Samenwerkingsovereenkomst Stralingsbescherming, Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Partijen,

De Minister van Infrastructuur en Milieu, namens deze:

  • de directeur-generaal Milieu en Internationaal, drs. C.B.F. Kuijpers;

  • de algemeen directeur Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming, mr. J.H. van den Heuvel;

  • de inspecteur-generaal Inspectie Leefomgeving en Transport, mr. J.A. van den Bos;

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze:

  • de plaatsvervangend directeur-generaal Werk, drs. M.P. Flier;

  • de inspecteur-generaal van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mr. M.J. Kuipers;

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, namens deze:

  • de directeur-generaal Curatieve Zorg, drs. B.E. van den Dungen;

  • de inspecteur-generaal van de Inspectie voor de Gezondheidszorg, dr. J.A.A.M. van Diemen-Steenvoorde;

De Minister van Defensie, namens deze:

  • de hoofddirecteur Personeel, schout-bij-nacht ir. M.G.L.H. Tossings;

  • de inspecteur Kolonel-vliegerarts van de Inspectie Militaire Gezondheidszorg, M.J.E. Polak;

De Minister van Economische Zaken, namens deze:

  • de inspecteur-generaal der Mijnen, drs. H.A.J.M. van der Meijden,

Hierna gezamenlijk te noemen: partijen;

Overwegen het volgende:

de basis voor de bescherming van de bevolking, werknemers en patiënten tegen de gevolgen van ioniserende straling is gelegen in de Kernenergiewet en de daarop gebaseerde regelgeving;

ter uitvoering van de Kernenergiewet en de daarop gebaseerde regelgeving zijn voor wat betreft de stralingsbescherming verschillende partijen op rijksoverheidsniveau betrokken;

de taken en verantwoordelijkheden van deze partijen zijn in het bijzonder neergelegd in de Kernenergiewet, het Besluit stralingsbescherming, het Besluit aanwijzing en taakvervulling toezichthouders Kernenergiewet 2013 en in het Vrijstellingsbesluit defensie Kernenergiewet;

met de vorming van de directie Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (verder: ANVS) in 20151 zijn weliswaar een aantal taken en bevoegdheden op het terrein van de stralingsbescherming gebundeld en onder verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Milieu gebracht, maar er zijn ook taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden op dat terrein bij andere partijen belegd gebleven;

met het oog op de bevordering van de veiligheid op het gebied van stralingsbescherming is het van belang dat de verschillende partijen met taken en bevoegdheden op het terrein van de stralingsbescherming onderling samenwerken;

samenwerking is daarnaast van belang met het oog op een efficiënte inzet van de capaciteit van de betrokken partijen en kan tevens in het kader van toezicht bijdragen aan het tot een minimum beperken van de toezichtlast voor de onder toezicht staande ondernemers, waaronder de administratieve last;

samenwerking draagt bovendien bij aan het sluiten van de beleidscyclus op het terrein van stralingsbescherming, bestaande uit beleid, regelgeving, vergunningverlening, toezicht en handhaving, alsmede de evaluatie daarvan;

met het oog op een goede samenwerking in reguliere situaties, niet zijnde crisissituaties, alsook in geval van incidenten is het van belang dat er een samenwerkingsovereenkomst stralingsbescherming op hoofdlijnen komt als basis voor tussen partijen te maken werkafspraken;

de oprichting van de ANVS vormt aanleiding om de bestaande werkafspraken en overlegstructuren te herzien dan wel te herbevestigen en nieuwe eenduidige werkafspraken te maken;

op het formaliseren van de samenwerking en het maken van werkafspraken is ook door de Tweede Kamer2 en door het Internationaal Atoomenergieagentschap3 aangedrongen;

de samenwerking krijgt vorm door het afstemmen, het coördineren, het gezamenlijk of ten behoeve van elkaar instellen van toezichtactiviteiten en het uitwisselen van kennis en informatie;

de samenwerking brengt geen wijziging van de ministeriële verantwoordelijkheid en de bevoegdheden van partijen met zich mee;

de samenwerking beperkt de wettelijke rechtsbescherming van derden niet;

de samenwerkingsovereenkomst geldt uiterlijk tot de inwerkingtreding van de Wet van 26 april 2016 tot wijziging van de Kernenergiewet in verband met de instelling van de ANVS als zelfstandig bestuursorgaan (verder: Instellingswet ANVS)4.

