Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 oktober 2016, 2016-0000216530 tot wijziging van de Regeling Wfsv en enkele andere regelingen in verband met de gewijzigde premie-opbouw ten behoeve van de Werkhervattingskas en verbetering van de hybride markt WGA

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën;

Gelet op de artikelen 34, tweede lid, 40, tweede lid, en 41, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, de artikelen 83, eerste lid, en 91, elfde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, en de artikelen 2.6, achtste lid, en 2.10, derde lid, van het Besluit Wfsv;

Besluit:

ARTIKEL I. REGELING WFSV

De Regeling Wfsv wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.9 vervalt het eerste lid en de aanduiding ‘2.’ voor het tweede lid.

B

Artikel 3.14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen’ vervangen door ‘WGA-lasten’ en wordt ‘sectoren 26 en 27’ vervangen door ‘sector Vervoer NS’.

2. In het tweede lid wordt ‘sector Vervoer NS’ vervangen door: sectoren 25 en 26.

C

Artikel 3.17 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

3. Het percentage, bedoeld in het tweede lid, wordt bepaald door de verwachte WGA-totaallasten of de WGA-totaallasten van het voorgaande kalenderjaar, bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, onderdeel h, van het Besluit Wfsv in het kalenderjaar waarvoor de premie wordt vastgesteld te delen door het totaal van het premieplichtig loon dat in dat kalenderjaar ten laste komt of in voorgaande kalenderjaar is gekomen van de eigenrisicodrager.

2. Het vijfde lid vervalt.

D

In artikel 3.18 wordt ‘WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen en WGA-lasten flexibele dienstbetrekkingen, bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, onderdeel g, onderscheidenlijk h, van het Besluit Wfsv’ vervangen door: WGA-lasten, bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, onderdeel g, van het Besluit Wfsv.

E

Bijlage 2 Behorend bij artikel 3.15a wordt vervangen door de bij deze regeling behorende bijlage die is voorzien van de code 064400102 rechts naast het ondertekeningblok onder punt 5 van de bijlage.

F

Bijlage 2 Behorend bij artikel 3.15a wordt vervangen door de bij deze regeling behorende bijlage die is voorzien van de code 064400202 rechts naast het ondertekeningblok onder punt 5 van de bijlage.

ARTIKEL II. REGELING TENUITVOERLEGGING BESTUURLIJKE BOETEN EN TERUGVORDERING ONVERSCHULDIGDE BETALINGEN

In artikel 1, onderdeel p, onder c, van de Regeling tenuitvoerlegging bestuurlijke boeten en terugvordering onverschuldigde betalingen wordt ‘83, derde lid, 84, tweede of vierde lid’ vervangen door: 84, derde en vierde lid, onderdeel a.

ARTIKEL III. REGELING VASTSTELLING PERIODE EIGENRISICODRAGEN WGA-UITKERINGEN

De Regeling vaststelling periode eigenrisicodragen WGA-uitkeringen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt ‘artikel 82, eerste lid, onderdeel b’ vervangen door: de artikelen 82, eerste lid, en 83, eerste lid.

B

Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2a. Grondslag

Deze regeling berust mede op artikel 83, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

ARTIKEL IV. INWERKINGTREDING

  • 1. Deze regeling treedt, met uitzondering van artikel 1, onderdeel E, in werking met ingang van 1 januari 2017.

  • 2. Artikel I, onderdeel E, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2016.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 10 oktober 2016

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

BIJLAGE 1

BIJLAGE 2

TOELICHTING

Algemeen

In deze wijzigingsregeling worden enige bepalingen in de Regeling Wfsv, de Regeling tenuitvoerlegging bestuurlijke boeten en terugvordering onverschuldigde betalingen en de Regeling vaststelling periode eigenrisicodragen WGA-uitkeringen gewijzigd. Het gaat om technische wijzigingen in verband met de inwerkingtreding van een van de onderdelen van de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters (Wet BEZAVA) en de inwerkingtreding van de Wet verbetering hybride markt WGA per 1 januari 2017. Daarnaast worden in verband met de inwerkingtreding van het laatste deel van de Wet BEZAVA enkele nadere bepalingen opgenomen voor de sectorale bepaalde premie Werkhervattingskas en de maximumpremie WGA voor de uitzendsector. De wijzigingsregeling is afgestemd met de Belastingdienst en het UWV.

