TOELICHTING
I. Algemeen
1. Inleiding
Deze wijziging van de Arbeidsomstandighedenregeling (hierna Arboregeling) houdt verband
met een wijziging van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties (Stb. 2015, 478) in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2013/55/EU van het Europees Parlement
en de Raad van de Europese Unie van 20 november 2013 tot wijziging van Richtlijn 2005/36/EG
betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening (EU) nr. 1024/2012
betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt
(‘de “IMI”-verordening’).
De met de onderhavige regeling gewijzigde regeling is een uitwerking van artikel 33
van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties (hierna: de wet), dat de verantwoordelijke
ministers verplicht dan wel de bevoegdheid geeft om ten aanzien van gereglementeerde
beroepen die onder hun beleidsverantwoordelijkheid vallen, nadere regels te stellen
over de erkenningsprocedure die geldt wanneer een migrerende beroepsbeoefenaar zoals
gedefinieerd in artikel 1 van de wet zijn beroepskwalificaties wil laten erkennen
met het oog op beroepsuitoefening in Nederland.
Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele redactionele wijzigingen door
te voeren en om enkele omissies (inzake het overleggen van bepaalde documenten en
inzake de beoordeling van compenserende maatregelen) te herstellen.
2. Administratieve lasten
De nieuwe verplichting om onder meer in geval van het gebruik van valse beroepskwalificaties
in het kader van de erkenning gebruik te maken van het Informatiesysteem interne markt
(IMI) is van invloed op de administratieve lasten van de aangewezen instellingen.
Het IMI is een elektronisch onlinesysteem voor informatieuitwisseling.
Uit een enquête onder de aangewezen instellingen is gebleken dat het aantal aanvragen
voor beoordeling van beroepskwalificaties op jaarbasis enkele tientallen beloopt.
Te verwachten valt dat bij een zeer klein deel daarvan potentieel sprake zal zijn
van valse beroepskwalificaties. In die gevallen dient een melding in het IMI systeem
ingevoerd te worden. Daarmee zijn de extra administratieve lasten verwaarloosbaar.
3. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
In het kader van de implementatie van de richtlijn is in mei 2015 bij de wijziging
van de wet een uitvoerbaarheidstoets onder de aangewezen certificerende instellingen
uitgevoerd.
Aan deze instellingen is destijds gevraagd:
-
• of de voor deze instellingen relevante wijzigingen uitvoerbaar zijn en zo ja onder
welke voorwaarden;
-
• of er problemen zijn met het aanpassen van de uitvoering indien de wijziging van de
Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties in januari 2016 in werking treedt;
-
• welke extra uitvoeringskosten incidenteel en structureel verwacht worden.
Deze instellingen hebben aangegeven geen uitvoerbaarheidsproblemen te verwachten,
indien zij enige maanden voor de datum van inwerking gelegenheid krijgen om hun procedures
aan te passen. Aangezien de gewijzigde Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties
conform de implementatietermijn met ingang van 18 januari 2016 in werking is getreden,
is hiervoor voldoende gelegenheid geweest. De wijzigingen die met deze regeling worden
geïntroduceerd hebben geringe consequenties voor de uitvoering, zodat geen uitvoerbaarheidsproblemen
worden verwacht.
Wat betreft te verwachten incidentele en structurele uitvoeringsfasen is gebleken
dat één instelling geen extra lasten verwacht, terwijl de overige instellingen incidentele
lasten variërend van € 3.500 tot € 10.000 verwachten en structurele lasten variërend
van € 1.000 tot € 1.500. Deze bedragen zijn betrekkelijk laag te noemen.
De verplichting van aangewezen instellingen om documenten die worden overlegd in de
Engelse, Franse of Duitse taal te accepteren is niet langer opgenomen. Wanneer het
voor de procedure van de erkenning echt noodzakelijk is dat er een vertaling in het
Nederlands wordt overlegd, kan daarom worden gevraagd. Door deze wijziging wordt de
uitvoerbaarheid voor de aangewezen instellingen vergroot.