na inwerkingtreding van de Instellingswet ANVS zal een aan deze wet aangepaste samenwerkingsovereenkomst met gelijke inhoud en strekking door partijen worden opgesteld en ondertekend, waarbij de Minister van Infrastructuur en Milieu eindverantwoordelijk blijft voor beleid, wet- en regelgeving en waarbij de ANVS verantwoordelijk is voor de voorbereiding van dat beleid en die wet- en regelgeving, voor zover het de milieuaspecten van stralingsbescherming, waaronder de bevolking, betreft.

Spreken het volgende af:

1. Doel, reikwijdte en structuur

  • 1.1 Doel van deze samenwerkingsovereenkomst is de bevordering van de onderlinge samenwerking van de verschillende partijen met wettelijke taken op het terrein van de stralingsbescherming met het oog op een adequate stralingsbescherming van milieu, bevolking, werknemers en patiënten in Nederland. Dit doel wordt bereikt door het maken van samenwerkingsafspraken op hoofdlijnen en het weergeven van de kaders waaraan de op basis van deze samenwerkingsovereenkomst tussen twee of meerdere partijen te maken werkafspraken moeten voldoen.

  • 1.2 Het overleg tussen de directeuren van de betrokken partijen, verder te noemen het directeurenoverleg, is het eerste aanspreekpunt voor deze samenwerkingsovereenkomst. De ANVS is beheerder van de samenwerkingsovereenkomst en neemt de in dat kader noodzakelijke initiatieven.

  • 1.3 Deze samenwerkingsovereenkomst geldt uitsluitend voor de samenwerking in reguliere situaties en in geval van kleinschalige incidenten5.

  • 1.4 Deze samenwerkingsovereenkomst brengt geen wijziging aan in de wettelijke of verdragsrechtelijke verplichtingen en bevoegdheden van partijen.

2. Verantwoordelijkheden betrokken partijen

  • 2.1 De Minister van Infrastructuur en Milieu (verder: Minister van IenM) is met het oog op een leefbare omgeving onder meer verantwoordelijk voor het beleid en de wet- en regelgeving met betrekking tot de stralingsbescherming, voor zover het de milieuaspecten van stralingsbescherming, waaronder de bevolking, betreft. De Minister van IenM is daarnaast verantwoordelijk voor vergunningverlening, waarin naast milieuaspecten van stralingsbescherming, ook alle andere aspecten, waaronder werknemers- en patiëntenbescherming, worden meegenomen. Voorts is de Minister van IenM verantwoordelijk voor het toezicht voor zover het de milieuaspecten van stralingsbescherming betreft en in aanvulling daarop voor het toezicht op de werknemersaspecten van stralingsbescherming, in inrichtingen waarvoor een vergunning krachtens artikel 15, onder b, van de Kernenergiewet is verleend.

    De Minister van IenM heeft deze taken gemandateerd aan de ANVS, waarbij voor beleid, wet- en regelgeving geldt dat het mandaat zich beperkt tot de evaluatie, de voorbereiding en de advisering6.

    Aan de directeur-generaal Milieu en Internationaal is het coördineren van activiteiten met betrekking tot de relatie tussen milieubeleid en nucleaire veiligheid en stralingsbescherming gemandateerd7.

    De Inspectie Leefomgeving en Transport is in dit kader onder meer verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving en de handhaving van de Kernenergiewet en de daarop gebaseerde regelgeving voor zover het het vervoer van splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen betreft.

  • 2.2 De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (verder: Minister van SZW) is met het oog op gezonde en veilige arbeidsomstandigheden onder meer verantwoordelijk voor het beleid, de wet- en regelgeving alsook de normen omtrent de stralingsbescherming van werknemers, inclusief de daarbij behorende arbeidsgezondheidskundige aspecten, zowel binnen als buiten de nucleaire sector. De Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid is in dit kader onder meer verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving en de handhaving van de Kernenergiewet en de daarop gebaseerde regelgeving voor zover het de bescherming van werknemers tegen de gevaren van ioniserende straling betreft, met uitzondering van werknemers op het werkterrein van het Ministerie van Defensie, van werknemers op mijnbouwwerken en bij mijnbouwactiviteiten zoals gedefinieerd in de Mijnbouwwet en van werknemers van inrichtingen met een vergunning ingevolge artikel 15, onder b, van de Kernenergiewet.