Technische wijzigingen in het kader van de Wet BEZAVA en de Wet verbetering hybride markt WGA

Door de Wet BEZAVA vervalt het onderscheid naar de aard van de dienstbetrekking in de financiering van de WGA met ingang van 1 januari 2017. Werkgevers kunnen vanaf inwerkingtreding van het onderdeel van de Wet BEZAVA kiezen voor publieke verzekering of het eigenrisicodragerschap voor hun totale WGA-lasten van vast en tijdelijk personeel waaronder mede begrepen flexwerkers. De premiecomponent WGA-lasten wordt vastgesteld op basis van het gehele WGA-risico van de werkgever. De Wet verbetering hybride markt WGA past de wijze waarop de WGA-lasten bij het UWV gefinancierd worden aan. Met de wet wordt beoogd om de verhouding tussen de publieke uitvoerder en private verzekeraars te verbeteren en een meer evenwichtig hybride WGA-stelsel te creëren.

Sectorale bepaalde premie Werkhervattingskas

Voor situaties waarin geen betrouwbare sectorale WGA- of ZW-premie tot stand kan komen, wordt bij ministeriële regeling een premie vastgesteld op basis van een gemiddelde van een cluster van vergelijkbare sectoren. Door de samenvoeging van de WGA-vast en WGA-flex kan voor de sector Vervoer Posterijen (27) een betrouwbare en stabiele sectoraal bepaalde WGA-premie worden vastgesteld. De clustering wordt daarom losgelaten voor de sector Vervoer Posterijen (27). Bij de ZW is het voor de sector Vervoer KLM (25) nodig om gebruik te maken van de mogelijkheid om een sectoraal bepaalde ZW-premie vast te stellen op basis van een gemiddelde van vergelijkbare sectoren.

Maximumpremie WGA uitzendsector

De verwachting bij de invoering van de Wet BEZAVA was dat het WGA-flex-risico van de uitzendsector substantieel hoger is dan die van andere sectoren. Daarom is er destijds voor gekozen om voor de uitzendsector een hogere maximumpremie voor de WGA-flex vast te stellen. Doordat nu het laatste deel van de Wet BEZAVA in werking treedt, en de lasten van de WGA-vast en WGA-flex worden samengevoegd, is er opnieuw gekeken naar de maximumpremie WGA voor de uitzendsector. De verwachting is dat het totale WGA-risico van de uitzendsector niet substantieel meer afwijkt van andere (hoge risico) sectoren. Daarnaast past een aparte maximumpremie op basis van hogere flexibele risico’s niet binnen het beleid van de Wet BEZAVA waarin geen onderscheid meer gemaakt wordt naar de aard van het dienstverband in de financiering. De hogere maximumpremie voor de uitzendsector wordt geschrapt, waardoor de sector te maken krijgt met de reguliere maximumpremie WGA van vier maal de gemiddelde premie.

Artikelsgewijs

ARTIKEL I. REGELING WFSV

Onderdeel A (artikel 3.9)

Op grond van artikel 3.9, eerste lid, wordt een aparte maximumpremiegrens WGA-lasten flexibele dienstbetrekkingen gesteld voor de sector uitzendbedrijven. Dit lid vervalt in verband met de samenvoeging van WGA-vast en WGA-flex (zie ook toelichting algemeen).

Onderdeel B (artikel 3.14)

Eerste lid

In verband met het samenvoegen van WGA-vast en WGA-flex wordt artikel 3.14, eerste lid, aangepast. Er wordt in het vervolg verwezen naar de WGA-lasten in plaats van de WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen. Voor situaties waarin geen betrouwbare sectorale WGA of ZW-premie tot stand kan komen, regelt artikel 3.14 Regeling Wfsv dat er een premie kan worden vastgesteld op basis van een gemiddelde van een cluster van vergelijkbare sectoren. Met ingang van 1 januari 2014 is voor de sector Vervoer NS (26) en de sector Vervoer Posterijen (27) gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een sectoraal bepaalde WGA vast-premie vast te stellen op basis van een gemiddelde van een cluster van vergelijkbare sectoren (sectoren 25 tot en met 32). Door de samenvoeging van de WGA-vast en WGA-flex kan voor de sector Vervoer Posterijen (27) een betrouwbare en stabiele sectoraal bepaalde WGA-premie worden vastgesteld. De clustering wordt daarom losgelaten voor de sector Vervoer Posterijen (27). Bij sector Vervoer NS (26) kan geen zelfstandig betrouwbare sectorale bepaalde WGA-premie worden vastgesteld. De sectoraal bepaalde WGA-premie van sector Vervoer NS (26) wordt daarom vastgesteld op basis van een gemiddelde van een cluster van vergelijkbare sectoren.