Handhaafbaarheidsproblemen worden niet verwacht aangezien de wijzigingen niet tot
substantieel andere taken en werkzaamheden van de certificerende instellingen leiden.
II. Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A (artikel 1.9)
In verband met de gewijzigde citeertitel van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties
(voorheen ‘Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties’) is in de definities van
de Arboregeling de verwijzing naar deze wet aangepast.
Artikel I, onderdeel B (artikel 1.9aa)
Op grond van artikel 33, eerste en tweede lid, van de wet moeten ten aanzien van de
daarin genoemde onderwerpen nadere regels worden gesteld. Op grond van artikel 36
van de wet kan de minister bepaalde taken en bevoegdheden delegeren. Dat is reeds
gebeurd met bij de implementatie van richtlijn nr. 2005/36/EG in de Arboregeling.
Het is echter wenselijk om nog duidelijker te benoemen welke taken en bevoegdheden
de certificerende instellingen in dit verband hebben. Daarom is artikel 1.9aa opgenomen.
Nieuw is de verplichting op grond van artikel 31b van de wet in het kader van de melding
van valse beroepskwalificaties.
Op grond van artikel 23 van de Uitvoeringsverordening (EU) 2015/983 betreffende de
procedure voor de uitgifte van de Europese Beroepskaart en de toepassing van het waarschuwingsmechanisme
overeenkomstig Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad wijzen de
lidstaten bevoegde autoriteiten aan voor de behandeling van uitgaande en binnenkomende
waarschuwingen overeenkomstig artikel 56 bis, lid 1 of 3 van Richtlijn 2005/36/EG.
Voor de beroepen op Arboterrein is alleen artikel 56 bis, lid 3 van de Richtlijn relevant
en dat is uitgewerkt in artikel 31b van de wet.
Voor Nederland betekent dat het verplicht is om de bevoegde autoriteiten van alle
betrokken lidstaten in kennis te stellen wanneer een migrerende beroepsbeoefenaar
in Nederland in het kader van een erkenningsprocedure schuldig is bevonden aan het
gebruik van valse beroepskwalificaties. Omdat de richtlijn alleen verplicht tot het
doen van uitgaande waarschuwingen, is ervoor gekozen vooralsnog alleen de verplichting op grond van artikel 31b van
de wet hier te benoemen.
Artikel I, onderdeel C (artikel 1.9a)
Onderdeel a is vervallen omdat een certificerende instelling er voor kan kiezen al
dan niet gebruik te maken van een formulier.
Onderdeel b, nu opgenomen als onderdeel a, is aangepast zodat de formulering beter
aansluit bij de tekst van wet. Onder een identiteitsbewijs zou ook een rijbewijs kunnen
worden verstaan en dat wordt niet bedoeld.
Onderdeel b is iets anders geformuleerd door de toevoeging dat de kopie gewaarmerkt
moet zijn en door het begrip ‘getuigschrift’ te vervangen door ‘opleidingstitel’ omdat
dat de term is die in de wet wordt gebruikt.
De formulering van onderdeel c is aangepast door nader te specificeren wat een bewijs
van beroepservaring moet inhouden.
Onderdeel d is nieuw. Voor sommige gereglementeerde beroepen geldt altijd de eis dat
een verklaring omtrent gedrag moet worden overlegd, bijvoorbeeld voor onderwijs- en
kinderopvangpersoneel. Voor de gereglementeerde beroepen die onder de Arboregeling
vallen geldt dat in het algemeen niet. Wel geldt op grond van artikel 2.2 van Bijlage
X behorend bij artikel 4.16 van de Arboregeling de eis van zo’n verklaring voor de
uitoefening van het beroep van schietmeester. Daarom is het wenselijk dat indien aan
Nederlandse beroepsbeoefenaren, dus aan eigen onderdanen, de eis wordt gesteld dat
zij een verklaring omtrent gedrag moeten overleggen, een dergelijke eis ook gesteld
kan worden aan migrerende beroepsbeoefenaren.
