag van inwerkingtreding af van het tijdstip waarop het UWV de ministeriële regeling omtrent de eenmalige tegemoetkoming kan uitvoeren. Dit is naar verwachting begin 2017 het geval.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,


X Noot
1

Zie ook Stb. 2015, 152, blz. 25.

Naar boven