Tweede lid

Met ingang van 1 januari 2016 is ook voor de sectorale ZW-premiecomponent van sector Vervoer NS (26) gebruik gemaakt van de mogelijkheid om bij ministeriële regeling een sectoraal bepaalde ZW-premie vast te stellen op basis van een gemiddelde van een cluster van vergelijkbare sectoren. Met ingang van 1 januari 2017 is dit ook voor de sector Vervoer KLM (25) noodzakelijk voor de bepaling van de ZW-premiecomponent van de sectorale premiepercentages van de Werkhervattingskas. Vrijwel de gehele sector is eigenrisicodrager voor de Ziektewet (geworden). Een premieschok voor deze sector wordt voorkomen door eenzelfde clustering toe te passen als reeds geregeld is voor de sector Vervoer NS (26).

Onderdeel C (artikel 3.17)
Derde lid

Artikel 41 Wfsv geeft eigenrisicodragers voor de WGA de mogelijkheid om maximaal de helft van de kosten ten behoeve van eigenrisicodragen te verhalen op de werknemer. In artikel 3.17 Regeling Wfsv wordt een nadere beschrijving gegeven van de kosten die in aanmerking komen voor verhaal. Het tweede lid van artikel 3.17 beschrijft de kosten die eigenrisicodragers die geen private verzekering hebben afgesloten mogen verhalen op de werknemer. Het deel dat verhaald mag worden is vastgesteld op een percentage van het loon van de werknemer. In het derde lid is geregeld dat dit percentage wordt berekend door de te verwachten of in het voorgaande jaar reeds betaalde WGA-uitkeringen op grond van artikel 82 van de WIA te delen door het totaal van het premieplichtig loon dat in het betreffende jaar ten laste komt of is gekomen van de eigenrisicodrager. Door de verwijzing naar artikel 82 van de WIA mogen alleen uitkeringen die onder het eigenrisicodragerschap van de werkgever vallen worden meegenomen in de berekening. Werkgevers die over zijn gestapt van een publieke verzekering naar eigenrisicodragerschap (zonder private herverzekering) hebben echter de eerste jaren nog (vrijwel) geen WGA-lasten die onder het eigenrisicodragerschap vallen. Het UWV financiert de publieke staartlasten namelijk vanaf 1 januari 2017 af als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet verbetering hybride markt WGA. Hierdoor kunnen eigenrisicodragers zonder private herverzekering niet alle WGA-lasten meenemen in de berekening van hun maximale verhaalsmogelijkheid terwijl deze lasten wel meetellen in de kosten die zij hebben voor het eigenrisicodragerschap (zoals de kosten voor de garantie). Daarom wordt dit artikel zo aangepast dat alle WGA-lasten in de betreffende periode mogen worden meegenomen (ongeacht of deze lasten ontstaan zijn ten tijde van het eigenrisicodragerschap of ten tijde van de publieke verzekering bij UWV). Daartoe wordt aangesloten bij het begrip WGA-totaallasten zoals dat is opgenomen in artikel 2.5, eerste lid, onderdeel h, van het Besluit Wfsv.

Het percentage, kan op twee manieren worden vastgesteld. Namelijk door de verwachte WGA-totaallasten, in het kalenderjaar waarvoor de premie wordt vastgesteld te delen door het totaal van het premieplichtig loon dat in dat kalenderjaar ten laste komt van de eigenrisicodrager. Of door de WGA-totaallasten, van het voorgaande kalenderjaar, te delen door het totaal van het premieplichtig loon dat in het voorgaande kalenderjaar is gekomen van de eigenrisicodrager.

Vijfde lid

Het vervallen van het vijfde lid is een technische wijziging. Eigenrisicodragers kunnen op grond van artikel 41 Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) maximaal de helft van de kosten ten behoeve van het eigenrisicodragerschap verhalen op de werknemer. Artikel 3.17 Regeling Wfsv beschrijft de kosten die eigenrisicodragers mogen verhalen. Tot 1 januari 2017 konden werkgevers alleen eigenrisicodrager zijn voor de WGA-lasten van vaste dienstbetrekkingen. Het was daarom nodig een onderscheid te maken tussen de WGA-lasten van vaste en flexibele dienstbetrekkingen in het derde lid. Het vijfde lid maakte dit onderscheid. Per 1 januari 2017 vervalt het onderscheid naar de aard van de dienstverband in de financiering van de WGA. Werkgevers kunnen kiezen voor publieke verzekering of het eigenrisicodragerschap voor hun totale WGA-lasten van vast en tijdelijk personeel. Daarmee is het onderscheid dat het vijfde lid maakte niet meer nodig. Het vijfde lid vervalt daarom.