Onderdeel e is nieuw. Het is wenselijk dat indien aan Nederlandse beroepsbeoefenaren,
dat wil zeggen aan eigen onderdanen, de eis wordt gesteld dat zij een medische verklaring
moeten overleggen, een dergelijke eis ook gesteld kan worden aan migrerende beroepsbeoefenaren
als bedoeld in artikel 4a van de wet en dienstverrichters als bedoeld in artikel 21
van de wet. Dat geldt bijvoorbeeld op grond van artikel 6.14a van het Arbeidsomstandighedenbesluit
voor duikers. Op grond van artikel 7.32, eerste lid, onderdeel b, van het Arbeidsomstandighedenbesluit
geldt dat een kraanmachinist in een zodanige lichamelijke en geestelijke toestand
moet verkeren, dat hij in staat is de aan de bediening van het desbetreffende arbeidsmiddel
verbonden gevaren te onderkennen en te voorkomen.
Onderdeel f (voorheen onderdeel e) is herzien omdat er nieuwe documenten kunnen worden
vereist op basis van de nieuwe onderdelen d en e.
De zinsnede ‘zo mogelijk’ is vervallen omdat een vertaling door een beëdigd vertaler
geen probleem kan zijn.
De tekst van onderdeel f is daarnaast inhoudelijk herzien zodat de aangewezen instellingen
niet meer in alle gevallen genoegen hoeven te nemen met een document in het Engels,
Duits of Frans. Zoals in paragraaf 3 is aangegeven kan, wanneer het voor de procedure
van de erkenning echt noodzakelijk is dat er een vertaling in het Nederlands wordt
overlegd, daarom worden gevraagd. Op basis van deze formulering kan een aangewezen
instelling echter ook genoegen nemen met documenten in een andere taal wanneer die
voor de aangewezen instelling voldoende duidelijkheid bieden in het kader van de erkenning.
De tekst van het tweede lid is aangevuld en daarmee verduidelijkt. Want voor de vaststelling
van het beroepskwalificatieniveau is niet alleen artikel 6 van de wet relevant, maar
ook artikel 9 van die wet. In dat kader zijn ook de artikelen 7, 8 en 10 van de wet
van belang.
De verwijzing naar artikel 19 van de wet is eveneens toegevoegd ter verduidelijking.
In artikel 1.9c, derde lid, werd al de voor de termijnen relevante bepaling in de
wet genoemd.
Het vierde lid is vervallen omdat dit bij nader inzien een overbodige bepaling is.
De wet regelt immers in artikel 11 wanneer welke compenserende maatregelen mogelijk
zijn en welke voorwaarden daarvoor gelden. In dat opzicht was de formulering van het
vierde lid ook te beperkt.
Het vijfde lid is vernummerd tot vierde lid en gewijzigd in verband met het vervallen
van het oorspronkelijke vierde lid. Op grond van het nieuwe artikel 33, derde lid,
van de wet kunnen regels worden vastgesteld over de kosten van een aanvraag of het
organiseren van een proeve van bekwaamheid of een aanpassingsstage, maar moeten de
kosten redelijk, evenredig en in verhouding tot de gemaakte kosten zijn, de gemaakte
kosten niet overschrijden en het doen van een aanvraag niet ontmoedigen.
Het vijfde en zesde lid zijn nieuw en geven een nadere invulling van artikel 33, eerste
lid, van de wet waarin staat dat de minister nadere regels moet geven onder meer over
de beoordeling van de aanpassingsstage en de proeve van bekwaamheid. De nu opgenomen
nieuwe leden zijn algemeen geformuleerd omdat zij betrekking moeten hebben op verschillende
gereglementeerde beroepen waarop de Arboregeling van toepassing is. Wanneer er in
de toekomst behoefte mocht bestaan aan meer specifieke regels voor een bepaald beroep,
dan zal dat nader uitgewerkt worden in de Arboregeling.