  • 2.3 De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (verder: Minister van VWS) is met het oog op patiëntveiligheid en de veilige toepassing van medische technologie, waaronder de medische toepassing van ioniserende straling, onder meer verantwoordelijk voor het beleid, de wet- en regelgeving alsook de normen over de stralingsbescherming van patiënten.

    De Inspectie voor de Gezondheidszorg is in dit kader onder meer verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving en de handhaving van de Kernenergiewet en de daarop gebaseerde regelgeving voor zover het de bescherming van patiënten tegen de gevaren van ioniserende straling betreft. Hieronder valt ook met het oog op de patiëntenveiligheid het toezicht op apparatuur en op radiofarmaca.

  • 2.4 De Minister van Defensie is met het oog op gezonde en veilige arbeidsomstandigheden van de binnen de krijgsmacht werkzame burgers en militaire beroepsbeoefenaren voor zover het de stralingsbescherming betreft onder meer verantwoordelijk voor de in dat kader te nemen noodzakelijke maatregelen en het bijhouden van een administratie van de aanwezige radioactieve bronnen.

    De Inspectie Militaire Gezondheidszorg is in dit kader onder meer verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving en de handhaving van de Kernenergiewet en de daarop gebaseerde regelgeving voor zover het de bescherming van de binnen de krijgsmacht werkzame burgers en militaire beroepsbeoefenaren tegen de gevaren van ioniserende straling betreft. Daarnaast houdt IMG toezicht op alle operationele stralingstoepassingen bij Defensie, zowel in Nederland als in inzetgebieden in het buitenland.

  • 2.5 De Minister van Economische Zaken is met het oog op de stralingsbescherming verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving en de handhaving van de Kernenergiewet en de daarop gebaseerde regelgeving voor zover het de bescherming betreft van het milieu en werknemers tegen de gevaren van ioniserende straling op mijnbouwwerken en bij mijnbouwactiviteiten, zoals gedefinieerd in de Mijnbouwwet. Het Staatstoezicht op de Mijnen voert deze taken namens de Minister van Economische Zaken uit.

  • 2.6 De Ministers van IenM, van SZW en van VWS zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het beleid en de wet- en regelgeving omtrent stralingsdeskundigheid, voor zover het de erkenning van instellingen en opleidingen betreft en de wijze waarop de deskundigen worden geregistreerd.

  • 2.7 De ministers van IenM en van SZW zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het beleid en de wet- en regelgeving omtrent stralingsdeskundigheid, voor zover het de kennis, vaardigheden en bekwaamheden betreft waaraan een deskundige moet voldoen om geregistreerd te kunnen worden.

3. Samenwerking

De samenwerking tussen twee of meerdere partijen, als uitgewerkt in de te maken werkafspraken, heeft, voor zover relevant, betrekking op de onderstaande onderwerpen:

  • 3.1 De regelmatige afstemming over interdepartementale beleidsontwikkeling en beleidsuitvoering, alsmede de daaraan gerelateerde evaluatie van beleid, toezicht en handhaving.

  • 3.2 De risicogestuurde aanpak van werkzaamheden op het terrein van beleid, uitvoering, toezicht en handhaving, waarbij de mate van overheidsbetrokkenheid ten aanzien van handelingen met stralingsbronnen wordt gerelateerd aan de stralingsrisico’s die deze handelingen met stralingsbronnen met zich meebrengen.

  • 3.3 Het houden van interdepartementale overleggen, waaronder directeurenoverleg, beleids-, vergunningen-, toezicht- en handhavingsoverleg.

  • 3.4 Het plannen en afstemmen van werkzaamheden, waaronder de periodieke meerjarenplannen, onderzoeksprogramma’s, deelname en vertegenwoordiging bij internationale overleggen, en de beantwoording van Kamervragen en verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur.

  • 3.5 De uitwisseling van alle informatie die nodig is om de samenwerking effectief en efficiënt te laten verlopen alsook de daartoe vereiste inrichting van geautomatiseerde systemen, een en ander met in achtneming van de wettelijke bepalingen, waaronder de bescherming van de persoonsgegevens. Met het oog op een goede taakuitoefening van partijen en het sluiten van de beleidscyclus kan daarbij in het bijzonder gedacht worden aan informatie over de uitvoering van beleid, signalen vanuit toezicht, relevante resultaten van inspecties en binnengekomen meldingen van incidenten.

  • 3.6 Onderzoek en opleiding op het gebied van stralingsbescherming, waaronder het borgen van voldoende kennis en deskundigheid bij zowel stralingsdeskundigen in dienst van de ondertoezichtgestelden als van de overheid.

  • 3.7 Afstemming over externe communicatie, in het bijzonder publiekscommunicatie en online communicatie, waarbij doelgroepen als bevolking, werknemers en patiënten worden geïnformeerd.

  • 3.8 Andere onderwerpen die passen in het doel van deze samenwerkingsovereenkomst.

4. Inhoud werkafspraken

De elementen die in de werkafspraken, voor zover relevant, in ieder geval aan de orde komen, zijn:

  • het doel van de werkafspraken;

  • de regelgeving met de bijbehorende bevoegdheden;

  • de bijbehorende activiteit of toezichtstaak;

  • de wijze van samenwerking;

  • de planning, evaluatie en verantwoording van de samenwerking;

  • de wijze van informatie-uitwisseling en kennisoverdracht;

  • het te houden overleg;

  • de contactpersonen van partijen;

  • het penvoerderschap;

  • de procedure tot aanpassing van de werkafspraken.

5. Overleg over uitvoering samenwerkingsovereenkomst en werkafspraken

  • 5.1 Partijen overleggen jaarlijks op directieniveau over de samenwerkingsovereenkomst en de samenwerking in zijn algemeenheid. In dit overleg wordt het resultaat van de onder 5.2 genoemde evaluatie besproken.

  • 5.2 Partijen overleggen jaarlijks, of zoveel vaker als nodig, over de werkafspraken en de uitvoering daarvan. Dit overleg, waarbij de werkafspraken en de uitvoering daarvan worden geëvalueerd, wordt in de werkafspraken geregeld.

  • 5.3 De ANVS initieert en coördineert het in 5.1 bedoelde periodieke overleg tussen partijen.

  • 5.4 Partijen wijzen met het oog op de coördinatie contactpersonen aan die regulier contact met elkaar houden over deze samenwerkingsovereenkomst en de uitvoering daarvan. Tevens bevorderen de contactpersonen een goede naleving van de samenwerkingsovereenkomst.

  • 5.5 De contactpersonen houden degenen die bij de samenwerking betrokken zijn, tijdig en adequaat op de hoogte van relevante ontwikkelingen, die van invloed kunnen zijn op deze samenwerkingsovereenkomst en de uitvoering daarvan.

  • 5.6 Indien tussen partijen bij deze samenwerkingsovereenkomst een verschil van inzicht ontstaat over de uitvoering daarvan zal, voor zover nodig na voorlegging daarvan aan de bestuurders van partijen, in overleg naar een oplossing worden gezocht. Dit kan betekenen dat partijen de overeenkomst beëindigen met inachtneming van artikel 9.5.

6. Naleving

Partijen zien toe op een adequate uitvoering en naleving van de samenwerkingsovereenkomst en de daarop gebaseerde werkafspraken. Zij bevorderen de naleving van de samenwerkingsovereenkomst in hun organisaties.

7. Afdwingbaarheid

Deze samenwerkingsovereenkomst is niet in rechte afdwingbaar.

8. Financiën

Tenzij anders overeengekomen vindt tussen partijen geen verrekening van kosten plaats die met de uitvoering van deze samenwerkingsovereenkomst zijn gemoeid.

9. Inwerkingtreding, looptijd, wijziging, toetreding en beëindiging

  • 9.1 De samenwerkingsovereenkomst treedt in werking de dag na ondertekening daarvan door alle partijen.

  • 9.2 De samenwerkingsovereenkomst eindigt met ingang van het tijdstip waarop de Instellingswet ANVS in werking treedt.

  • 9.3 Wijzigingen van de samenwerkingsovereenkomst worden tussen partijen schriftelijk overeengekomen. Een wijziging treedt pas in werking de dag na ondertekening daarvan door alle partijen.

  • 9.4 Een nieuwe partij kan tot de samenwerkingsovereenkomst toetreden nadat daarmee door alle partijen schriftelijk is ingestemd en deze de samenwerkingsovereenkomst heeft ondertekend.

  • 9.5 De samenwerkingsovereenkomst kan in overleg tussen partijen worden beëindigd. Opzegging door een van de partijen vindt schriftelijk en met inachtneming van een opzegtermijn van 2 maanden plaats. Eenzijdige opzegging vindt pas plaats, nadat overleg tussen partijen niet tot een andere oplossing heeft geleid.

  • 9.6 Wanneer een partij deze samenwerkingsovereenkomst opzegt, beraden de overige partijen zich over de gevolgen daarvan voor de samenwerkingsovereenkomst.

10. Status ANVS

In deze samenwerkingsovereenkomst worden de verantwoordelijkheden en de operationele afspraken beschreven voor de ANVS als directie van het Ministerie van IenM. Zodra de Instellingswet ANVS in werking is getreden, wordt een vergelijkbare, aan de nieuwe situatie aangepaste samenwerkingsovereenkomst opgesteld en aan partijen voorgelegd ter ondertekening.

11. Citeertitel

Deze samenwerkingsovereenkomst wordt aangehaald als: Samenwerkingsovereenkomst stralingsbescherming.

12. Publicatie in Staatscourant

  • 12.1 Binnen 1 maand ná ondertekening of wijziging van deze samenwerkingsovereenkomst wordt de tekst daarvan gepubliceerd in de Staatscourant.

  • 12.2 Van toetreden, opzeggen of ontbinden wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Aldus overeengekomen en in 10-voud ondertekend,Den Haag, 1 september 2016

DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, namens deze, de directeur-generaal Milieu en Internationaal, C.B.F. Kuijpers

DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, namens deze, De algemeen directeur Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming, J.H. van den Heuvel

DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, namens deze, de inspecteur-generaal Inspectie Leefomgeving en Transport, J.A. van den Bos

DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID namens deze, de plv. directeur-generaal Werk, M.P. Flier

DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID namens deze, de inspecteur-generaal Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, M.J. Kuipers

DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT, namens deze, de directeur-generaal Curatieve Zorg, B.E. van den Dungen

DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT, namens deze, de inspecteur-generaal voor de gezondheidszorg, J.A.A.M. van Diemen-Steenvoorde

DE MINISTER VAN DEFENSIE namens deze, de hoofddirecteur Bedrijfsvoering, M.G.L.H. Tossings

DE MINISTER VAN DEFENSIE, namens deze, de inspecteur Inspectie Militaire Gezondheidszorg, M.J.E. Polak

Den Haag, 1 september 2016

DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, namens deze, de inspecteur-generaal der Mijnen, H.A.J.M. van der Meijden


X Noot
1

Besluit van 10 april 2015, nr. 2015000645, houdende departementale herindeling met betrekking tot Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming.

X Noot
2

Plenaire behandeling wetsvoorstel tot wijziging van de Kernenergiewet in verband met de instelling van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (Handelingen TK 2015–2016, nr. 74, item 17, blz. 19–21).

X Noot
3

Aanbeveling 4 uit het IAEA-Rapport naar aanleiding van de Integrated Regulatory Review Service (IRRS)-missie aan Nederland van 3–13 november 2014 (IAEA-NS-IRRS-2014-07).

X Noot
5

Situaties waarin ongewenst straling en/of radioactief materiaal vrijkomt of vrij dreigt te komen met een verhoogd risico voor mens en milieu, niet zijnde grootschalige crises (Nationaal Crisisplan Stralingsincidenten).

X Noot
6

Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Milieu 2012, artikel 20a, lid 8.

X Noot
7

Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Milieu 2012, artikel 5, lid 8, onder d, sub 2.ii.

Naar boven