Onderdeel D (artikel 3.18)

De wijziging in artikel 3.18 is een technische wijziging in verband met de samenvoeging van WGA-vast en -flex. Dit artikel gaat over het verhalen van de kosten van de publiek verzekerden. In artikel 34, tweede lid, van de Wfsv is geregeld dat de werkgever de WGA-premie voor ten hoogste de helft kan verhalen op het netto loon van de werknemer onder bij ministeriële regeling te bepalen voorwaarden. Artikel 3.18 Regeling Wfsv werkt deze verhaalsmogelijkheid verder uit. Geregeld is dat verhaal mogelijk is tot ten hoogste de helft van de WGA-premie die betrekking heeft op de premiecomponent WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen en de premiecomponent WGA-lasten flexibele dienstbetrekkingen. Het artikel moet worden aangepast, zodat de verhaalmogelijkheid betrekking heeft op de WGA-lasten.

Onderdelen E en F (bijlage 2)

In deze onderdelen wordt de bijlage waarin de voorgeschreven modelgarantie is opgenomen aangepast. Onderdeel E betreft het model dat gebruikt wordt van 1 juli 2016 tot en met 31 december 2016, en onderdeel F betreft het model dat daarvoor in de plaatst komt vanaf 1 januari 2017. Werkgevers die eigenrisicodrager willen worden voor de WGA, moeten op grond van artikel 40, tweede lid, Wfsv een garantie overleggen van een bank of verzekeraar, tenzij zij overheidswerkgever zijn. Een modelgarantieverklaring is opgenomen in bijlage 2 van de Regeling Wfsv. In verband met de samenvoeging van de WGA-vast en -flex wordt de modelgarantieverklaring aangepast. Werkgevers kunnen vanaf 1 januari 2017 alleen eigenrisicodrager zijn voor het gehele WGA-risico.

Voor de volledigheid wordt vermeld dat om werkgevers die reeds eigenrisicodragers voor de WGA-vast zijn en eigenrisicodrager willen blijven voor het gehele WGA-risico tegemoet te komen, de reguliere indientermijn voor deze werkgevers eenmalig wordt aangepast.1 Werkgevers die reeds eigenrisicodrager zijn kunnen tot uiterlijk 31 december 2016 een nieuwe garantieverklaring indienen. Werkgevers zijn hierover geïnformeerd door de Belastingdienst.

Zij maken hierbij gebruik van de modelgarantie in onderdeel E, die reeds per 1 juli 2016 beschikbaar is gesteld op de website van de Belastingdienst. Aangezien de garantieverklaring in onderdeel E betrekking heeft op werkgevers die aanvragen indienen om eigenrisicodrager te worden of te blijven met ingang van 1 januari 2017, zal onderdeel E terugwerken tot en met 1 juli 2016. De modelgarantieverklaring die geldt van 1 juli 2016 tot en met 31 december 2016 is voorzien van de code 064400102 rechts naast het ondertekeningblok onder punt 5.

In onderdeel F is de modelgarantieverklaring opgenomen die per 1 januari 2017 gaat gelden. De modelgarantieverklaring die geldt vanaf 1 januari 2017 is voorzien van de code 064400202 rechts naast het ondertekeningblok onder punt 5 van de bijlage. Het laatst genoemde model vervangt aldus op 1 januari 2017 het onder E genoemde model met code 064400102.

ARTIKELEN II EN III

Deze technische wijzigingen hangen samen met de gewijzigde vormgeving van de artikelen 82 tot en met 84 Wet WIA.

ARTIKEL IV. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2017, met dien verstande dat artikel I, onderdeel E, terugwerkt tot en met 1 juli 2016. Zie voor een toelichting voor de terugwerkende kracht de artikelsgewijze toelichting.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Zie hierover de Kamerbrief van 27 mei 2016, Kamerstukken II 2015/16, 34 336, nr. 11.

Naar boven