Onderdeel D (artikel 1.9b)
De aanpassing van de aanhef van het eerste lid houdt verband met de wijziging van
de Regeling vaststelling lijst gereglementeerde beroepen. Aan deze lijst is het beroep
van schietmeester toegevoegd (Stcrt. 2016, 46874). Voor de beroepen op deze lijst geldt dat onvoldoende vakbekwaamheid een verhoogd
gevaar oplevert voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden en daarmee voor de volksgezondheid
en de openbare veiligheid.
Het eerste lid, onderdeel b, is aangepast op een vergelijkbare wijze als artikel 1.9a,
onderdeel a. Er wordt nu verwezen naar artikel 23, derde lid, onderdeel a, van de
wet voor de volledige omschrijving van de documenten betreffende nationaliteit en
verblijf.
In het eerste lid, onderdeel f is de term ‘getuigschrift’, evenals in artikel 1.9a,
eerste lid, onderdeel c, vervangen door ‘opleidingstitel’ omdat die term in de wet
wordt gebruikt.
In het eerste lid, onderdeel g, is de termijn van twee jaar vervangen door een termijn
van één jaar in verband met de wijziging van artikel 22, onderdeel b, van de wet die
voorvloeit uit de implementatie van de richtlijn.
Het eerste lid, onderdeel h, is nieuw en is vergelijkbaar met de tekst in artikel
1.9a, eerste lid, onderdeel e.
Het derde lid is aangepast in verband met de toevoeging van onderdeel h in het eerste
lid en is geformuleerd overeenkomstig artikel 1.9a, eerste lid, onderdeel f.
Onderdeel E (artikel 1.9c)
In het tweede lid, onderdeel a, is het begrip ‘getuigschrift’ vervangen door ‘opleidingstitel’
omdat laatstgenoemde term de term is die in de wet wordt gehanteerd (vergelijk wijziging
van artikel 1.9a, eerste lid, onderdeel b, en artikel 1.9b, eerste lid, onderdeel
f).
De wijziging van het vierde lid waarin ‘een compenserende maatregel’ is vervangen
door ‘een proeve van bekwaamheid’ houdt verband met de wijziging van artikel 27, derde
lid, op basis waarvan een compenserende maatregel in het kader van artikel 27 alleen
nog de vorm kan krijgen van een proeve van bekwaamheid en dus niet van een aanpassingsstage.
Tevens zijn in het vierde lid in verband met een wijziging van artikel 27, derde lid,
van de wet de woorden ‘kennis en vaardigheden’ vervangen door ‘kennis, vaardigheden
of competenties’.
Onderdeel F (artikel 1.9d)
Het opschrift en het eerste en tweede lid van dit artikel zijn aangepast in verband
met een wijziging van artikel 28, eerste lid, van de wet op basis waarvan een compenserende
maatregel alleen nog in de vorm van een proeve van bekwaamheid mogelijk is.
Tevens is het eerste lid aangepast omdat op grond van artikel 28, derde lid, van de
wet, behoudens de opschortingstermijn van artikel 28, tweede lid, van de wet, een
termijn van een maand geldt voor het organiseren en afnemen van een proeve van bekwaamheid
én het besluiten op basis van de uitkomst van die proeve van bekwaamheid. Bij overschrijding
van die termijn is de dienstverrichting van rechtswege toegestaan.
Onderdeel G (artikel 1.9e)
Artikel 1.9e kan vervallen omdat al uit het nieuwe artikel 1.9aa blijkt dat de certificerende
instelling een taak heeft in het kader van de registratie van aanvragen en controles.
Overigens is de in artikel 35 van de wet opgenomen informatieverplichting in verband
met de implementatie van richtlijn 2013/55 uitgebreid.
Artikel II
Deze regeling treedt de dag na plaatsing in de Staatscourant in werking, omdat het
implementatiewetgeving betreft en de uiterste implementatiedatum inmiddels is verstreken.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher